Handleiding natuur en techniek 4de leerjaar

advertisement
DE BASIS
VOOR
WERELDORIËNTATIE
Leerwerkboek 4A
Handleiding
Auteurs: Bart Jonckers, Bart Van Hooreweghe, Greet Mertens, Inge Scholliers, Jelle
Seynave, Katleen Dejonckheere, Lynn Debouvry, Marijke Huvenne, Nick Janssens,
Ninja Felix,
Sara Stevens, Sigrid Dullaerts, Stijn Dekelver, Sylvie Thienpont, Tine Tuytten
Coördinatie: Bart Houwen, Christine Van Praet, Gerwin De Decker, Hugo Vanderstraeten
Eindredactie: André Boel
BAWO4AH cover.indd 1
16/08/10 17:55
Plantyn ontwikkelt en verspreidt leermiddelen voor het basisonderwijs, het
secundair onderwijs, het hoger en het wetenschappelijk onderwijs en het
volwassenenonderwijs. Daarnaast geeft Plantyn ook publicaties uit over
schoolmanagement, leerlingenbegeleiding, personeelsbeleid voor het onderwijs en didactische ondersteuning van leerkrachten en educatief materiaal voor de thuismarkt. De uitgeverij is zowel in het Nederlandstalige als in
het Franstalige landsgedeelte actief.
Doorheen al onze activiteiten streven we ernaar om maximale kansen te
bieden aan alle lerenden, rekening houdend met de individuele situatie en
interesses, en willen we ertoe bijdragen dat leerkrachten in optimale omstandigheden kunnen werken. Het is immers onze overtuiging dat leren op
een eigentijdse en aangename manier kan, wat tot uiting komt in onze slogan “’t leren is mooi”.
Plantyn maakt deel uit van de educatieve uitgeefgroep “Infinitas learning”.
Adres:
Telefoon:
Fax:
E-mail:
Website:
Plantyn
Motstraat 32, 2800 Mechelen
015 36 36 36
015 36 36 37
[email protected]
www.plantyn.com
Ontwerp en opmaak cover: Be-Bop
Ontwerp en opmaak binnenwerk: Press Point, Zet
Illustraties: Vera Smeulders
NUR 193
© Plantyn nv, Mechelen, België
Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen
mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd
gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder de uitdrukkelijke
voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever.
ISBN 978-90-301-2980-6
BAWO4AH cover.indd 2
D2010/0032/704
16/08/10 17:55
Natuur
Op onderzoek!
Eindterm
Algemene vaardigheden
De leerlingen kunnen gericht waarnemen met al hun zintuigen en kunnen
1.1
waarnemingen op een systematische wijze noteren.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
- Waarnemingen met alle zintuigen (luisteren, voelen, proeven, ruiken, zien).
- Notering met tekeningen en steekwoorden.
- Waarnemingen met alle zintuigen (luisteren, voelen, proeven, ruiken, zien).
- Notering met tekeningen, steekwoorden en pictogrammen.
- Waarnemingen met alle zintuigen met behulp van stappenplan (strategie,
hulpmiddelen).
- Notering met tekeningen en woorden.
- Waarnemingen met alle zintuigen met behulp van stappenplan (strategie,
4de
hulpmiddelen).
leerjaar
- Notering: planten- en dierenpaspoort.
de
- Waarnemingen met alle zintuigen met behulp van stappenplan (strategie,
5
hulpmiddelen).
leerjaar
- Notering: planten- en dierenpaspoort, tabellen en grafieken van weerwaarnemingen.
de
- Waarnemingen met alle zintuigen met behulp van stappenplan (strategie,
6
hulpmiddelen).
leerjaar
- Notering: planten- en dierenpaspoort, tabellen en grafieken van weerwaarnemingen.
Doelen
-
Met alle zintuigen gericht waarnemen bij de exploratie van de natuur.
Waarnemingen noteren op een observatiefiche: een dieren- of een plantenpaspoort.
Waarnemingen vertellen aan de klasgenoten.
Oog hebben voor veranderingen in de natuur in de eigen omgeving.
Een stappenplan volgen bij het waarnemen.
Materiaal
Individueel
- leerwerkboek p. 3, 4 en 5
- kopieerbladen K1 en K2 (dieren- en plantenpaspoort)
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
1.1 |
1
16/08/10 17:56
Werkwijze
1. Observeren
Bij deze activiteit worden werkbladen aangeboden die je bij elke waarneming en exploratie,
ook buiten wereldoriëntatie, kunt gebruiken.
De leerlingen moeten basiscompetenties ontwikkelen die hen in staat stellen met vertrouwen zichzelf en hun omgeving steeds verder en diepgaander te exploreren (een uitgangspunt
van wereldoriëntatie).
Bij de verkenning is de eerste oriënterende activiteit altijd het waarnemen.
De leerlingen doen dit door:
-
te voelen, te tasten;
te ruiken;
te proeven;
te manipuleren, aan te raken;
te kijken;
te luisteren.
De observatiebladen bieden de leerlingen de mogelijkheid om via hun zintuigen de
waarnemingen systematisch te noteren. De wijze van noteren evolueert mee met de
ontwikkeling van de leerlingen.
Laat de leerlingen bij het waarnemen eventueel verder exploreren. Telkens een stapje verder
in de waarneming.
2. Op verkenning (leerwerkboek p. 3, 4 en 5)
Klassikaal verloop
Bepaal het waar te nemen onderwerp. De leerlingen gebruiken het leerwerkboek.
Vertel de leerlingen dat ze:
-
in het kader noteren wat ze waarnemen;
noteren wat ze al weten over het waar te nemen onderwerp;
noteren op welke plaats ze hun waarneming doen;
aanstippen welke hulpmiddelen ze gebruiken bij de waarneming;
een dieren- of plantenpaspoort moeten gebruiken om hun waarnemingen vorm te
geven.
Dierenpaspoort
-
2
BAWO4AH Handleiding.indb 2
| 1.1
Naam
Tekening of afbeelding
Waar vind je ze? (biotoop, voorkomen)
Hoe ziet de kop er uit? (ogen, oren, neus)
Hoe ziet het lichaam er uit? (vorm, vacht, bouw)
Aantal poten? (vorm, grootte, kleuren)
Bijzonderheden? (voedsel, vijanden, voortplanting, jongen, beschermd)
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56
Plantenpaspoort
-
Naam
Tekening of afbeelding
Waar vind je ze? (biotoop, voorkomen)
Hoe ziet het blad, de stengel eruit? (bladschijf, enkelvoudig, samengesteld, bladrand, gaaf,
gezaagd, getand, gelobd, nervatuur)
Bloemen? (kleur, zaadplant, insectenbloeier, windbloeier, bloeitijd)
Vruchten? (eetbaar, niet-eetbaar, uitzicht)
Bijzonderheden? (wortel, voortplanting, nuttig, schadelijk, beschermd)
3. Nabespreking in een leergesprek
De leerlingen verwoorden wat ze hebben genoteerd. Ze vertellen aan de hand van het
dieren- of plantenpaspoort aan de klasgenoten wat ze hebben waargenomen. De leerlingen
vullen elkaar aan, geven commentaar op elkaars tekeningen en steekwoorden. Besteed hier
ruim aandacht aan.
Haal uit de observaties van de leerlingen de leerstof voor het behandelde onderwerp of
thema.
Vanuit de waarnemingen kunnen ze verder exploreren. Je kunt afbeeldingen, foto’s, tekens,
gesproken en geschreven taal inschakelen. Je kunt de waarnemingen verder analyseren en
synthetiseren.
Suggesties






Een eerste observatie met behulp van het leerwerkboek gebeurt het best in de klas.
Bij het waarnemen en onderzoeken trek je vanzelfsprekend de natuur in. Laat de leerlingen
dan de kopieerbladen K1, K2 en K3 gebruiken om hun waarnemingen te noteren.
Vraag de leerlingen tijdens de waarnemingen zorgvuldig met de natuur om te springen.
Laat de paspoorten uitwerken tot een poster. De leerlingen kunnen met de poster de
rapportering van hun waarnemingen ondersteunen.
Bij het waarnemen kunnen de leerlingen complementair werken. Geef leerlingen verschillende waarnemingsopdrachten.
Bij eindterm 1.11 leren de leerlingen het weer waarnemen.
Correctiesleutel
geen
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 3
1.1 |
3
16/08/10 17:56
Natuur
Zwemmen in de lucht
Eindterm
Algemene vaardigheden natuur
De leerlingen kunnen, onder begeleiding, minstens één natuurlijk verschijnsel dat ze
1.2
waarnemen, via een eenvoudig onderzoek toetsen aan een hypothese.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
- Onderzoek:
Hypothese: Uit een zaadje komt na vijf dagen een plant.
- Onderzoek:
Hypothese: Uit een bloembol groeit in de lente een mooie bloem.
- Onderzoek:
Hypothese: Paddenstoelen zijn sporenplanten.
- Onderzoek:
Hypothese: Water wordt damp, damp wordt water, water wordt damp …
- De kringloop van het water.
- Onderzoek:
5de
Hypothese: Planten groeien overal even goed (in zonlicht en in het donker).
leerjaar
- Planten hebben water, licht, lucht, warmte, grond … nodig.
de
- Onderzoek:
6
Hypothese: Bij een maansverduistering staat de maan achter de zon.
leerjaar
Bij een zonsverduistering is de hele aarde verduisterd.
Doelen
- Een natuurlijk verschijnsel, waargenomen via een onderzoek, toetsen aan een hypothese.
- Onderzoeken van de hypothese: water wordt damp, damp wordt water, water wordt
damp …
- De kringloop van het water verwoorden.
Materiaal
Klassikaal
- vuurtje of gasbrander
- kookpot met water
Individueel
- leerwerkboek p. 7 en 8
- correctiesleutel
1
BAWO4AH Handleiding.indb 1
| 1.2
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56
Werkwijze
1. Hypothese (leerwerkboek p. 7, oefening 1, 2 en 3)
Lees de hypothese op het werkblad voor. De leerlingen noteren onmiddellijk wat ze van de
stelling denken.
Behandel opdracht 2 en 3 op dezelfde manier. Geef de leerlingen telkens even bedenktijd
om samen te overleggen.
Er volgt nog geen bespreking.
2. Onderzoek (leerwerkboek p. 7, oefening 4)
De leerlingen bekijken eerst de tekeningen van de proefopstelling en van de waterkringloop.
Ze komen in een halve kring rond de werktafel staan.
Tijdens de proef verwoorden de leerlingen wat er gebeurt. Steek het vuur aan. Een leerling
vult een kookpot met water en zet deze op het vuur. Terwijl het water begint te koken,
voorspellen de leerlingen wat er gaat gebeuren. Houd een koud element (bv. een spiegel of
een glas) boven de kookpot. Het koude element zorgt ervoor dat de verdampte deeltjes
sneller condenseren. De leerlingen verwoorden wat ze waarnemen. Leg de link met het
verdampen van water door de zon, bv. bij het drogen van wasgoed, een natte vloer …
3. Besluit (leerwerkboek p. 7 en 8, oefeningen 2, 3 en 5)
Bespreek de oefeningen 2 en 3 met de leerlingen. Verklaar de juiste oplossingen.
Bespreek dan de tekening in oefening 5 en noteer de kringloop van het water in zes stappen:
1 Het water verdampt, stijgt en vormt een wolk.
2 De zeewind blaast de wolk over het land.
3 De warmte boven het land doet de wolken stijgen.
4 In de koudere luchtlagen condenseert de wolk.
5 De wolk valt uit elkaar in neerslag: regen. De wolk valt uiteen in neerslag:
sneeuw.
6 De neerslag valt op de aarde. Water loopt altijd van hoog naar laag. Langs
allerlei waterlopen stroomt het water terug naar de zee en kan het water aan
een nieuwe reis beginnen.
De leerlingen formuleren een besluit en noteren dit in het leerwerkboek.
Als afsluiter zoeken de kinderen de fout in de titel. Als er heel veel water verdampt, dan
moet je toch kunnen zwemmen in de lucht, of niet?
Suggestie

Laat kinderen de waterkringloop aan een medeleerling uitleggen.
Correctiesleutel
C7 en C8
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 2
1.2 |
2
16/08/10 17:56
Natuur
Mens, plant en dier
Eindterm
Levende en niet-levende natuur
De leerlingen kunnen in een beperkte verzameling van organismen en gangbare
1.3
materialen gelijkenissen en verschillen ontdekken, en op basis van minstens één
criterium een eigen ordening aanbrengen en verantwoorden.
Onderwijslijn
- Dieren rondom ons op het land, in de lucht en in het water.
1ste
leerjaar - Gelijkenissen en verschillen bij dieren.
- Eetbare en niet-eetbare planten.
- Gelijkenissen en verschillen tussen planten, bloemen en bomen.
de
- Huisdieren, boerderijdieren, wilde dieren, dieren in de zoo.
2
leerjaar - Fruit: inheems, uitheems, exotisch, serreteelt.
- Gelijkenissen en verschillen bij mensen.
- Bladeren (bladrand, nerven, bladvorm), zaden, vruchten van bomen.
3de
leerjaar - Cultuurplanten, wilde planten, park- en tuinplanten.
- Dieren rondom ons: geluiden, aanpassing aan omgeving.
- Gelijkenissen en verschillen tussen mens en dier.
de
- Soorten bomen: naald- en loofbomen (bladvorm).
4
leerjaar - Paddenstoelen: eetbaar, niet-eetbaar, giftig.
- Planteneters, vleeseters, alleseters.
- Kruiden, struiken, bomen.
5de
leerjaar - Zaadplanten, sporenplanten.
- De delen van een plant en een bloem.
- Knaagdieren en vogels in een biotoop.
- Aanpassing van knaagdieren en vogels aan het leven in hun biotoop.
- Volledige indeling van gewervelde en ongewervelde dieren.
6de
leerjaar - Planten indelen volgens ondergronds deel: knol, bol, wortelstok, zaadplant.
- Soorten bossen (natuurbos, cultuurbos, oerbos).
- Lagen in het bos.
- Inheemse volkeren: woongebied, taal, gebruiken, kledij, voeding, godsdienst, woning.
Door de hoeveelheid leerinhouden, wordt deze eindterm over twee syntheselessen gespreid.
1
BAWO4AH Handleiding.indb 1
| 1.3
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56
Syntheseles 1: Paddenstoelensoep
Doelen
- De verschillen opnoemen tussen een naald- en een loofboom.
- Voorbeelden geven van naald- en loofbomen met hun typische bladvorm.
- Enkele paddenstoelen herkennen, noemen en typeren als eetbaar, niet-eetbaar of giftig.
Materiaal
Klassikaal
- prenten van paddenstoelen of eetbare paddenstoelen: vliegenzwam, elfenbankje, eekhoorntjesbrood, zwavelkopje, aardappelbovist, oesterzwam, champignon, morielje.
Individueel
- leerwerkboek p. 9, 10 en 11
- correctiesleutel
Werkwijze
1. Naald- en loofbomen
Schrijf de woorden ‘naaldboom’ en ‘loofboom’ naast elkaar op het bord. De leerlingen
vertellen wat ze nog weten over beide soorten bomen. Noteer de aangebrachte woorden
onder de soorten bomen. Stel enkele bijkomende vragen als de verschillen tussen beide
soorten niet duidelijk zijn.
Bijvoorbeeld:
-
Welke bladeren blijven groen in de winter?
Hoe zien de bladeren van de twee soorten eruit?
Hoe zien de vruchten en zaden van de twee soorten eruit?
De leerlingen noemen enkele voorbeelden van loof- en naaldbomen. Bespreek kort het
uitzicht, de bladvorm en de vruchten en de zaden van beide soorten.
2. Synthese (leerwerkboek p. 9 en 10, oefeningen 1 en 2)
De leerlingen lossen per twee de oefeningen op.
Verbeter klassikaal. Beklemtoon nog eens de verschillen tussen een loof- en een naaldboom
en herhaal de voorbeelden. Op die manier memoriseren de leerlingen deze leerstof.
3. Paddenstoelen
Lees het volgende raadsel voor.
Ik ken een heel klein stoeltje.
Je vindt het vaak in ’t bos.
Het staat daar onder de bomen.
Of tussen ’t groene mos.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 2
1.3 |
2
16/08/10 17:56
Het heeft soms mooie kleuren.
En ’t is ook vaak heel klein.
Nu zeg, wat zou dat wezen?
Wat voor stoeltje zou dat zijn?
EEN PADDENSTOEL
(bron: http://www.sunside.nl/users/digijuf/verhalen/verhaal2.htm)
De leerlingen noemen de paddenstoelen die ze kennen of ze beschrijven ze.
Noteer de namen op het bord. Toon telkens een prent van de paddenstoel en bespreek deze
kort. Vermeld daarbij vooral of hij eetbaar is of giftig.
Gebruik eventueel de volgende informatie bij de bespreking van de paddenstoelen.
-
-
-
Vliegenzwam: giftig – rode hoed met witte stippen - groeit in de buurt van de den, de
spar, de berk, de eik en de beuk – typische sprookjespaddenstoel van kaboutersliedje
‘Op een grote paddenstoel’.
Elfenbankje: niet-eetbaar – niet-giftig – groeit in de buurt van loofbomen en de spar –
groeit het hele jaar door – helpt mee de afgevallen bladeren ‘op te ruimen’.
Eekhoorntjesbrood: eetbaar – groeit in de buurt van de den en de eik – is gedroogd ook
heel lekker – buisjeszwam.
Zwavelkopje: heel giftig – groeit zowel in loofals naaldbossen – groeit altijd in groep aan
de voet van een boom – purperen sporen.
Aardappelbovist: giftig – groeit op de heide of bij loofbomen – groeit van de zomer tot
de herfst – geen steeltje.
Oesterzwam: eetbaar – groeit bij loofbomen, vooral de beuk – komt voor in verschillende
kleuren – vooral de hoed is eetbaar – steel is nogal bitter.
Champignon: eetbaar – gekweekt in grotten of cellen met speciale voedzame bodem –
groeit het hele jaar door – lekker: gebakken, gekookt of gefrituurd – rauw: wordt sterk
afgeraden wegens giftige inhoud.
Morielje: eetbaar op voorwaarde dat ze gekookt is – groeit in veld, bos, park, tuin en
duinen – lekker bij wildgerechten.
4. Synthese (leerwerkboek p. 10, oefening 3)
De leerlingen lossen per twee de oefening op. Verberg de prenten op het bord. Gebruik ze
pas opnieuw bij de correctie.
Verbeter klassikaal en lees de tips van de kabouter. Controleer met de prenten op het bord
de namen van de paddenstoelen. Noteer de naam telkens onder de prent.
Suggesties

3
BAWO4AH Handleiding.indb 3
| 1.3
Ga eind september of oktober op leerwandeling en ontdek de verschillende paddenstoelen.
Pluk ze niet! Ze kunnen giftig zijn en zijn meestal niet talrijk! Er zijn trouwens enkele soorten
beschermd. Wil je toch een paddenstoel mee naar de klas nemen, zoek er dan één die op
een dood stuk hout groeit. Je kunt het stuk hout nadien terugleggen. Wat je doet met de
paddenstoelen in je eigen tuin, dat bepaal je uiteraard zelf. Maar in het bos laat je ze staan.
De eetbare paddenstoelen kun je altijd in de winkel kopen.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56

Ben je op leerwandeling in een gemengd bos? Maak dan van de gelegenheid gebruik om de
bomen even van dichtbij te bekijken. Welke boom verloor al bladeren? Welke vruchten vind
je onder de boom? Hoe staan de naalden bij een bepaalde naaldboom?
Correctiesleutel
C9 en C10
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 4
1.3 |
4
16/08/10 17:56
Syntheseles 2: Smullen maar!
Doelen
- Dieren ordenen op basis van het soort voedsel dat ze eten.
- Een alleseter, een planteneter en een vleeseter omschrijven.
- Voorbeelden geven van een alleseter, een planteneter en een vleeseter.
Materiaal
Per groep
- dierenboeken, eventueel een encyclopedie
- flappen voor evenveel groepjes leerlingen
- stiften
- kopieerbladen K3, K4 en K5
Individueel
- leerwerkboek p.13 t/m 16
- correctiesleutel
Werkwijze
1. Voortaak
De leerlingen brengen boeken over dieren mee.
2. Alleseter, planteneter, vleeseter
Vorm zes groepjes van drie à vier leerlingen. Twee groepjes werken rond de alleseters, twee
rond de planteneters en twee rond de vleeseters.
Geef elke groep de passende flap:
-
Alleseters: meeuw, varken, mens, bruine beer, kakkerlak en chimpansee.
Planteneters: veldsprinkhaan, giraf, pandabeer, parkiet, koe en wijngaardslak.
Vleeseters: duizendpoot, leeuw, slang, krokodil, fret en arend.
Het is de bedoeling dat de leerlingen zelf tot de conclusie komen dat al de dieren op hun flap
uitsluitend vlees / uitsluitend planten / alles eten.
De dieren op de flappen zijn dezelfde als de dieren in het leerwerkboek p. 14, 15 en 16. Dit
maakt de verwerking op het werkblad herkenbaar.
De leerlingen maken een woordspin over de voedingsgewoonten en enkele andere
kenmerken van de dieren.
Aan de hand van de kernwoorden zoeken ze zoveel mogelijk nuttige informatie op en
noteren die op de flap. Merk op dat het vooral over voedsel moet gaan.
Elke groep stelt zijn dieren voor. Lok een besluit uit in verband met voedingsgewoonten en
gemeenschappelijke kenmerken.
Kom uiteindelijk tot drie groepen van dieren: alleseters, planteneters en vleeseters. Laat
duidelijk omschrijven wat deze begrippen inhouden.
5
BAWO4AH Handleiding.indb 5
| 1.3
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56
3. Synthese (leerwerkboek p. 13, oefeningen 1 en 2)
In groepjes lossen de leerlingen de oefeningen op. Ze hebben hiervoor de kopieerbladen K4,
K5 en K6 met de informatieteksten van de dieren nodig. Wijs hen er ook op dat ze de naam
van het dier naast elke foto moeten schrijven.
Wie sneller klaar is, kan eventueel meer informatie over een dier opzoeken voor bijvoorbeeld
een vrijblijvende spreekoefening.
Gebruik de correctiesleutels.
Suggesties


Een bezoek aan een dierentuin is hier zeker op zijn plaats. De leerlingen kunnen dan gericht
enkele dieren van dichtbij bekijken en eventueel aan de verzorgers vragen stellen.
Via www.schooltv.nl/beeldbank/ kun je heel wat filmpjes vinden over deze dieren, die je dan
met een beamer aan de klas kunt tonen.
Correctiesleutel
C13, C14, C15 en C16
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 6
1.3 |
6
16/08/10 17:56
Natuur
De Belgische kust
Eindterm
Levende en niet-levende natuur
De leerlingen kennen in hun omgeving twee verschillende biotopen en kunnen er
1.4
enkele veel voorkomende organismen in herkennen en benoemen.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
- Moes- en siertuin als biotopen voor planten en dieren.
- Het park en het bos als biotopen van planten en dieren.
- Biotopen in de eigen omgeving: weide, akker, boomgaard, poel, vijver, meer.
- Begrip ‘levensgemeenschap’.
- Planten en dieren aan zee.
- Strand, golfbreker, duinen.
- Begrip ‘biotoop’.
5de
leerjaar - Planten en dieren in bos en veen.
- De verschillende boslagen.
de
- Biotopen: droge heide, vochtige heide, sloot, vijver.
6
leerjaar - Heidegebieden in België.
Doelen
- Het begrip ‘levensgemeenschap’ omschrijven.
- Veel voorkomende dieren aan zee, op het strand, in de duinen herkennen en benoemen.
- Veel voorkomende planten aan zee, op het strand, in de duinen herkennen en benoemen.
Materiaal
Individueel
- leerwerkboek p. 17 en 18
- correctiesleutel
1
BAWO4AH Handleiding.indb 1
| 1.4
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56
Werkwijze
1. Zon, zee en strand (leerwerkboek p. 17, oefening 1)
De leerlingen lossen oefening1 individueel op. Geef de opdracht om bij de foto’s de juiste
naam te schrijven. Daarvoor moeten de leerlingen de aangereikte tips gebruiken.
Leg de werkwijze uit (Zie info.).
2. Levensgemeenschap (leerwerkboek p. 17, oefening 2)
Houd met de leerlingen een leergesprek over dieren en planten die leven aan zee, op het
strand en in de duinen.
Bouw een bordschema op waarin je alle voorbeelden rubriceert volgens zee, strand en
duinen (zie oefening 3 in het leerwerkboek).
Laat de leerlingen het begrip ‘levensgemeenschap’ opzoeken in een woordenboek, geef
daarbij de nodige omkadering en laat de omschrijving in oefening 2 van het leerwerkboek
invullen.
Leg aan de hand van voorbeelden uit wat een levensgemeenschap concreet betekent
(Zie info.).
Info
1 Tips
Je hebt een voorwerp waarvan je de naam wilt kennen. Om de naam te achterhalen,
begin je bij de eerste ja-neevraag. Die zal je direct het antwoord geven of doorverwijzen
naar een volgende vraag, tot je het juiste antwoord vindt.
2 Levensgemeenschap
Het samenleven van een groep dierlijke of plantaardige organismen in een bepaald
gebied.
Leg het begrip levensgemeenschap aan de hand van volgend voorbeeld uit. Plankton
(= in water zwevende, kleine plantaardige of dierlijke organismen) vormt voedsel voor
de mossel. De mossel wordt op zijn beurt door een krab opgegeten. De krab vormt
weer voedsel voor de meeuw. De meeuw bezorgt via zijn uitwerpselen voedsel aan het
plankton. Al deze dieren leven in dezelfde omgeving, namelijk de zee, en houden elkaar
in stand.
Deze levensgemeenschap kan door een ingreep van de mens worden verstoord. Als hij
bijvoorbeeld te veel mossels vangt, dan heeft de krab minder voedsel. Minder krabben
zorgen voor minder meeuwen. Minder meeuwen zorgen voor minder plankton … Bij
een verstoring van de levensgemeenschap of voedselketen kunnen er dieren uitsterven.
We spreken dan van een verstoorde levensgemeenschap.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 2
1.4 |
2
16/08/10 17:56
3. Plant of dier (leerwerkboek p. 18, oefening 3)
De leerlingen lossen per twee oefening 3 op.
Verbeter klassikaal.
Suggestie

