Christen Gemeenten van God [147] De godheid Christus [147] (Uitgave 1.0) Dit zeer belangrijke artikel behandelt het bijbelse standpunt over de godheid Christus. Het artikel onderzoekt en bespreekt de verschillende standpunten vanaf radicaal Unitarisme tot aan de trinitarische proces theologie. Het vóórbestaan van Christus wordt aangetoond vanuit de Schriften. Het artikel verklaart op welke wijze Christus god is. Het onderzoekt de Ene Waarachtige God, door de Shema van Deuteronomium 6:4 uit te leggen. De veelheid van de elohim wordt vanuit de Schriften uitgelegd. Het begrip van verzoening wordt behandeld evenals de valse veronderstellingen van de Griekse wijsbegeerte, waarop de Drie-eenheid is gebaseerd. De logica van Monotheïsme wordt naar voren gebracht evenals het oorspronkelijke begrip van de leer van Antichrist. De bijbelse betekenis achter de termen verwekt, eerstgeboren, eniggeboren en eerstverwekt wordt gegeven. Een onderzoek naar sommige algemene problemen met de Drie-eenheid en de oplossing ervoor worden naar voren gebracht. Het artikel Over onsterfelijkheid [165] voltooit dit artikel. Christian Churches of God P.O. Box 369, WODEN ACT 2606, AUSTRALIA E-mail: [email protected] (Copyright 1995 Wade Cox) Dit artikel mag kosteloos gekopieerd en verspreid worden, mits het in zijn geheel weergegeven wordt, zonder veranderingen of weglatingen. De naam van de uitgever en het kopijrecht moeten vermeld zijn. Geen betaling mag verlangd worden van hen die de kopieën ontvangen. Korte aanhalingen zijn toegestaan in recensies en overzichten zonder het kopijrecht te schenden. Dit artikel is te verkrijgen van het Wereld Wijde Web pagina: http://www.logon.org and http://www.ccg.org Pagina 2 De godheid Christus [147] De godheid Christus [147] Dit artikel behandelt het vraagstuk van de godheid Christus, zoals deze naar voren is gebracht op het Internationale Congres van Dienaren van 5 tot 10 december 1995 van de Gemeente van God (Zevende Dag) en gepubliceerd in Bible Advocate van februari 1995. Het vraagstuk is erg belangrijk omdat er een verschuiving optreedt bij de dienaren van een der Gemeenten van Gods van een traditioneel unitarisch standpunt naar een, dat duidelijk het trinitarische bouwwerk ondersteunt, als vastgelegd sinds het concilie van Chalcedon. Het standpunt wordt genoemd in wat onjuist bekend is als het Niceense Credo of de geloofsbelijdenis van het concilie van Nicea, maar het niet is. Deze ontwikkeling is belangrijk omdat de Gemeenten van God zo’n negentien eeuwen lang Unitarisch geweest zijn. Referentiekader: De Bijbel wordt beschouwd als de definitieve bron van bewijsmateriaal in deze zaak. Wij laten ons leiden door hetgeen Bijbels waar en samenhangend is. De belangrijke vraag is: Is Christus god en zo ja, hoe is hij god? Het eerste mogelijke antwoord is dat Christus geen god is en van nature alleen maar mens. De eerste mogelijkheid wordt verdeeld in twee stukken. 