31 augustus-4 september: Psalm 146:4 `t Is de Heer, Wiens

advertisement
31 augustus-4 september:
Psalm 146:4
’t Is de Heer, Wiens alvermogen
’t Groot heelal heeft voortgebracht;
Die genadig uit de hoge
Ziet, wie op Zijn bijstand wacht,
En aan elk, die Hem verbeidt,
Trouwe houdt in eeuwigheid.
Lied 1: 1
God heeft het eerste woord.
Hij heeft in de beginne
Het licht doen overwinnen,
Hij spreekt nog altijd voort.
7-11 september:
Psalm133:1
Ai, zie, hoe goed, hoe lief’lijk is ‘t, dat zonen
Van ’t zelfde huis als broeders samen wonen,
Daar ’t liefdevuur niet wordt verdoofd.
’t Is als de zalf op ’s hogepriesters hoofd,
de zalf, waarmee hij is aan God gewijd,
die door haar reuk het hart verblijdt.
Lied 395:1
O Heer, verberg U niet voor mij,
wanneer ik mij verberg voor U.
Gij weet het, ik ben bang voor U,
ontwijk U en verlang naar U.
O ga niet aan mijn hart voorbij.
14-18 september:
Psalm 93:4
Uw macht is groot, Uw trouw zal nooit vergaan;
Al wat Gij ooit beloofd hebt, zal bestaan;
De heiligheid is voor Uw huis, o HEER,
Eeuw uit, eeuw in, tot sieraad en tot eer.
Lied 337:2
Want al het water wast niet af,
dat wij verzinken in dit graf,
tenzij de duif die nederdaalt
ons uit den hoge vrede haalt.
21-25 september:
Psalm 71:2
Wees mij een rots, om in te wonen;
Een schuilplaats, waar mijn hart
Steeds toevlucht vind’, in smart.
Uw hoog bevel zal blijkbaar tonen,
Dat Gij, o groot’ Ontfermer
Mijn burg zijt en beschermer
Lied 3:1
Uit Oer is hij getogen,
Aartsvader Abraham,
Om voortaan te geloven
In ’t land van Kanaan
Om voortaan als een blinde
Te zien een donker licht,
Om voortaan helderziende
Te zijn op God gericht.
28 september- 2 oktober:
Psalm 66:10
God zij altoos op ’t hoogst geprezen,
Lof zij Gods goedertierenheid,
Die nimmer mij heeft afgewezen,
Noch mijn gebed gehoor ontzeid.
Lied 392:1
Blijf mij nabij, wanneer het duister daalt.
De nacht valt in, waarin geen licht meer straalt.
Andere helpers, Heer, ontvallen mij.
Der hulpelozen hulp, wees mij nabij.
5-9 oktober:
Psalm 42:5
Maar de Heer zal uitkomst geven
Hij, Die ’s daags Zijn gunst gebiedt.
‘k Zal in dit vertrouwen leven
en dat melden in mijn lied;
‘k zal Zijn lof zelfs in de nacht
zingen, daar ik Hem verwacht,
en mijn hart, wat mij moog’ treffen,
tot de God mijns levens heffen.
Lied 427:2
Beveel gerust uw wegen,
Al wat u ’t harte deert,
Der trouwe hoed’en zegen
Van hem, die ’t al regeert.
Die wolken, lucht en winden
Wijst spoor en loop en baan,
Zal ook wel wegen vinden
Waarlangs uw voet kan gaan.
12-16 oktober:
Psalm 121:1
‘k Sla d’ ogen naar ’t gebergte heen,
vanwaar ik dag en nacht
des Hoogsten bijstand wacht.
Mijn hulp is van de Heer alleen,
Die hemel, zee en aarde
Eerst schiep en sinds bewaarde.
Lied 293:1
Wat de toekomst brengen moge
Mij geleidt des Heeren hand;
Moedig sla ik dus de ogen
Naar het onbekende land.
Leer mij volgen zonder vragen;
Vader, wat Gij doet is goed!
Leer mij slechts het heden dragen
Met een rustig kalme moed!
26-30 oktober:
Psalm 146:3
Zalig hij, die in dit leven
Jakobs God ter hulpe heeft;
Hij, die door de nood gedreven,
Zich tot Hem om troost begeeft;
Die zijn hoop in ’t hach’lijkst lot
Vestigt op de Heer, zijn God.
Lied 304:1
God is getrouw, zijn plannen falen niet,
Hij kiest de zijnen uit, Hij roept die allen.