Sjabloon: Hoe verken ik een biotoop?
1 Bekijk met de leerlingen de omgeving.
2 Bekijk de verschillende dieren en planten in de biotoop.
3 Haal uit de omgeving de typerende kenmerken. Bijvoorbeeld de biotoop zee: zand,
water, golfbreker, duinen …
4 Met alle verzamelde gegevens van wat je gezien hebt in de omgeving, formuleer je een
conclusie in verband met de biotoop.
Correctiesleutel
C17 en C18
3
BAWO4AH Handleiding.indb 3
| 1.4
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56
Natuur
Dieren en planten beschermen zich
Eindterm
Levende en niet-levende natuur
De leerlingen kunnen bij organismen kenmerken aangeven die illustreren dat ze
1.5
aangepast zijn aan hun omgeving.
Onderwijslijn
- Mensen passen hun kledij aan (zomer- en winterkledij).
1ste
leerjaar - Vogels passen zich aan de weersomstandigheden aan.
- Mensen helpen vogels in de winter.
de
- Dieren beschermen zichzelf en hun jongen tegen koude en vijanden.
2
leerjaar
- Stand- en trekvogels.
3de
leerjaar - Overwinteren van dieren.
- Overwinteren van bloemen en planten: voorjaarsbloeiers.
de
- Vogels: bek, snavel (aangepast aan voedsel).
4
leerjaar - Dieren beschermen zich tegen vijanden (verdedigen zich).
- Broedplaats, nest.
- Bladval bij loofbomen.
de
- Aanpassing van dieren aan omgeving door hun kleur (schutkleur, signaalkleur,
5
lokkleur, afschrikkleur).
leerjaar
- Aanpassing van dieren aan het nachtleven (nachtdieren).
- Dieren leven in groepen (mieren, bijen, enz.) om zich te beschermen.
- Dieren en hun territorium.
6de
leerjaar - Planten beschermen zich tegen koude, uitdroging, warmte, vijanden …
Door de hoeveelheid leerinhouden wordt deze eindterm over vier syntheselessen gespreid.
Syntheseles 1: Elke vogel zingt zoals hij gebekt is!
Doelen
- Aangeven dat vogels naargelang de manier waarop ze hun voedsel opnemen, een andere
bek hebben.
- De soorten snavels herkennen en benoemen.
- Vogels associëren en benoemen met de soorten snavels.
Materiaal
Individueel
- leerwerkboek p. 19, 20 en 21
- correctiesleutel
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
1.5 |
1
16/08/10 17:56
Werkwijze
1. Voedsel en snavel horen samen (leerwerkboek p. 19, oefening 1)
De leerlingen verwoorden waarmee ze vogels in de winter bijvoederen (zaden, appels, graan,
vetbollen …).
Ze sommen op wat vogels allemaal eten (vlees, zaden en noten, bessen en vruchten, insecten,
weekdieren, vissen …).
-
Gebruiken wij om vlees of soep te eten, hetzelfde bestek/gereedschap? (Nee, we
gebruiken vork en mes voor vlees en een lepel voor soep.)
Bespreek en associeer het voedsel dat een vogel opneemt met zijn aangepaste snavel.
-
Welke verschillen merk je tussen de snavel van een vogel (bv. de mus) die zaden eet, en de
snavel van een roofvogel (bv. de torenvalk) die vlees eet?
Formuleer met de leerlingen na dit gesprek een conclusie: de snavel van een vogel verschilt
naargelang het voedsel dat hij eet.
De leerlingen lossen per twee oefening 1 op. Ze plaatsen het nummer van de vogel bij de
passende omschrijving.
Verbeter klassikaal.
Overloop kort de omschrijvingen en de bijpassende nummers en verduidelijk waar nodig.
2. Ra, ra, ra, wie ben ik? (leerwerkboek p. 20, oefeningen 2 en 3)
Maak oefening 2 klassikaal. De leerlingen benoemen de vogels van oefening 1.
De leerlingen lossen per twee oefening 3 op.
Ze noteren bij elke zin de juiste naam van de vogel.
Verbeter en bespreek de oefening klassikaal.
3. Synthese (leerwerkboek p. 21, oefening 4)
Oefening 4 is een syntheseoefening waarin alle informatie van de les samengevat is.
De leerlingen tekenen de verschillende soorten snavels. Ze zoeken in de oefeningen 1, 2 en 3
de vogels die deze typerende snavels hebben en noteren de namen in de tabel. Op dezelfde
manier noteren ze bij de soorten snavels het passende voedsel.
Suggesties


Bezoek een vogelreservaat en bekijk in het bijzonder de snavels van de vogels.
Laat leerlingen in vogelboeken en/of op internet vogels zoeken en bekijken welke snavel ze
hebben en welk voedsel ze eten.
Correctiesleutel
C19, C20 en C21
2
BAWO4AH Handleiding.indb 2
| 1.5
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56
Syntheseles 2: Dieren in gevaar?
Doelen
- Kenmerken aangeven waaruit blijkt hoe dieren zichzelf beschermen tegen vijanden.
Materiaal
Klassikaal
- foto’s van allerlei dieren, gericht op bescherming tegen vijanden (egel, stinkdier, slang, muis,
kudde olifanten, haas)
Individueel
- leerwerkboek p. 23 en 24
- kopieerblad K6
- correctiesleutel
Werkwijze
1. Dieren in gevaar? (leerwerkboek p. 23 en 24 en kopieerblad K7)
Houd een leergesprek over de wijze waarop dieren zich tegen vijanden beschermen.
Stel gerichte vragen.
-
Wat willen dieren allemaal beschermen? (hun voedsel, hun jongen, hun territorium,
hun eigen leven, hun ‘zwangere’ vrouwtje ...)
Hoe beschermen dieren zich? (schutkleur/camouflagekleur, geluid, gewei/slagtanden,
gif, wegvluchten, bijten, kuddevorming …)
Werk met foto’s (zie materiaallijst).
Foto 1
Welk dier zie je? (egel)
- Hoe beschermt de egel zichzelf tegen vijanden? (via stekels, camouflagekleur)
Voer een gesprek over nog andere dieren die zichzelf via stekels en andere uitwendige
‘wapens’ beschermen. (antiloop: gewei; everzwijn: stekels; neushoorn en olifanten: neus en
tanden …)
-
Foto 2
Welk dier zie je? (stinkdier)
- Hoe beschermt het zich tegen een vijand? (door een stinkende geur op de vijand te
spuiten, camouflagekleur)
Voer een gesprek over dieren die zich via gif beschermen/verdedigen (slangen, wespen,
bijen, schorpioenen …).
-
Foto 3
-
Welk dier zie je? (slang)
Hoe verdedigt de slang zich nog op andere manieren dan door gif te produceren? (bijten,
wurgen, sissen …)
Noem andere dieren die bijten om zichzelf te verdedigen. (wolven, vossen, leeuwen …)
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 3
1.5 |
3
16/08/10 17:56
Foto 4
Welk dier zie je? (muis)
- Hoe kan ze zich verdedigen? (wegvluchten)
- Noem andere dieren die wegvluchten om zich te verdedigen. (vogel, kikker, pad,
hamster, slang …)
Besluit dat de meeste dieren eerst proberen weg te vluchten om dan later eventueel te
vechten, te bijten, gif te spuiten …
-
Foto 5
Welk dier zie je? (olifant)
- Hoe beschermen volwassen olifanten hun jongen? (jong in de kudde opnemen en
afschermen)
Vertel dat olifanten aan kuddevorming doen en zich op die manier beschermen.
Noem andere kuddedieren. (buffels, herten, zebra’s, wilde paarden …)
-
Foto 6
Welk dier zie je? (haas)
- Hoe beschermt de haas zich?
Vertel dat hazen en nog vele andere dieren snel onraad ruiken. Zeg ook dat de haas op zijn
schutkleur vertrouwt om zich te beschermen. Hij drukt zich plat tegen de grond, zo lijkt hij
op een kluit aarde.
-
Noem nog dieren die op hun schutkleur vertrouwen. (kameleon)
Vertel dat sommige dieren ook geluiden maken om de vijand af te schrikken (slang sist of
dreigt, haas knarst met de tanden, kat blaast …).
-
Besluit: dieren hebben verschillende methoden om zich te beschermen:
-
schutkleur;
lawaai maken als de vijand in de buurt komt;
wegvluchten;
verdediging met stekels en andere ‘uitwendige wapens’;
kuddevorming;
stinkende geur;
aanvallen via gif, bijten, stekels, gewei …
De leerlingen maken de oefening in het leerwerkboek. Ze knippen de tekstkaders uit
(kopieerblad K6), leggen die op het werkblad en kleven ze in.
Verbeter de oefening klassikaal en geef uitleg waar nodig.
Suggestie

Bekijk een documentaire waarin dieren zich verdedigen.
Correctiesleutel
C23 en C24
4
BAWO4AH Handleiding.indb 4
| 1.5
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56
Syntheseles 3: Een veilig nest?
Doelen
- Vertellen hoe vogels hun nest aanpassen aan de biotoop waarin ze leven.
- Verwoorden waarvoor broedplaatsen dienen en wanneer vogels broeden.
- Vertellen waar vogels hun nesten bouwen.
Materiaal
Klassikaal
- materiaal om een vogelnestje te maken: takjes, gras, mos, pluimpjes, bladeren …
Individueel
- leerwerkboek p. 25 en 26
- correctiesleutel
Werkwijze
1. Een veilig nest (leerwerkboek p. 25 en 26, oefeningen 1 en 2)
Toon aan de leerlingen materiaal waarmee vogels hun nest bouwen, zoals gras, takjes,
bladeren, pluimpjes, mos …
Wat doet een vogel met dat materiaal? (nest bouwen)
- Hoe bouwen ze hun nest? (Vogels zoeken een goede plek, dan zoeken ze het nodige
materiaal en brengen dit naar het toekomstige nest: bv. een merel zoekt gras, mos,
pluimpjes, bladeren, takjes … weeft dit alles door elkaar en verstevigt het geheel met een
modderbrij.)
- Bouwen alle vogels op dezelfde plaats een nest? (nee)
- Waar kunnen vogels een nest bouwen?
Vraag telkens om de passende vogel te noemen.
-
Vertel:
-
Meeuwen, ganzen en zwanen bouwen nesten op kale zandgronden of bij moerassen.
Roofvogels, kraaien en eksters bouwen hun nest in de kruinen van bomen.
Spechten maken hun nest in de stam van de boom.
Zwaluwen maken hun nest in schouwen, bruggen, stallen …
Vinken, merels en roodborstjes bouwen hun nest in struiken.
Waarom bouwen vogels een nest? (om hun eitjes in uit te broeden)
Wie bouwt meestal het nest: het mannetje of het vrouwtje? (meestal het vrouwtje)
Vertel:
-
-
Kolonievogels (kolonie = een groep van vogels die samenwonen) zoals de blauwe
reiger, de zwaluw, de aalscholver … hebben een vaste broedplaats. Dit wil zeggen dat
deze vogels jaarlijks terugkeren naar dezelfde locatie om te broeden.
Sommige niet-kolonievogels zoals de torenvalk, de specht en de ekster kunnen ook
een vaste broedplaats hebben.
De koekoek is een speciale vogel. Hij dropt zijn eieren haastig in het nest van een
andere broedende vogel.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 5
1.5 |
5
16/08/10 17:56
-
In welke periode van het jaar broeden vogels? (Vanaf half maart tot half juni, maar deze
periode verschilt van soort tot soort)
Vertel dat vogels wel meerdere malen per periode kunnen broeden, maar ook dit is
afhankelijk van de soort.
-
Hoe kunnen wij de vogels helpen bij het nestelen? (door het maken en ophangen van
een nestkastje)
De leerlingen maken oefening 1 en 2 individueel in het leerwerkboek.
Verbeter en bespreek de gemaakte oefeningen klassikaal.
Suggesties


Bezoek een vogelreservaat.
Bouw zelf een nestkastje.
Enkele tips voor het plaatsen van een nestkastje:
-
Hang het kastje uit de volle zon en uit de wind.
Hang het minstens 1,5 m hoog.
Voorkom dat er katten bij kunnen.
Zorg ervoor dat de aanvliegroutes naar het nestkastje vrij zijn.
Hang het op een rustige plaats.
Hang het voor de winter al op.
Correctiesleutel
C25 en C26
6
BAWO4AH Handleiding.indb 6
| 1.5
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56
Syntheseles 4: Blaadjes vallen
Doelen
- Het verschil tussen naald- en loofbomen verwoorden.
- Vertellen hoe een boom voedsel maakt.
- Verwoorden waarom de bomen hun bladeren verliezen in de winter.
Materiaal
Klassikaal
- foto van een naaldboom en een loofboom (eik) in bloei
- foto van een naaldboom en een loofboom in de winter (loofboom zonder bladeren)
Individueel
- leerwerkboek p. 27 en 28
- correctiesleutel
Werkwijze
1. Blaadjes vallen
Houd een kort leergesprek over het verschil tussen naald- en loofbomen.
Bespreek wat een boom nodig heeft om te groeien en hoe hij voedsel maakt (door
fotosynthese). Maak een woordspin rond bomen in de winter.
Noteer op het bord de woorden: lucht, warmte, water, licht, bladgroenkorrels en bladval.
Bespreek hoe de bladval bij bomen wordt veroorzaakt. Vul de woordspin verder aan.
Vertel dat de afgevallen bladeren worden omgevormd tot humus.
Info
-
Naaldbomen: hebben opgerolde bladeren die op naalden lijken, vandaar de naam.
Voorbeelden:
-
-
Spar: korte naalden naast elkaar, verliezen geen naalden in de winter.
Den: langere naalden twee aan twee, verliezen geen naalden in de winter.
Lork: een naaldboom, maar een buitenbeentje. Verliest naalden in de winter.
Dat komt omdat de lork oorspronkelijk uit heel koude en droge streken komt,
zo koud dat zelfs de naaldbomen er niet altijd aan voldoende water raken.
Ondertussen voerde de mens de lork hier in, maar hij gedraagt zich nog steeds
alsof hij in zijn koude vaderland staat.
Loofbomen: hebben bladeren, loof.
Voorbeelden:
-
Tamme kastanje: ingevoerd uit Zuid-Europa. Vaak staat hij alleen. De schors
van de kastanjeboom vertoont diepe spleten die in een spiraal om de stam
draaien. Hieraan kun je ‘s winters de tamme kastanje herkennen. De getande
bladeren kunnen wel 30 cm lang worden. Ze hebben een gezaagde rand, zijn
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 7
1.5 |
7
16/08/10 17:56
-
-
-
-
langwerpig en veernervig. De vruchten van de tamme kastanje zitten in een
stekelige bolster.
Wilde kastanje (of paardenkastanje): ingevoerd uit de Balkan. Het blad
ontwikkelt zich aan lange bladstelen en heeft vijf blaadjes. De vruchten van de
wilde kastanje zitten in een stekelige lederachtige bolster. De vrucht is bitter van
smaak en niet eetbaar.
Eik: de stam kan kolossaal worden en de gegroefde structuur van de bast is een
opvallend kenmerk. De eik kan wel 35 meter of meer hoog worden. De vrucht
van de eik is de eikel.
Berk: een loofboom die tot 30 meter hoog kan worden. Heeft een witte schors en
een wijdvertakte kroon. De grof getande bladeren van de berk zijn driehoekig
tot ruitvormig.
Sommige omgevingsfactoren zorgen ervoor dat de bladeren langer blijven hangen of
zelfs helemaal niet afvallen:
-
warm jaar  koud jaar - bij een warmer jaar blijven de bladeren iets langer
hangen.
-
De boom zuigt water via de wortels uit de grond. Dat water gaat naar de takken
en de bladeren. In de bladeren zitten bladgroenkorrels die zorgen voor de groene
kleur van de bladeren. Met de hulp van de zon maken de bladeren van water en de
koolstofdioxide in de lucht suikers (voedsel): fotosynthese. Tijdens dit scheikundig
proces komt zuurstof vrij. Deze zuurstof hebben mensen, dieren en planten nodig
om te leven.
-
Bomen voelen via hun wortels dat de aarde afkoelt. De boom beschermt zich dan
zelf. Hij haalt de laatste voeding uit de bladeren, sluit het voedselkanaal af met een
kurklaagje, zodat de vorst niet in de takken en de stam binnen kan. Het blad krijgt
geen voedsel meer, wordt ziek, verkleurt en valt ten slotte af.
-
De afgevallen bladeren zijn voedsel voor kleine diertjes zoals wormen, pissebedden
… Deze diertjes zetten samen met allerlei schimmels en bacteriën de blaadjes om
tot humus.
-
Er komen stoffen (mineralen) uit de humus in de aarde terecht. De boom gebuikt
deze stoffen opnieuw om te groeien.
2. Dit weet ik (leerwerkboek p. 27 en 28)
De leerlingen maken per twee de oefening. Ze vullen eerst de zinnen aan. De in te vullen
woorden kiezen ze op p. 27.
Aan de hand van de ingevulde woorden in de zinnen, lossen de leerlingen het
kruiswoordraadsel op.
Suggesties


Maak een herfst- of winterwandeling.
Maak een collage of een herfstkleurenpaneel.
Correctiesleutel
C27 en C28
8
BAWO4AH Handleiding.indb 8
| 1.5
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56
Natuur
Bedreigde planten en dieren
Eindterm
Levende en niet-levende natuur
De leerlingen kunnen illustreren dat de mens de aanwezigheid van organismen
1.6
beïnvloedt.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
- Huisdieren passen zich aan de mens aan.
- Planten in park, tuin en binnenshuis.
- Mensen omringen zich graag met dieren en planten.
- Gezelschapsdieren passen zich aan de mens aan.
- Dieren en planten op en rond de boerderij.
- Dieren en planten in directe omgeving verzorgen.
3de
leerjaar - Insecten: schadelijk, niet schadelijk.
- Gevaren van gif spuiten.
de
- Negatieve invloeden van de mens op de natuur.
4
leerjaar - Bedreigde dieren en planten.
- Planten en dieren als voedselbron.
5de
leerjaar - Soorten landbouw.
- Gebruik van meststoffen, sproeistoffen.
- Gevolgen van industrialisatie en verstedelijking voor planten en dieren.
6de
leerjaar - Milieuorganisaties voor de bescherming van de natuur.
- Respectvol omgaan met de natuur.
Doelen
- Met voorbeelden illustreren dat de mens de aanwezigheid van planten en dieren in zijn
omgeving beïnvloedt.
- Bedreigde planten en dieren noemen en de oorzaak ervan aangeven.
Materiaal
Individueel
- leerwerkboek p. 29 en 30
- correctiesleutel
Werkwijze
1. De mens grijpt in (leerwerkboek p. 29, oefening 1)
Overloop oefening 1 in een leergesprek.
Verklaar waar nodig moeilijke begrippen. Laat de leerlingen hier eventueel hun mening over
geven.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
1.6 |
1
16/08/10 17:56
Info
-
-
-
Overbevissing: er wordt te veel vis in een bepaald gebied gevangen. Zo verdwijnen
bepaalde vissoorten.
Pesticiden: scheikundige bestrijdingsmiddelen, gebruikt om ziekten, plagen of onkruid
in de landbouw te bestrijden of organismen te bestrijden die hinderlijk of schadelijk
zijn.
Insecticiden: scheikundige bestrijdingsmiddelen, insectendodende middelen.
Massatoerisme: veel toeristen in eenzelfde gebied, in eenzelfde periode. Dit kan
het ecologische evenwicht van een gebied verstoren, doordat de mensen planten
meenemen en de rust voor de dieren verstoren.
Verstedelijking: de geleidelijke uitbreiding van bewoonde gebieden. De urbanisatie
knabbelt aan landbouw- en natuurgebieden.
De leerlingen maken zelfstandig, individueel of in groepjes de oefening.
Gebruik de correctiesleutel om het werk van de leerlingen, klassikaal of individueel, te
evalueren.
2. De rode lijst (leerwerkboek p. 30, oefening 2)
De leerlingen maken per twee of in kleine groepjes de oefening: ze noteren de naam van de
planten en dieren en de reden van bedreiging.
Bespreek daarna met de leerlingen de lijst met de bedreigde planten en dieren in ons land en
de zelf gevonden bedreigde planten of dieren. De leerlingen geven hun mening.
Suggesties


Rond de problematiek van bedreigde planten en dieren is heel wat informatie te vinden bij
milieuorganisaties.
Bij het INBO, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, kun je de laatste versie van de ‘rode
lijst’ met bedreigde planten en dieren in Vlaanderen raadplegen. www.inbo.be
Correctiesleutel
C29 en C30
2
BAWO4AH Handleiding.indb 2
| 1.6
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56
Natuur
Eten en gegeten worden: de voedselketen
Eindterm
Levende en niet-levende natuur
De leerlingen kunnen de wet van eten en gegeten worden illustreren aan de hand van
1.7
minstens twee met elkaar verbonden voedselketens.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
6de
leerjaar
/
/
/
- Voedselketen.
- Voedselketens van biotopen uit de eigen omgeving.
- Van voedselketen naar voedselpiramide.
- Planteneter, vleeseter, alleseter, roofdier.
- Voedselweb, voedselpiramide, voedselkringloop, afbraakorganismen.
Doelen
- De wet van eten en gegeten worden illustreren aan de hand van de voedselketen.
- Voedselketens van verschillende biotopen samenstellen.
Materiaal
Individueel
- leerwerkboek p. 31 en 32
- kopieerblad K7
- schaar en lijm
- correctiesleutel
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
1.7 |
1
16/08/10 17:56
Werkwijze
1. Voedselketens samenstellen (leerwerkboek p. 31 en 32, oefeningen 1 en
2 en kopieerblad K7)
Bespreek kort wat een voedselketen en een biotoop zijn.
Overloop met de leerlingen oefening 1.
De leerlingen knippen de cirkeltjes met afbeeldingen uit kopieerblad K7. Ze leggen
die passend in het leerwerkboek. Pas als alles klopt, kleven ze de afbeeldingen in het
leerwerkboek.
De vlugge leerlingen kunnen oefening 2 maken.
Ze stellen zelf een voedselketen samen van een door hen gekozen biotoop.
De leerlingen gebruiken de correctiesleutel, klassikaal of individueel, om hun werk te
evalueren.
2. Synthese (leerwerkboek p. 32, oefening 3)
De leerlingen vullen zelfstandig of in groepjes de invuloefening aan.
Gebruik de correctiesleutel om het werk van de leerlingen, klassikaal of individueel, te
evalueren.
Laat de leerlingen volgende elementen verwoorden:
-
voedselketen: een opeenvolging van planten en dieren die elkaar tot voedsel dienen;
eerste schakel van de keten: altijd een groene plant;
biotoop: levensgemeenschap;
de wet van eten en gegeten worden.
Suggestie