1. De eerste veronderstelling is dat hij slechts mens was zonder een vóórbestaan. Dit standpunt is wat men radicaal Unitarisme zou kunnen noemen. Het beweert dat de plaats van de Ene Waarachtige God zodanig is, dat het niet alleen tracht een god zijn, aan Christus toegekend vóór de opstanding, te ontkennen, maar ook enige positie vóór de vleeswording. Dan offerde Christus niets meer dan zijn aards bestaan voor zijn medemensen. Het bijbelse bewijs spreekt veronderstelling 1 tegen. Johannes 1:1 bevestigt de stelling van het bestaan van twee goddelijke wezens: één in de accusatieve vorm met bepalend lidwoord als De God (pros ton theon), waarbij de accusatief alleen gebruikt wordt met het bepalend lidwoord, en alleen betrekking heeft op de Vader; en één in de nominatieve vorm (theos), zonder lidwoord, en betrekking heeft op de logos, hier geïdentificeerd als Messias. Dit gebruik van de accusatieve vorm met het bepalend lidwoord is consequent door de Bijbel heen. Het wordt alleen voor de Vader gebruikt. Het Commentaar van Heydock op de tekst van 1Johannes 5:20 vermeldt dit evenals de Latijnse Vulgaat (Douay-Rheims versie van 1851 tracht ten onrechte het lidwoord op Christus te laten slaan bij 1Johannes 5:20). Johannes 1:2-3 vermeldt zijn vóórbestaan als bovennatuurlijk wezen. Zijn rol in de schepping wordt genoemd vanaf Johannes 1:10. Hij kwam om van het Licht te getuigen, maar hij was dat Licht niet, maar was gezonden om te getuigen van het Licht, dat het ware Licht is. Het waarachtige Licht, dat ieder mens verlicht, was komende in de wereld (Johannes 1:8 NBG). Dat waarachtige Licht was de kracht Gods, die wij kennen als de Heilige Geest. Allen die Christus aangenomen hebben, die in zijn naam geloofden, heeft hij macht gegeven om kinderen Gods te worden (Johannes 1:12). Hij is vlees geworden en heeft onder ons gewoond, vol van genade en waarheid; wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd als van de eniggeborene (monogenous para patros) des Vaders (Johannes 1:14). Johannes 1:18 18 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen. (NBG) God heeft de proototokos in de wereld gebracht (Hebreeën 1:6). Deze elohim was met vreugdeolie gezalfd boven zijn metgezellen of deelgenoten (Psalm 45:7-8; Hebreeën 1:8-9). Dit wezen was de proototokos, of de eerst voortgebrachte, van de ganse schepping Gods (Kolossenzen 1:15). Daarom was hij het begin der schepping Gods De godheid Christus [147] Page 3 (Openbaring 3:14).Deze Heer (of kurios) was de stem des Heren in de woestijn tijdens de Exodus (Handelingen 7:33). 2:1). Onder hen was ook Satan, die ook een zoon Gods was (Job 2:1) en de theos of god dezer eeuw (2Korintiërs 4:4). Het is duidelijk dat de Bijbel het bovennatuurlijk bestaan ven Christus, voorafgaande aan de vleeswording verklaart. Punt 1 wordt dus verworpen. 2.4 Waren alle zonen getrouw? 2. De tweede veronderstelling is dat Christus als wezen bestond vóór de vleeswording. Uit dezelfde teksten die veronderstelling 1 verwerpen, wordt veronderstelling 2 bevestigd. Christus bestond dus vóór de vleeswording. 2.1 Was Christus de enige zoon Gods? De Bijbel vermeldt heel nadrukkelijk dat Christus niet de enige zoon Gods is. Toen de aarde gegrondvest werd, waren de zonen Gods tezamen en juichten de morgensterren of lichtbrengers en jubelden al de zonen Gods (Job 38:4-7). 2.2 Werd Christus de alleenheerschappij over de wereld gegeven? Het antwoord is uitdrukkelijk nee. De volken werd hun erfenis toegedeeld door de Allerhoogste naar het aantal zonen Gods. (Deuteronomium 32:8; de Masoretische Tekst is na Christus veranderd en daardoor ook de vertaling in de NBG; in de Septuagint staat kata arithmon aggeloon Theou; de Dode Zee Rollen; Beny Eliym). Des HEREN deel was Israël. Jakob is het hem toegemeten erfdeel (Deuteronomium 32:9). Jehovah werd zijn erfdeel toegemeten door de Allerhoogste. De bewoording