This page was exported from Reporters Online [ https://reportersonline.nl ] Export date: Tue Jul 18 13:06:25 2017 / +0000 GMT Als je partner niet accepteert dat je doodgaat, wat doet dat dan met je relatie? Pauline (33) : ‘Ik ga snel dood. Ik weet het nu twee maanden. En hoewel het me echt nog wel moeite kost om die woorden uit te spreken, heb ik het ergens wel geaccepteerd. Natuurlijk wil ik niet dood. Ik wil honderd worden. Vijf kinderen krijgen en twee dozijn kleinkinderen die om me heen dartelen in een Italiaanse boomgaard, waar ik na een uitgebreid diner met een glimlach op mijn gerimpelde gezicht, onvoorzien mijn laatste adem uitblaas. Maar dat scenario zit er niet in. En ik moet zeggen: het weten waar ik aan toe ben, ook al is het het slechtst mogelijke scenario, geeft rust. Rust die ik al heel lang niet meer heb gevoeld. De onzekerheid, het leven tussen hoop en vrees van de afgelopen twee jaar was een slopend proces. Een proces dat begon met de diagnose. Eierstokkanker. Als ik kijk naar foto's uit die periode, zie ik wel dat er iets niet klopt. Mijn buik was zo dik en opgezet dat ik mijn broeken niet meer dichtkreeg, maar ik had een mager, ingevallen koppie. Ik werkte hele dagen en was ‘s avonds zo uitgeteld dat ik nergens meer zin in had. Ik was voortdurend moe. Raar, vond ik. Een jonge meid moet toch wel de energie hebben om ‘s avonds na haar werk naar de sportschool of naar een verjaardag te gaan? Toen ik steeds meer buikpijn kreeg ben ik naar de dokter gegaan. Die dacht aan een cyste. Kanker? Dat dat paste niet bij mijn leeftijd. Ik werd naar huis gestuurd met een afspraak voor drie maanden later. De dag na die afspraak werd ik met spoed geopereerd. Er was een enorme tumor gevonden die vastzat aan mijn eierstok. Tijdens de operatie werd het stadium waarin de tumor zat vastgesteld. De eerste diagnose was slecht. Ik voelde me totaal verpletterd door het nieuws. Verdoofd, alsof het om iemand anders ging. Max was mijn rots. Hij heeft nooit een moment gedacht dat de kanker me zou nekken, en hij stond ook niet toe dat ik dat soort gedachten had. Op dat moment hielp dat. Zijn strijdbaarheid en overtuiging wakkerde ook mijn vechtlust aan. Hij zorgde dat ik er zelf ook in geloofde dat ik van mijn ziekte zou winnen. Ik kreeg een operatie en vier chemokuren. Daarna leek alles verwijderd te zijn. ‘Zie je wel' zei Max. ‘Ik wist dat het goed zou komen.' Natuurlijk moest ik onder controle blijven, maar het leek even alsof Max en ik wakker werden uit de boze droom waarin we meer dan een jaar hadden geleefd. Langzamerhand begonnen we ons leven weer op te pakken, plannen te maken voor de toekomst. Ik wilde zelfs aan een nieuwe opleiding beginnen. Ik waardeerde het leven zoveel meer nu ik een tweede kans leek te krijgen, ik wilde elke minuut ervan benutten. En toen kwam de genadeklap. In de vorm van een kuchje dat maar niet verdween. Een vaag pijntje in mijn bovenbuik. De zorgelijke blik van de de arts die mijn scan afnam. Zijn onechte glimlach toen hij zag dat ik zijn gezicht bestudeerde. Niet dat het uitmaakte, een kwartier later viel het zwaard. Longen en lever ‘Uitzaaiingen in de longen en lever.' Ik was verdoofd. Hoe kon dit? Ging dit over mij? Ik was toch beter? Alles was weggehaald! Ook Max kon het niet geloven. Hij schoot direct weer in zijn overlevingsmodus, wilde niet eens horen wat de arts nog meer te zeggen