Dit syntheseblad kun je gebruiken om de leerinhoud vast te zetten. Elementen van de
inhoud kun je voor een toets gebruiken.
Correctiesleutel
C31 en C32
2
BAWO4AH Handleiding.indb 2
| 1.7
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56
Natuur
Bloed loopt rond, spijzen verteren
Eindterm
Levende en niet-levende natuur
De leerlingen kunnen de functie van belangrijke organen die betrokken zijn bij
1.8
ademhaling, spijsvertering en bloedsomloop in het menselijk lichaam, verwoorden
op een eenvoudige wijze.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
- Gezond eten en ademen.
- Tanden poetsen.
- Spijsvertering: de weg van een stuk brood.
- Gezond eten.
- Werking en functie van het hart.
- Bloedsomloop en spijsvertering.
- De voornaamste delen van het spijsverteringsstelsel.
- Spijsvertering: we hebben voedsel nodig om te leven.
- Bloedsomloop: de voornaamste delen van het hart en de functies.
- Functie van de spijsvertering. Enkele bijzondere organen: lever, gal, alvleesklier.
6de
leerjaar - Samenwerking tussen de ademhaling en de bloedsomloop.
Doelen
-
Zich een beeld vormen van de bloedsomloop.
Het verschil en de functie van slagaders en aders kennen.
Inzien dat het hart de drijvende kracht is in de bloedsomloop.
De voornaamste delen van de spijsvertering en hun functie kennen.
Materiaal
Klassikaal
- wandplaat van de bloedsomloop
Individueel
- leerwerkboek p. 33 en 34
- correctiesleutel
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
1.8 |
1
16/08/10 17:56
Werkwijze
1. De bloedsomloop (leerwerkboek p. 33 en 34, oefening 1)
De leerlingen nemen hun hartslagfrequentie op gedurende een minuut voor en na een
korte inspanning en vergelijken de uitkomsten.
Herhaal kort de functie van het hart en de longen.
Info
Het hart werkt als een pomp; het zorgt ervoor dat het hele lichaam voorzien wordt van
bloed, waarin zuurstof en voedingsstoffen zitten. Het hart bestaat uit twee harthelften,
die beide weer uit twee delen bestaan: een kamer en een boezem. Het hart is een holle
spier. Bij een volwassene klopt het hart ongeveer 60 tot 80 maal per minuut, maar het
hart van een kind klopt sneller, namelijk ongeveer 120 maal per minuut.
Toon een wandplaat van de bloedsomloop. Duid de weg die het bloed volgt als het door
het hart door het lichaam wordt gepompt. Maak de vergelijking: de bloedcellen zijn de
vrachtwagens van ons lichaam en voeren voedsel en zuurstof naar plaatsen in ons lichaam
waar dit nodig is.
De leerlingen overleggen en maken oefening 1 in groepjes.
Voer een leergesprek aan de hand van de correctie van oefening 1.
a De bloedsomloop is een gesloten kringloop in het menselijk lichaam waardoor bloed
stroomt.
Juist. De bloedcellen vertrekken geladen met voedsel en zuurstof en keren leeg terug. Ze
gaan terug naar de longen en de dunne darm om zich te laden en alles herbegint.
b Het bloed bevat zuurstofcellen.
Juist. Zuurstof wordt in het bloed geladen in de longen.
c We hebben witte en paarse bloedcellen.
Fout. We hebben witte en rode bloedcellen. De witte bloedcellen zorgen ervoor dat je
niet ziek wordt. De rode bloedcellen zorgen voor de opname en afgifte van zuurstofgas.
Die zuurstof zorgt ervoor dat je spieren kunnen werken.
d Witte bloedcellen verteren rode bloedcellen.
Juist. De witte bloedcellen zorgen er voor dat niet goed functionerende rode bloedcellen
opgeruimd worden.
e Het bloed in de aders stroomt weg van het hart.
Fout. Door de aders stroomt het bloed naar het hart toe. Bij slagaders vertrekt het bloed
vanuit het hart.
f
Haarvaatjes zijn de grootste bloedvaten.
Fout. Haarvaatjes zijn de fijnste bloedvaten, zo fijn als een haartje.
g Het hart pompt het bloed naar de slagaders.
Juist. Het hart is een holle spier die door het samentrekken bloed door het lichaam
pompt.
2
BAWO4AH Handleiding.indb 2
| 1.8
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56
h Het hart pompt trager bij een hevige inspanning.
Fout. Het hart moet sneller pompen bij een hevige inspanning.
i
Het bloed neemt voedsel op in de longen.
Fout. In de longen wordt zuurstof in het bloed opgenomen.
j
Een blauwe plek op een dij is een gesprongen haarvaatje.
Juist.
2. Spijsvertering (leerwerkboek p. 34, oefening 2)
De leerlingen maken per duo oefening 2. Ze kunnen informatie opzoeken in informatiebronnen in de klas.
De leerlingen kunnen de organen aanduiden op een pop, de ligging ervan bij zichzelf.
Ze verwoorden de werking van de spijsvertering aan de hand van de tekening in het
leerwerkboek.
Info
Het voedsel komt in de mond terecht, daar wordt het door de tanden gemalen en in de
keel doorgeslikt. Dan komt het in de slokdarm terecht, die het voedsel naar de maag
brengt.
In de maag wordt het voedsel gekneed tot een brij en dan doorgegeven aan de
twaalfvingerige darm en de dunne darm. Daar worden de voedingsstoffen doorgegeven
aan het bloed en ons hele lichaam rondgevoerd en daar waar nodig afgegeven. Via de
dikke darm worden de resten (afvalstoffen) langs de anus afgescheiden.
Suggestie

Verwijs naar de voedingsdriehoek.
Correctiesleutel
C33 en C34
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 3
1.8 |
3
16/08/10 17:56
Natuur
Ons lichaam uitgekleed!
Eindterm
Levende en niet-levende natuur
De leerlingen kunnen de functie van de zintuigen, het skelet en de spieren op een
1.9
eenvoudige wijze verwoorden.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
- De vijf zintuigen: horen, zien, ruiken, proeven, voelen.
4de
leerjaar
5de
leerjaar
- De belangrijkste delen van het skelet.
- De functie van het skelet, de spieren en de zenuwen.
- De voornaamste lichaamsdelen.
- Lichaamsreacties op uitwendige prikkels.
- Hersenen bevelen de spieren.
- Spieren zitten vast aan de beenderen.
- Het verschil tussen een spier in spanning en in ontspanning.
- De wisselwerking tussen zintuigen, zenuwen en hersenen.
- De voornaamste gewrichten in het lichaam.
- De delen van een gewricht.
- De belangrijkste delen van de hersenen en hun functie.
6de
leerjaar - De functie van de zenuwen.
- Reflexen.
Doelen
De belangrijkste onderdelen van het skelet benoemen en aanduiden.
De functie van het skelet, de spieren en de zenuwen kennen en verwoorden.
Materiaal
Individueel
- leerwerkboek p. 35 en 36
- kopieerblad K8
- correctiesleutel
1
BAWO4AH Handleiding.indb 1
| 1.9
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56
Werkwijze
1. De lichaamsquiz (kopieerblad K8)
De quiz is een kennismaking met het lichaam.
Verdeel de klas in groepjes. Geef elk groepje het vragenblad.
De leerlingen bespreken in hun groepje de vragen en noteren hun antwoorden door de
letter A, B of C te omcirkelen.
Bespreek klassikaal de antwoorden.
Info
Vraag 1: oplossing: 206 (B)
Je skelet zorgt ervoor dat je lichaam rechtop blijft staan. Het dient dus voor de stevigheid
en de steun van je lichaam. Het zorgt ook voor de vorm, want zonder je skelet zou je
er heel raar uitzien. Het skelet beschermt voorname organen. Zo worden bijvoorbeeld
de longen en het hart beschermd door de ribbenkas. Het skelet zorgt er ook voor dat je
kunt lopen, springen, fietsen … Natuurlijk heb je daarvoor ook spieren nodig.
Een volwassen mens heeft 206 botten. Je hebt ze van heel klein tot heel groot.
Noot
Leg het verschil uit tussen twee benen om te lopen en 206 beenderen!
Vraag 2: oplossing: 350 (C)
Een skelet van een baby heeft 350 botten. Dat komt omdat na de geboorte nog niet alle
botten aan elkaar zijn gegroeid.
Vraag 3: oplossing: kalk (B)
De botten zijn gemaakt van kalk. De buitenkant van de botten bestaat vooral uit harde
kalk en de binnenkant vooral uit zachte kalk. Als je ouder wordt, kan de kalk in je botten
slapper worden. Dat verschijnsel heet botontkalking of osteoporose.
Vraag 4: oplossing: tanden (A)
De tanden zijn de hardste onderdelen van het lichaam. Ze zijn nog harder dan onze
botten. Dat is ook belangrijk, want je gebruikt je tanden intensief om voedsel te
verscheuren en te vermalen. Dieren gebruiken hun tanden ook om hun prooien te
verslinden en om zich te verdedigen.
Vraag 5: oplossing: bewegen en eten (B)
Spieren zorgen in de eerste plaats ervoor dat ons lichaam zich kan bewegen. Maar er
zijn ook spieren die altijd aan het werk zijn. Je merkt het niet. Er zijn bijvoorbeeld spieren
die voortdurend je eten door je darmen verder duwen. Darmen zitten in je buik. Ze
halen belangrijke stoffen uit je voedsel. Je hart is een grote spier. Die pompt het bloed
door je lichaam.
Vraag 6: oplossing: zes spieren (C)
Je hebt ook kleine spieren. In je gezicht zitten er wel dertig. Daarmee kun je boos of blij
kijken, of gekke gezichten trekken. Als je glimlacht, gebruik je wel zes spieren.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 2
1.9 |
2
16/08/10 17:56
Vraag 7: oplossing: brengen informatie naar onze hersenen (A)
De letters die je nu leest, zie je met je ogen en begrijp je met je hersenen. De informatie
die je ogen verzamelen, wordt dus doorgegeven. Dat gebeurt via een soort draadjes.
Zenuwen noemen we die. Via de zenuwen gaan er ook weer berichten terug, bijvoorbeeld
naar de spieren.
Vraag 8: oplossing: met onze ogen en oren (C)
Informatie verzamelen doe je onder andere met je ogen en je oren. Dit zijn zintuigen.
Je hebt er nog drie: reukzin, smaakzin en gevoel. Maar het zijn de hersenen die van die
informatie iets begrijpelijks maken.
2. Synthese (leerwerkboek p. 35 en 36, oefeningen 1 en 2)
De leerlingen vullen individueel de oefeningen in.
Verbeter met de correctiesleutel.
Suggesties


De leerlingen knippen alle onderdelen van het skelet uit en maken er een trekpop van!
Bekijk de skeletten van dieren op internet.
Correctiesleutel
C35 en C36
3
BAWO4AH Handleiding.indb 3
| 1.9
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56
Natuur
Klein maar dapper
Eindterm
Levende en niet-levende natuur
De leerlingen kunnen lichamelijke veranderingen die ze bij zichzelf en leeftijdgenoten
1.10
waarnemen, herkennen als normale aspecten in hun ontwikkeling.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
- Ontwikkeling van baby, kleuter tot kind van het eerste leerjaar.
- Tandverlies, melkgebit, blijvende tanden, verstandskiezen, kunstgebit.
- Uiterlijke veranderingen van baby, peuter, kleuter, kind (lagere school), tiener en
volwassene tot bejaarde.
- Niet iedereen groeit even snel.
- Verschil in groei mag niet leiden tot discriminatie, pesten, uitstoten.
- Lichamelijke veranderingen en gebreken.
- Lichamelijke verschillen mogen niet leiden tot discriminatie, pesten, uitstoten.
- Hulpmiddelen (bril, beugel …).
- Seksuele opvoeding, relationele opvoeding.
6de
leerjaar - Lichamelijke veranderingen tijdens de puberteit.
- Eerbied en respect voor het eigen lichaam en dat van de andere.
Doelen
- Lichamelijke veranderingen bij zichzelf en leeftijdsgenoten waarnemen en herkennen als
normale aspecten in hun ontwikkeling.
- Weten dat niet iedereen even snel groeit en dat dit niet mag leiden tot iemand discrimineren,
pesten of uitsluiten.
Materiaal
Individueel
- leerwerkboek p. 37 en 38
- correctiesleutel
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
1.10 |
1
16/08/10 17:56
Werkwijze
1. Ik ben groot en jij bent klein
Werk in groepjes.
De leerlingen brengen korte toneeltjes over kleine en grote mensen voor de klas.
De leerlingen bedenken zelf scenario’s over de voor- en nadelen van klein of groot zijn. Lukt
dit niet, geef ze dan een van de onderstaande situaties.
Een broer en zus zijn boos op elkaar. De broer is veel ouder dan zijn zus, maar
nog altijd kleiner. Zijn zus pest hem vaak hiermee en dat vindt hij niet leuk.
- Een jongen wil graag basketbal spelen. Hij vertelt dit aan zijn vrienden en die
beginnen allemaal hard te lachen. Ze vinden hem veel te klein om deze sport
te beoefenen.
- Een meisje is veel groter dan de andere kinderen van haar klas. Ze noemen haar
altijd ‘de giraf’. Het meisje vindt dit niet leuk en gaat alles aan de leerkracht
vertellen.
- In de turnles is het vandaag ‘reisje rond de wereld’. Vier jongens en meisjes van
het vierde leerjaar zitten in een ploeg. Ze moeten samen het parcours afleggen
en elkaar helpen. Ze werken heel goed samen en gebruiken de voordelen van
elkaars lengte.
Organiseer na de toneeltjes een kringgesprek over correct met elkaar omgaan. Hoe zouden
de situaties van de toneeltjes wel correct kunnen verlopen?
-
Kom met de leerlingen tot het besluit dat groot of klein zijn geen aanleiding mag geven tot
discrimineren, pesten of iemand uitsluiten.
2. Groot of klein (leerwerkboek p. 37, oefening 1)
De leerlingen bedenken per twee voor- en nadelen van groot of klein zijn. Ze noteren dit in
het leerwerkboek.
Bespreek samen de bedenkingen.
3. Synthese (leerwerkboek p. 38, oefening 2)
Een leerling verwoordt hoe je zo’n puzzel (rebus) oplost.
Los dan klassikaal de rebus op.
Bespreek de oplossing: ‘Ben je groot of klein, pesten is nooit fijn’.
Suggesties


Laat de leerlingen een foto meebrengen van toen ze nog in de kleuterklas zaten. Hoeveel zijn
ze nu al gegroeid?
In de lagere school groeien de meeste meisjes sneller dan de jongens. Later zijn jongens
gewoonlijk dan weer groter dan meisjes. Bespreek dit met de leerlingen.
Correctiesleutel
C37 en C38
2
BAWO4AH Handleiding.indb 2
| 1.10
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56
Natuur
Wat een weertje!
Eindterm
Levende en niet-levende natuur
De leerlingen kunnen de weerselementen op een bepaald moment en over een
1.11
beperkte periode meten, vergelijken en die weersituatie beschrijven.
Onderwijslijn
- Weerwaarnemingen.
1ste
leerjaar - Weerbord, weerkalender.
- Terminologie: koud/fris/warm, droog/nat (regen, mist, sneeuw), wind/windstil, zon/
wolken.
de
- Weerwaarnemingen.
2
leerjaar - Weerbord, weerkalender.
- Terminologie: koud/fris/warm, droog/nat (regen, mist, sneeuw), wind/briesje/
windstil, zon/half bewolkt/bewolkt.
- Temperatuur aflezen op een thermometer.
- Vergelijken van het weer op verschillende dagen.
de
- Weerwaarnemingen: temperatuur, windsterkte, windrichting, bewolking, neerslag.
3
leerjaar - Terminologie: dauw, motregen, regen, stortregen, hagel, sneeuw, mist.
- Windroos, windrichtingen, tussenwindrichtingen.
- Vergelijken van het weer op verschillende dagen.
- Meetinstrumenten: thermometer, regenmeter, windvaan.
4de
leerjaar - Soorten thermometers.
- Temperaturen op een grafiek noteren, aflezen en interpreteren.
- Vergelijken van het weer in verschillende weken.
- Gebruik van een weerstation.
- Weerwaarnemingen.
5de
leerjaar - Windsnelheid - beaufortschaal.
- Interpretatie van een weerbericht.
- Neerslag - pluviometer – grafiek.
- Klimatogram.
- Vergelijken van het weer in verschillende weken, maanden.
- Meetinstrumenten.
6de
leerjaar - Totaal weerbeeld.
- Interpretatie van een weerbericht.
- Klimatogram.
- Vergelijken van het weer in verschillende maanden.
Doelen
- Gedurende een maand dagelijks het weer waarnemen en de temperatuur opmeten.
- Verschillende soorten thermometers herkennen en benoemen.
- Vertellen wat een weerstation is en waar je in Vlaanderen een weerstation kunt vinden.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
1.11 |
1
16/08/10 17:56
- Op een grafiek de gemeten temperaturen noteren en aflezen.
- De temperatuurcurve interpreteren.
- Het weer van verschillende weken vergelijken.
Materiaal
Klassikaal
- soorten thermometers: koorts-, kwik-, alcohol-, elektronische/digitale thermometer
- regenmeter
Individueel
- leerwerkboek p. 39, 40 en 41
- kopieerblad K9 (observatieblad)
- kopieerblad K10 (windroos)
Werkwijze
1. Herhaling
In het derde leerjaar namen de leerlingen gedurende een maand het weer waar en maakten
ze hiervan een maandoverzicht (kopieerblad K9). Vertel hen dat ze dit jaar opnieuw
gedurende een maand het weer zullen waarnemen.
Controleer of de leerlingen nog weten hoe ze de temperatuur en de wind meten. Herhaal
kort de werking van de thermometer, ook de negatieve waarden, en de windroos. De
leerlingen vertellen over verschillende soorten thermometers.
Info
-
-
-
Koortsthermometer: dient om de lichaamstemperatuur te meten. Dit kan met een
digitale thermometer in het oor, met een kwik- of alcoholthermometer onder de
oksel of in de aars.
Elektronische of digitale thermometer: werkt digitaal op batterijen, met een
schermpje, bieptoon en geheugen. Deze thermometer wordt nu het meeste gebruikt.
Kwikthermometer: wordt niet of nauwelijks nog gebruikt wegens de breekbaarheid
van de glazen buis en het reservoir met kwik; kwik in dampvorm brengt
gezondheidsrisico’s mee; een kwikthermometer moet je ‘afkloppen na gebruik’.
Alcoholthermometer: een alternatief voor de kwikthermometer. Werking: de alcohol
zet door de warmte in het reservoir uit en stijgt.
Bespreek de werking van de regenmeter. Vertel dat de regenval wordt uitgedrukt in
millimeter per vierkante meter.
Misschien heb je een weerhuisje op school en kun je de regenmeter en de hoeveelheid
neerslag bekijken. In het vijfde leerjaar gaan de leerlingen hierop dieper in.
2. Waarnemen (leerwerkboek p. 39 en 40, oefeningen 1 en 2 en
kopieerblad K9)
Stuur dagelijks één of twee leerlingen op eenzelfde tijdstip naar buiten om de afgesproken
waarnemingen uit te voeren. Doe dit gedurende een maand. Ze noteren hun metingen
en waarnemingen op het kopieerblad K9. Ze noteren telkens iets over de temperatuur, de
2
BAWO4AH Handleiding.indb 2
| 1.11
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56
wind(richting), de neerslag en de bewolking. Vertel hen dat je deze vier elementen nodig
hebt om een volledige weerwaarneming te hebben.
Bespreek ook even de werking en de spreiding van weerstations in Vlaanderen waar ook
dagelijks metingen gebeuren. Kom tot het volgende besluit: in een weerstation staat een
verzameling van meetinstrumenten om het weer waar te nemen.
De leerlingen maken per twee de oefeningen 1 en 2.
Verbeter de oefeningen klassikaal.
3. Bespreking van de waarnemingen
Bespreek de metingen met de leerlingen.
Vergelijk de verschillende weken en kom tot bepaalde vaststellingen.
Trek besluiten zoals: het was een natte maand, er waren veel zonnige dagen, de wind kwam
vooral uit het noordwesten …
4. Grafiek aflezen (leerwerkboek p. 40 en 41, oefening 3)
Bekijk de grafiek bij oefening 3. Bespreek de voorstelling van de temperaturen: wat lees je
horizontaal, wat lees je verticaal, wat stelt de rode lijn voor …?
Toon eventueel op het bord hoe je een temperatuur afleest en noteert op een grafiek:
Zet je ene vinger op de dag en je andere vinger op de gemeten temperatuur; laat je vingers
samenkomen in de grafiek, plaats daar een stip. Verbind op het einde alle stippen en je krijgt
een curve of lijn van het temperatuurverloop.
De leerlingen lossen individueel de vragen bij de grafiek op.
5. Temperaturen op grafiek noteren (leerwerkboek p. 41, oefening 4)
De leerlingen kiezen per twee een week uit de waarnemingen op het maandoverzicht, van
maandag tot zondag. Ze noteren de waargenomen temperaturen op de grafiek.
Vergelijk de grafieken van de verschillende weken.
Verbeter zelf oefening 4.
Suggesties





Bezoek een weerstation in de buurt. Er bestaan erkende weerstations en amateuristische
weerstations. De erkende weerstations vind je o.a. in Aalst, Gent, Lint, Olen, Sint-Niklaas,
Roeselare, Maasmechelen en Ransberg.
Vergroot de observatiekaart van de leerlingen en maak een groot maandoverzicht voor
klassikaal gebruik.
Maak een grafiek voor de klas met een maandoverzicht van de temperaturen.
Misschien is er een weerhuisje op school dat je met de leerlingen kunt raadplegen om de
temperatuur, de neerslag en de windrichting af te lezen
De weerwaarnemingen passen bij de eindtermen 1.1 en 5.2.
Correctiesleutel
C39, C40 en C41
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 3
1.11 |
3
16/08/10 17:56
Natuur
Smelten als sneeuw voor de zon
Eindterm
Levende en niet-levende natuur
De leerlingen kunnen het verband illustreren tussen de leefgewoonten van mensen
1.12
en het klimaat waarin ze leven.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
- Mensen kleden zich volgens geslacht, land, weersomstandigheden.
- Het weer in de vier seizoenen vergelijken.
- De mensen passen zich aan de seizoenen aan.
- De aanpassing van de mens aan bijzondere weersomstandigheden en aan
seizoensgebonden weerfenomenen.
- Weerelementen die een klimaat bepalen: neerslag, bewolking, windrichting,
windsnelheid, luchtdruk en temperatuur.
- Begrip: klimaat (zee- of landklimaat).
- Belgisch klimaat.
- Verschil klimaat en weer.
5de
leerjaar - Europese klimaatgebieden: gematigd, polair, bergklimaat, Middellandse Zeeklimaat.
- Klimatogrammen.
- Verband tussen klimaat en leefgewoonten van mensen.
de
- Klimaatzones in de wereld.
6
leerjaar - Klimatogrammen.
- Verband tussen klimaat en leefgewoonten van mensen.
Doelen
- Met voorbeelden het verband illustreren tussen de leefgewoonten van mensen en het
klimaat waarin ze leven.
- De begrippen ‘weer’ en ‘klimaat’ kennen.
- De elementen kennen die het weer bepalen: neerslag, bewolking, windrichting, temperatuur,
luchtdruk.
Materiaal
Individueel
- leerwerkboek p. 43, 44 en 45
- correctiesleutel
1
BAWO4AH Handleiding.indb 1
| 1.12
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56
Werkwijze
1. De weerquiz
Bespreek klassikaal met de leerlingen het weer en het klimaat in ons land. Laat de leerlingen
informatie zoeken in weerberichten of naar een weersverwachting op televisie of internet
kijken. Verklaar de meest voorkomende begrippen i.v.m. weer en klimaat (klimaat in België,
neerslag, bewolking, windrichting, windsnelheid, temperatuur, luchtdruk).
Info
Weer
Onder weer verstaan we de toestand van de atmosfeer. Dit kun je beschrijven aan de
hand van temperatuur, luchtvochtigheid, neerslag, bewolking en wind. Weer kun je tot
op een zekere hoogte voorspellen. Dit gebeurt nu met computers en satellieten. Een
voorspelling resulteert in een weersverwachting.
Klimaat
Klimaat is het gemiddelde weer voor een uitgestrekt gebied. Over een periode van dertig
jaar meten meteorologen op vele plaatsen op aarde temperatuur, vochtigheidsgraad,
luchtdruk, wind, bewolking en neerslag. Daarnaast kijken ze naar de dagelijkse
en jaarlijkse variaties en hoe vaak extremen, zoals hittegolven en zware regens met
wateroverlast, voorkomen. Op deze manier kunnen ze zien hoe het klimaat zich over
een langere periode ontwikkelt. Klimaat is ook verbonden aan een gebied, bijvoorbeeld
het poolklimaat.
Neerslag
Neerslag is de verzamelnaam voor alle vochtigheid die uit de lucht op aarde valt. Zo
heb je regen en sneeuw, maar er zijn ook nog allerlei andere vormen van neerslag: mist,
hagel. Een pluviometer meet de hoeveelheid neerslag.
Windsnelheid
Dit is de snelheid waaruit de wind waait. Het wordt uitgedrukt met de beaufortschaal.
Windsnelheid wordt gemeten door middel van een anemometer of windmeter.
Windrichting
Dit is de richting waarin de wind waait. Deze wordt uitgedrukt in windrichtingen:
noorden, oosten, zuiden, westen.
Temperatuur
Een thermometer meet hoe warm het is. Dit verschijnsel noem je de temperatuur.
Luchtdruk
De luchtdruk is de druk die alle in de lucht aanwezige gasmoleculen in de atmosfeer op
een oppervlak uitoefenen. Luchtdruk meet je met een barometer.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 2
1.12 |
2
16/08/10 17:56
Per twee lossen de leerlingen de vragen van de quiz op. Ze kleuren bij elke vraag het cirkeltje
bij het juiste antwoord.
Je kunt de leerlingen nadien in groepjes over hun antwoorden laten discussiëren.
Verbeter de antwoorden op de vragen met de correctiesleutel.
Suggestie