HERE werd dus gebruikt voor een ondergeschikte God. 2.3 Hadden al deze zonen toegang tot Gods troon? Het antwoord is ja. De zonen Gods stelden zich regelmatig voor Gods troon (Job 1:6; Het antwoord is nee. De zonen Gods, die hun oorsprong ontrouw werden en hun eigen woning verlieten, worden daarom bewaard voor het oordeel van de grote dag (Judas 6; Genesis 6:4). Satan sleepte een derde van de zonen Gods mee en kwam in opstand tegen de Allerhoogste God (Openbaring 12:3-6) 3. Is Christus goddelijk en, indien ja, hoe? 3.1 Christus wordt gezien met dezelfde natuur als God door de Heilige Geest. Hij was dan ook in de gestalte Gods. Hij heeft het Gode gelijk zijn niet als een roof geacht ( Filippenzen 1:6). Hij heeft zichzelf ontledigd door de gestalte van een dienstknecht aan te nemen en is geboren gelijk aan de mensen. In zijn uiterlijk een mens bevonden, heeft hij zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja tot aan de dood aan een stauros, een paal genaamd een kruis (Filippenzen 2:78). Op gelijke wijze hebben de uitverkorenen deel aan de goddelijke natuur (2Petrus 1:4). Wij zien dus dat in zoverre als de kinderen deel gehad hebben aan vlees en bloed, hij op gelijke wijze met hen dezelfde natuur gedeeld heeft, zodat hij door de opstanding uit de dood Satan, die de macht van de dood heeft, kon overwinnen. Daarom moest hij in alle opzichten aan zijn broeders gelijk worden, opdat hij een barmhartig en getrouw hogepriester zou worden bij God, om de zonden van het volk te verzoenen. Want doordat hij zelf in verzoekingen geleden heeft, kan hij hun, die verzocht worden, te hulp komen (zie Hebreeën 2:10, 11, 14-18). Wij hebben dan ook geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze als wij is verzocht geweest, doch zonder te zondigen (Hebreeën 4:15). Pagina 4 Christus was daarom toen hij in het vlees was als mens, in alle opzichten gelijk aan de mens. Niettemin was Christus vol goddelijkheid (theotètos), wat de volheid der godheid lichamelijk is (Kolossenzen 2:10), zoals hoedanigheid staat ten opzichte van kenmerk (zie The New Thayers Greek-English Lexicon en hieronder). Deze goddelijkheid of goddelijke natuur is ook beschikbaar voor mensen, zodat wij de volheid van God aan kunnen doen (Kolossenzen 2:10). Wij kunnen dus de goddelijke natuur van Christus bevestigen. 3.2 Was de goddelijke natuur, die Christus als mens had, anders dan die van andere mensen? Het antwoord is nee. Hij was in alle opzichten aan ons gelijk geworden (Hebreeën 2:17)zodat wij medeërfgenamen van Christus zouden worden (Romeinen 8:17; Galaten 3:29; Titus 3:7; Hebreeën 1:14; 6:17; 11:9; Jakobus 2:5; 1Petrus 3:7). 3.3 Betekent het feit dat Christus de goddelijke natuur bezat hetzelfde als de Godheid bezitten? Het antwoord blijkt nee te zijn. Thayer zegt dat godheid (theot) verschilt van goddelijkheid (theiot) zoals volheid verschilt van hoedanigheid of kenmerk (Thayers, p. 228). De volheid der Godheid was lichamelijk in Christus (Kolossenzen 2:9). De tekst had vertaald moeten worden met goddelijkheid of de staat van God. De betekenis is dus de volheid van het wezen van God dat lichamelijk in Christus woonde. Het is deze volheid of dit kenmerk dat aan ons gegeven wordt, zodat alle mensen het nieuwe beeld van God kunnen aandoen (Kolossenzen 3:10). Zij zijn noch Jood noch Griek maar zijn allen van Christus, omdat hij in allen is (Kolossenzen 3:11). Hij brengt mensen tot groei door de kracht van de Heilige Geest, teneinde God alles in allen te maken (1Korintiërs 15:28). 