Die ’t heden kent, de toekomst overziet,
Laat van zijn woorden geen ter aarde vallen;
En ’t werk der eeuwen, dat zijn Geest omspant,
Volvoert zijn hand.
2- 6 november:
Psalm 61:7
‘k Zal dan door mijn blijde galmen, door mijn psalmen,
loven Uwe Majesteit.
Mijn geloften U betalen, menigmalen
Plechtig aan U toegezeid.
Lied 480:2
Uw wijsheid en uw welbehagen
Bepalen ’s mensen levensdagen
En wijzen hem zijn woonplaats aan.
Hij is ten prooi aan duizend vrezen,
Toch mag hij vrij en veilig wezen
En heersen over het bestaan.
9-13 november:
Psalm 6:9
De Heer wild’ op mijn ker-men
Zich over mij ontfermen:
Hij heeft mijn stem verhoord.
De Heer zal op mijn smeken
Geen hulp mij doen ontbreken:
Hij houdt getrouw Zijn woord.
Lied 432:1
Wat God doet, dat is welgedaan,
Zijn wil is wijs en heilig.
‘k Zal aan Zijn hand vertrouwend gaan,
Die hand geleidt mij veilig.
In nood is mij
Zijn trouw nabij.
Ja Hij, de Heer der heren,
Blijft eeuwig wijs regeren.
16-20 november:
Psalm 42:3
O mijn ziel, wat buigt g’u neder,
Waartoe zijt g’in mij ontrust?
Voed het oud vertrouwen weder,
Zoek in ’s Hoogsten lof uw lust,
Want Gods goedheid zal uw druk
Eens verwiss’len in geluk.
Hoop op God,sla ’t oog naar boven,
want ik zal Zijn naam nog loven.
Lied 50:1
O grote God, o goede Heer,
Ik val voor Uwe voeten neer,
En roepe tot U nacht en dag,
Want zonder U ik niets vermag.
Verhoor en geef mij mijn begeert’
Door die mij ’t bidden heeft geleerd
23-27 november:
Psalm 130:3
Ik blijf de Heer verwachten,
Mijn ziel wacht ongestoord:
Ik hoop in al mijn klachten
Op Zijn onfeilbaar woord.
Mijn ziel vol angst en zorgen
Wacht sterker op de Heer,
Dan wachters op de morgen,
De morgen; ach, wanneer?
Lied 456:1
Zegen ons Algoede,
Neem ons in Uw hoede
En verhef Uw aangezicht
Over ons en geef ons licht.
30 november-4 december:
Lofzang van Zacharias:5
Voor elk, die in het duister dwaalt,
Verstrekt deez’ zon een helder licht,
Dat hem in schâuw des doods bestraalt,
Op ’t vredepad zijn voeten richt.
Lied 122:1
Kom tot ons, de wereld wacht,
Heiland, kom in onze nacht.
Licht dat in de nacht begint,
Kind van God, Maria’s kind.
7-11 december:
Lofzang van Maria:3
Hoe heilig is Zijn naam!
Laat volk bij volk te zaam
Barmhartigheid verwachten;
Nu Hij de zaligheid,
Voor die Hem vreest, bereidt,
Door al de nageslachten.
Lied 124:1
Nu daagt het in het oosten,
Het licht schijnt overal:
Hij komt de volken troosten,
Die eeuwig heersen zal.
14-18 december:
Psalm 98:2
Hij heeft gedacht aan Zijn genade,
Zijn trouw aan Isrel nooit gekrenkt.
Dit slaan al ’s aardrijks einden gade,
Nu onze God Zijn heil ons schenkt.
Juich dan de Heer met blijde galmen,
Gij ganse wereld, juich van vreugd!
Zing vrolijk in verheven psalmen
Het heil, dat d’ aard in ’t rond verheugt!
Lied 143:1
Stille nacht, heilige nacht!
Davids Zoon, lang verwacht,
Die miljoenen eens zaligen zal,
Wordt geboren in Bethlehems stal,
Hij, der schepselen Heer,
Hij, der schepselen Heer.
4-8 januari:
Lofz. Van Simeon:1
Zo laat Gij, Heer, Uw knecht
Naar’t woord hem toegezegd,
Thans henengaan in vrede;
Nu hij Uw zaligheid,
Zo lang door hem verbeid,
Gezien heeft op zijn bede.
Lied 146:1
Dit is de dag, die God ons schenkt,
Waaraan thans ieder christen denkt;
Hem viere, wat in ’t groot heelal
Door Jezus is en wezen zal.
11-15 januari:
Psalm 25:4
’s Heeren goedheid kent geen palen.