Het winnende team kan een weerkalender ontwerpen om in de klas te hangen en te
gebruiken. Hierop staan de meest voorkomende weerelementen (neerslag, bewolking, zon,
wind, temperatuur).
Correctiesleutel
C43, C44 en C45
3
BAWO4AH Handleiding.indb 3
| 1.12
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56
Natuur
365 dagen = 1 jaar
Eindterm
Levende en niet-levende natuur
De leerlingen kunnen tonen hoe de aarde om de eigen as draait, welk gevolg dit heeft
1.13
voor het dag- en nachtritme in de eigen omgeving en hoe de aarde, de zon en de
maan ten opzichte van elkaar bewegen.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
/
/
- De aarde draait om haar as in 24 uur: verklaring voor dag en nacht.
- De aarde draait om haar as in 24 uur: verklaring voor dag en nacht.
- De aarde draait rond de zon (een jaar, een schrikkeljaar).
- De maan draait om haar as, om de aarde en samen met de aarde om de zon.
- Verklaring: dag en nacht, seizoenen, jaar, schrikkeljaar.
- De schijngestalten van de maan.
- De positie van de aarde, de zon en de maan en hun bewegingen.
6de
leerjaar - Verklaring: seizoenen, dag en nacht, schijngestalten van de maan, getijden, zons- en
maansverduistering.
Doelen
- Tonen hoe de aarde tegelijkertijd om haar as en om de zon draait.
- Verwoorden wat de gevolgen zijn van de rotatie van de aarde om de zon: 365 dagen of een
jaar en de vier seizoenen.
- De volgende begrippen kennen: dag, nacht, etmaal, seizoen, jaar en schrikkeljaar.
Materiaal
Klassikaal
- zaklamp, piepschuimbol
- wereldbol
Individueel
- leerwerkboek p. 47 en 48
- correctiesleutel
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
1.13 |
1
16/08/10 17:56
Werkwijze
1. Dag, nacht, etmaal
Herhaal in een leergesprek dat de aarde rond haar as draait en wat daarvan de gevolgen zijn.
Info
De zon zorgt de hele dag voor licht. Na de dag komt de nacht. Dit komt omdat de aarde
rond haar as draait. Overdag zijn we aan de lichtkant van de aarde. Wij draaien weg
van de zon en ’s nachts zijn we aan de donkere kant van de aarde. Als de aarde één
rondje om haar as heeft gedraaid, dan zijn er 24 uur voorbij: 24 uur of een etmaal.
2. De aarde draait rond de zon
Vertel de leerlingen dat de aarde niet alleen rond haar eigen as draait, maar ook rond de zon.
De leerlingen verwoorden wat ze hierover al weten.
Proef
-
Opstelling:
- Een leerling met een zaklamp is de zon.
- Een tweede leerling met de wereldbol is de aarde; deze leerling maakt een
cirkelvormige baan om de zon.
De leerlingen verwoorden wat ze zien. Stel eventueel enkele richtvragen.
Hoelang duurt een omwenteling rond de zon? (een jaar)
- Wat is het gevolg van die omwenteling om de zon? (seizoenen)
- Waar bevindt de aarde zich in de lente, de zomer, de winter en de herfst?
-
De leerlingen illustreren dit met de wereldbol. Wijs op de schuine stand van de aarde: we
staan ongeveer een halfjaar dichtbij de zon en een halfjaar verderaf.
- Wanneer zijn we dicht bij de zon? (zomer)
- …
Info
De aarde draait in een baan om de zon en doet precies een jaar over één omwenteling.
In de lente en de zomer staat het bovenste deel, het noordelijke halfrond, richting zon
gekanteld. Daarin ligt België. Het is hier dan warmer, omdat we dichter bij de zon zijn.
In de andere maanden staat het onderste deel, het zuidelijke halfrond, naar de zon toe
gekanteld. In ons land is het dan kouder, omdat we verder van de zon staan. Het is dan
herfst en winter.
3. Synthese (leerwerkboek p. 47 en 48, oefeningen 1 en 2)
De leerlingen maken zelfstandig, met zijn tweeën of in kleine groepjes de oefeningen 1 en 2.
De leerlingen gebruiken de correctiesleutel, klassikaal of individueel, om hun werk te
evalueren.
2
BAWO4AH Handleiding.indb 2
| 1.13
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56
4. Een schrikkeljaar (leerwerkboek p. 48, oefening 3)
Lees samen met de leerlingen de tekst in het leerwerkboek. Houd hierover een kort
leergesprek. Leerlingen verwoorden het begrip schrikkeljaar.
Info
Een omwenteling van de aarde rond de zon duurt eigenlijk 365 dagen en 6 uur. Op een
kalender kunnen we geen stukje van een dag laten zien, daarom sparen we gedurende
vier jaar de uren op tot er 24 zijn en we dus een dag meer hebben. Die dag voegen we
bij februari. Zo klopt de kalender precies! In een schrikkeljaar telt februari 29 dagen.
Het invoeren van een schrikkeljaar voorkomt dat de kalenderjaren achterlopen op de
zonnejaren.
Suggesties


Bezoek een weerstation in de buurt.
Maak met de leerlingen een zonnewijzer:
- Plaats een lange stok in een bloempot.
- Plaats de bloempot op een groot stuk karton in de zon.
- Markeer telkens als de klok een vol uur aangeeft, de schaduw van de stok met een stift op
het karton. Schrijf er elke keer het uur bij.
Wat zal er gebeuren?
De schaduw verplaatst zich in de loop van de dag. Op ieder vol uur staat hij op een andere
plaats. De schaduwen die met stift zijn getrokken, vormen een tekening die lijkt op de
spaken van een fietswiel.
Waarom?
De aarde draait met een constante snelheid rond de zon. Daardoor lijkt de zon zich te
verplaatsen en van stand te veranderen. Maar de zon beweegt niet, de aarde draait.
’s Middags staat de zon hoog aan de hemel, ’s avonds en ’s ochtends laag. Met de variërende
stand van de zon schuift de positie van de schaduw op. ’s Morgens valt de schaduw naar het
westen, en is hij lang en smal. Laat in de middag draait de schaduw naar het oosten.
Correctiesleutel
C47 en C48
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 3
1.13 |
3
16/08/10 17:56
Natuur
Komen grondstoffen uit de grond?
Eindterm
Levende en niet-levende natuur
De leerlingen kunnen van courante materialen uit hun omgeving enkele
1.14
eigenschappen aantonen.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
- Voorwerpen van steen, van hout, van metaal …
- Speelgoed van plastic, hout, metaal, pluche.
- Schoolgerei van hout, plastic, metaal …
-
IJzererts als grondstof voor ijzer, zand als grondstof voor glas.
Aardgas en stookolie als brandstof.
Petflessen, glas en papier als recyclagemateriaal.
Sommige grondstoffen zijn niet onuitputtelijk.
- Kledij van natuurlijke en synthetische textielsoorten (wol, linnen, zijde, katoen, lycra,
5de
nylon, polyester …).
leerjaar
- Grondstoffen van voorwerpen (glas → zand; plastic → aardolie; aardewerk →
6de
klei; blik → ijzererts; papier → hout; linnen → vlas; rokje → katoen; laarzen →
leerjaar
caoutchouc; wijnkurk → kurkeik; bier → water …).
Doelen
- Van courante voorwerpen uit de eigen omgeving de grondstof noemen.
- Beseffen dat sommige grondstoffen niet onuitputtelijk zijn.
- Beseffen dat enkele grondstoffen wel kunnen blijven bestaan als de mens zich daarvoor
inspant.
- Recyclage noemen als één van de manieren om zuiniger om te gaan met grondstoffen.
Materiaal
Klassikaal
- foto’s van ijzer, glas en papier en een benzinepomp
- woordkaarten: zand, ijzererts, aardolie en aardgas, hout
Individueel
- leerwerkboek p. 49 en 50
- correctiesleutel
1
BAWO4AH Handleiding.indb 1
| 1.14
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56
Werkwijze
1. Grondstoffen
Houd een leergesprek. Stel gerichte vragen.
-
Wat zijn grondstoffen? (Materialen die we uit de natuur halen om iets te maken of te
produceren.)
Komen grondstoffen altijd uit de grond? (Niet noodzakelijk. Hout is bijvoorbeeld ook een
grondstof dat afkomstig is van bomen.)
Noem voorbeelden van grondstoffen. (aardolie, klei, hout, ijzererts, steenkool)
Verduidelijk ook andere inzichten.
-
Sommige grondstoffen raken met de jaren uitgeput, zoals aardolie, aardgas, ijzererts.
Sommige grondstoffen blijven bestaan. Zolang we bomen blijven planten, zal er hout
zijn.
Bordoefening:
-
Hang de foto’s van de voorwerpen van ijzer, glas en papier en van een benzinepomp aan
het bord. Benoem de voorwerpen.
Welke grondstoffen zijn nodig om deze producten te maken? (ijzer, benzine, glas, hout)
Leerlingen hangen de passende woordkaarten onder de foto’s.
Bordschema:
prent ijzer
prent
benzinepomp
prent glas
ijzererts
aardgas /aardolie
zand
prent papier
hout
Info
Om glas te maken heb je heel fijn zand nodig, kalk (wit poeder dat op krijt lijkt) en soda
(een chemisch product). Je mengt zand, kalk en soda in een grote aarden pot, smeltkroes
genoemd. Deze wordt in een oven tot zeer hoge temperatuur gebracht, ca. 1500°. Dan
ontstaat er een zachte oranje massa. Daarmee kun je op verschillende manieren glas
maken. Hoe witter het zand, hoe hoger de kwaliteit van het glas.
2. Welke grondstof? (leerwerkboek p. 49, oefening 1)
De leerlingen maken oefening 1.
Verwijs bij de correctie naar het bordschema en toon de foto’s van de verschillende
grondstoffen nog eens.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH 1_14.indd 2
1.14 |
2
16/08/10 18:14
3. Recyclage (leerwerkboek p. 50, oefening 2)
Houd een leergesprek.
-
Wat is recyclage? (De bruikbare onderdelen of grondstoffen hergebruiken om er nieuwe
producten mee te maken.)
Leg uit:
We hebben niet altijd nieuwe grondstoffen nodig om iets te maken.
Vaak gebruiken we oude producten om nieuwe producten te maken.
Dit is het geval bij o.a. papier, glas, petflessen, blik …
De leerlingen maken oefening 2.
Verbeter klassikaal.
Bespreek ook even de weetjes (nr. 3 van het werkblad).
Suggestie

Laat de leerlingen energieposters maken met slogans en energietips. Hang deze posters op
in de school.
Correctiesleutel
C49 en c50
3
BAWO4AH Handleiding.indb 3
| 1.14
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56
Natuur
Ja, dat is ook water
Eindterm
Levende en niet-levende natuur
De leerlingen kunnen illustreren dat een stof van toestand kan veranderen.
1.15
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
/
4de
leerjaar
5de
leerjaar
6de
leerjaar
- Vaste, vloeibare of gasvormige stoffen.
- De verschillende toestanden van water: regen, hagel, sneeuw, mist, nevel.
- Vriezen en dooien.
- Vriesweer.
- Afkoelen en opwarmen.
- Smelten en stollen.
- Stoffen kunnen vast of vloeibaar zijn.
- Stollen, smelten, condenseren en verdampen.
- Aggregatietoestand.
- Vriespunt, smeltpunt en kookpunt van water.
- Eigenschappen van de verschillende aggregatietoestanden.
Doelen
- Voorbeelden geven van vaste, vloeibare en gasvormige stoffen.
- Vast, vloeibaar en gasvormig als een eigenschap van een stof in een bepaalde toestand
herkennen.
- Een weerbericht begrijpen.
- De verschillende aggregatietoestanden van water verwoorden.
- Het verschil tussen, hagel, sneeuw, regen, mist, nevel, ijs en water verwoorden.
- De aggregatietoestand van water koppelen aan de kringloop van water.
Materiaal
Klassikaal
- vuurtje
- pot water
- spiegel
- vrieskist
- ijs
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
1.15 |
1
16/08/10 17:56
Individueel
- werkboek p. 51, 52 en 53
- correctiesleutel
Werkwijze
1. Vloeibare, vaste en gasvormige stoffen (leerwerkboek p. 51 en 52,
oefeningen 1 en 2)
Bouw samen met de leerlingen een bordschema op met voorbeelden van vaste, vloeibare
en gasvormige stoffen.
Vaste stoffen: bank, schrift, balpen, chocolade, boter, hagel, sneeuw, ijs …
Vloeibare stoffen: limonade, water, melk, regen …
Gasvormige stoffen: butaangas, aardgas, lpg, campinggas, zuurstofflessen, uitlaat van een
wagen, rook van de houtkachel, ballon met lucht …
Verwoord wat vloeibare, vaste en gasvormige stoffen zijn. De leerlingen verwoorden de
eigenschappen van een stof in een bepaalde toestand.
Vloeibaar: een stof die kan vloeien, stromen, die je dus niet kunt vastnemen, wel voelen; je
doet ze in een pot, een fles … om te verplaatsen.
Vast: vaste vorm, die kun je vastpakken om te verplaatsen.
Gas: een stof die vrij in de ruimte rondzweeft; om ze te verplaatsen moeten gassen in een
afgesloten fles, pot (gasfles) worden gedaan; gas ontsnapt als de fles slecht is afgesloten.
De leerlingen maken de oefeningen 1 en 2 in het leerwerkboek.
2. Aggregatietoestand van water (leerwerkboek p. 52 en 53, oefeningen 3 en 4)
Bespreek klassikaal met de leerlingen aan de hand van een foto of de tekeningen in het
werkboek de kringloop van het water.
Vermeld de verschillende aggregatietoestanden en overgangsfasen.
Water uit rivieren, zeeën en oceanen wordt opgewarmd, dit water verdampt. Dus het
verandert van vloeibaar naar gas. Deze dampen stijgen op, verdichten en vormen een
wolk. Deze wolk met zijn hele fijne waterdruppeltjes drijft richting land en komt in koude
luchtlagen terecht. De waterdamp verandert in druppeltjes. Waterdruppeltjes vallen uit de
lucht: het regent. Dit proces noemt men condenseren, van gas naar vloeibaar.
Deze waterdamp kan omgezet worden in ijskristallen en dan uit de lucht vallen als sneeuw.
Deze neerslag komt terug op de aarde of in de rivieren, beken ... terecht en de cyclus kan
herbeginnen.
De leerlingen maken individueel oefening 3.
Voer samen met de leerlingen volgende proefjes uit:
-
Waterdamp, verdamping: warm water op.
Condensatie: blaas waterdamp van kokend water tegen een koude spiegel (vergelijk met
de natte spiegel in de warme badkamer).
Stollen: laat water afkoelen in de vrieskist.
Smelten: warm ijs op.
| 1.15
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
-
2
BAWO4AH Handleiding.indb 2
16/08/10 17:56
Bespreek welke vormen van water er nu voorkomen in het verhaal van de druppel en welke
neerslag ze zelf nog kennen. (sneeuw, hagel, ijzel, mist, regen, water, ijs)
Leg de begrippen sneeuw, hagel, ijzel, mist, regen, water en ijs uit.
Info
Sneeuw: is waterdamp die in de wolken bevroren is en dan pas naar beneden valt.
De sneeuw ontstaat bij temperaturen onder nul. De waterdamp wordt omgezet in
ijskristallen. Die ijskristallen worden steeds groter en zwaarder waardoor ze uiteindelijk
als sneeuw uit de lucht vallen.
Hagel: ontstaat in buienwolken waarin sterke luchtstromingen omhoog en omlaag gaan
waardoor de klompjes ijs op en neer geslingerd worden. Regen die bevriest tijdens het
naar beneden vallen.
Mist: is een verschijnsel waarbij kleine waterdruppels (vloeibaar) zweven in de lucht, het
is een wolk die op of vlak boven het aardoppervlak zweeft. Als je fietst in de mist, voel
je de waterdruppels.
IJzel: is regen die aanvriest op de grond of op andere voorwerpen. De regen bevriest
zodra die het aardoppervlak bereikt.
Regen: bestaat uit waterdruppeltjes. als de wolk afkoelt worden er kleine waterdruppeltjes
gevormd. Als de waterdruppeltjes tegen elkaar botsen, versmelten ze tot grotere
druppeltjes. Als ze dan groot en zwaar genoeg zijn, vallen ze uit de lucht als regen.
IJs: is bevroren water.
Wolk: is een verzameling van hele kleine waterdruppeltjes of ijskristallen of beide.
Nevel: bestaat uit laaghangende wolkenslierten. Het zicht moet wel beter zijn dan 1
kilometer, anders noemen we het mist.
De leerlingen maken individueel de oefeningen 3 en 4.
Correctiesleutel
C51, C52 en C53
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 3
1.15 |
3
16/08/10 17:56
Natuur
Gezellig warm thuis!
Eindterm
Levende en niet-levende natuur
De leerlingen kunnen met enkele voorbeelden aantonen dat energie nodig is voor
1.16
het functioneren van levende en niet-levende systemen en kunnen daarvan de
energiebronnen benoemen.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
- Energiebronnen die verwarmen, bewegen en verlichten: radiator en warmte, kaars en
licht, mixer en beweging …
- Energiebronnen die verwarmen, bewegen en verlichten: hout en warmte (kachel),
benzine en beweging (auto), elektriciteit en licht (lamp) …
- Werking van toestellen door energie.
- Energiebronnen.
- Voedsel als energiebron voor het lichaam.
- Energiebronnen voor verwarming thuis.
4de
leerjaar
- Energiebronnen.
5de
leerjaar - Fossiele brandstoffen.
- Kernenergie.
- Alternatieve energiebronnen (wind-, water- en zonne-energie).
- Hernieuwbare energiebronnen.
- Zorgvuldig omgaan met energie.
- Energiebronnen die elektriciteit opwekken.
6de
leerjaar - Energiebronnen beoordelen als milieuvriendelijk of milieuonvriendelijk, goedkoop of
duur.
Doelen
- Energiebronnen die een huis verwarmen benoemen.
Materiaal
Individueel
- leerwerkboek p. 55 en 56
- correctiesleutel
1
BAWO4AH Handleiding.indb 1
| 1.16
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56
Werkwijze
1. Verwarming thuis
De leerlingen vertellen in een kort klasgesprek hoe bij hun thuis wordt verwarmd. Laat de
toestellen en energiebronnen duidelijk vermelden.
Bespreek deze soorten:
-
centrale verwarming met buizen en radiators → aardgas, stookolie en elektriciteit;
kachel → hout, steenkool;
zonnewarmte → zon.
Richt het gesprek ook naar toestellen die voor opwarming zorgen, bijvoorbeeld strijkijzer,
gas- of elektrisch vuur, waterkoker, haardroger …
2. Energiebronnen voor verwarming (leerwerkboek p. 55 en 56)
De leerlingen maken individueel de oefening.
Verbeter klassikaal.
Wijs op de derde kolom die een synthese is van de energiebronnen.
Correctiesleutel
C55 en C56
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 2
1.16 |
2
16/08/10 17:56
Natuur
Opletten geblazen!
Eindterm
Gezondheid
De leerlingen kunnen gezonde en ongezonde levensgewoonten in verband brengen
1.17
met wat ze weten over het functioneren van het eigen lichaam.
Onderwijslijn
- Eenvoudige gezonde levensgewoonten in en om de klas: goede zithouding, handen
1ste
wassen, drinken uit de eigen beker …
leerjaar
- Dingen die mensen ziek maken.
- -Eenvoudige gezonde levensgewoonten in verband met persoonlijke hygiëne:
2de
handen wassen, je eigen zakdoek gebruiken, hoesten met de hand voor de mond, het
leerjaar
voetbad gebruiken voor en na het zwemmen, de voeten goed afdrogen, geen mutsen
uitwisselen …
- Luizen hebben is geen schande.
- Gezonde eetgewoonten.
3de
leerjaar - Belang van een goed ontbijt.
- De voedingsdriehoek.
de
- Eenvoudige gezonde levensgewoonten bij contacten met planten en dieren.
4
leerjaar - Allergische reacties.
- Verzorging van schaafwonden.
de
- Eenvoudige gezonde levensgewoonten: gezonde levensstijl (rust, voeding,
5
ontspanning, beweging …).
leerjaar
- Alternatieven voor minder gezonde gewoonten.
- Verslaving  gewoonten.
6de
leerjaar - Goede en slechte gewoonten.
- Verslavingen (videogames, gokken, drugs, roken, alcohol …).
- Gevolgen van verslavingen.
Doelen
- De meest voorkomende oorzaken en symptomen van een allergie opsommen.
- Het belang inzien van de onmiddellijke verzorging van een wonde.
- Aangeven waarop je moet letten bij contacten met planten en dieren.
Materiaal
Klassikaal
- prenten van huisdieren, giftige planten, paddenstoelen, bessen, bloemen …
1
BAWO4AH Handleiding.indb 1
| 1.17
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56
Individueel
- leerwerkboek p. 57 t/m 60
- kopieerbladen K12 en K13
- correctiesleutel
Werkwijze
1. Opletten met … (leerwerkboek p. 57, oefening 1)
Houd een klassikaal leergesprek.
-
Wat is een allergie of een allergische reactie?
Wie heeft er een allergie?
Noem voorbeelden. (hooikoorts, bepaalde dieren en/of planten, huisstofmijt, bepaalde
voeding, medicijnen)
Wat zijn de symptomen (= tekenen) van een allergie? (loopneus, tranende ogen, jeuk,
benauwdheid, niezen …)
Kan een allergie vermeden worden?
Wat kun je er zelf aan doen?
Hoe behandelt men allergie?
Info
Allergie is een reactie waarbij het afweersysteem, dat dient om het lichaam te
beschermen tegen infecties, ons ziek maakt. Het afweersysteem bestaat uit een leger
witte bloedcellen. Deze herkennen elk vreemd deeltje dat het lichaam binnendringt.
Die vreemde indringer is de vijand en we noemen hem ‘antigeen’ of ‘allergeen’. Als zo
een vijand voor de eerste keer binnendringt, dan zal het lichaam dit ‘onthouden’. Ons
lichaam maakt dan antistoffen tegen deze vijand. Wanneer ons lichaam abnormaal
reageert op een allergeen, dan zal het een reactie geven zoals een loopneus, tranende
ogen, jeuk of benauwdheid.
Voorbeelden van allergenen zijn stuifmeelkorrels, huidschilfers van dieren, uitwerpselen
van huisstofmijt, schimmelsporen of voedselbestanddelen.
Weetje
Wereldwijd heeft één kind op vier last van allergie en in de industrielanden is zo’n 35 % van
de bevolking allergisch. Die cijfers stemmen tot nadenken ...
De leerlingen maken individueel of per twee oefening 1 in het leerwerkboek.
Bespreek de verschillende antwoorden. Schrijf ze op bord.
2. Wondverzorging (leerwerkboek p. 58, oefening 2)
Houd een klassikaal leergesprek.
-
Wat is EHBO? (Eerste Hulp Bij Ongevallen)
Wat is de meest voorkomende wonde op de speelplaats? (schaafwonde)
Hoe verzorgen we een schaafwonde? (De wonde goed uitwassen, ontsmetten, zuiver
verband aanleggen, nooit met vuile handen aan de wonde komen!)
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 2
1.17 |
2
16/08/10 17:56
-
-
Waarom is het zo belangrijk om propere handen te hebben bij het verzorgen van
wonden? (Een goede handhygiëne is belangrijk om de overdracht van ziektes te
voorkomen. Overgebrachte ziektekiemen kunnen infecties in de wonde veroorzaken.)
Waarom moeten we een wonde ontsmetten? (Op die manier worden de bacteriën
chemisch uitgeschakeld.)
Wat gebeurt er als we een wonde niet goed verzorgen? (Een onverzorgde wonde kan
snel gaan ontsteken. Dit kunnen we zien doordat er roodheid rond de wonde ontstaat,
een zwelling, een kloppend gevoel. Een van de belangrijkste taken van onze huid is
bescherming tegen bedreigingen van buitenaf. Bij een huidinfectie dringen bacteriën de
huid binnen. De bacteriën vermenigvuldigen zich en scheiden afvalstoffen af die schade
kunnen veroorzaken aan de huidcellen.)
De leerlingen maken oefening 2 in het werkboek.
Breng bij de evaluatie het schema op bord. Leerlingen noteren op het bord de oplossingen.
3. Contacten met dieren (leerwerkboek p. 58, oefening 3)
Houd een klassikaal leergesprek aan de hand van prenten van huisdieren.
Toon de prenten en laat de kinderen vertellen.
Stel gerichte vragen.
-
Wie heeft dit dier thuis?
Hoe verzorg je het?
Mag het overal in huis komen?
Ben je al eens verwond door dit dier?
Hoe kwam dat?
Hoe werd de wonde verzorgd?
Probeer volgende zaken in het gesprek aan bod te laten komen.
De mondholte van een dier bevat enorm veel bacteriën, vandaar dat je je beter geen likjes
laat geven.
Dieren dragen ook ziektekiemen op hun vacht. Deze maken het dier niet ziek, maar kunnen
mensen wel ziek maken. Dus na het aanraken van dieren moet steeds je handen wassen met
water en zeep.
Als een dier je bijt of krabt, moet de wonde zeer goed uitgewassen en ontsmet worden.
Soms moet je er ook mee naar de dokter.
Sommige mensen zijn allergisch voor dieren.
Dieren in de keuken of in de slaapkamer toelaten is niet erg hygiënisch.
In de uitwerpselen van dieren kunnen ook ziektekiemen zitten. Was dus ook steeds je
handen nadat je in de zandbak of in de tuin hebt gespeeld.
De leerlingen maken oefening 3 in het werkboek.
3
BAWO4AH Handleiding.indb 3
| 1.17
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:56
4. Contacten met planten (leerwerkboek p. 59, oefeningen 4 en 5)
Houd een klassikaal leergesprek aan de hand van prenten.
Gebruik eventueel kopieerblad K12.
Toon de kopieerbladen K12 en K13. Op de ene prent zien we een vogel dat een besje van
een struik eet. Op de andere prent zien we een kind dat van dezelfde struik een besje wil
proeven.
-
Wat kan hier een probleem zijn? (De vogel heeft geen probleem, maar het kind kan er
ziek van worden. Het kan bijvoorbeeld buikpijn krijgen.)
Vertel de kinderen dat er veel giftige planten bestaan en dat de meeste slachtoffers hiervan
kinderen zijn.
Bekijk de foto’s van de meest voorkomende giftige planten in het werkboek: berenklauw,
wolfsmelk, nachtschade, varen, taxus, vliegenzwam.
-
Wat kunnen de gevolgen zijn als je deze planten aanraakt of in je mond steekt?
Mogelijke effecten zijn: allergische reacties, het opzwellen en pijnlijk rood worden van
de huid, brandwonden, maag- en darmklachten, braken, diarree, versnelde ademhaling,
ademnood of zelfs de dood.
Moraal van het verhaal: we weten niet van alle planten of ze giftig zijn of niet, dus we gaan
ze niet proeven of aanraken! Als we dit toch per ongeluk hebben gedaan, wassen we onze
handen heel goed wassen en gaan eventueel naar de dokter.
De leerlingen lossen individueel de rebus in het werkboek op (p. 60).
Correctiesleutel
C57, C58, C59 en C60
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 4
1.17 |
4
16/08/10 17:56
Natuur
Gebarentaal
Eindterm
Gezondheid
De leerlingen weten dat bepaalde ziekteverschijnselen en handicaps niet altijd
1.18
kunnen worden vermeden.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
6de
leerjaar
- Een bril, een beugel, een gips, een loopkruk, een hoorapparaat helpt.
- Luizen hebben is geen schande.
- Ook met een handicap hoor je erbij.
- Uiterlijke onvolmaaktheden.
- Respect voor gehandicapten.
- De mogelijkheden van gebarentaal ervaren.
- Allergieën.
- Veel voorkomende allergieën opsommen.
- Vrienden met leerproblemen, leerstoornissen.
Doelen
- Verwoorden dat er verschillende handicaps zijn en dat aangeboren handicaps niet altijd
kunnen worden vermeden.
- Respect tonen voor gehandicapten.
- De mogelijkheden van gebarentaal ervaren.
Materiaal
Klassikaal
- voorbeelden van pictogrammen
Individueel
- leerwerkboek p. 61 en 62
- kopieerblad K14
- correctiesleutel
1
BAWO4AH Handleiding.indb 1
| 1.18
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Werkwijze
1. Mensen met een handicap of een zware ziekte (leerwerkboek p. 61,
oefening 1)
Houd een klassikaal leergesprek.
Hoe komt het dat sommige mensen een handicap hebben? (ongeluk, ziekte, aangeboren
handicap…)
Welke handicaps ken je?
-
Info
Er zijn drie grote groepen handicaps:
-
lichamelijke handicap: blind, doof, spieren werken niet goed meer ...
geestelijke handicap: hersenen werken niet zoals het moet, bv. syndroom van
Down …
meervoudige handicap: combinatie van bovenstaande handicaps.
Welke houding moeten we aannemen tegenover mensen met een handicap?
Hoe moeten wij ze behandelen? (als elk een ander persoon, met respect voor de
persoon, niet nastaren, niet onbeleefd zijn, niet negeren …)
De leerlingen maken oefening 1 in het werkboek.
Noot
Leg eerst uit wat een pictogram is en toon enkele voorbeelden. Een pictogram is een
tekening die letterlijk de betekenis laat zien.
2. Communiceren met gehoorgestoorden
Houd een klassikaal leergesprek waarin de volgende inhoud voorkomt.
-
-
Voorzieningen in onze samenleving om mensen met een handicap te helpen
(parkeerplaatsen, hellend vlak i.p.v. trap, hoorapparaat, rolstoel, blindengeleide
hond, gebarentaal …).
Communicatie met gehoorgestoorden. Opdat deze mensen zich goed zouden
voelen in onze samenleving, is het belangrijk dat we met hen kunnen ‘praten’ (via
hoorapparaat, gebarentaal).
Laat de leerlingen aan de hand van kopieerblad K14 experimenteren met het handalfabet.
De leerlingen maken individueel oefening 2 in het werkboek.
Suggesties