4. Is er één God of zijn er twee Goden? Dit is mogelijk een verkeerde vraagstelling. De godheid Christus [147] De Bijbel is duidelijk dat er slechts één Waarachtige God is (Johannes 17:3; 1Johannes 5:20) en dat Hij alleen onsterfelijk is (1 Timoteüs 6:16). Johannes 17:3 vermeldt ook dat Jezus Christus Zijn zoon is. Christus is niet dezelfde als die Ene Waarachtige God, Die alleen onsterfelijkheid heeft. De Bijbel bevestigt dus het Onveranderlijke van God en dat de Ene Waarachtige God de Vader is. Deze Vader wordt in het Oude Testament Eloah genoemd (Spreuken 30:4-5). Hij is ook de Allerhoogste God (Genesis 14:18; Numeri 24:16; Deuteronomium 32:8; Markus 5:7). Hij is niet dezelfde als Christus, de zoon. Deuteronomium 6:4 zegt Shema Yishrael Jehovah Elohenu Jehovah Ehad. Alleen door Christenen wordt aangenomen, dat deze tekst, die betekent Hoor, Israël, de HERE onze God, de HERE is één, op de een of andere manier verwijst naar twee wezens en dat Elohenu een afgeleide is van het meervoudswoord Elohim. Elohim is zelf een meervoudsvorm afgeleid van Eloah, wat een enkelvoud is. Het woord Elohenu is hier enkelvoud en heeft alleen betrekking op de Allerhoogste God, Eloah, die God de Vader is (zie Spreuken 30:4-5). Trinitarische beweringen over deze tekst zijn niet gefundeerd. De toewijzing van het woord Jehovah kent, zoals wij later zullen zien, twee toepassingen. Het Soncino commentaar zegt van deze tekst: De Here onze God, De Here is Eén. De Here, Die nu onze God is en niet van andere volkeren, zal op tijd komen om erkend te worden als de Ene en enige God [Rashi]. Is Eén betekent ‘Hij alleen’ is de Here [Ibn Ezra]. De tekst vermeldt onze God, omdat Hij zijn wonderen verrichte met Mozes [Nachmanides]. De laatste letters ayin en daleth in de Hebreeuwse woorden voor horen en Enig zijn in het groot geschreven om de aandacht te vestigen op de hierachter liggende gedachte [Sforno]. De wonderen verricht met Mozes werden gedaan door de Engel zijns aangezichts onder leiding van God. Niemand, ook Mozes niet, heeft ooit God gezien of Zijn stem gehoord De godheid Christus [147] (zie De Engel van YHVH [24]). Het gebruik van de naam Jehovah is door machtiging. Er zijn twee vormen van Jehovah. De vormen zijn SHD 3068 Jehovah en SHD 3069 Jehovih. Jehovah is de Joodse nationale naam voor God en wordt vertaald met de Here. SHD 3069 wordt gebruikt na SHD 136 Adonai en wordt door de Joden uitgesproken als Elohim om een herhaling te voorkomen van dezelfde klank als 3068 wat met Adonai vertaald wordt. De naam vertaald met elohim is de naam voor God. Dus Adonai Jehovah is een ondergeschikt wezen en de nationale God van Israël. Jehovih Elohim is de God en de God van Adonai Jehovah. Dit is de betekenis van Psalm 45:5-6 en Hebreeën 1:8-9. Jehovah verscheen aan de profeten en deelde de opdrachten mede van Jehovih Elohim of Jahovah Elohim. Messias staat in de naam van Jehovah Elohim (Micha 5:3). Dit is de Here God, de Here of de God der Heerscharen (Amos 3:13; 4:13; 5:14; enzovoorts). De Here der Heerscharen zond Jehovah naar de volken. Dit is duidelijk uit Zacharia 2:8-9. 