DART-N voor HAO’s Willemien Avenarius, 13 december 2010 Inleiding AIOS maken tijdens hun opleiding POP’s en formuleren hun leerdoelen in DART-N’s. Op deze manier kunnen zij hun leerproces zichtbaar maken voor docenten en opleiders. Ook van de opleiders wordt in toenemende mate gevraagd dat zij hun eigen leerproces als opleider concreet en zichtbaar maken. Bijvoorbeeld met behulp van een DART-N. Wanneer een opleider vaardig is in het maken van leerplannen en leerdoelen is dat niet iets waar hij alleen profijt van kan hebben; hij kan ook zijn AIOS beter bij ondersteunen bij het maken van leerplannen (Droste effect). Net als bij AIOS bestaat er bij sommige opleiders weerstand tegen het maken van POP’s en DART-N’s. Dit hangt vaak samen met de leerstijl* Dit programmatje is bedoeld voor de terugkomdag voor opleiders om opleiders (zonodig te verleiden om ) zich te verdiepen in de DART-N en een DART-N te laten maken. Aanvangsniveau Opleiders zijn bekend met het fenomeen DART-N, via de opleiding voor opleiders en via hun AIOS. Doelstelling De HAO kan na afloop van dit programma: -1 benoemen wat hij de voor- en nadelen vindt van het beschrijven van leerdoelen in een DART-N -2 kan een eigen leerdoel beschrijven in een DART-N -3 kan beschrijven waaraan een goede DART-N moet voldoen Methodiek Doelstelling 1 Groepsdiscussie en oefening over de zin van het maken van een DART-N en weerstanden daartegen. Doelstelling 2 In groepjes van 2 tot 3 opleiders oefenen in het maken van een DARTN voor zichzelf. Doelstelling 3 Tips voor en de valkuilen bij het maken van een DARTN worden geïnventariseerd in de nabespreking van het werken in groepjes. * waar hij staat wordt hij of zij bedoeld ** OWP leerstijlen 2004 Tijdschema Inleiding minuten 5 Oefening 15 Toelichting DARTN 5 DARTN maken in groepjes 25 Afsluiten 10 Docentinstructie per programmaonderdeel Inleiding Leg uit waarom er gekozen is voor dit programma. Voor argumenten, zie inleiding. Wanneer opleiders niet zo bekend (meer) zijn met hun leerstijl kan het nuttig zijn zo’n programma eerst te doen. Oefening Maak een dekbeeldige lijn in het lokaal die een schaal uitbeeldt van 0 tot 100% enthousiast zijn over het maken van een DARTN. Laat de opleiders daar hun plek opzoeken, staand in de ruimte. Laat enkele vertellen waarom ze de plek gekozen hebben waar ze staan, inventariseer de argumenten. Verdeel de groep in groepjes van 3 opleiders waarbij het voor de samenwerking in de groepjes helpend kan zijn “voor-” en “tegen”standers te combineren in een groepje. Toelichting DARTN Het kan nuttig zijn nog eens uit te leggen hoe een DARTN maken in z’n werk gaat. Zie hiervoor het programma in bijlage 1. Benoem eventuele valkuilen bij/geef tips voor het maken van een DARTN nu of inventariseer ze aan het einde van het werken in groepjes. Dit naar eigen inzicht. DARTN in groepjes Laat in groepjes van 3 de opleiders een eigen DARTN maken. Afsluiting Bespreek aan het einde in de grote groep hoe het was om er nu (toch) één te maken en inventariseer valkuilen en tips. Samenvatting Dit onderwijsprogramma voor opleiders van 1 uur geeft opleiders inzicht in hun enthousiasme voor of weerstanden tegen het maken van een DARTN in het kader van het zichtbaar maken van hun leerproces. Na afloop kunnen zij voor zichzelf een DARTN maken. Daarnaast kunnen zij valkuilen en tips benoemen voor het maken van een goede DARTN zodat zij hun AIOS kunnen ondersteunen in het maken van hun DARTN’s. Bijlage 1 Opdracht Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) Verplichte opdracht Inleiding Het Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) is een hulpmiddel om je leerproces te structureren en te vergemakkelijken. In de studiehandleiding zijn verschillende doelen beschreven, die echter nogal breed geformuleerd zijn. Naast deze doelen bestaat daardoor de mogelijkheid om eigen doelen te formuleren en eigen accenten te leggen. Die doelen kunnen betrekking hebben op zowel kennis, vaardigheden, beleving en beroepshouding. De bedoeling is om te komen tot een persoonlijke