Laat de leerlingen enkele opdrachten uitvoeren met een blinddoek, om te ervaren hoe het
is als je niet kunt zien.
Laat de leerlingen opdrachten uitvoeren met een koptelefoon op, om te ervaren hoe het is
om als dove door het leven te gaan.
Speel een gebarenquiz.
Correctiesleutel
C61 en C62
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 2
1.18 |
2
16/08/10 17:57
Natuur
Beestjes in je haar? We zorgen voor elkaar
Eindterm
Gezondheid
De leerlingen beseffen dat het nemen van voorzorgen de kans op ziekten en
1.19
ongevallen vermindert.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
/
4de
leerjaar
5de
leerjaar
- Organisatie van een luizenproject, luizenpreventie …
- Ongevallen met snij- en brandwonden.
/
- Hygiënische regels om besmettingen te voorkomen.
- Ongevallen met huisdieren.
- Geknelde ledematen vermijden.
- Hygiëne in het zwembad, bij de dagelijkse verzorging van het eigen lichaam.
- Ongevallen in het zwembad, met de speeltoestellen.
- Fietshelm, fluohesje.
- Gevolgen voor het lichaam inschatten van onveilig zonnen en roken.
6de
leerjaar - Veilig omgaan met elektrische apparaten.
Doelen
- Verwoorden hoe je luizen in het haar kunt vermijden en hoe je luizen kunt verdelgen.
- Verwoorden hoe je ongevallen met snij- en brandwonden kunt voorkomen of beperken.
Materiaal
Individueel
- leerwerkboek p. 63 en 64
- correctiesleutel
1
BAWO4AH Handleiding.indb 1
| 1.19
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Werkwijze
Info
Na de bevruchting legt de vrouwelijke luis ongeveer zes eitjes per dag, zo dicht mogelijk
tegen de hoofdhuid.
Neten kun je niet zomaar uit het haar schudden. Ze zitten vastgekleefd aan het haar.
Neten nestelen zich het liefste op de warmste plaatsen van het hoofd: achter de oren,
in de nek, in een paardenstaart. Ze hebben de lichaamswarmte van de mens nodig om
zich verder te ontwikkelen.
Luizen voeden zich vijf tot zes keer per dag met het bloed van de gastheer/gastvrouw.
Een luis overleeft ongeveer 30 dagen na het uitkomen.
Een luis sterft wanneer ze zich niet meer op het hoofd bevindt.
1. Luizen in de klas (leerwerkboek p. 63, oefening 1)
Houd dit klasgesprek bij voorkeur wanneer je luizen in de klas hebt vastgesteld.
-
Wie heeft zelf al eens luizen gehad?
Ga in op de reacties van de leerlingen. Sommigen vinden dit misschien ‘vies’. Maar … wie
zich elke dag wast, kan toch nog luizen krijgen. Luizen gaan immers over van mens tot mens.
Ze overleven op je hoofdhuid door de warmte van je lichaam. Het krijgen van luizen heeft
weinig met hygiëne te maken. Hygiëne en properheid is vooral noodzakelijk om de luizen
weg te krijgen.
Bekijk en bespreek in het leerwerkboek met de leerlingen de levenscyclus van een luis (eitje
in neten, nimf of babyluis, luis).
De leerlingen rangschikken individueel de afbeeldingen in de juiste volgorde en noteren er
de juiste woorden bij.
2. Hoe kun je luizen bestrijden? (leerwerkboek p. 63, oefening 2)
Leerlingen vertellen wat ze doen of hebben gedaan wanneer er luizen in het haar werden
gevonden. Noteer de antwoorden op het bord.
Mogelijkheden:
-
de luizen/neten behandelen met luizenshampoo;
de ‘nattekammethode’ (met een speciale luizenkam);
wassen van beddengoed en kleding;
geen mutsen, petten of sjaals uitwisselen;
geen handdoeken uitwisselen na het zwemmen;
jassen niet te dicht bij elkaar hangen aan de kapstok.
Besluit samen met de leerlingen dat je best de eitjes aanpakt, zodat er geen nieuwe luizen
meer kunnen bijkomen.
De leerlingen maken individueel oefening 2 in het leerwerkboek.
Bij elke tip bedenken en noteren ze een slogan.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 2
1.19 |
2
16/08/10 17:57
Maak hen duidelijk wat een slogan is, door bijvoorbeeld reclameslogans te citeren.
De slogans kun je in de klas of op school ophangen of in de schoolkrant publiceren.
3. Ongevallen met snij- en brandwonden voorkomen (leerwerkboek p. 64,
oefening 3)
Vertel een aantal situaties zoals in het leerwerkboek worden beschreven.
De leerlingen rubriceren het gevolg: een snijwond of een brandwond. Ze noteren de
nummers van de situaties in de juiste kolom.
1. Jelle glijdt veel te snel naar beneden als hij van het klimtouw komt.
2. Janne valt met haar hand op een glasscherf.
3. Dieter loopt de frietketel met hete olie om en krijgt olie over zijn arm.
4. Lina neemt een pizza uit de oven zonder handschoenen.
5. Nasri snijdt in zijn vinger bij het snijden van een appel.
Overloop de oplossingen samen met de leerlingen.
De leerlingen schrijven daarna bij elke situatie hoe het ongeval kan worden vermeden.
Suggesties




Laat de leerlingen vertellen over snij- en brandwonden die zij zelf al hebben opgelopen.
Klasgenootjes zoeken naar mogelijke tips voor het voorkomen van dit soort ongevallen.
Vraag aan een medewerker van het Rode Kruis of het Wit-Gele Kruis om een snij- en
brandwond te simuleren. Zo zien de leerlingen hoe een wonde er uitziet en kunnen ze deze
ook meteen goed leren verzorgen.
Geef de leerlingen enkele tips mee naar huis na een luizenplaag om te beletten dat ze
opnieuw besmet worden:
- mama/papa controleert ook broers en zussen op luizen;
- mama/papa ontsmet alle lakens, kammen, haaraccessoires;
- mama/papa wast lakens en mutsen op 50 tot 60 °C; luizen overleven deze
temperatuur niet.
Luizenproject op school:
- houd regelmatig een preventieve controle op de hele school;
- contacteer de ouders bij een luizenplaag;
- contacteer ook het CLB: bij hardnekkige problemen kunnen zij de gezinnen
persoonlijk bijstaan.
Correctiesleutel
C63 en C64
3
BAWO4AH Handleiding.indb 3
| 1.19
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Natuur
Wie heb ik aan de lijn?
Eindterm
Gezondheid
De leerlingen kunnen de hulp inroepen van een volwassene in een noodsituatie.
1.20
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
6de
leerjaar
/
/
- Medisch noodnummer.
- Wat moet je doen bij een noodsituatie thuis, in de klas?
- Een beroep doen op de hulpdiensten.
- Een duidelijk gesprek met iemand van de hulpdiensten.
- De belangrijkste noodnummers.
- Iemand contacteren in nood.
- Een beroep doen op hulpverleners.
- In nood iemand contacteren.
Doelen
- De meest voorname noodnummers kennen: 100, 101, 102, 112, 070/245 245.
- Het noodnummer van de politie kennen.
- Een noodoproep voeren met de hulpdiensten.
Materiaal
Klassikaal
- gsm
Individueel
- werkboek p. 65, 66 en 67
- correctiesleutel
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
1.20 |
1
16/08/10 17:57
Werkwijze
1. Hulpdiensten
Houd een klassikaal leergesprek.
-
Welk noodnummers ken je? (100: brandweer, ambulance; 101: politie; 112: Europees
noodnummer; 070/245 245: Antigifcentrum; 102: Kindertelefoon)
Waarom mag je niet zomaar naar een noodnummer bellen?
Bespreek hoe een gesprek met een noodnummer kan verlopen.
-
Wat moet je zeker vermelden?
- Zeg je naam.
- Omschrijf duidelijk wat er is gebeurd.
- Vermeld de juiste plaats van het gebeuren.
- Vertel wie de slachtoffers zijn en in welke toestand ze verkeren.
- Houd na de oproep de lijn vrij, zodat de hulpcentrale eventueel kan terugbellen.
De leerlingen voeren enkele noodgesprekken.
Een leerling belt naar een noodnummer. Bespreek wat hij/zij goed deed en wat niet.
De leerlingen maken individueel de oefeningen 1 en 2 in het werkboek.
Bespreek klassikaal de antwoorden.
Suggesties



Rollenspel: laat leerlingen met een telefoon de hulpdiensten opbellen. Geef duidelijk aan
dat het gesprek kort en bondig moet zijn.
Surf samen met de leerlingen naar www.noodnummer.be. Daar vind je nog meer nuttige
nummers en alles staat mooi gerangschikt. De leerlingen kunnen die thuis steeds raadplegen!
Laat de leerlingen in groepjes iets komen vertellen over een noodnummer naar keuze. Je
kunt ook steeds op voorhand een selectie maken van noodnummers waarover de kinderen
informatie moeten verzamelen.
Correctiesleutel
C65, C66 en C67
2
BAWO4AH Handleiding.indb 2
| 1.20
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Natuur
EHBO: brandwonden
Eindterm
Gezondheid
De leerlingen kunnen elementaire hulp toedienen bij brandwonden.
1.21
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
6de
leerjaar
/
/
- EHBO: schaaf- en brandwonden verzorgen.
- EHBO: brandwonden.
- EHBO: neusbloedingen en brandwonden.
- EHBO: wondverzorging.
- Wondverzorgingsmiddelen gebruiken.
Doelen
- De verschillende brandwonden kennen.
- Gepast reageren bij de verschillende soorten brandwonden.
Materiaal
Individueel
- leerwerkboek p. 69 en 70
- correctiesleutel
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
1.21 |
1
16/08/10 17:57
Werkwijze
1. EHBO (leerwerkboek p. 69, oefening 1)
Herhaal kort wat in het derde leerjaar al aan bod kwam.
-
Wat betekent EHBO? (Eerste Hulp Bij Ongevallen)
2. Brandwonden (leerwerkboek p. 69 en 70, oefeningen 1 en 2)
Lees het volgende krantenartikel voor.
Jongen van elf verminkt door kokend frituurvet.
Vrijdagavond omstreeks 18 uur is de 11-jarige Robbe Verelst zwaar verbrand geraakt
door een frietketel. Robbe bleef die avond bij zijn grootouders, Eddy en Liliane Verelst,
slapen. Opa besloot die avond frietjes te bakken. Terwijl opa waakzaam bij de frietpot
stond, kwam Robbe enthousiast op de lekkere geur afgelopen. Helaas struikelde hij over
de handtas van oma en viel hij zo tegen de frietketel aan. Die kieperde om, net op Robbe
zijn handen en armen.
Opa schoot direct in actie en trok Robbes trui uit. Helaas werd daardoor zijn huid ook mee
afgetrokken. Oma belde de hulpdiensten, terwijl Robbe in de douche onder koud water
werd gezet. Robbe verblijft momenteel in het stedelijke ziekenhuis van Gent. Van daaruit
wordt hij naar het brandwondencentrum van het UZ overgebracht.
Houd een leergesprek over dit artikel. Herhaal de belangrijke regels:
Eerst water, de rest komt later
Geen kledij verwijderen!
Mogelijke vragen:
-
Wat deden opa/oma goed?
Wat hadden ze beter niet gedaan?
Bedenk met de leerlingen andere situaties waarin iemand zich kan verbranden.
Laat ook zonnebrand, chemische verbranding en elektrische shock aan bod komen. Leg uit
wat je dan moet doen.
Info
Er zijn drie soorten verbrandingen:
- eerstegraadsverbranding: alleen de opperhuid is verbrand
→ rode opgezwollen huid;
- tweedegraadsverbranding: opper- en lederhuid zijn verbrand
→ blaren op huid, rond de blaren is de huid rood;
- derdegraadsverbranding: opper-, leder- en onderhuid zijn verbrand
→ wonde is zwart (verkoold) of wit (bij verbranding door een chemisch product).
2
BAWO4AH Handleiding.indb 2
| 1.21
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Verzorging:
-
onmiddellijk afkoelen onder stromend (lauw!) water gedurende zeker 15 minuten;
waterstraal boven de wonde richten, nooit rechtstreeks in de wonde spuiten;
ingebrande kleding niet verwijderen;
afdekken met steriel verband.
De leerlingen maken de oefeningen 1 en 2 individueel of in partnerwerk.
Suggesties


Toon de leerlingen foto’s van verschillende soorten brandwonden.
Rollenspel: leerlingen spelen allerlei situaties na; bespreek nadien of ze correct handelden.
Correctiesleutel
C69 en C70
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 3
1.21 |
3
16/08/10 17:57
Natuur
De cavia
Eindterm
Milieu
1.22
De leerlingen kunnen bij de verzorging van dieren en planten uit hun omgeving
zelfstandig basishandelingen uitvoeren.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
6de
leerjaar
- De hond en zijn verzorging.
- De poes en haar verzorging.
- De goudvis en zijn verzorging.
- De cavia en haar verzorging.
- De verzorging van huisvogels (papegaai, parkiet, kanarie …).
- De verzorging van kamerplanten.
- De hamster en haar verzorging.
- De cactus en zijn verzorging.
- Huisdieren tijdens de vakantie.
Doelen
- Bij de verzorging van dieren en planten uit hun omgeving zelfstandig basishandelingen
uitvoeren.
- Vertellen hoe je een cavia correct verzorgt.
Materiaal
Klassikaal
- een cavia
Individueel
- leerwerkboek p. 71
- correctiesleutel
Werkwijze
1. Verzorging van een cavia (leerwerkboek p. 71)
Breng een cavia in de klas. Observeer het dier samen met de leerlingen. Bespreek de
belangrijkste basishandelingen voor de verzorging van de cavia. Deze vind je terug bij de
achtergrondinformatie. Laat de leerlingen om de beurt gedurende deze periode de cavia
zelf verzorgen.
1
BAWO4AH Handleiding.indb 1
| 1.22
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
De leerlingen vullen de meerkeuzevragen in het leerwerkboek in. Verbeter de opdracht
klassikaal.
Info
Een cavia kan zeven tot acht jaar oud worden bij een goede verzorging. Dit dier is op
acht maanden volgroeid en is dan 30 cm groot. Een volwassen vrouwtje weegt 1 kg en
een mannetje 1,5 kg.
Een cavia’s bijten bijna nooit. Ze zijn niet graag alleen en hebben aandacht nodig van
andere cavia’s of van hun baasje. In gevangenschap planten ze zich heel goed voort. Om
dit te voorkomen, kun je ze laten steriliseren of de mannetjes van de vrouwtjes scheiden.
Het hok moet goed schoon blijven, anders worden de dieren ziek en gaat het erg stinken.
Dat betekent: de bak wekelijks schoonmaken en het stro/zaagsel op bodem vervangen.
Cavia’s zijn dagdieren. Ze kunnen overdag wel even een tukje doen van ongeveer tien
minuten. Ze hebben een goed gehoor. Bij het minste geluid zijn ze wakker. Hoge heldere
geluiden die voor ons niet meer hoorbaar zijn, horen zij wel. Ze hebben ook een hekel
aan lawaai en harde muziek.
Cavia’s eten veel en vaak. Hun voornaamste voedsel is droog hooi.
Ze eten daarnaast krachtvoer: graan en tarwekorrels, droog brood en zonnebloempitten.
Ook vers voer eten ze graag, bv. wortelen, sla, appels en fris water. Je mag ze geen
melkproducten geven en ook maïs, prei, uien en champignons kun je ze best niet geven.
Ze hebben vier voortanden (twee boven en twee onder). Deze groeien altijd door en
moeten door te knagen afslijten. Daarom moet je ze zeker genoeg hard voer, takken en
schors geven. Hun klauwen groeien ook door, dus moeten ze veel bewegen, anders moet
je hun nagels knippen om last bij het lopen te voorkomen.
Een gezonde cavia heeft heldere, glanzende ogen: niet ontstoken, troebel, of met veel
tranen. Soms heeft hij hooi of stro in zijn oog. Dit ontsteekt dan. Je kunt de ontsteking
met lauw water of kamillethee deppen. Anders moet je naar de dierenarts gaan.
Cavia’s moeten vrij kunnen rondlopen. Pas wel op dat ze niet knagen aan meubels en
elektriciteitkabels. Ze zijn zo klein dat je er per ongeluk kunt op trappen, of ze tussen de
deur klemmen. Je moet een cavia dus goed in de gaten houden!
Suggesties