8 Zacharia 2:8-9 Want, zo zegt de HERE der Heerscharen, wiens heerlijkheid mij gezonden heeft, aangaande de volken die u uitgeplunderd hebben — want wie u aanraakt, raakt zijn oogappel aan —: 9 voorwaar, zie, Ik beweeg mijn hand tegen hen, en zij zullen hun knechten ten buit worden. Dan zult gij weten, dat de HERE der Heerscharen mij gezonden heeft. (NBG) Het is hier duidelijk dat Jehovah niet dezelfde is als de Heer der Heerscharen. Dus Jehovah van Israël handelt op bevel van een bovenstandige God. Het wezen hier, dat de elohim van Israël is, wordt later in Zacharia de Engel van Jahovah genoemd, die het hoofd is van het huis van David. Het huis zal worden als Elohim. Zacharia 12:8 8 Te dien dage zal de HERE de inwoners van Jeruzalem beschutten, en wie onder hen struikelt, zal te dien dage zijn als David, en het huis van David als God, als de Engel des HEREN voor hun aangezicht. (NBG) Het woord voor God is hier elohim. Dus het huis van David zal als God zijn met de Engel van Jahovah aan hun hoofd. Het wezen aan het hoofd van het koninklijke huis, welke de Page 5 uitverkorenen zijn, is Messias. Voorzeker wordt Messias herkend als elohim uit Psalm 45:5-6 en Hebreeën 1:8-9. 5. Zijn deze elohim dan beperkt tot twee elohim of wezens? Het antwoord is nee. De Psalmen geven duidelijk aan dat de elohim een vergadering van goden, een raad van elohim, vormen. De elohim houden rechtspraak te midden der goden (Psalm 82:1). Deze rang wordt later uitgebreid tot mensen (Psalm 82:6; Zacharia 12:8). Hij is groter dan de andere elohim (Psalm 86:8). God is een grote koning boven alle elohim (Psalm 95:3) en Hij is geducht boven alle elohim (Psalm 96:4). God moet door de elohim aanbeden worden (Psalm 97:7). De Allerhoogste is zeer hoog verheven boven alle goden (Psalm 97:9). De Jehovah van Israël, de adon (enkelvoud) of Heer van Israël is boven alle elohim (Psalm 135:5). Jehovah Elohim Sabaoth is een grootmachtige Jah of God (Psalm 89:8-9). De wezens zijn dus duidelijk apart en er zijn er meer dan twee. Er is een Elohim der elohim, Die het voorwerp van verering en dankzegging is (Psalm 136:2). Deze Elohim zalfde Messias met vreugdeolie boven zijn metgezellen. Deze metgezellen zijn de elohim die allen zonen Gods zijn. Christus verwierf zijn status als Gods zoon in kracht door de opstanding uit de doden (Romeinen 1:4). Hij gaf de positie op die hij had om bovenmate verhoogd te worden ook als Hogepriester (Hebreeën 1:3-14; 2:5-10). Hij die heiligt en zij die geheiligd zijn hebben allen één oorsprong. Daarom schaamt hij zich niet om hen broeders te noemen (Hebreeën 2:11). Allen zullen elohim worden als zonen Gods. Als medeërfgenamen zullen wij deze status verkrijgen. Sinds het begin van de Gemeente hebben wij deze leerstelling gehad. Irenaeus was er zeker van dat Psalm 82:1 verwees naar de theoi of goden (elohim), waaronder ook de uitverkorenen vielen, namelijk zij die van de aanneming tot zonen zijn ( Tegen ketterijen, Boek 3; Hoofdstuk 6, Ante-Niceense Vaderen, Pagina 6 Deel 1, blz. 419). 6. Hoe kunnen er dan vele elohim zijn? De elohim worden herkend als de Bene Elyon of zonen van de Allerhoogste. Dit feit is door vele geleerden besproken. Sabourin SJ The Psalms Their Origin and Meaning [De psalmen, hun oorsprong en betekenis] Alba House, NY, blz. 72-74 vermeldt deze herkenning en erkent het bestaan van de elohim als een raad als deel van het Joodse religieuze patroon voor duizenden jaren. Het is niet een nieuw gedachtengoed. Nieuw is de bewering dat de term elohim beperkt is tot twee wezens. Deze bewering wordt gedaan door niet-Hebreeën die of