leeragenda naast de leeragenda die voortkomt uit de algemene praktijkopdrachten. Er worden verschillend bronnen aangeboden om materiaal te krijgen voor zo'n agenda en er wordt een methode gesuggereerd om dit materiaal te bewerken. Door gedurende de stage het POP bij de hand te nemen, behaalde doelen af te strepen en nieuwe doelen toe te voegen, ontstaat een 'levend' document, dat erg nuttig kan zijn bij het leren. Een bijkomend voordeel van een goed geformuleerd en gedurende de stage bijgehouden POP is, dat het eindverslag zich als het ware zelf schrijft: de kern van het eindverslag wordt gevormd door het POP. Bronnen - De stagedoelen (zie studiehandleiding) zijn een verdere concretisering van eindtermen en kerncompetenties. Wanneer je de studiehandleiding doorneemt (en dan vooral de praktijkopdrachten) krijg je een indruk hoe deze stagedoelen bereikt worden. - Het self-assessment (zie opdrachten) is gebaseerd op de stagedoelen. Het geeft je een indruk over het niveau van competentie dat je inmiddels bereikt hebt. - De aanvangstoets (zie opdrachten) geeft je een indicatie over je parate kennis betreffende de begeleiding van chronische aandoeningen. - Eigen persoonlijke of professionele ervaringen kunnen handvatten geven om eigen doelen te formuleren. - De eindtermen (zie bijlagen) beschrijven het eindniveau van de huisartsopleiding met betrekking tot de chronisch complexe zorg. - Kennismaking op de stageplaats geeft een indruk van de lokale mogelijkheden. Methode Een goede methode om een POP te formuleren is dezelfde methode die in het nieuwe curriculum gebruikt wordt om de praktijkopdrachten te beschrijven. Je maakt dan van het POP een verzameling opdrachten aan jezelf. Deze opdrachten worden gegeven in de vorm van een DARTN, een acroniem voor: D - doel van de opdracht: wat wil je leren, maar ook waarom A - activiteiten die voor de opdracht uitgevoerd moeten worden R - resultaat, in een fysiek "tastbare" vorm, na afloop van de opdracht, maar ook: wanneer ben je klaar? T - tijd die de opdracht gaat kosten N - nabespreking (c.q. toetsing / feedback) van de opdracht (wie, wat, waar, hoe ?) Het formuleren van een opdracht als DARTN heeft talrijke voordelen. De meeste mensen leren al doende: door te werken in de praktijk pik je vanzelf, door vallen en opstaan, de essentie op. Dit soort leren voelt natuurlijk en vanzelfsprekend aan. Dit staat in schril contract met het werken met een DARTN: dit soort leren voelt voor veel mensen onnatuurlijk, kinderachtig en kunstmatig aan. De ervaring leert echter dat, wanneer je even door het kunstmatige karakter heen bent, het DARTN een waardevolle aanvulling is op je leerstrategie. Het is een gemakkelijk te onthouden systeem, dat dwingt tot het formuleren van alle belangrijke onderdelen van een opdracht. Het bevordert daardoor de compleetheid van een opdracht. Daarnaast dwingt een DARTN ook tot verregaande concretisering van een opdracht. Hoe concreter de opdracht geformuleerd des te beter. De natuurlijke neiging van mensen is om leerdoelen heel globaal te formuleren: je voelt je onzeker op het gebied van de cardiologie en je gaat vervolgens ongericht heel veel (specialistische) literatuur lezen of je loopt een dag mee met een cardioloog. Het nuttig rendement daarvan is vrijwel nul. Een week later kun je bij wijze van spreken dezelfde literatuur als nieuw lezen. Een en ander leidt niet tot een zekerder gevoel op het gebied van de cardiologie in de praktijk. Daartoe is het veel effectiever om je zelf veel preciezer de vraag voor te leggen wat de onzekerheid veroorzaakt. Dat kán een kwestie van kennistekort zijn, maar dat hoeft niet. Er kan bijvoorbeeld eigenlijk sprake zijn van angst om af te gaan om voor niks een ambulance te bellen. En ook als het een kennistekort betreft, dan is het nog zinvol om dit tekort nader te preciseren. Een goed (=concreet) geformuleerde DARTN in het kader van het POP kan er bijvoorbeeld als volgt uit zien: Doel: Overwinnen van gêne bij uitvoering MMSE Activiteit: Uitvoeren van 2-3 MMSE's bij