Je kunt het werkblad aanbieden als een quiz. Lees de vragen en mogelijke antwoorden voor
en de leerlingen noteren het juiste antwoord. Dit gebeurt individueel of per ploeg.
Je kunt met de leerlingen de verschillen in verzorging van een cavia, een hond of kat
bespreken. Welk dier spreekt de leerlingen het meest aan? Waarom?
Correctiesleutel
C71
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 2
1.22 |
2
16/08/10 17:57
Natuur
Zorgvuldig omgaan met afval en energie
Eindterm
Milieu
1.23*
De leerlingen tonen zich in hun gedrag bereid om in de eigen klas en school
zorgvuldig om te gaan met afval, energie, papier, voedsel en water.
Onderwijslijn
- Klasregels voor zorgvuldig en positief papier-, water-, afval-, voedsel- en
1ste
energieverbruik.
leerjaar
- Gescheiden inzamelen.
de
- Klasregels voor zorgvuldig en positief papier-, water-, afval-, voedsel- en
2
energieverbruik.
leerjaar
- Afval herkennen, wat … in welke container?
de
- Klasregels voor zorgvuldig en positief papier-, water-, afval-, voedsel- en
3
energieverbruik.
leerjaar
- Composteren.
- Klasregels voor zorgvuldig en positief papier-, water-, afval-, voedsel- en
4de
energieverbruik.
leerjaar
- Statiegeld.
- PMD, GFT, papier en karton, glas, KGA, restafval, compost.
de
- Klasregels voor zorgvuldig en positief papier-, water-, afval-, voedsel- en
5
energieverbruik.
leerjaar
- De afvalladder: voorkomen, hergebruiken, recycleren, verbranden, storten.
- Recyclage.
- Werking van een containerpark.
de
- Klasregels voor zorgvuldig en positief papier-, water-, afval-, voedsel- en
6
energieverbruik.
leerjaar
- Spaarlampen.
- Zuinig en duurzaam omgaan met water en andere bronnen.
- Afvalberg verkleinen.
Een eindterm met een asterisk (*) wijst op een attitude. Bij deze doelen is geen resultaatsverbintenis mogelijk. De eindtermen wijzen op een houding en verdienen voortdurende aandacht in het schoolse leven. Attitudes kunnen meestal niet gesynthetiseerd worden, zoals
andere doelen. Daarom kiest De Basis voor Wereldoriëntatie ervoor om die attitude-eindtermen alleen in de handleiding op te nemen, vergezeld van aandachtspunten en suggesties
voor de klaspraktijk.
1
BAWO4AH Handleiding.indb 1
| 1.23*
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Aandachtspunten






De leerlingen moeten zorgvuldig en bewust leren omgaan met papier, water, afval, voedsel
en energie in de eigen klas en school.
Betrek de leerlingen zoveel mogelijk bij een afvalarme en schone klas en school.
Als leerkracht heb je hier een duidelijke voorbeeldfunctie: de leerlingen leren zuinig met
afval en energie om te springen, ze motiveren om afval te voorkomen en te sorteren, en
energie te sparen.
Omdat het om attitudevorming gaat op klas- en schoolniveau, moet je op klas- en
schoolniveau duidelijke regels afspreken. Deze regels kun je in overleg met de leerlingen en
het schoolteam opstellen. De schoolcultuur speelt hierin een belangrijke rol.
Maak leerlingen bewust dat het gebruik van flessen met statiegeld bijdraagt tot duurzame
ontwikkeling.
Zet leerlingen aan tot zuinig omspringen met kostbaar drinkwater.
Suggesties

Klasregels
Bij het begin van het schooljaar.
Houd een leergesprek.
-
Maak met de leerlingen afspraken die leiden tot zorgvuldig, positief omgaan met
papier, water, afval, voedsel en energie.
Laat de leerlingen zelf tips aanbrengen.
Eventueel bouw je hier verder op de geldende regels in het derde leerjaar.
Mogelijke regels:
Papier in de papiermand.
- Deuren sluiten bij het verlaten van de klas.
- Lichten doven bij het verlaten van de klas.
- Kranen dicht bij het inzepen van de handen, na het wassen van de handen.
- Kiezen voor brooddozen, weg met aluminiumfolie.
- Kroonkurken (melk, choco) in een aparte trommel.
- Geen brikjes of blikjes, wel opnieuw vulbare drinkflessen.
- …
Voor een aantal regels kun je ‘controleurs’ aanstellen (bv. lichten doven, deuren
sluiten, kranen dicht). Zorg voor een beurtol (opnemen in de klastaken).
-

Schoolregels
- Bespreek met de leerlingen eventuele concrete acties op school, projecten (bv. schoon
houden van de speelplaats, elke week door een andere klas, een zwerfvuilactie, een
milieuweek).
- Overloop met de leerlingen de schooleigen afspraken i.v.m. zorgvuldig omgaan met
papier, water, afval, voedsel en energie.
- Sorteerhoekje op school
- Waar bevinden zich de verschillende vuilnisbakken in de school, op de speelplaats?
- Is er een sorteerhoekje? Waar? Een sorteerhoekje is een plek in de klas, op school
waar je de kinderen ludiek motiveert om juist te sorteren. Er staan een aantal
sorteerbakken in de juiste kleur, er zijn kindvriendelijke sorteerinstructies en
motiverende slogans of tekeningen.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 2
1.23* |
2
16/08/10 17:57
-

Statiegeld
- Breng het begrip statiegeld aan. Het statiegeld: een waarborgsom voor flessen e.d. die je
gebruikt.
- Laat de leerlingen flessen of etiketten van flessen waarop vermeld is dat je er statiegeld
moet voor betalen, verzamelen.
- Houd met de leerlingen een leergesprek over de vooren nadelen van wegwerpverpakkingen en verpakkingen met statiegeld.
- Bespreek de symbolen die statiegeld aanduiden.
Van producten met onderstaande symbolen mogen de lege verpakkingen (meestal
flessen) terug naar de winkel, zodat ze kunnen worden hergebruikt of gerecycleerd. Het
geld dat je voor de fles bijbetaalde, krijg je dan terug.
-

Containers bespreken: voor papier en karton, PMD, restafval en GFT, en een compostvat.
Leerlingen en personeel ondertekenen bij aanvang van een nieuw schooljaar een
milieubeleidsverklaring. De school gaat het engagement aan om zich in te zetten voor
het milieu in en om de school. Hiervoor kan een grote poster worden aangemaakt
waarop alle leerlingen en personeelsleden hun handtekening of vingerafdruk plaatsen.
Al wie bij de school betrokken is, doet mee.
Stimuleer de leerlingen tot het kopen van enkel (glazen) flessen waarvan je het statiegeld
terugkrijgt. Zo verminder je niet alleen de afvalberg, maar doe je ook aan duurzame
ontwikkeling. Je verbruikt minder grondstoffen.
Een afvalwoordenboek
- Aan de hand van de gemeentelijke afvalkalender kun je een afvalwoordenlijst (-boek)
maken.
- Complementair groepswerk. Laat de leerlingen per afvalsoort woorden verzamelen.
De leerlingen brengen hun woorden voor de klas. Voeg de resultaten (lijsten) van de
verschillende groepen samen tot een afvalwoordenboek. Geef dit woordenboek een
plaatsje in de klas of in de schoolbibliotheek.
Enkele voorbeelden:
Afval: wat na een bewerking als nutteloze rest overblijft.
- Composteren: verwerken tot compost, een soort meststof.
- Recycleren: opnieuw gebruiken.
- …
Rond het afvalwoordenboek kun je taalspelletjes houden: bv. pictionary (woorden
raden aan de hand van een tekening), galgje, rad van fortuin, hints (woorden uitbeelden
en raden).
-
-
3
BAWO4AH Handleiding.indb 3
| 1.23*
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57

Kostbaar drinkwater
- Kraantjeswater blijft de meest voordelige en milieuvriendelijkste dorstlesser. Als leerlingen
geen specifieke behoefte hebben, kunnen ze zonder problemen leidingwater drinken.
Een waterfilter is niet nodig, want het leidingwater in ons land is perfect drinkbaar en
van goede kwaliteit.
(Bron: Test-Aankoop nr. 521, juni 2008.)
-
-
-
Laat de leerlingen wennen aan water drinken bij de maaltijd.
Stimuleer de leerlingen tot minder consumeren van suikerhoudende frisdrank.
Laat de leerlingen een enquête afnemen rond het gebruik van kraantjeswater.
Waarvoor gebruiken we thuis kraantjeswater?
Hoeveel water verbruiken we thuis per dag?
Nemen we een bad of een douche?
Gebruiken we kraantjeswater om de auto te wassen?
Gebruiken we thuis regenwater?
Hoe kunnen we besparen op drinkwater?
….
De leerlingen verwerken de gegevens van de rondvraag en publiceren hun besluiten in
de schoolkrant of nodigen de ouders naar de klas uit om de resultaten te bekijken. De
leerlingen stellen een aantal tips rond drinkwaterbesparing op. De leerlingen houden
hier rond eventueel een creanamiddag.
Leg ook de link naar de watervoorziening in ontwikkelingslanden.
Houd aan de hand van onderstaande gegevens een leergesprek over zuinig en duurzaam
omgaan met water.
Een bad kost meer water dan een douche. Gemiddeld staan mensen 7,8
minuten onder de douche. Met een normale douchekop kost dat 78 liter
water, met een waterbesparende kop 33 tot 64 liter. Ter vergelijking: een warm
bad kost minimaal 120 liter water. Hoe kleiner het bad, hoe minder water en
energie nodig is.
Door minder vaak een bad te nemen, kun je besparen. Wie jaarlijks veertig
keer onder de douche stapt (met waterbesparende douchekop) in plaats
van in bad, bespaart 3100 liter warm water, 16 m³ gas, en voorkomt dat 29
kilogram CO² vrijkomt in de lucht.
Correctiesleutel
geen
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 4
1.23* |
4
16/08/10 17:57
Natuur
Containerpark in de buurt?
Eindterm
Milieu
1.24
De leerlingen kunnen met concrete voorbeelden uit hun eigen omgeving illustreren
hoe mensen op positieve, maar ook op negatieve wijze omgaan met het milieu.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
- Milieuvriendelijke en milieuonvriendelijke voorbeelden in de klas en op school.
5de
leerjaar
6de
leerjaar
- Milieuproblemen: luchtvervuiling, zwerfvuil, bodemverontreiniging, sproeistoffen …
- Alternatieven: statiegeld, biovoeding, zonne-energie, kringloopwinkel …
- Gebruik van milieuvriendelijke/milieuonvriendelijke materialen op school
(brooddoos, drinkbus … / aluminiumfolie, petfles …).
- Soorten afval sorteren (PMD, rest, glas, papier).
- Afvalkalender – vuilnisophaaldienst.
- Containerpark, afval sorteren om te recycleren.
- Kringloopwinkel.
- Gevolgen van klimaatsveranderingen.
- Begrippen: broeikaseffect, toenemende afvalberg, zure regen.
- Eigen positieve bijdragen om het klimaat te beschermen.
Doelen
-
Een afvalkalender raadplegen.
Weten welk afval de vuilnisophaaldienst ophaalt.
Weten welk afval thuishoort in het containerpark.
De werking van de kringloopwinkel kennen.
Materiaal
Individueel
- leerwerkboek p. 73
- kopieerblad K15
- correctiesleutel
1
BAWO4AH Handleiding.indb 1
| 1.24
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Werkwijze
1. Afvalkalender en containerpark (leerwerkboek p. 73, oefening 1 en
kopieerblad K15)
Houd een klassikaal leergesprek.
Stel de volgende vragen:
-
Wat doen we met ons afval nadat we het thuis en in de klas hebben gesorteerd? (op
straat zetten en laten ophalen door vuilnisophaaldienst)
Wat doen we met afval dat de vuilnisophaaldienst niet ophaalt? (naar containerpark)
Schrijf het woord ‘containerpark’ op het bord en verzamel staakwoorden.
-
Wat hoort er allemaal thuis in het containerpark? (bouwafval, steenpuin, ijzer,
groenafval, oude elektrische toestellen, witgoed, diepvriezers, koelkasten, glas, hout …)
Noot
Wijs de leerlingen erop dat je het grof huisvuil een tweetal keer per jaar ook op straat
mag zetten. Een speciale vuilnisophaaldienst komt dan dit grotere afval ophalen.
In sommige gemeenten is deze ophaling van grof huisvuil niet meer van toepassing.
De leerlingen maken oefening 1 in het leerwerkboek. Ze gebruiken hierbij de afvalkalender
(kopieerblad K15).
Bespreek vooraf de verschillende afkortingen:
Rest: restafval;
GFT: groente-, fruit- en tuinafval;
PMD: plastic, metaal en drankkartons.
2. Recycleren (leerwerkboek p. 73, oefening 2)
- Waarom moeten we ons afval sorteren?
De leerlingen reageren.
Info
De selectieve inzameling start bij je thuis: door papier en karton uit de huisvuilniszak
te houden, besparen we niet alleen op het gewicht van de huisvuilniszak. Het
papier en karton worden apart ingezameld en verwerkt in de papierindustrie.
Ook wat je in de blauwe PMD-zak stopt, recycleren ze: wist je dat ze van PET-flessen
truien en slaapzakken maken, of dat ze van drankblikjes een fiets kunnen maken?
Glas van verpakkingen zonder statiegeld, deponeer je in de glasbak. Ook dit verwerken
ze opnieuw tot nieuwe glazen verpakkingen.
Op het containerpark verzamelen ze nog andere fracties selectief met het oog op
recyclage: piepschuim, metaal, bouw- en sloopafval, glasafval, klein gevaarlijk afval …
De leerlingen maken oefening 2.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 2
1.24 |
2
16/08/10 17:57
3. Kringloopwinkel (leerwerkboek p. 73, oefening 3)
Houd een klassikaal leergesprek.
Wie kent de kringloopwinkel?
Waar is er hier een kringloopwinkel?
-
Info
Een kringloopcentrum haalt afgedankte maar nog herbruikbare goederen gratis bij
jou op. Je kunt je oude spulletjes ook zelf brengen. Zij sorteren deze spullen en voeren
eventueel kleine herstellingen uit. De opgeknapte goederen komen in de kringloopwinkel
terecht en gaan een tweede leven tegemoet. Van deze winkels zijn er momenteel 100,
verspreid over heel Vlaanderen. Ga eens rondneuzen in een kringloopwinkel. Er wacht
jou een ruim en altijd variërend aanbod van boeken tot eetkamers, van elektrische
apparaten tot kleding, van speelgoed tot fietsen enz.
Kringloopcentra engageerden zich van bij hun ontstaan in de sociale economie en
tewerkstelling. Ze stellen hun arbeidsplaatsen open voor mensen die om een of andere
reden moeilijk in het gewone arbeidscircuit terechtkunnen. Ze bieden opleiding en
werkervaring aan.
Veel kringloopcentra doen ook een beroep op vrijwilligers. Zeker in de sorteerafdelingen
en in de winkels zijn er altijd handen te kort.
De leerlingen surfen per twee naar de site van een kringloopwinkel in de buurt.
Op de site vinden ze de antwoorden van oefening 3.
Noot
-
Controleer vooraf de site.
Als in de klas het internet niet toegankelijk is voor de leerlingen, kun je de nodige
pagina’s vooraf uitprinten. Je kunt ook de nodige informatie in het leergesprek vooraf
verwerken, zodat de leerlingen de inhouden hebben gezien.
Suggesties



Bezoek het plaatselijke containerpark. Zorg voor een aantal afvalproducten die de leerlingen
in het containerpark kunnen sorteren.
Bezoek een kringloopwinkel in de buurt.
Leuke spelletjes per leeftijdscategorie vind je op het internet (zoek: ‘troep in Breda’).
Correctiesleutel
C73
3
BAWO4AH Handleiding.indb 3
| 1.24
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Natuur
Een leefbare wereld …
Eindterm
Milieu
1.25
De leerlingen kunnen met concrete voorbeelden uit hun eigen omgeving illustreren
dat aan milieuproblemen vaak tegengestelde belangen ten grondslag liggen.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
6de
leerjaar
/
/
- ‘Verspilling van natuurlijke rijkdommen’ invulling geven en daarbij tegengestelde
belangen omschrijven.
- Een leefbare wereld.
- ‘Verspilling van natuurlijke rijkdommen’ in de land- en tuinbouw invulling geven en
daarbij tegengestelde belangen omschrijven.
- ‘Verspilling van natuurlijke rijkdommen’ op mondiaal vlak invulling geven en daarbij
tegengestelde belangen omschrijven.
Doelen
- Het begrip ‘verspilling van natuurlijke rijkdommen’ invulling geven en daarbij tegengestelde
belangen omschrijven.
Materiaal
Individueel
- kopieerblad K16
- leerwerkboek p. 75 en 76
- correctiesleutel
Werkwijze
1. Groepsvorming (kopieerblad K16)
Vorm vijf groepen. Verknip kopieerblad K16 en geef elke groep een verschillende situatie:
groep 1 situatie 1, groep 2 situatie 2 enz.
Leg de leerlingen uit dat de foto van elke situatie iets positief en iets negatief heeft. In elke
groep is daarover overleg. Ze noteren positieve en negatieve elementen. Benadruk dat de
leerlingen dus over de invulling van beide kolommen moeten nadenken. Het gevaar is niet
denkbeeldig dat ze bij bepaalde foto’s enkel bij het negatieve blijven hangen.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
1.25 |
1
16/08/10 17:57
2. Uitwisseling van gedachten
Na de groepsbespreking stelt elke groep zijn eigen situatie voor en somt de voor- en nadelen
op. De voordelen gaan in de richting van economische waarden voor de mens: een job
hebben betekent verhoging van de koopkracht en van de welvaart. De nadelen gaan in
de richting van het prijskaartje voor de natuur: de vervuiling, de verzuring en de nefaste
gevolgen voor de levenskwaliteit.
Kom als leerkracht tussen als dat nodig blijkt om wat omkadering te geven.
Sta expliciet stil bij de inhoud die foto 4 oproept: zure regen.
Leg het begrip uit. Het gaat om schadelijke stoffen door de uitstoot van gassen van auto’s
en van fabrieken die zich oplossen in regenwolken. Door het vallen van de neerslag uit die
‘zure wolken’, wordt schade toegebracht aan gebouwen, grond en beplanting. Kortom, de
volledige leefomgeving lijdt eronder.
Bouw ondertussen een bordschema op met essentiële input van de leerlingen. Voorzien
daarbij twee kolommen: + de voordelen: het comfort, de uitbouw van de welvaart, de
zekerheden voor de toekomst; – de nadelen: de verspilling van de natuurlijke rijkdommen,
de verzuring, de verloedering, de vervuiling, de achteruitgang van de levenskwaliteit.
Bordschema
-
+
3. Verwerking (leerwerkboek p. 75 en 76, oefeningen 1 en 2)
De leerlingen maken individueel oefening 1 in het werkboek.
Bespreek de antwoorden klassikaal en geef zo nodig als remediëring wat extra uitleg. Benadruk dat de uitbouw van de welvaart goed is, maar dat mag niet de uitputting van de natuurlijke rijkdommen en de teloorgang van de levenskwaliteit tot gevolg hebben. Onderstreep
dat de toekomstige generaties niet opgescheept mogen zitten met de egoïstische mentaliteit ‘het zal wel mijn tijd meegaan’. Dit is uiterst asociaal.
Daag de leerlingen uit bij de tweede opdracht in enkele zinnen de inhoud van deze les
samen te vatten. Dit gebeurt best klassikaal.
Correctiesleutel
C76
2
BAWO4AH Handleiding.indb 2
| 1.25
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Natuur
Leven in het bos
Eindterm
Milieu
1.26*
De leerlingen tonen respect en zorg voor de natuur vanuit het besef dat de mens
voor zijn levensbehoeften afhankelijk is van het natuurlijk leefmilieu.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
6de
leerjaar
- Zorg dragen voor het milieu in de klas.
- Milieuonvriendelijk gedrag herkennen en verbeteren.
- Zorg dragen voor de natuur op straat.
- Milieuvriendelijk gedrag op straat.
- Zorg dragen voor de natuur in het bos.
- Milieuvriendelijk gedrag in het bos.
- Zorg dragen voor de natuur waar je komt.
- Vergankelijkheidstijden van afval.
- Vervuiling als gevolg van het niet respecteren van de natuur.
- Vervuiling door de mens weer rechtgezet.
- Gevolgen van minder respect voor de natuur in de wereld.
Een eindterm met een asterisk (*) wijst op een attitude. Bij deze doelen is geen resultaatsverbintenis mogelijk. De eindtermen wijzen op een houding en verdienen voortdurende aandacht in het schoolse leven. Attitudes kunnen meestal niet gesynthetiseerd worden, zoals
andere doelen. Daarom kiest De Basis voor Wereldoriëntatie ervoor om die attitudinale
eindtermen enkel in de handleiding op te nemen, met aandachtspunten en suggesties voor
de klaspraktijk.
Aandachtspunten




Leerlingen moeten leren preventief om te gaan met de natuur. Ze moeten weten dat geen
respect voor de natuur loodzware gevolgen heeft. Je kunt de gevolgen niet altijd direct
waarnemen, maar ze zijn er wel.
Overtuig de leerlingen van de boodschap: ‘Begin bij jezelf’. Ga zelf in de klas steeds respectvol
om met energie, afval, planten en dieren. Zo zien de leerlingen dagelijks het goede voorbeeld.
Moedig de leerlingen aan gebruik te maken van de directe voorzieningen om afval te
scheiden in verschillende afvalcontainers.
Leerlingen moeten inzien dat de mens best in harmonie met de natuur samenleeft. De natuur
met respect en zorg behandelen is noodzakelijk, de natuurlijke hulpbronnen en voorraden
op aarde zijn niet onuitputtelijk. Wij moeten onze ecologische voetafdruk verkleinen.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
1.26* |
1
16/08/10 17:57
Suggesties



Laat de leerlingen eerst zelf vertellen wat ze de voorbije jaren hebben geleerd over respect
voor de natuur. Vraag of ze die zaken ook toepassen in het dagelijks leven en wat nog
moeilijk lukt.
Vorm kleine groepjes. Noteer op A3-papier telkens een plaats uit de directe omgeving van
de leerlingen, bv. klas, speelplaats, thuis, straat …
De leerlingen noteren eerst mogelijke handelingen waaruit geen respect voor de natuur
blijkt. Bespreek dit klassikaal en vul eventueel aan. Laat de leerlingen brainstormen over de
gevolgen die de handelingen veroorzaken.
Een Vlaming gebruikt per dag gemiddeld 110 liter water. Dit zijn elf emmers. Waar gaat dat
water naar toe?
- 44 liter voor bad of douche
- 30 liter in de toilet (*)
- 17 liter in de was (*)
- 8 liter voor de afwas
- 3 liter om te koken en te drinken
- 8 liter voor van alles en nog wat (*)
Als je voor de functies met een (*) hemelwater gebruikt, kom je exact aan de helft. Zo kun je
heel wat leidingwater besparen. Onderzoek met de leerlingen de mogelijkheden op school
om hemelwater op te vangen en te gebruiken.