had. Hij sleurde me bijna mee. Weg uit de spreekkamer, Die ineens aanvoelde als het voorportaal van de dood. ‘Die statistieken? Daar heb ik geen boodschap aan' siste hij verbeten toen we langs het kanaal liepen. Ons wandelplekje, waar we al zo vaak hadden gelopen als we de zorgen uit ons hoofd wilden laten waaien. ‘Jij wordt gewoon beter.' Ik zei maar even niets. Ik kon het allemaal niet behappen, en ik voelde me niet opgewassen tegen Max' heftige emoties. In de dagen erna begon het nieuws in te zinken. Ik maakte een afspraak met mijn arts. Zonder Max. Ik had behoefte aan duidelijkheid, en Max' beschermingsdrang hielp daar niet bij. Mijn oncoloog liet geen enkele ruimte voor twijfel. De boodschap was hard, maar duidelijk. Er zou alleen nog palliatief, levensrekkend, behandeld kunnen worden. Meer niet. ‘Je zult sterven aan deze kanker.' Het waren zijn letterlijke woorden. Cru, maar wel wat ik nodig had. Natuurlijk heb ik gehuild, geschreeuwd. En mijn ouders…voor hen vond ik het misschien nog wel erger dan voor mezelf. Ik ben hun enige kind en beteken alles voor ze. Hun verdriet zien, en er niets aan kunnen doen is misschien wel het meest afschuwelijke van dit alles. Maar toch, na het ongeloof en de woede kwam langzaam kwam de berusting. Bij mij althans. Niet bij Max. Eerst kon ik het nog wel begrijpen. Hij zat nog in de ontkenningsfase, zei ik tegen mezelf. Ik was al een paar stappen verder in het proces. Mijn arts raadde me aan te leven alsof de komende drie maanden mijn laatste waren. Als die voorbij waren, kon ik weer plannen gaan maken voor de periode daarop. Na dat ontnuchterende gesprek kwam ik uitgeput thuis. Al die emoties vraten energie. Ik probeerde het gegeven dat ik zou sterven zo rationeel mogelijk te benaderen, en dat doe ik nog steeds. In mijn hoofd is het een verhaallijn die ik interessant en abstract probeer te vinden, maar in mijn hart? Dat is een ander verhaal. De wetenschap dat ik doodga is voortdurend aanwezig, als een onophoudelijke, doffe pijn in mijn maag. Dit zou voortaan mijn nieuwe ‘normaal' zijn, bedacht ik, toen ik ‘s nachts naar het plafond lag te staren. ‘Statistieken? Daar heb ik geen boodschap aan' siste Max. ‘Jij wordt gewoon beter.' De avond na het gesprek met mijn arts, probeerde ik mijn gevoelens met Max te bespreken. Ik wilde dat het tot hem doordrong. Dat ik echt niet meer beter zou worden, wat hij ook zou zeggen. En ik wilde plannen maken, om nog zoveel mogelijk te doen met de tijd die me rest. Max wilde er niets over horen. Hij liep naar boven en ik hoorde hem even later heel hard huilen op zijn studeerkamer. Ik liet hem maar. Eigenlijk hoopte ik dat het een doorbraak zou zijn. Maar toen ik een dag later weer een poging deed om tot een gesprek te komen draaide dat op niets uit. ‘Daar hebben we nog genoeg tijd voor als je beter bent!' snauwde hij, toen ik op een middag voorzichtig met een reisgids aankwam. Onze droom was altijd om een maand door de Nationale Parken in Amerika te trekken met een camper. Iets wat ik absoluut van mijn bucket list wil afstrepen. En dat moet snel, want anders ben ik misschien al te ziek. Samen opgegroeid Wat me misschien nog wel meer verdriet doet dan het feit dat ik zal overlijden, is de verwijdering die in deze laatste fase in mijn leven tussen mij en Max ontstaat. We zijn al zolang samen. Al sinds ik vijftien was, Max was zeventien. We zijn samen