trinitarisch zijn of hun binitarische voorlopers. Dit begrip komt tot volledige ontwikkeling in Openbaring 4:1 tot 5:14. De Raad der Oudsten is de Hoge Raad der Heerscharen. Het priesterschap van de tempel was een afspiegeling van de Hogepriester, die Christus is (Hebreeën 8:1-2), en de vier en twintig oudsten rond de troon van God, die de gebeden der heiligen beheren (Openbaring 5:8). Er zijn dus vele elohim. Er waren een dertigtal in deze raad en de Heiligen of qadosim of de heilige engelen, die gezien werden in een Hoge en een Lage Raad. De heiligen of qadosim SHD 6918 worden gevonden in Psalm 89:1-8; Job 5:1 en Zacharia 14:5 en zijn ook mensen. De Hoge en de Lage Raad werden gezien in het getal [twee en] zeventig, die vertegenwoordigd werden door het Sanhedrin of oudsten en dan door de zeventig door Christus aangewezen (Lukas 10:1, 17). De tekst schrijft hebdomèkonta [duo] of [twee en] zeventig, maar wordt vaak met zeventig weergegeven, net als het Sanhedrin, dat ook nooit beschouwd werd als gewoon zeventig. De volken werden ook in het getal van zeventig gezien naar het aantal raden toegekend volgens Deuteronomium 32:8. Het aantal der Heerscharen ging van de Raad De godheid Christus [147] van dertig vervolgens naar zeventig voor het bestuur van de Heerscharen, die geteld werden als de duizend. In Job wordt gezien dat één van deze duizend de zonden van de mensen moest verzoenen als een voorspraak (Job 33:19-24; vooral vers 23). Deze zonen Gods waren bekend als gezanten of afgevaardigden (zie boven) of malak, als aggelos in het Grieks vertaald, en vandaar als engel in het Nederlands. Zij waren ook bekend als wachters (Daniël 4:13, 17, 23). Deze zonen Gods waren ook in het Chaldees bekend als elahhin, het gelijkwaardige van elohim. Zij waren geen stervelingen (Daniël 2:11). Dus de elohim of elohhah, hetgeen meervoud is van Eloah of Elahh (Chaldees) of Allahh (Arabisch), zijn de zonen van Eloah. De bijzondere zoon, die Hij aanwees om het mensdom te behouden werd in Spreuken 30:45 zijn zoon genoemd. Dat wezen was de Elohim van de Aartsvaders, die ook de Engel der Verlossing was in Genesis 48:15-16. De elohim, die Jakob voedde al de dagen zijns levens was ook de engel die hem verloste. Deze Engel der Verlossing was die van Job 33:23, één der zonen Gods. Deze werd benoemd om Hogepriester van het huis Gods te zijn en de El Bethel of de El van het Huis Gods te worden (Genesis 28:10-22). Er zijn dus vele zonen Gods die de goddelijke natuur met de Vader delen. De wijze waarop zij de goddelijke natuur deelachtig zijn kan alleen door het Licht, dat in de wereld zou komen om de mensen met God te verzoenen, en dat was de Heilige Geest (Johannes 1:9). 7. De bewering wordt dan door trinitariërs gedaan volgens beloften die hun oorsprong vinden in de Griekse filosofie. Zij vallen het Hebreeuwse begrip van verzoening aan. Zij beweren dat de zoon, die afhankelijk is van de Vader voor zijn onsterfelijkheid en bestaan, “lager” is en “van een andere volheid is dan de Vader” en “de zoon is daarom ongelijk aan de Vader”. De godheid Christus [147] Deze stellingen zijn volgens de Bijbel valse beweringen, die gebaseerd zijn op de Griekse filosofische gedachten aangaande het vermogen om alleen vriend van gelijken te zijn of verzoening te doen voor gelijken. Dit denken heeft geen enkele grondslag in de hele structuur van Hebreeuws denken, die gebaseerd is op Gods