Laat een kraan een tijdje druppen en vang het water op in een maatbeker. Hoeveel water
zou je zo verliezen moest je dit een uur, dag of week laten druppen? Bereken dit met de
leerlingen.
Ga met de leerlingen op onderzoek. Bekijk hoe het in jouw klas gesteld is met het
sluipverbruik. Is de verlichting wel nodig? Heb je niet genoeg met het daglicht? Komt er
ergens tocht binnen? Staat de verwarming niet te hoog?
Je kunt dit met de leerlingen in de ganse school bekijken.
Laat de leerlingen op de computer informatie opzoeken over de gevolgen van minder
respect voor de natuur. Er staat heel veel informatie op sites van milieuorganisaties. Laat ze
hun ecologische vetafdruk meten.
Bespreek de vergankelijkheidstijden van afval met de leerlingen en wat je kunt bereiken met
recycleren. Dit geeft een concreter beeld.
Info
Tijdsduur waarin voorwerpen vanzelf vergaan in de natuur:
klokhuis appel
14 dagen
papier
enkele dagen tot een halfjaar
bananenschil
1 tot 3 jaar
sinaasappelschil
1 tot 3 jaar
sigarettenpeuk
1 tot 5 jaar
plastic flesje
5 tot 10 jaar
kauwgom
20 tot 25 jaar
glazen fles
1 miljoen jaar
piepschuim beker
nooit
2
BAWO4AH Handleiding.indb 2
| 1.26*
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Recyclage:
27 petflessen
1900 stalen blikjes
670 aluminium blikjes
50 plastic flessen
10 drankkartons
=
=
=
=
=
1 fleece trui
1 auto
1 fiets
1 parasol
1 puzzel
Correctiesleutel
geen
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 3
1.26* |
3
16/08/10 17:57
Techniek
Ik weet waarvan jij bent gemaakt
Eindterm
Kerncomponenten van techniek
De leerlingen kunnen van technische systemen uit hun omgeving zeggen uit welke
2.1
materialen of grondstoffen ze gemaakt zijn.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
6de
leerjaar
/
/
- Opsomming van materialen uit de directe omgeving: klas.
- Opsomming van materialen uit de schoolomgeving.
- Opsomming van materialen uit de directe leefwereld: dorp, gemeente …
- Opsomming van materialen uit de ruime omgeving: land, wereld.
Doelen
- Met alle zintuigen gericht waarnemen bij de exploratie van de schoolomgeving.
- Zeggen of een voorwerp uit de schoolomgeving van hout, metaal, glas, kunststof, textiel,
rubber of steen is gemaakt.
Materiaal
Individueel
- leerwerkboek p. 77
- kleurpotloden
- correctiesleutel
Werkwijze
1. Leerwandeling
Trek er met de leerlingen opuit. Ga in de nabije schoolomgeving op zoek naar materialen en
besteed ook even extra aandacht aan de kenmerken en eigenschappen. Denk na waarom ze
worden gebruikt. Kennen de leerlingen alternatieven?
Bijvoorbeeld: in de schooltuin is een houten omheining, er zijn houten speeltuigen, plastic
vuilnisbakken … Maar ga ook verder: in de inkomhal van school ligt een stenen vloer, de
overkapping van de speelplaats is uit staal …
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
2.1 |
1
16/08/10 17:57
2. Verwerking (leerwerkboek p. 77, oefening 1)
Terug in de klas gaan de leerlingen zelfstandig aan de slag met de opdracht in het
leerwerkboek.
Bespreek na afloop de antwoorden klassikaal.
Suggestie

Benoem regelmatig de materialen van de voorwerpen in nieuwe situaties. Voorbeeld: tijdens
een klasuitstap, bij een museumbezoek, tijdens de sportdag …
Correctiesleutel
C77
2
BAWO4AH Handleiding.indb 2
| 2.1
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Techniek
Hanteren, monteren en demonteren
Eindterm
Kerncomponenten van techniek
De leerlingen kunnen specifieke functies van onderdelen bij eenvoudige technische
2.2
systemen onderzoeken door middel van hanteren, monteren of demonteren.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
6de
leerjaar
/
/
/
/
- Dingen uit de hobbywereld van de leerlingen.
- Waarvoor dienen de verschillende onderdelen?
- Dingen uit de sportwereld van de leerlingen.
- Waarvoor dienen de verschillende onderdelen?
Voor eindterm 2.2 zijn geen leerinhouden voorzien voor het eerste, tweede, derde en vierde
leerjaar. Bijgevolg zijn er voor deze eindterm geen syntheses voorzien in het leerwerkboek.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
2.2 |
1
16/08/10 17:57
Techniek
Het is stuk? Wat nu?
Eindterm
Kerncomponenten van techniek
De leerlingen kunnen onderzoeken hoe het komt dat een zelf gebruikt technisch
2.3
systeem niet of slecht functioneert.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
6de
leerjaar
/
/
/
- Kleine technische systemen in de klas onderzoeken of ze niet of slecht functioneren.
- Een stappenplan opbouwen voor het afspelen van een dvd met een dvd-speler en
onderzoeken of dit niet of slecht functioneert.
- Een stappenplan opbouwen voor het aansluiten van een computer met geluidsboxen
en onderzoeken of dit niet of slecht functioneert.
Doelen
- Onderzoeken hoe het komt dat een zelf gebruikt technisch systeem in de klas niet of slecht
functioneert.
Materiaal
Per werktafel
nietjes en nietjesmachine
balpen met veertje
- vulpen, verschillende soorten inktvullingen voor een vulpen, keukenrol
- tv met dvd-speler (of videorecorder met cassette)
- wekker, verschillende soorten batterijen/batterijen voor de wekker
- computer, programmasoftware kladblok
- passer
- een opengevouwen doosje, bijvoorbeeld een luciferdoosje dat opengevouwen is of
gewoon een doosje van een of andere verpakking
- computer en geluidsboxen
- fototoestel met geheugenkaartje en batterij(en)
Individueel
- leerwerkboek p. 79, 80 en 81
-
1
BAWO4AH Handleiding.indb 1
| 2.3
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Werkwijze
1. Voorbereiding
In deze les wordt er gewerkt met een doorschuifsysteem. Er zijn tien tafels. Afhankelijk
van het leerlingenaantal voorzie je minder tafels. Dit bepaal je zelf. Op elke tafel ligt een
technisch probleem. Hieronder krijg je een overzicht van wat op elke tafel ligt. Nummer de
tafels. Gebruik een zandloper of een TimeTimer om de tijd voor de opdrachten duidelijk af
te lijnen.
2. Doorschuifsysteem
Tafel 1: een nietjesmachine met verschillende soorten nietjes. Het doel is dat de kinderen op
zoek gaan hoe ze de nietjes in het toestel krijgen.
Tafel 2: een balpen met een veertje. De balpen is uit elkaar gehaald. De kinderen moeten de
balpen weer in elkaar steken en ervoor zorgen dat de balpen weer werkt.
Tafel 3: een vulpen met verschillende vullingen en een aantal vellen keukenpapier om de
inktvullingen op te leggen. Zo voorkom je dat er wordt gemorst.
De kinderen moeten ervoor zorgen dat de vulpen schrijft.
Tafel 4: een tv met dvd. De leerlingen zorgen ervoor dat er een dvd afgespeeld wordt op het
scherm. Trek vooraf de kabels uit het stopcontact. Laat hen de dvd invoeren en zo op zoek
gaan naar hoe ze de dvd kunnen afspelen.
Tafel 5: een wekker, waarvan de batterij er is uitgehaald, en allerlei batterijen.
De kinderen moeten de wekker weer laten werken en op het juiste uur zetten.
Tafel 6: een computer. De leerlingen moeten de computer opstarten en kladblok openen.
Dit is een standaardprogramma in Windows.
Tafel 7: een passer die uit elkaar gehaald is. De leerlingen steken de passer weer in elkaar
zodat deze opnieuw werkt.
Tafel 8: een klein opengevouwen doosje. Het is de bedoeling dat de leerlingen het doosje
op de juiste manier in elkaar vouwen. Ze mogen hierbij geen kleefband of andere middelen
gebruiken.
Tafel 9: een computer met geluidsboxen. Er komt geen geluid uit. De leerlingen sluiten de
boxen aan. Ze laten daarna een muziekje horen op de computer.
Tafel 10: een fototoestel met batterij(en) en een geheugenkaart. De leerlingen steken het
fototoestel weer in elkaar en nemen een foto van elkaar.
3. Bespreking
Overloop de verschillende tafels samen met de leerlingen. Bekijk ook het schema in het
leerwerkboek dat de leerlingen invullen na elke opdracht. Er zijn drie zaken die ze steeds
moeten doen:
-
het vogeltje of het kruisje kleuren: de opdracht was geslaagd of niet geslaagd;
een lachebekje kleuren: de opdracht was leuk, oké of niet leuk;
een duim kleuren: de opdracht was makkelijk of moeilijk.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 2
2.3 |
2
16/08/10 17:57
4. Groepswerk
De leerlingen werken per twee. Let erop dat ze elke tafel verlaten zoals ze die hebben
aangetroffen. Ze moeten dus steeds opnieuw een probleem veroorzaken (de balpen uit
elkaar halen, de vullingen eruit halen …).
5. Kringgesprek
Overloop klassikaal met de leerlingen de opdrachten.
Wat vond je moeilijk? Wat heb je niet kunnen oplossen? Wat vond je geen leuke opdracht?
Waarom lukten sommige opdrachten wel en andere dan weer niet? Heb je goed samen
gewerkt?
Suggesties


In de klas kunnen zich nog ander problemen voordoen. Brainstorm samen met de kinderen
over zaken die vaak stuk gaan in de klas. Zoek hierbij naar oplossingen. Bijvoorbeeld:
kinderen hebben vaak geen potloodslijper. Hierdoor moeten ze er steeds een vragen. Het
zou handiger zijn moest er op één plek in de klas een potloodslijper staan. Zorg er dan ook
voor dat de leerlingen beseffen dat ze op tijd het slijpsel eruit moeten halen. Anders gaat de
potloodslijper weer stuk …
Leg op de tafels allerlei materiaal dat er niet bij thuishoort. Hierdoor worden de proeven
veel moeilijker. De leerlingen moeten dan eerst zoeken naar de juiste elementen voor ze het
probleem kunnen oplossen.
Correctiesleutel
Geen
3
BAWO4AH Handleiding.indb 3
| 2.3
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Techniek
Hoe berg je apparaten goed en veilig op?
Eindterm
Technologie
De leerlingen kunnen illustreren dat sommige technische systemen moeten worden
2.4
onderhouden.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
6de
leerjaar
/
/
- Aantonen dat het nodig is om technische systemen te onderhouden.
- Aantonen dat het nodig is om technische apparaten of systemen goed en veilig op te
bergen.
- Hoe onderhoud je elektrische apparaten?
- Hoe onderhoud je een fiets?
Doelen
- Voorbeelden geven van technische systemen of apparaten die niet goed opgeborgen zijn.
- Verwoorden hoe je technische systemen moet opbergen.
Materiaal
Individueel
- leerwerkboek p. 83, 84 en 85
- correctiesleutel
Werkwijze
1. Inleiding
- Wie heeft thuis een spelconsole?
- Wie heeft er ander speelgoed dat op batterijen of elektriciteit werkt?
Wellicht hebben een aantal leerlingen al eens ervaren dat speelgoed stuk ging omdat ze er
niet goed voor zorgden. Laat de leerlingen die ervaringen delen met de klasgenoten.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
2.4 |
1
16/08/10 17:57
2. Technische systemen goed opbergen (leerwerkboek p. 83, oefening 1)
Bekijk de situaties in het leerwerkboek. Kinderen hebben een probleem met bepaalde
apparaten omdat deze niet goed of veilig werden opgeborgen. De leerlingen zoeken per
twee een manier om dit probleem te voorkomen.
Noteer samen met de leerlingen de best mogelijke oplossing.
Amira: Het schermpje van mijn nieuwe fotoapparaat staat vol krassen. Daardoor kun je
bepaalde beelden niet meer herbekijken.
Hoe kan het beter? Je steekt het apparaat best in een beschermhoesje.
Guust: Een tijdje geleden is mijn gsm uit mijn zak gevallen. Toen ik mijn berichtjes wou lezen,
stond het scherm vol zwarte vlekken.
Hoe kan het beter? Je steekt het apparaat best in een beschermhoesje.
Dorien: Mijn telegeleide auto heeft heel de winter binnen gestaan op mijn kamer. Toen
ik er onlangs weer mee wou spelen, was hij stuk. De batterijen in de auto waren helemaal
uitgelopen.
Hoe kan het beter? Haal de batterijen uit een toestel als je het lange tijd niet gebruikt.
Niels: Mijn rolschaatsen hebben een hele winter buiten gelegen. Toen ik onlangs wou gaan
rolschaatsen, gingen ze helemaal niet meer zo snel als ervoor.
Hoe kan het beter? Bewaar je speelgoed binnen.
3. Technische systemen veilig opbergen is belangrijk! (leerwerkboek p. 84,
oefening 2)
De leerlingen krijgen nu een aantal tekeningen te zien van gevaarlijke situaties met
apparaten. Eerst omschrijven de leerlingen wat er gevaarlijk is, daarna omschrijven ze hoe je
het apparaat veilig kunt opbergen.
- Een strijkijzer waarvan de kabel zo hangt dat je er over zou kunnen struikelen.
Wat is er gevaarlijk? Je kunt over de kabel struikelen en vallen.
Hoe kan het veiliger? Zorg ervoor dat je niet over de kabel kunt vallen als het toestel in
gebruik is. Rol de kabel op zodra het toestel niet meer gebruikt wordt en afgekoeld is.
- Een friteuse op de rand van het aanrecht.
Wat is er gevaarlijk? De friteuse kan kantelen en de olie kan op jou terechtkomen.
Hoe kan het veiliger? Zet de friteuse op een veilige plaats, zodat je die niet omver kunt lopen.
- Een haardroger vlakbij een gevuld bad.
Wat is er gevaarlijk? Er is kans op elektrocutie.
Hoe kan het veiliger? Gebruik de haardroger ver weg van het water.
- Een heet wafelijzer wordt in een kartonnen doos opgeborgen.
Wat is er gevaarlijk? De doos kan in brand schieten.
Hoe kan het veiliger? Laat het toestel eerst afkoelen voor je het opbergt.
2
BAWO4AH Handleiding.indb 2
| 2.4
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Suggestie

Je kunt met de leerlingen eens rondkijken in de klas of in de school (radio, computer …).
Staan alle elektrische apparaten veilig? Kun je nergens over een kabel vallen? …
Correctiesleutel
C83, C84 en C85
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 3
2.4 |
3
16/08/10 17:57
Techniek
Evolutie van technische systemen
Eindterm
Kerncomponenten van techniek
De leerlingen kunnen illustreren dat technische systemen evolueren en verbeteren.
2.5
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
6de
leerjaar
/
/
/
/
- De verlichting door de eeuwen heen.
- Personenvervoer door de eeuwen heen.
Voor eindterm 2.5 zijn geen leerinhouden voorzien voor het eerste, tweede, derde en vierde
leerjaar. Bijgevolg zijn er voor deze eindterm geen syntheses voorzien in het leerwerkboek.
1
BAWO4AH Handleiding.indb 1
| 2.5
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Techniek
De drie biggetjes
Eindterm
Kerncomponenten van techniek
De leerlingen kunnen illustreren hoe technische systemen onder meer gebaseerd zijn
2.6
op kennis over eigenschappen van materialen of over natuurlijke verschijnselen.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
6de
leerjaar
/
/
- Eigenschappen van materialen noemen.
- Materialen selecteren die voldoen aan vooropgestelde eisen.
- Eigenschappen van materialen kritisch beoordelen.
- Geschikte materialen kiezen voor een bepaalde technisch systeem.
- Principe en toepassingen van verbonden vaten.
- Geschikte materialen kiezen volgens eigenschappencriteria: draagkracht, flexibiliteit
…
Doelen
- Een aantal technische producten uit de eigen leefwereld op eigen niveau onderzoeken naar
materiaalgebruik en vormgeving; eigenschappen van een voorwerp noemen.
- Materialenkennis en kennis van vormgeving aanwenden bij het maken van een eigen
constructie.
Materiaal
Klassikaal
- sprookje De drie biggetjes
Per groep
- bierviltjes, speelkaarten, houten blokjes, legoblokjes, wit zand en water, grote plastic kom,
waterkan, handdoek, knikker
Individueel
- leerwerkboek p. 87
- correctiesleutel
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
2.6 |
1
16/08/10 17:57
Werkwijze
1. De drie biggetjes …
Gebruik de titel van deze synthese als instap voor je les. Hij verwijst naar het alom bekende
sprookje ‘De wolf en de drie biggetjes’.
Vraag de leerlingen of ze het sprookje ‘De wolf en de drie biggetjes’ kennen. Grijp even terug
naar dit verhaal. Wat ging er mis? Leg uit.
Bespreek klassikaal de eigenschappen van de gebruikte materialen.
2. Een stevige woning: hoekenwerk (leerwerkboek p. 87, oefening 1)
Deel de leerlingen op in vier verschillende groepen.
Geef de leerlingen de opdracht een huisje te bouwen met de aangereikte materialen.
Ze noteren in het leerwerkboek zelf de naam van hun huisje, de gebruikte materialen en
duiden na het uitvoeren van de testjes ook de conclusies aan betreffende stevigheid en de
reden ervan.
Hoek 1: een kaartenhuisje
Materialen: speelkaarten of bierviltjes.
Waar haal je de stevigheid vandaan? Krachten en patronen.
Stimuleer de leerlingen om verschillende bouwpatronen uit te proberen: driehoek, vierkant
… Wat biedt de meeste steun?
Hoek 2: een houten huisje
Materialen: houten blokjes en balkjes.
Waar haal je de stevigheid vandaan? Krachten en patronen.
Stimuleer ook hier weer om verschillende mogelijkheden te exploreren: netjes op elkaar,
volgens een metselpatroon … Welke toren blijft het langst rechtstaan?
Hoek 3: een legowoning
Materialen: legoblokken.
Waar haal je de stevigheid vandaan? Bindingen.
Sommige leerlingen zullen een toren maken van blokjes die netjes op elkaar zijn gezet.
Stimuleer om de blokken in metselpatroon te stapelen.
Hoek 4: een zandkasteel
Materialen: grote plastic kom, wit zand en een beetje water.
Poreusheid bespreken.
2
BAWO4AH Handleiding.indb 2
| 2.6
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Wanneer al de huisjes af zijn, laat je de leerlingen de volgende testjes uitvoeren:
-
eens flink tegen blazen,
goed schudden aan de bank,
overgieten met water.
De leerlingen duiden in hun leerwerkboek aan welke test hun huisje heeft doorstaan.
Ze verwoorden waarom hun huisje niet voldeed.
3. Gewapend beton (leerwerkboek p. 87, oefening 2)
Maak klassikaal ‘gewapend beton’, in dit geval gipsbalkjes met stokjes/klei erin.
Maak een gipsbalkje, een gipsbalkje met stokjes/klei erin en neem een houten blokje.
Laat voorspellen wat het meeste stevigheid zal bieden. De leerlingen duiden hun keuze aan
in het leerwerkboek.
Test daarna de drie ‘balkjes’. Laat er een knikker van op grote hoogte op vallen.
De leerlingen duiden hun conclusie aan in het leerwerkboek. Laat een klassikale conclusie
noteren.
Suggesties




Aardbevingen januari- februari 2010. Waarom waren er zoveel doden in Haïti en veel minder
in Chili? Laat de leerlingen verbanden leggen!
Laat de leerlingen zelf het gebruikte patroon of de gebruikte binding verwoorden. Teken het
eventuele schema op het bord.
Tekening: muur met netjes op elkaar gestapelde blokken; tekening: muur van blokken die
volgens het metselpatroon werden gestapeld
Nog enkele ideetjes:
- Van modder en andere materialen een stevig vogelnestje bouwen.
- Van klei, zand, grind en stro bouwstenen maken. Stenen van verschillende samenstelling
met grote knikker, die je laat vallen, uittesten op sterkte.
- Op wc-rolletjes als pilaren staan. Hoe kun je ze versterken? Door tape en zand te
gebruiken.
Correctiesleutel
C87
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 3
2.6 |
3
16/08/10 17:57
Techniek
Jammie, confituur!
Eindterm
Kerncomponenten van techniek
De leerlingen kunnen in concrete ervaringen stappen van het technisch proces
2.7
herkennen (het probleem stellen, oplossingen ontwikkelen, maken, in gebruik nemen,
evalueren).
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
6de
leerjaar
/
/
- Het technisch proces doorlopen bij het bakken van brood.
- Het technisch proces doorlopen bij het maken van confituur.
- Het technisch proces doorlopen bij het bouwen van een huisje.
- Het technisch proces doorlopen bij het oppompen van een fietsband.
Doelen
- In concrete ervaringen de stappen van confituur maken herkennen, uitvoeren en evalueren.
Materiaal
Klassikaal
- 2 kookpotten
- weegschaal
- 2 lange houten lepels
- kookvuur
Individueel
- leerwerkboek p. 89, 90 en 91
Voor groepswerk
- 3 kg aardbeien
- 2 kg abrikozen
- 4 kg geleersuiker (of suiker en pectine)
- sap van 1 citroen
- glazen bokaaltjes met schroefdeksel
1
BAWO4AH Handleiding.indb 1
| 2.7
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Werkwijze
1. Verkenning
Bespreek met de leerlingen hoe ze in het derde leerjaar brood bakten. Welke stappen
moesten ze zetten?
Leg de leerlingen uit dat je dit keer graag iets wilt maken om op de boterham te smeren. Laat
de leerlingen raden wat ze gaan maken. Vraag hen hoe confituur wordt gemaakt.
De leerlingen bedenken eerst individueel oplossingen, hun ideeën leggen ze samen met
hun buur en vervolgens in groep. Indien nodig kunnen ze bronnen raadplegen. Bespreek de
antwoorden. Overloop de stappen die ze gaan zetten en laat ze die uitvoeren.
Als de leerlingen meer ondersteuning nodig hebben, bespreek dan de verschillende stappen
die ze moeten doorlopen om confituur te maken.
-
Hoe maken we confituur? (recept zoeken)
Wat hebben we hiervoor nodig? (ingrediënten en materialen verzamelen)
Maken van de confituur.
Proeven.
Evalueren.
2. Maken van confituur (leerwerkboek p. 89, oefening 1)
Vorm groepen van vier à vijf leerlingen. Ze bekijken het recept in het leerwerkboek.
Verdeel de verschillende taken.
De taken kunnen zijn:
-
klaarzetten van de nodige materialen;
afwegen van de juiste hoeveelheden geleersuiker en fruit;
het fruit wassen, steeltjes en pitten verwijderen en in stukken snijden, de citroen persen.
Na de voorbereidingen kan het echte werk beginnen. Zet de kookpot op het vuur en volg
het recept. Je kunt tegelijk de aardbeien- en de abrikozenconfituur maken. Laat de leerlingen
meehelpen, maar let op de veiligheid.
Als de confituur in de potjes zit, moet je hem eerst nog wat laten afkoelen.
3. Eten en evalueren (leerwerkboek p. 90, oefening 2)
Proef de confituur, als deze voldoende afgekoeld is, met de leerlingen.
De leerlingen vullen in het leerwerkboek de evaluatie in. Ze evalueren het proces om de
confituur te maken en de confituur zelf (smaak, uitzicht). Hoe komt het dat er misschien
iets mis is gegaan?
Bespreek de antwoorden die de leerlingen in hun werkboek hebben genoteerd.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 2
2.7 |
2
16/08/10 17:57
Suggesties



Werk samen met de leerlingen van het derde leerjaar. Zij maakten bij deze eindterm brood.
Je kunt zo samen een ontbijt of brunch organiseren in de school.
Gebruik leesfriezen bij de verschillende stappen bij het maken van de confituur. Dit kan een
visuele steun zijn voor de leerlingen. Je kunt ook foto’s maken tijdens het proces zodat de
leerlingen later hierop kunnen terugblikken.
Versier de potjes confituur met etiketten en stoffen wikkels rond de schroefdeksels. Gebruik
deze om cadeau te geven met Moederdag, Vaderdag of ‘grootouderdag’.
Correctiesleutel
Geen
3
BAWO4AH Handleiding.indb 3
| 2.7
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Techniek
Toepassingsgebieden van techniek
Eindterm
Kerncomponenten van techniek
De leerlingen kunnen technische systemen, het technisch proces, hulpmiddelen en
2.8
keuzes herkennen binnen verschillende toepassingsgebieden van techniek.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
6de
leerjaar
/
/
/
/
- Technieken herkennen in de transportsector.
- Technieken herkennen in de bouwsector.
Voor eindterm 2.8 zijn geen leerinhouden voorzien voor het eerste, tweede, derde en vierde
leerjaar. Bijgevolg zijn er voor deze eindterm geen syntheses voorzien in het leerwerkboek.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
2.8 |
1
16/08/10 17:57
Techniek
Mmmm, karamelsnoepjes!
Eindterm
Techniek als menselijke activiteit
De leerlingen kunnen een probleem, ontstaan vanuit een behoefte, technisch
2.9
oplossen door verschillende stappen van het technisch proces te doorlopen.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
6de
leerjaar
/
/
- Een stappenplan opstellen voor het maken van chocopasta.
- Een stappenplan opstellen voor het maken van karamelsnoepjes.
- Een stappenplan opstellen voor het maken van minimuffins.
- Een stappenplan opstellen voor het maken van een eigen lievelingsgerecht.
Doelen
- Een stappenplan opstellen.
- Een recept volgen om karamelsnoepjes te maken.
Materiaal
Klassikaal
- steelpannetje
- bakblik
- maatbeker
- keukenweegschaal
Ingrediënten
- 450 gram suiker
- 1 zakje vanillesuiker
- 3 eetlepels water
- 50 gram boter
- 2 eetlepels stroop
- 3 deciliter melk
- 1,5 deciliter room
1
BAWO4AH Handleiding.indb 1
| 2.9
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Individueel
- leerwerkboek p. 93 en 94
- correctiesleutel
Werkwijze
1. Het gerecht (leerwerkboek p. 93)
De leerlingen hebben in het derde leerjaar dit stappenplan al leren maken. Vraag even na of
ze zich dit nog herinneren.
Onderstaande werkwijze werd in het derde leerjaar gebruikt. Deze werkwijze kun je opnieuw
gebruiken. Merk je dat de leerlingen zich nog veel herinneren van die les van vorig jaar, dan
kun je direct naar het invullen van het stappenplan overgaan.
De leerlingen lezen in stilte het recept in het leerwerkboek.
Laat de leerlingen hun werkboek sluiten en geef de volgende opdrachten. Noteer
ondertussen op het bord.
-
Noem de ingrediënten op die we nodig hebben.
Wat voor materiaal hebben we nodig?
Hoe moeten we het gaan klaarmaken?
Controleer dan even in het werkboek of alles is opgesomd.
2. Het stappenplan (leerwerkboek p. 94)
Houd een kort gesprek om dit recept gemakkelijker te kunnen maken. Zorg ervoor dat zeker
de volgende zaken worden vernoemd:
alle ingrediënten apart klaarzetten;
- een lijst van materiaal maken;
- het recept in stapjes uitvoeren.
In het derde leerjaar was het gerecht eenvoudiger (chocopasta) en waren de gebruikte
maten allemaal dezelfde. Hier is het gerecht iets moeilijker en worden er verschillende
inhoudsmaten gebruikt (cl, dl, gram).
-
Hier moeten dus ook een keukenweegschaal en een maatbeker gebruikt worden om alles af
te wegen en te meten, zonder dat dit eigenlijk vermeld staat in het recept.
De leerlingen vullen, individueel of klassikaal, het stappenplan in het leerwerkboek in.
3. De bereiding
Maak nu samen met de leerlingen het gerecht. Dit kan eventueel ook in groepen of in
hoeken- of contractwerk.
Suggestie