vergeetachtige patiënten samen met opleider (evt. video), focussen op eigen gevoel, analyseren van triggers voor gêne. Bespreken verbeterpunten / tips. Uitproberen bij 1-2 patiënten. Resultaat: Klaar wanneer geen gêne meer optreedt bij het doen van een MMSE. Zo mogelijk schriftelijke uitwerking van proces. Tijd: 3 uur gedurende 4 weken. Nabespreking: Met stageopleider in week 6, focussen op resultaat en eventueel persoonlijke preoccupaties. Minder concreet geformuleerd zou dit er als volgt uit kunnen zien: Doel: Enige ervaring met stervensbegeleiding Activiteit: Een of twee patiënten of twee patiënten van binnenkomst tot sterven onder mijn hoede nemen. Literatuur aangaande dit onderwerp lezen Resultaat: Farmacotherapeutische kennis en gespreksvaardigheden m.b.t. stervensbegeleiding Tijd: Gehele stage Nabespreking: Leergesprek met opleider in week 3 Het resultaat zoals hier geformuleerd is niet te toetsen, het doel is weinig uitgewerkt. Het geformuleerde resultaat geeft echter wel handvatten om tot verdere concretisering te komen. Blijkbaar wordt een leemte geconstateerd in de farmacotherapeutische kennis en in de gespreksvaardigheden. Wat was de aanleiding die deze leemtes deed constateren? Over welk onderdeel van de farmacotherapie ging het? (pijnstilling? Iets anders?) Welk gesprek was in de praktijk lastig? (Praten over de dood? Praten met familie? Praten als je niks meer te bieden hebt? Gaat het over gesprekstechnieken sec of gaat het over eigen remmingen?). Welke activiteiten zijn zinvol om deze nieuwe doelen te halen (videobanden? verbatim? Wie gaat dat beoordelen?) Waarschijnlijk is het ook handiger om hier 2 DART-N’s met hetzelfde onderwerp van te maken. Ander voorbeeld Doel: Verantwoord medicatie kunnen saneren Activiteit: Medicatie van eigen patiënten en iedere nieuwe patiënt doornemen Resultaat: Zicht op polyfarmacie Tijd: Gehele stage Nabespreking: Leergesprek met opleider in week 4 Dit resultaat is evenmin te toetsen. De activiteit leidt niet automatisch tot het beoogde doel. Ook hier zou het kunnen helpen als je jezelf af zou vragen waar deze vraag vandaan komt, welke praktijkervaring ligt hier aan ten grondslag? De toevoeging “verantwoord” suggereert dat er sprake zou kunnen zijn van eigen onzekerheid met betrekking tot het stoppen van (wellicht door specialisten begonnen) lastige medicatie, niet zozeer van een kennistekort. Ook kan het helpen om bij het resultaat te beginnen: je bepaalt voor je zelf dat je tevreden bent met de uitvoering van deze opdracht wanneer je de 10 meest voorkomende geneesmiddeleninteracties bij ouderen kent en kunt vermijden dan wel saneren. Of wanneer het je lukt om 50% van alle chronische benzodiazepinevoorschriften kunt stoppen. In de praktijk blijkt dit concretiseren niet altijd gemakkelijk te zijn. Zoals hierboven al gezegd kunnen een aantal tussenstappen daarbij nuttig zijn: Wanneer je het onderwerp / probleem bepaald hebt, waarover je een DART-N wilt formuleren, stel je jezelf de volgende vraag: waar komt dit onderwerp vandaan / waar loop ik in de praktijk tegen aan / welk probleem had ik bij de laatste patiënt? Op deze manier kun je gemakkelijker een diffuus probleem terugbrengen naar een overzichtelijk concreet probleem / leerdoel. Wanneer het niet lukt om op deze manier een concreet doel te formuleren, lukt het vaak wel om te redeneren vanuit de activiteiten: wat ben je van plan te gaan doen? Daaruit laat zich vaak beter je eigenlijke doel destilleren. Een insteek kan ook de toets zijn: wanneer je een vaag idee hebt over wat je zou willen leren, dan kun je jezelf de vraag stellen: op welke manier zou ik duidelijk kunnen maken dat ik een bepaalde vaardigheid / competentie beheers. Wat zou ik allemaal moeten laten zien om een ander hiervan te overtuigen? De beantwoording van die vraag levert vaak meteen een goede beschrijving van de leeractiviteiten op. Bespreking in de reflectieronde van problemen die je in de praktijk tegenkomt is een ook goed middel om tot concretisering te komen. Wanneer het doel geconcretiseerd is, laat