God is recht, dus zal Hij door
Onderwijzing hen, die dwalen,
Brengen in het rechte spoor.
Hij zal leiden ’t zacht gemoed
In het effen recht des Heeren:
Wie Hem need’rig valt te voet,
Zal van Hem Zijn wegen leren.
Lied 47:1
Jezus die langs het water liep
En Simon en Andreas riep,
Om zomaar zonder praten
Hun netten te verlaten,
Hij komt misschien vandaag voorbij
En roept ook ons, roept u en mij,
Om alles op te geven
En trouw Hem na te leven.
18-22 januari:
Psalm 92:1
Laat ons de rustdag wijden
Met psalmen tot Gods eer.
’t Is goed, o Opperheer,
Dat w’ons in U verblijden,
’t Zij d’ ochtendstond vol zoetheid
Ons stelt Uw gunst in ’t licht,
’t Zij ons de nacht bericht
Van Uwe trouw en goedheid.
Lied 48:5
Heer, aller ogen zijn gericht
Op U, die leven geeft en licht.
Geef ons vandaag ons daaglijks brood,
Spaar ons voor ziekte en hongersnood.
Geef ieder zó zijn deel, o Heer,
Dat hij het neemt te uwer eer.
25-29 januari:
Psalm 103:2
Loof Hem, Die u al wat gij hebt misdreven,
Hoeveel het zij, genadig wil vergeven,
Uw krankheên kent en liefderijk geneest;
Die van ’t verderf uw leven wil verschonen,
Met goedheid en barmhartigheên u kronen,
Die in de nood uw Redder is geweest.
Lied 467:2
O Christus, wiens bestraffend woord
Door wind en water werd gehoord,
Die onder ’t stormen rustig sliep
En wandeld’over ’t schuimend diep,
O wil verhoren onze beê
Voor hen, die zijn in nood op zee!
1-5 februari:
Psalm 107:15
Hij doet de storm bedaren,
De golven zwijgen stil.
Nu rijst de vreugd, de baren
Zijn effen op Gods wil.
Nu wijkt verslagenheid
Na zoveel angstig slaven,
Daar God hen veilig leidt
In hun begeerde haven.
Lied 463: 1+2
O Heer die onze Vader zijt,
Vergeef ons onze schuld.
Wijs ons de weg der zaligheid,
En laat ons hart, door U geleid,
Met liefde zijn vervuld.
Geef dat uw roepstem wordt gehoord,
Als eenmaal bij de zee.
Geef dat ook wij uw nodend woord
Vertrouwen, volgen ongestoord,
Op weg gaan met U mee.
8-12 februari:
Psalm 31:17
Geloofd zij God, Die Zijn genade
Aan mij heeft groot gemaakt,
Die voor mijn welstand waakt!
Zijn oog slaat mij in liefde gade,
Hij wil mij heil bereiden,
Mij in een vesting leiden.
Lied 395:1
O Heer, verberg U niet voor mij,
Wanneer ik mij verberg voor U.
Gij weet het, ik ben bang voor U,
Ontwijk U en verlang naar U.
O ga niet aan mijn hart voorbij.
15-19 februari:
Psalm 86:6
Leer mij naar Uw wil te hand’len,
‘k Zal dan in Uw waarheid wand’len.
Neig mijn hart en voeg het saam
Tot de vrees van Uwen naam.
Heer’, mijn God, ik zal U loven,
Heffen ’t ganse hart naar boven,
‘k Zal Uw naam en majesteit
Eren tot in eeuwigheid!
Lied 120:1
Heft op uw hoofden, poorten wijd!
Wie is het, die hier binnenrijdt?
Begroet Hem, Heer der heerlijkheid
En Heiland vol barmhartigheid!
Hij geeft de wereld ’t leven weer.
Juicht blijde, zingt uw God ter eer,
Looft Hem, die sterk van daad
De deuren binnengaat.
28 februari- 4 maart:
Psalm 2:7
Welzalig zij, die naar Zijn reine leer
In Hem hun heil, hun hoogst geluk beschouwen,
Die Sions Vorst erkennen voor hun Heer’;
Welzalig zij, die vast op Hem betrou-wen!
Lied 150:3
Hij is de Heer, Hij werd een knecht,
Op Hem wordt alle last grlegd,
Hij woont temidden van het kwaad,
Hij troont in onze lage staat.
7-11 maart:
Psalm 31:11
Terwijl zij samen zich verbinden,
Besluiten zij mijn dood.
Maar, Heer, ‘k vertrouw in nood
Op U; dit doet mij sterkte vinden.