Je kunt leerlingen hierna zelf een gerecht uit een kookboek laten kiezen en het stappenplan
laten invullen.
Correctiesleutel
C94
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 2
2.9 |
2
16/08/10 17:57
Techniek
Help! Het loopt hier in de soep!
Eindterm
Techniek als menselijke activiteit
De leerlingen kunnen bepalen aan welke vereisten het technisch systeem dat ze
2.10
willen gebruiken of realiseren, moet voldoen.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
6de
leerjaar
/
/
- Kleine technische systemen bij de verzorging van het lichaam in de badkamer
analyseren en veilig gebruiken.
- Stappenplan servetten vouwen.
- Veilig omgaan met technische systemen in de keuken.
- Een huisje en een brug bouwen die aan bepaalde eisen voldoen.
- Proefondervindelijk vaststellen aan welke criteria een serre moet voldoen.
Doelen
- Met behulp van een stappenplan een servet vouwen.
- Glazen en ander tafelgerei zo op een dienblad plaatsen, dat het in evenwicht is.
- Inzien dat je in de keuken met de nodige voorzichtigheid moet handelen.
Materiaal
Klassikaal
- servetten
- dienbladen
- plastic flessen
- plastic bekers
Individueel
- leerwerkboek p. 95, 96 en 97
- kopieerbladen K17 en K18
- correctiesleutel
1
BAWO4AH Handleiding.indb 1
| 2.10
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Werkwijze
1. Een mooi gedekte tafel (leerwerkboek p. 95, oefening 1 en
kopieerbladen K17 en K18)
Lees oefening 1 in het leerwerkboek. Geef elke leerling een servet. De leerlingen volgen het
stappenplan van kopieerblad K17 of K18 en vouwen de servet. Laat ze eventueel daarna
nog experimenteren met een servet, of laat ze de servet vouwen op een andere manier die
ze kennen.
Bekijk klassikaal de resultaten en laat hen verwoorden hoe het proces verliep.
2. Bediening (leerwerkboek p. 96, oefening 2)
Bekijk de tekening bij oefening 2.
De leerlingen formuleren hoe dit kon gebeuren (De glazen en de fles zijn niet goed op het
dienblad geplaatst. De fles is zwaarder dan de twee glazen. De voorwerpen moeten zo
worden geplaatst dat het gewicht goed verdeeld is.)
Voorzie enkele dienbladen, plastic bekers en flessen gevuld met water. Laat de leerlingen
rondlopen met een dienblad. Ze moeten de bekers en de fles er kunnen afhalen zonder iets
te laten vallen. Je kunt er eventueel een wedstrijdje van maken.
3. In de keuken (leerwerkboek p. 96, oefening 3)
Bekijk de tekening bij oefening 3. Laat de leerlingen verwoorden waar de gevaren/fouten
zijn en wat ze kunnen doen om deze gevaren/fouten te vermijden.
De leerlingen vullen zelfstandig of onder begeleiding het leerwerkboek in.
! De kok wil aan de mixer likken. Dit is heel gevaarlijk, want hij kan zijn tong snijden aan de
messen. De mixer kan ook beginnen draaien als hij per ongeluk op het knopje drukt.
! De kok wil iets uit de oven halen zonder ovenwanten. Hij zal zijn handen verbranden. Je
moet altijd bescherming gebruiken als je iets in de oven plaatst of uit de oven haalt.
! Er staat een pan op het vuur, maar de steel is naar voren gedraaid. Dit is gevaarlijk, omdat
je zo tegen de steel kan botsen en de pan omstoten. Je kunt je verbranden aan de pan of het
voedsel.
! De frietketel staat niet stabiel. Als hij uit evenwicht raakt, loopt de hete olie eruit, met alle
nare gevolgen van dien!
! Er ligt een keukenhanddoek dicht bij het gasvuur. De handdoek kan vuur vatten. Laat geen
spullen die brandbaar zijn, rondslingeren bij het gasvuur; laat het gasvuur niet onnodig
aanstaan.
! Er zit een mes met de punt naar boven in de pot van de houten lepels. Dit is super gevaarlijk!
Als je een lepel wilt nemen, kun je je lelijk snijden! Leg messen op hun plaats en met de punt
naar beneden.
! Er staat een oven open. Zo gaat de warmte verloren. Je kunt je pijn doen of vallen als je
tegen het deurtje loopt.
! De kok wil met een metalen vork een toast uit een broodrooster halen. Hij kan een
elektrische schok krijgen. Gebruik een houten voorwerp. Hout is een slechte elektrische
geleider voor elektriciteit.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 2
2.10 |
2
16/08/10 17:57
! De kok wil een metalen (aluminium) potje in de microgolfoven plaatsen. Dat mag niet,
want er kunnen vonken ontstaan! Je moet recipiënten gebruiken waarop vermeld staat dat
je ze mag gebruiken in een microgolfoven. Je kunt ook niet alle voedsel in een microgolfoven
klaarmaken. Eieren bijvoorbeeld, moeten in een speciaal potje.
Suggestie

Vermits er heel wat kan mislopen in de keuken, kunnen de lessen EHBO hieraan worden
gekoppeld. Hoe verzorg je brandwonden, snijwonden …?
Correctiesleutel
C97
3
BAWO4AH Handleiding.indb 3
| 2.10
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Techniek
Mijn fantasieauto
Eindterm
Techniek als menselijke activiteit
De leerlingen kunnen ideeën genereren voor een ontwerp van een technisch systeem.
2.11
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
6de
leerjaar
/
/
- De verschillende stappen voor het maken van bruisballen ontleden.
- Een speelgoedauto als technisch systeem ontleden, zelf ontwerpen en in een
stappenplan weergeven.
- De opbouw van een knikkerbaan als technisch systeem ontleden, zelf een ontwerpen
en in een stappenplan weergeven.
- De kenmerken van een vliegend voorwerp ontleden.
- Zelf een vliegend toestel ontwerpen en in een stappenplan weergeven.
Doelen
- Allerhande technische systemen uit elkaar halen.
- Nadenken over een ontwerp van hun fantasieauto.
Materiaal
Klassikaal
- afbeeldingen van veel soorten speelgoedauto’s
Individueel
- leerwerkboek p. 99, 100 en 101
Werkwijze
1. Allerlei fantasieauto’s (leerwerkboek p. 99, oefening 1)
Bekijk en bespreek met de leerlingen de afbeeldingen van de verschillende speelgoedauto’s.
Bekijk en bespreek ook de afbeeldingen in het leerwerkboek.
Bespreek: soort auto, soorten materialen, mogelijkheden, model, uitzicht …
2. Mijn auto (leerwerkboek p. 100, oefening 2)
Laat de leerlingen nadenken over het ontwerp van een eigen fantasieauto. Laat hen
beschrijven en verwoorden waaraan een (gelijkaardige) auto moet voldoen.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
2.11 |
1
16/08/10 17:57
3. Onze fantasieauto (leerwerkboek p. 100 en 101, oefeningen 3 en 4)
De leerlingen werken in partnerwerk of individueel.
Geef de leerlingen de opdracht een ontwerp te maken van hun fantasieauto.
Om het niveau op te tillen, kun je beperkingen geven:
de auto moet uit ten minste vier verschillende materialen bestaan;
- die auto moet tegen kinderhanden bestand zijn.
Laat hen in een schets vertellen hoe ze te werk gaan.
-
Daarna schrijven ze een stappenplan uit.
Suggestie

Echt leuk wordt het pas wanneer de leerlingen hun fantasieauto ook werkelijk mogen
ontwerpen en showen.
Correctiesleutel
Geen
2
BAWO4AH Handleiding.indb 2
| 2.11
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Techniek
De ongelofelijke knikkermachine
Eindterm
Techniek als menselijke activiteit
De leerlingen kunnen keuzes maken bij het gebruiken of realiseren van een technisch
2.12
systeem, rekening houdend met de behoefte, met de vereisten en met de beschikbare
hulpmiddelen.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
6de
leerjaar
/
/
- Keuzes kunnen maken bij het gebruiken van technische systemen bij een
kookopdracht.
- Keuzes kunnen maken bij het gebruiken van technische systemen bij een
knutselopdracht.
- Keuzes kunnen maken uit verschillende manieren van houtverbindingen.
- Keuzes maken bij het gebruik van profielen bij het bouwen van een steiger.
Doelen
- De juiste keuzes maken om een knikkerbaan te maken
- De functie van de gebruikte materialen benoemen.
Materiaal
Klassikaal
- stevig karton of triplexplaat
- constructiemateriaal zoals k’nex, lego, meccano …
- allerlei kosteloos materiaal
- schaar, tang, hamer, schroevendraaier …
- bevestigingsmateriaal zoals schroeven, spijkers, bouten, moeren en lijm
- knikkers
Individueel
- leerwerkboek p. 103
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
2.12 |
1
16/08/10 17:57
Werkwijze
1. Leergesprek (leerwerkboek p. 103)
Bekijk samen enkele foto’s in het werkboek. Bespreek het gebruikte materiaal, de gebruikte
manieren om iets te bevestigen en de gebruikte mechanismen. Eventueel kan er ook naar
een filmpje worden gekeken (Er zijn er verschillende op het internet terug te vinden).
Laat de leerlingen heel duidelijk alles verwoorden en noteer eventueel op het bord zodat ze
daarna een houvast hebben.
2. Knikkerbaan bouwen (leerwerkboek p. 103)
De leerlingen werken in groep.
Bespreek de opdracht en leg duidelijk de nadruk op het stappenplan. Om succesvol een
knikkerbaan te bouwen, moeten al deze stappen doorlopen worden en kan men niet
zomaar worden begonnen. Wijs ook op het aspect veiligheid!
Begeleid de leerlingen sterk en geef voldoende tips.
3. Nabespreking
De leerlingen stellen hun knikkerbaan voor en verwoorden ook duidelijk welke materialen
ze hebben gebruikt. Leg vooral de klemtoon op de gebruikte technische systemen en
mechanismen die de leerlingen hebben gebruikt voor hun baan.
Suggesties


Er zijn ook heel wat knikkerbanen in de handel te verkrijgen. Deze kunnen eventueel als
voorbeeld of als extra materiaal worden gebruikt.
Dit kan ook kleinschaliger als je bijvoorbeeld enkel stevig papier of karton laat gebruiken om
een knikkerbaan te maken.
Correctiesleutel
Geen
2
BAWO4AH Handleiding.indb 2
| 2.12
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Techniek
Een geschenkdoosje maken
Eindterm
Techniek als menselijke activiteit
De leerlingen kunnen een eenvoudige werktekening of handleiding stap voor stap
2.13
uitvoeren.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
6de
leerjaar
/
/
- Een windmolen maken aan de hand van een handleiding met werktekening.
- Een geschenkdoosje maken aan de hand van een uitgebreid stappenplan.
- Een brug bouwen aan de hand van een stappenplan.
- Een inbraakwerende mat bouwen aan de hand van een stappenplan.
Doelen
- Een eenvoudige werktekening met stappenplan correct uitvoeren waarbij je een
geschenkdoosje maakt.
- Bereid zijn bijkomende uitleg te geven aan elkaar.
Materiaal
Individueel
- leerwerkboek p. 105 t/m 109
- gekleurd blad papier van 20 cm x 20 cm
- schaar
- plakband
Werkwijze
1. Inleiding
Afhankelijk van de periode van het jaar (Moederdag, Vaderdag, Kerstmis) kun je deze les
inkleden als het maken van een cadeauverpakking. Dit doosje kan natuurlijk ook voor
andere doeleinden worden gebruikt.
In de les maken de leerlingen een geschenkdoosje uit papier. Het stappenplan is niet zo
gemakkelijk. Leg er dus de nadruk op dat de leerlingen het stappenplan nauwkeurig volgen.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
2.13 |
1
16/08/10 17:57
2. Klaarzetten van het materiaal


De leerlingen werken in partnerwerk.
Ze verzamelen systematisch het materiaal dat in het leerwerkboek staat. Ze vinken in de
controlelijst het materiaal aan dat ze hebben.
3. Aan de slag
De leerlingen gaan individueel aan de slag. Ze volgen daarbij het stappenplan dat in het
leerwerkboek staat. Ze mogen hulp vragen bij elkaar of bij andere duo’s als ze problemen
ondervinden.
4. Evaluatie
In een volgende les wordt de manier van werken geëvalueerd. Houd daar rekening mee als
je deze les plant!
Suggestie

Misschien kun je als leerkracht een voorbeeld maken. Zo wordt het eindresultaat al snel
duidelijk.
Correctiesleutel
Geen
2
BAWO4AH Handleiding.indb 2
| 2.13
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Techniek
Fruitsatés voor iedereen!
Eindterm
Techniek als menselijke activiteit
De leerlingen kunnen werkwijzen en technische systemen vergelijken en over beide
2.14
een oordeel formuleren aan de hand van criteria.
Onderwijslijn
/
1ste
leerjaar
/
2de
leerjaar
- Stappenplannen voor het versieren van een kerstboom opmaken, vergelijken en
3de
beoordelen aan de hand van criteria.
leerjaar
- Stappenplannen voor het maken van fruitsatés opmaken, vergelijken en beoordelen
4de
aan de hand van criteria.
leerjaar
- Stappenplannen voor het vervangen van een kapotte lamp opmaken, vergelijken en
5de
beoordelen aan de hand van criteria.
leerjaar
- Stappenplannen voor het maken van een papieren vlieger opmaken, vergelijken en
6de
beoordelen aan de hand van criteria.
leerjaar
Doelen
- In groep een stappenplan uitschrijven voor het maken van fruitsa tés.
- De opgemaakte stappenplannen voor het maken van fruitsatés vergelijken en beoordelen
op verschillende criteria.
Materiaal
Individueel
- leerwerkboek p. 111, 112 en 113
- correctiesleutel
Werkwijze
1. Bespreking (leerwerkboek p. 111)
Houd een klassikaal leergesprek.
Bespreek de twee delen van de oefening.
Opdracht 1: de leerlingen maken per twee een stappenplan voor het maken van een
fruitsaté.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
2.14 |
1
16/08/10 17:57
Opdracht 2: dit is een opdracht coöperatief leren. De leerlingen bespreken per vier de
gemaakte stappenplannen. Ze leren hierbij van elkaar. De duo’s van opdracht 1 zitten dan
niet meer bij elkaar. De groep beoordeelt de verschillende stappenplannen aan de hand van
criteria.
2. Een stappenplan maken (leerwerkboek p. 111, oefening 1)
De leerlingen voeren per twee opdracht 1 uit in het leerwerkboek.
3. Evalueren (leerwerkboek p. 113, oefening 2)
In groepjes van vier evalueren de leerlingen de stappenplannen die werden gemaakt in
opdracht 1. Ze geven de gestelde criteria een passende score.
Bespreek daarna klassikaal de scores en de motivering ervan.
Suggesties


In de les eindterm 2.13 hebben de leerlingen eveneens stappenplannen gemaakt. Evalueer
ze zoals in deze les voor eindterm 2.14 gebeurt.
Ik heb een boon voor jou! Leerlingen kunnen elkaar tijdens een evaluatieweek op een
positieve manier evalueren. Voorzie tweemaal per week een moment waarop leerlingen
complimentjes aan elkaar kunnen geven. Leerlingen noteren op een papiertje een goed
aspect van een leerling. Aan het einde van de week krijgen de leerlingen die goed hebben
meegewerkt aan het project, een chocoladeboon.
Correctiesleutel
C111 en C112
2
BAWO4AH Handleiding.indb 2
| 2.14
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Techniek
Bellen maar!
Eindterm
Techniek als menselijke activiteit
De leerlingen kunnen technische systemen in verschillende toepassingsgebieden van
2.15
techniek gebruiken en/of realiseren.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
6de
leerjaar
/
/
- Met constructiemateriaal een toren bouwen die sterk en hoog is.
- Een fietsbel demonteren en weer monteren.
- De functies van de onderdelen.
- Een bewegende verjaardagskaart maken waarbij energie vrijkomt bij het openen van
de kaart.
- Computertaal kennen.
- Schrijven en rekenen in computertaal.
Doelen
- De onderdelen van een fietsbel benoemen.
- De functie van de onderdelen kennen.
- Een fietsbel uit elkaar halen en weer in elkaar zetten.
Materiaal
Klassikaal
- fietsbellen (klassieke fietsbel!); vraag dat er zoveel mogelijk leerlingen per fiets naar school
komen
Individueel
- leerwerkboek p. 115 en 116
- correctiesleutel
Werkwijze
1. Groepsvorming
Vorm groepen. Afhankelijk van het aantal leerlingen met een fiets, verdeel je de fietsen over
het aantal groepen. Let erop dat in elke groep een fiets aanwezig is met een klassieke fietsbel.
Schroef de fietsbel niet los van de fietsen. Het deksel van een klassieke fietsbel kan er zo
worden afgedraaid.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
2.15 |
1
16/08/10 17:57
2. Fietsbel demonteren en analyseren (leerwerkboek p. 115 en 116)
De leerlingen halen de fietsbellen uit elkaar en voeren daarna de opdrachten uit die op het
werkblad staan.
-
Kijk goed hoe de bel werkt en bespreek dit in je groep.
Teken de onderdelen na of teken ze over.
Welke onderdeel maakt het geluid?
Welk onderdeel heeft tanden? Waarvoor dient dit?
Welk onderdeel zorgt ervoor dat de bel steeds opnieuw kan worden gebruikt?
Steek de fietsbel terug in elkaar en test ze uit.
Waarschijnlijk zijn er heel wat leerlingen die een variant hebben van de klassieke fietsbel.
Vergelijk deze ook met elkaar en kijk op welke manier ze werken.
Suggesties


Aan deze les kun je activiteiten koppelen rond tandwielen en veren.
Aangezien leerlingen hun fiets meegebracht hebben naar school, kun je best meerdere
lessen rond de fiets voorzien.
Correctiesleutel
C115 en C116
2
BAWO4AH Handleiding.indb 2
| 2.15
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Techniek
Zuinig met hygiëne?
Eindterm
Techniek als menselijke activiteit
De leerlingen zijn bereid hygiënisch, nauwkeurig, veilig en zorgzaam te werken.
2.16*
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
6de
leerjaar
/
/
- De eigen klas beoordelen op het gebied van veiligheid en hygiëne.
- Zichzelf beoordelen op het gebied van veiligheid, hygiëne en zuinigheid.
- Universele pictogrammen over veiligheid en hygiëne.
- Pictogrammen ontwerpen over veiligheid, hygiëne en zuinig zijn in de klas.
- Met kosteloos materiaal een kunstwerk maken.
- Hygiënisch, zuinig en veilig omgaan met materiaal en gereedschap van de klas.
Doelen
- Zichzelf beoordelen op gebied van veiligheid, hygiëne en zuinigheid.
Materiaal
Individueel
- leerwerkboek p. 117 en 118
Werkwijze
1. Doe de test (leerwerkboek p. 117)
Bespreek de bedoeling van de opdracht. Overloop de stellingen zodat iedereen ze begrijpt.
Benadruk dat de leerlingen op de test geen foutieve antwoorden kunnen geven, maar dat ze
wel eerlijke keuzes moeten maken.
De leerlingen vullen individueel de enquête in.
Bespreek de resultaten. De leerlingen trekken hieruit hun besluiten.
Laat elke leerling één of meerdere werkpuntjes formuleren.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
2.16* |
1
16/08/10 17:57
Suggesties


Aan de hand van deze enquête kun je klassikaal een checklist maken rond de onderwerpen
hygiëne, veiligheid en energiebesparing.
Evalueer op regelmatige basis de werkpuntjes van de leerlingen.
Correctiesleutel
Geen
2
BAWO4AH Handleiding.indb 2
| 2.16*
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Techniek
U heeft uw bestemming bereikt
Eindterm
Techniek en samenleving
De leerlingen kunnen illustreren dat techniek en samenleving elkaar beïnvloeden.
2.17
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
6de
leerjaar
/
/
- Beïnvloeding van samenleving en techniek op het gebied van mobiliteit.
- Beïnvloeding van samenleving en techniek op het gebied van navigatie.
- Beïnvloeding van samenleving en techniek op het gebied van communicatie
- Beïnvloeding van samenleving en techniek op het gebied van energie.
Doelen
- Illustreren dat techniek en samenleving elkaar beïnvloeden op het gebied van navigatie.
Materiaal
Individueel
- leerwerkboek p. 119 en 120
Werkwijze
1. Leergesprek
Houd een klassikaal leergesprek.
Maak de leerlingen duidelijk dat de techniek onze samenleving heeft beïnvloed op gebied
van navigatie.
Voorbeeld: vroeger zocht men zijn weg door kaart te lezen, door het gebruik van een
kompas, door de weg te vragen ... In de loop der jaren zijn er verschillende uitvindingen
gedaan waardoor wij nu gebruik kunnen maken van andere technische systemen om te
kunnen navigeren.
De leerlingen zoeken andere voorbeelden (gps in de auto, gps via de gsm, programma’s op
internet …). Deze uitvindingen hebben de mens geholpen om zich makkelijker te oriënteren
en makkelijker te navigeren.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
2.17 |
1
16/08/10 17:57
2. Gps: voor- en nadelen (leerwerkboek p. 119, oefening 1)
De leerlingen denken in groepjes na over de voor- en nadelen van deze uitvinding.
Bespreek kort klassikaal de gevonden antwoorden.
3. Verwerking (leerwerkboek p. 120, oefening 2)
Vul klassikaal het eerste antwoord in. (global positioning system).
De andere opdrachten vullen de leerlingen individueel in.
Bespreek de antwoorden klassikaal.
Suggesties



Ga met de leerlingen op pad rond de school. Laat ze via internet de weg zoeken en afprinten.
Maak ook gebruik van een kaart en een gps-systeem voor onderweg.
Link deze eindterm aan de lessen kaartlezen.
Zoek via het internet (Google maps) jullie school en andere bekende gebouwen op.
Correctiesleutel
C119 en C120
2
BAWO4AH Handleiding.indb 2
| 2.17
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
16/08/10 17:57
Techniek
Nuttig, gevaarlijk of schadelijk?
Eindterm
Techniek en samenleving
De leerlingen kunnen aan de hand van voorbeelden uit verschillende
2.18
toepassingsgebieden van techniek illustreren dat technische systemen nuttig,
gevaarlijk en/of schadelijk kunnen zijn voor henzelf, voor anderen of voor natuur en
milieu.
Onderwijslijn
1ste
leerjaar
2de
leerjaar
3de
leerjaar
4de
leerjaar
5de
leerjaar
/
6de
leerjaar
- Met voorbeelden illustreren dat technische systemen uit de ICT- en
energiesector gevaarlijk en/of schadelijk kunnen zijn voor jezelf, voor anderen
of voor natuur en milieu.
/
/
/
- Met voorbeelden illustreren dat technische systemen uit de transport- en
bouwsector gevaarlijk en/of schadelijk kunnen zijn voor jezelf, voor anderen of
voor natuur en milieu.
Voor eindterm 2.18 zijn geen leerinhouden voorzien voor het eerste, tweede, derde en vierde
leerjaar. Bijgevolg zijn er voor deze eindterm geen syntheses voorzien in het leerwerkboek.
De Basis voor Wereldoriëntatie 4a - Plantyn, Mechelen - handleiding
BAWO4AH Handleiding.indb 1
2.18 |
1
16/08/10 17:57
Download