de rest zich afleiden. Schematisch: Nog niet geconcretiseerd geformuleerd probleem doel / breed Waar komt het doel vandaan? Concrete omschrijving leerdoel Leeractiviteiten (consistent met doel) Wanneer is het doel bereikt en waar blijkt dat uit? (resultaat) Tijd Nabespreking Hoe gaat het nu verder? Ga te rade bij de verschillende bronnen (dus: lees de stagehandleiding en de eindtermen, maak de kennistoets, doe het self-assessment, ga bij jezelf na wat je nog zou willen leren in het verpleeghuis en kijk rond in het verpleeghuis wat daar eventueel nog te leren is) en maak een lijst van 2-3 punten. Concretiseer deze punten en formuleer ze in de vorm van een DART-N. Dit vormt je conceptPOP. Op de terugkomdag wordt gewerkt aan het verder concretiseren van dit POP. Wanneer je POP klaar is in de vorm van 2-3 DART-N's aan jezelf gericht, kun je beginnen aan de uitvoering van het POP. Wanneer een doel bereikt is wordt het afgestreept van het POP en kun je een nieuwe DARTN toevoegen. Het zou ook kunnen dat je er achter komt dat je je doel nog verder moet concretiseren of dat je een dieper gelegen vraag ontdekt achter je oorspronkelijke vraag. Op het moment dat zich in de praktijk een vraag / probleem / dilemma aandient geeft dit aanleiding tot een nieuwe DART-N in het POP. Op deze manier wordt het POP een beschrijving van de leerervaringen en activiteiten in de stage. Het vormt dan het hart van het te schrijven stageverslag. De opdracht POP luidt dus (om in het DART-N-systeem te blijven): Doel: Verhelderen van de eigen leeragenda en het concretiseren van zinvolle leeractiviteiten Aanleveren van bouwstenen voor het stageverslag. Activiteit: Formuleren van 2-3 concrete en consistente DART-N's op basis van de voorgestelde bronnen (self-assessment, kennistoets, eindtermen, stagedoelen, reflectie op eigen ervaringen, kennismaking op stageplaats, bevraging in de reflectieronde) Resultaat: 2-3 bruikbare DART-N's Tijd: 3 uur Nabespreking: Toespitsing op terugkomdag, schriftelijk commentaar via Blackboard door groepsdocenten na inlevering definitieve versie, individuele feedback van groepsdocenten. Bij de bespreking in de groep, bij onderlinge beoordeling kan het volgende instrument gebruikt worden: Toetsing kwaliteit opdrachten in DART-N format Toelichting: Opdrachten vanuit de opleiding of zelf geformuleerde opdrachten worden geformuleerd in het DART-N format, waarbij D=Doel, A=Activiteiten, R=Resultaat, T=Tijd en N=Nabespreking. Het rendement van het werken met opdrachten wordt sterk bepaald door de kwaliteit van de opdracht. Dit toetsinstrument biedt handvatten om deze kwaliteit te toetsen en om in het verlengde hiervan te komen tot gerichte verbetering van de opdracht. Het instrument is zowel te gebruiken voor zelftoetsing als voor toetsing door collega’s of onderwijsontwikkelaars. Gebruik: Vul eerst de scores per item in: 1= geheel mee eens, 2= voornamelijk mee eens, 3= voornamelijk mee oneens, 4=geheel mee oneens Geef dan onder ‘Totaal’ je indruk over de uitvoerbaarheid, geef je totaalscore en schrijf ten slotte je suggesties ter verbetering/aanscherping op. Toetsingsinstrument opdracht DART-N Doel Het doel is concreet en helder beschreven 1 2 3 4 Het doel is als doel beschreven en niet als activiteit 1 2 3 4 Het doel lijkt haalbaar 1 2 3 4 Activiteiten De activiteiten zijn concreet en helder beschreven 1 2 3 4 De activiteiten passen bij/leiden tot het beschreven doel 1 2 3 4 De volgorde van de activiteiten is logisch 1 2 3 4 Resultaat Het resultaat is in maat/getal beschreven 1 2 3 4 Het resultaat is een concretisering van het doel 1 2 3 4 Tijd De totale tijdsbelasting is concreet aangegeven 1 2 3 4 De periode waarin aan de opdracht gewerkt gaat worden is aangegeven 1 2 3 4 Nabespreking Aangegeven is óf en op welke wijze de opdracht nabesproken of getoetst wordt 1 2 3 4 Totaal De uitvoerbaarheid van deze opdracht is goed 1 2 3 4 Mijn totaalscore voor de kwaliteit van deze opdracht is (1-10): De opdracht kan verbeterd worden door de volgende suggesties toe te passen: 1. 2. 3