‘k Mag met gelovig roemen
U mijn Verbondsgod noemen.
Lied 178:3
Om de zalving door een vrouw,
Vreugde-olie, geur van rouw,
Teken van wat komen zou,
Kyrie eleison.
14-18 maart:
Psalm 25:5
Lout’re goedheid, liefdekoorden,
Waarheid zijn des HEEREN paan
Hun, die Zijn verbond en woorden,
Als hun schatten, gadeslaan,
Wil mij, Uwen Naam ter eer,
Al mijn euveldaan vergeven!
Ik heb tegen U, o HEER',
Zwaar en menigmaal misdreven.
Lied 182:5
Koning tot een spot getekend
Met een riet en doornenkroon,
Bij de moordenaars gerekend
Overstelpt met smaad en hoon,
Opdat naar uw welbehagen
Wij de kroon der ere dragen.
Duizend, duizendmaal, o Heer,
Zij U daarvoor dank en eer.
21-25 maart:
Psalm 21:4
Hij heeft, o God, van U begeerd
Het onvergank’lijk leven.
Gij hebt het hem gegeven.
Zo zijn de dagen hem vermeerd,
Zo leeft de vorst altoos,
Zo leeft hij eindeloos.
Lied 189:1
Mijn Verlosser hangt aan ‘t kruis,
Hangt ten spot van snode smaders.
Zoon des Vaders,
Waar is toch uw almacht thans,
Waar uw goddelijke glans?
28 maart-1 april:
Psalm 118:14
Gij zijt mijn God, U zal ik loven,
Verhogen Uwe majesteit.
Mijn God, niets gaat Uw roem te boven,
U prijs ik tot in eeuwigheid.
Laat ieder ’s Heren goedheid loven,
Want goed is d’Oppermajesteit:
Zijn goedheid gaat het al te boven
Zijn goedheid duurt in eeuwigheid!
Lied 239:7
Lof zij de Vader, lof de Heer,
Die uit de dood is opgestaan,
De Trooster ook zij lof en eer
En heerlijkheid van nu voortaan
4-8 april:
Psalm 143:10
Leer mij, o God van zaligheden,
Mijn leven in Uw dienst besteden,
Gij zijt mijn God, vat Gij mijn hand!
Uw goede Geest bestier’ mijn schreden
En leid’ mij in een effen land.
Lied 473:1
Neem mijn leven laat het Heer,
Toegewijd zijn aan uw eer.
Maak mijn uren en mijn tijd
Tot uw lof en dienst bereid.
11-15 april:
Psalm 103:7
Geen vader sloeg met groter mededogen
Op teder kroost ooit zijn ontfermend' ogen,
Dan Isrels HEER op ieder, die Hem vreest;
Hij weet, wat van Zijn maaksel zij te wachten,
Hoe zwak van moed, hoe klein wij zijn van krachten,
En dat wij stof, van jongs af, zijn geweest.
Lied 50:9
Verhoor, o Vader, mijn geween.
Waar 'k bid om brood, geeft Gij geen steen.
Ik zoeke, laat mij vinden; och,
ik kloppe, doe mij open toch!
Laat mij door U behouden 't veld
die op de hemel doe geweld.
18-22 april:
Psalm 17:8
Maar – blij vooruitzicht, dat mij streelt –
Ik zal, ontwaakt, Uw lof ontvouwen,
U in gerechtigheid aanschouwen,
Verzadigd met Uw Godd’lijk beeld.
Lied 442:1
Jezus, ga ons voor,
Deze wereld door,
En U volgend op Uw schreden
Gaan wij moedig met U mede.
Leid ons aan Uw hand
Naar het Vaderland.
9-13 mei:
Psalm 8:1
Heer, onze Heer grootmachtig Opperwezen,
Hoe wordt Uw naam op aard’alom geprezen!
Gij, Die de glans van Uwe majesteit
Hebt boven lucht en heem’len uitgebreid!
Lied 231:1
Wij knielen voor uw zetel neer,
Wij, Heer, en al uw leden,
En eren U als onze Heer
Met liedren en gebeden.
Dat alle macht, hoe hoog, hoe groot,
Voor U, o Godsgetuige,
O Eerstgeboren’ uit de dood
Zich diep eerbiedig buige!
16-20 mei:
Psalm 43:3
Zend, Heer, Uw licht en waarheid neder
En breng mij, door die glans geleid,
Tot Uw gewijde tente weder,
Dan klimt mijn bange ziel gereder
Ten berge van Uw heiligheid,
Waar mij Uw gunst verbeidt.