opgegroeid en hoopten samen oud te worden. Dat dat er niet inzit is al moeilijk genoeg, maar de manier waarop hij zich opstelt zorgt dat ik me vreselijk eenzaam voel. Bij mijn ouders houd ik me groot. Ik wil ze laten zien dat ik sterk ben. Mijn verdriet aan hen tonen zou ze kapot maken. Maar bij Max wil ik klein kunnen zijn. Ik heb er behoefte aan te praten over mijn naderende dood. En om alles goed te regelen. Muziek uit te zoeken voor mijn begrafenis, en de lijst afwerken van dingen die ik nog wil doen. Waar je op hoopt in een periode als dit, is dat het je in ieder geval dichterbij de mensen brengt waar je van houdt. Maar ons drijft het alleen maar uit elkaar. Max sluit zich af, hij wil nergens over praten. Als ik het voorzichtig probeer, loopt hij de deur uit. Ik zou hem de tijd graag gunnen om de situatie te accepteren, in zijn eigen tempo. Maar het punt is juist dat ik die tijd niet meer heb. En dat wil er maar niet bij hem in. Hij googelt zich suf naar experimentele behandelingen en wordt boos als ik daar vervolgens niets mee wil doen. Hij snapt niet dat ik die emotionele achtbaan niet wil. Het toch weer hoop koesteren, tegen beter weten in, en vervolgens weer teleurgesteld worden. Hij ziet het als een teken dat ik niet meer wíl leven, of daar in ieder geval niet alles voor wil doen. Hem uitleggen dat ik mezelf de teleurstelling wil besparen, dat ik de tijd die me nog rest niet wil doorbrengen met behandelingen die hoogstwaarschijnlijk niets zullen uithalen, heeft geen zin. Hij snapt niet dat ik niet elke kans aangrijp om bij hem te blijven, hoe minimaal die kans ook is. Het trieste aan de situatie is dat we ons dus allebei op een bepaalde manier in de steek gelaten voelen, en we lijken die kloof maar niet te kunnen overbruggen. Hoewel ik zielsveel van Max houd, denk ik er inmiddels serieus over om onze relatie te beëindigen. We zitten nu eenmaal niet in een situatie waarin we de luxe hebben om eindeloos rekening met elkaar te houden. Misschien is dat wel het grootste cadeau dat ik hem – en mezelf – kan geven. Vrijheid om te zijn wie we zijn, zonder de ander ergens in proberen te forceren. Het is bizar, omdat ik nooit had verwacht dat het nog eens zover zou komen: Max en ik zouden bij elkaar blijven tot de dood ons zou scheiden. En het wrange is: Dat is precies wat er nu gebeurt. De dood scheidt ons, alleen dan al voordat het werkelijke doodgaan plaatsvindt. Maar ach. Als er iemand is die inmiddels alles weet van bijgestelde toekomstverwachtingen, ben ik het wel. Dan kan dit er ook nog wel bij.' *Pauline is inmiddels overleden. Excerpt: ‘Max, kom nou even bij me zitten. Ik vind het fijn als jij ook je mening geeft.’ Even bleef het stil. Toen hoorde ik bij wijze van antwoord de achterdeur dichtslaan. Ik zuchtte en staarde naar de playlist ik aan het samenstellen was. Even bleven mijn vingers boven mijn toetsenbord hangen, toen sloeg ik het mapje op. Onder de titel: ‘Uitvaart’.' Hoe lang zou Max zijn kop nog in het zand blijven steken? Totdat ik in mijn kist zou liggen? Totdat hij met eigen ogen zou zien wat hij op allerlei manieren probeert te ontkennen? Post date: 2016-10-26 12:56:26 Post date GMT: 2016-10-26 10:56:26 Post modified date: 2017-03-24 23:24:44 Post modified date GMT: 2017-03-24 22:24:44 Powered by [ Universal Post Manager ] plugin. MS Word saving format developed by gVectors Team www.gVectors.com