De eerste pedunculopontiene stimulatie in België Prof.Dr.P.Santens De diepe hersenstimulatie (DBS) is in ons land al sinds geruime tijd ingeburgerd als een mogelijke behandeling voor een goed geselecteerde groep van parkinsonpatiënten met een gevorderde ziekte. Sinds meer dan 15 jaar wordt in ons land een terugbetalingssysteem voorzien voor patiënten die in aanmerking komen voor deze heelkundige behandeling van de ziekte van Parkinson. In de meeste centra wereldwijd, dus ook in België, wordt hoofdzakelijk subthalamische stimulatie gebruikt. Dit betekent dat de elektroden die geïmplanteerd worden met de tip in de nucleus subthalamicus (STN), zodat een hoogfrequente elektrische stroom kan worden toegediend aan deze kern. Stimulatie van de STN heeft een langdurig positief effect aangetoond op alle belangrijke motorische symptomen van de ziekte van Parkinson. Daarenboven laat STN stimulatie bij de grote meerderheid van patiënten een reductie van de dosis medicatie toe, wat aanleiding geeft tot een vermindering van de hoeveelheid dyskinesieën. Deze vorm van DBS is momenteel al dermate bekend dat soms vergeten wordt dat ook andere delen van de hersenen kunnen gestimuleerd worden met het oog op een verbetering van de symptomen van de ziekte van Parkinson. De eerste DBS pogingen werden uitgevoerd ter hoogte van de thalamische Vim kern. Deze behandeling had vooral een positief effect op de tremoren, maar weinig op de overige symptomen van de ziekte van Parkinson. Momenteel wordt stimulatie in deze kern nog steeds toegepast in de behandeling van andere vormen van tremoren. In de eerste helft van de jaren ’90 werd dan vooral onderzocht wat het effect was van pallidale stimulatie, waarbij de elektroden worden geïmplanteerd in de globus pallidus. Deze vorm van stimulatie had vooral een positief effect op de dyskinesieën, waardoor in vele gevallen de medicatie kon worden verhoogd zonder negatieve effecten. Pallidale stimulatie wordt momenteel gebruikt voor de behandeling van dystonieën. Nog later werden dus de positieve effecten van STN stimulatie voor patiënten met de ziekte van Parkinson ontdekt en werd dit de geprefereerde techniek. STN stimulatie is, net als andere vormen van behandeling, niet vrij van nevenwerkingen. Deze nevenwerkingen zijn inmiddels goed beschreven en de meeste ervan kunnen vrij goed worden opgevangen door aanpassingen van de stimulatieparameters, door interdisciplinaire aanpak en door coaching van patiënten en hun omgeving. Het is echter duidelijk geworden dat een aantal symptomen moeilijker reageren op STN stimulatie, en de aanwezigheid van deze symptomen voor de mogelijke ingreep moet dan ook tot voorzichtigheid aanmanen, omdat dus niet kan verwacht worden dat deze symptomen zullen verbeteren. Het gaat klassiek over symptomen die evenmin reageren op een medicamenteuze behandelingen. Een belangrijk voorbeeld hiervan zijn de gangsymptomen zoals freezing en posturale instabiliteit, die bij een aantal patiënten ook persisteren ondanks adequate behandeling met medicatie. Voor patiënten met dit probleem kan men een STN stimulatie dus niet direct als behandeling voorstellen. In de laatste jaren werd door verschillende groepen onderzoek verricht naar de mogelijkheden van stimulatie van de pedunculopontiene kern (PPN). De PPN is een kleine kern, gelegen in het achterste en bovenste deel van de hersenstam, waarvan uit dierexperimenteel onderzoek een rol was gekend in het mechanisme van het stappen. De stimulatie van de PPN bij de parkinsonpatiënten levert vooralsnog geen eenduidige resultaat op, alhoewel meerdere onderzoeksgroepen positieve effecten konden aantonen op gangparameters, op freezing en op posturale stabiliteit en vallen. Vele van deze onderzoeken werden uitgevoerd op kleine groepen of zelfs enkelvoudige gevallen, en dubbelblind stimulatieonderzoek is zeker nog niet voldoende overtuigend. De variabele resultaten worden deels toegeschreven aan variabiliteit aan implantatietechnieken, waarbij het zeker de vraag is in welke mate alle groepen de PPN daadwerkelijk hebben bereikt bij de implantatie. De PPN is immers een moeilijk bereikbare kern voor de neurochirurg. Wat wel weerhouden wordt is dat, in tegenstelling tot de STN, de PPN met lage frequentiestimulatie moet worden behandeld (20-30 Hz ipv >100 Hz). Een bijkomende vraag is of een stimulatie van de PPN uni-of bilateraal moet worden uitgevoerd, en of het al dan niet in combinatie met STN stimulatie moet worden toegepast. In het UZ Gent werd recent een patiënt behandeld door middel van PPN stimulatie. Het betrof een 50-jarige man met een langdurige ziektegeschiedenis, en met zeer opvallende freezing problematiek die in geen enkele mate reageerde op behandeling met medicijnen. De overige symptomen van zijn parkinsonbeeld reageerden echter beter op medicatie. Gezien er geen duidelijk effect van STN stimulatie alleen werd verwacht, werd geopteerd voor deze man een bilaterale PPN stimulatie te proberen. De operatie werd uitgevoerd in januari 2015. Er werden eveneens elektroden in de STN geïmplanteerd, maar deze worden voorlopig nog niet gebruikt, zodat de resultaten enkel deze zijn van een bilaterale PPN stimulatie. De noodzakelijke ingrepen verliepen allen zonder problemen, er waren geen operatieve complicaties. Het onmiddellijke effect van deze behandeling was bijzonder spectaculair te noemen. Dubbelblinde evaluatie van de stimulatie door middel van externe pulsgeneratoren gaf aan dat bij PPN stimulatie de freezing episodes volledig verdwenen en de instabiliteit volledig normaliseerde. Daarop werden beide stimulatoren (PPN en STN) geïnternaliseerd. Gedurende de opvolging bleek dat het resultaat aanwezig bleef, maar slechts moeizamer in dezelfde mate kon worden bereikt. Pas na enkele weken en verder opdrijven van de stimulatie werd weer een duidelijk benefit gevonden, waarbij de . patiënt zich terug in bepaalde sociale omgevingen kon bewegen, wat voordien niet kon. De freezing episodes waren drastisch verminderd tot afwezig en de stabiliteit duidelijk verbeterd. Opvallend was ook dat de overige parkinsonsymptomen beter waren en de behandeling met levodopa kon worden afgebouwd. Het is af te wachten in welke mate deze trend zich verder zal zetten en in welke mate de mobiliteit en de levenskwaliteit een blijvende verbetering zullen ondervinden. Nevenwerkingen van de stimulatie zijn een voorbijgaande oscillopsie (bewegen van de ogen met als gevolg bewegende beelden) bij verhoging van de stimulatie. Wij geloven dat dit voorbeeld aangeeft dat diepe hersenstimulatie nog een aantal onontgonnen mogelijkheden heeft, die stap voor stap verder moeten worden geëxploreerd. Hierbij staat het individuele symptomenen klachtenprofiel van de patiënt voorop. Alles valt of staat dus met een goede pre-operatieve uitwerking en selectie van patiënten, die het best op een interdisciplinaire manier wordt uitgevoerd.