Verwerkingsopdrachten bij thema 1: stofwisseling Basisstof 1 1. Teken 5 waterstof moleculen en breng waterstofbruggen aan tussen deze moleculen 2. Teken een koolstofketen met 3 dubbele verbindingen en 6 C-atomen. Hoeveel waterstof atomen heeft deze stof? 3.Is er bij zuurstof spraken van een covalente binding? Leg uit. 4. Is er bij zuurstof spraken van een ionaire binding? Leg uit. 5. Welke 2 groepen zijn onderdeel van het organische component dat wij een aminozuur noemen? 6. Teken van beide deze groepen de structuurformule. Basisstof 2 1. Vergelijk de celluloseketen met de zetmeel (starch) keten. Waar zit het verschil? Beschrijf en benoem dit verschil. 2. Door welke type reactie kan het zetmeel worden ontbonden? Welke stoffen ontstaan er dan? 3. Teken de reactie met behulp van structuurformules en vergeet niet de benodigde of vrijkomende stoffen te tekenen. 4. Fofolipde spelen een extreem belangrijke rol in je lichaam. Deze rol kunnen ze vervullen door bepaalde eigenschappen. Beschrijf de rol en de eigenschappen. 5. Teken de structuurformule van een fosfolipde en maak onderscheid tussen de verschillende groepen (Chlorine, fosfaat, glycerol en vetzuren. 6. Beschrijf in je eigen woorden de 4 structuurstadia voor de vorming van een functioneel eiwit. Als dit eiwit een enzym zou zijn, bedenk dan ook waarom de vorm zo ongelofelijk belangrijk is.