Lied 477:1
Geest van hierboven,
Leer ons geloven,
Hopen, liefhebben door uw kracht!
Hemelse Vrede,
Deel U nu mede
Aan een wereld die U verwacht!
Wij mogen zingen
Van grote dingen,
Als wij ontvangen
Al ons verlangen,
Met Christus opgestaan. Halleluja!
Eeuwigheidsleven
Zal Hij ons geven,
Als wij herboren
Hem toebehoren
Die ons is voorgegaan. Halleluja
23-27 mei:
Psalm 62:7
Vertrouwt, wat uw begeert’ ook zij
Nooit op geweld of roverij,
En wordt niet ijdel, als ’t vermogen
Gedurig aanwast. Waakt en let
Dat gij het hart er nooit op zet,
Zo wordt ge door geen schijn bedrogen.
Lied 401:1
Een vaste burcht is onze God,
Een toevlucht voor de zijnen
Al drukt ons ’t leed al dreigt ons ’t lot
Hij doet zijn hulp verschijnen.
De vijand rukt vast aan,
Met opgestoken vaan
Hij draagt zijn rusting nog
Van gruwel en bedrog
30 mei-3 juni:
Psalm 87:3
De Filistijn, de Tyriër, de Moren
Zijn binnen u, o Godsstad, voortgebracht.
Van Sion zal het blijde nageslacht
Haast zeggen: “Deez’ en die is daar geboren.”
Lied 399:1
Wij loven U, o God, belijden U als Heer.
Eeuwige Vader, U geeft heel de wereld eer.
U zingen alle heem’len, serafs, machten tronen,
Onafgebroken rijst hun lied op hoge tonen:
Gij, driemaal heilig zijt Gij, God der legerscharen,
Wiens grootheid aard’en hemel heerlijk openbaren.
6-10 juni:
Psalm 84:6
Want God, de Heer, zo goed, zo mild,
is ’t allen tijd een zon en schild.
Hij zal genaad’ en ere geven.
Hij zal hun ’t goede niet in nood
Onthouden, zelfs niet in de dood,
Die in oprechtheid voor Hem leven.
Welzalig, Heer, die op U bouwt
En zich geheel aan U vertrouwt!
Lied 28:1
Wij hebben een sterke stad,
Een stad met muren en schansen,
Wij hebben een sterke stad,
Een stad waar de kinderen dansen
En waar men muziek maakt en zingt,
Een stad door de Heer omringd.
13-17 juni:
Psalm 6:2
Vergeef mij al mijn zon-den,
Die Uwe hoogheid schonden:
Ik ben verzwakt, o Heer.
Genees mij, red mijn leven!
Gij ziet mijn beend’ren beven;
Zo slaat Uw hand mij neer.
Lied 423:1
Ach blijf met uw genade,
Heer Jezus, ons nabij,
Opdat ons nimmer schade
Des bozen heerschappij
20-24 juni:
Psalm 43:5
Mijn ziel, hoe treurt ge dus verslagen,
Wat zijt g’onrustig in uw lot?
Berust in ’s Heren welbehagen;
Hij doet welhaast uw heilzon dagen.
Uw hoop herleev’ naar Zijn gebod:
Mijn Redder is mijn God.
Lied 429:1
Wie maar de goede God laat zorgen
En op Hem hoopt in ’t bangst gevaar,
Is bij Hem veilig en geborgen,
Die redt hij god’lijk, wonderbaar:
Wie op de hoge God vertrouwt,
Heeft zeker op geen zand gebouwd
27 juni-1 juli:
Psalm 62:5
In God is al mijn heil, mijn eer,
Mijn sterke rots, mijn tegenweer,
God is mijn toevlucht in het lijden.
Vertrouw op Hem, o volk, in smart,
Stort voor Hem uit uw ganse hart.
God is een toevlucht t’ allen tijden.
Lied 20:5
Op duizenderlei wijze
Redt Hij ons van de dood.
Hij geeft ons drank en spijze
In schaarste en in nood.
En als wij zijn gevangen,
Te middernacht zendt Hij
Ons lied’ren en gezangen
En maakt ons eind’lijk vrij.
4-8 juli:
Psalm 9: 10
Hij, die Uw naam in waarheid kent,
Zal, Heer’, op U in zijn ellend’
Vertrouwen, wijl Gij nooit liet zuchten
Hen, die gelovig tot U vluchtten.
Lied 350:1
God, die leven
Hebt gegeven
In der aarde schoot,
Alle vrucht der velden
Moeten w’U vergelden,
Dank voor ’t daaglijks brood.
Related documents
Download