wetten. De valse beweringen zijn een aanval op het hele begrip van offer, dat een schaduw was van het verzoenende offer van Christus. Christus is het Heilige der Heiligen binnen gegaan met zijn eigen bloed in plaats van het bloed van stieren. Hij heeft zichzelf geofferd (Hebreeën 7:26-28). Hij blijft in een priesterschap, dat op geen ander kan overgaan (Hebreeën 8:24). Iedere Hogepriester treedt op om gaven en offers te brengen (Hebreeën 3:8). De Hogepriester ging eenmaal per jaar het Heilige der Heiligen binnen, niet zonder bloed, dat hij offerde voor zichzelf en voor de zonden van het volk in onwetendheid bedreven (Hebreeën 9:7). De Heilige Geest gaf daarmede te kennen, dat de weg naar het heiligdom nog niet openlag, zolang de eerste tent nog bestond (Hebreeën 8:8). Het offer van het onschuldige om de lagere te verzoenen met de hogere was dus een gedachtengoed dat deel was van de Hebreeuwse verering en de goddelijk ingestelde ordening. Het verwerpen van het offer als onvoldoende was een aanval op de geschiktheid van het plan van verzoening met God. De Grieken moesten om de basis van de Hebreeuwse theologie en de beloften aan Israël aan te vallen, het begrip van de bovenstand van God over de elohim of zonen Gods ondermijnen. Om dit te doen moesten zij Christus verhogen naar de gelijkheid van God zo dat zij konden beweren dat de wetten, door God gegeven als de Torah, veranderd zouden kunnen worden. Het begrip van de uitgebreide elohim kon alleen geloochend worden door de mogelijkheid, om dezen van de goddelijke natuur te voorzien, te beperken, en die tot een afzonderlijk iets te maken. Daarom werd van de Heilige Geest beweerd Page 7 dat dit een persoon was sinds het concilie van Chalcedon in 451. Hier werd een bewering te onderschreven, die reeds half gevormd was door het concilie van Constantinopel in 381. Het concilie van Nicea in 325 had hierover niet gesproken. Het credo, de geloofsbelijdenis van Nicea genaamd, en toegeschreven aan dit concilie, is een latere uitvinding. Om deze aanvallen op de wet te ondersteunen, werd de goddelijkheid van Christus beweerd in de leer van Modalisme. Deze ontkent gewoon dat Christus een wezen was verschillend van de Vader. De bewering was zo duidelijk ontoereikend en zo duidelijk ketterij, dat het alleen in Rome en Alexandrië aanvaard werd. Trinitarisme tracht de ondergeschiktheid van Christus aan te vallen en de afhankelijkheid van Christus van de Vader voor zijn leven als een onvoldoend offer naar voren te brengen. Dit wordt gedaan in de veronderstelling, dat alleen gelijken met elkaar bevriend kunnen zijn. Dit is typisch de Griekse denkwijze, die de gehele dynamiek van de Schriften loochent. Het Griekse woord agapè, dat gebruikt wordt om de liefde Gods aan te duiden, is een leenwoord van het Hebreeuwse SHD 160 ‘ahabah. Dit woord agapè kwam niet bij de Grieken in hun filosofie voor, totdat de Septuagint geschreven werd. Dus de begrippen van philos (in de oudste betekenis eigen, van nature aan of bij iemand behorend, en later dierbaar, geliefd) en eroos (zinnelijke liefde, begeerte, verlangen) gaven bij de Grieken een foutieve gedachtenontwikkeling, die daarna gebruikt werd om de Schriften aan te vallen en te wet te terzijde te stellen. De Drieëenheid is, in haar filosofische oorsprong, een aanval op Gods wetten. Christus moest gelijk gemaakt worden aan en eeuwig als God om een verandering van de wet te rechtvaardigen. Het feit dat dit bijbels niet verdedigbaar is wordt genegeerd en de teksten, die de bewering logenstraffen, worden genegeerd, aangevallen, verkeerd uitgelegd en verkeerd vertaald. De vicieuze redenering wordt dan toegepast op het begrip, dat wanneer de zoon niet gelijk aan de Vader is, hoe hem dan heerlijkheid, eer Pagina 8 en, in een verkeerd uitgelegde betekenis, aanbidding gegeven kan worden? 8. De redenering is foutief. Het gaat hier om een noodzakelijke ontwikkeling van Monotheïsme. Definitie: Een Wezen is dat wat is of bestaat. Axioma: Dat wat gehouden wordt te bestaan is een Wezen. De Bijbel heeft de volgende gegevens: 1. Er is slechts één Waarachtige God (Deuteronomium 6:4; Johannes 17:3; 1Johannes 5:20) 2. God heeft zonen (Genesis 6:4; Job 1:6, 2:1, 38:4-7); één van dezen is Jezus Christus (Johannes 17:3). 3. God alleen is onsterfelijk (1Timoteüs 6:16). Hij leeft tot in alle eeuwigheden (Openbaring 4:9). 4. Om Gods wil was alles en werd alles geschapen (Openbaring 4:11). Conclusie: Dus alle dingen, hetzij machten of wezens, vonden hun oorsprong in Gods wil. De Bijbel vertelt dat zonen Gods bestaan. Per definitie is een wezen iets dat bestaat. Daarom zijn God en Gods zonen wezens. Uit deze conclusie zijn zonen Gods een voortbrengsel van de Vader. Christus is een zoon Gods, daarom is Christus door de Vader voortgebracht. Hij werd gekruisigd uit zwakheid maar leeft uit de kracht Gods en wij leven met hem uit de kracht Gods (2Korintiërs 13:4; 1Petrus 1:5). Volgorde in voorrang geeft nog geen rangorde. Rangorde wordt overgedragen door kracht en kan de volgorde bepalen. God alleen bestond vóór het begin, en had alleen onsterfelijkheid (1Timoteüs 6:16). God is daarom de bron van alle macht die Hij overdraagt op de zoon (1Petrus 3:22). De overheden zijn door God ingesteld (Romeinen 13:1). Omdat Christus en de zonen voortgebracht De godheid Christus [147] zijn door de Vader, zijn zij lager in rang. Omdat iemand lager in rang is, betekent dit niet dat deze lager in wezen is. De zonen Gods is door God macht gegeven, en zij zijn gemaakt in de gelijkenis Gods en van dezelfde natuur als God. Maar dezelfde natuur draagt nog geen mede-eeuwigheid over. De Vader is logisch genomen eerder dan de zoon, of anders is er niets dat zo’n verhouding toegekend kan worden binnen enige betekenis van de taal. De materiële, fysieke schepping is voorbestemd tot verval en dood. Dus de fysieke zonen zijn van een andere natuur. Daarom moet de fysieke mens wedergeboren worden om het Koninkrijk Gods binnen te kunnen gaan (Johannes 3:3). Iedereen die binnengaat, is uit God geboren (1Johannes 4:7) en een ieder die uit God geboren is, zondigt niet, want hij is uit God geboren (1Johannes 3:9; 5:18). Deze zonen zijn bestemd om elohim te worden met de Engel van Jahovah aan hun hoofd (Zacharia 12:8) en hebben eeuwig leven (1Johannes 5:11; 2:25) door gehoorzaamheid zoals Christus gehoorzaam was aan de Vader. Dank zij Christus’ vlekkeloze leven in gehoorzaamheid, zijn dood en opstanding naar de geest der heiligheid verklaard Gods zoon te zijn in kracht (Romeinen 1:4) is hij nu onsterfelijk (Hebreeën 5:6, 8, 9) en gezeten aan de rechterhand van zijn God naar de sterkte zijner macht (Efeziërs 1:17-23). Dit was door de Heilige Geest. Wat God schept kan Hij ook verdelgen. Daarom kunnen de ongehoorzamen ook voor alle eeuwigheden vernietigd worden ( Openbaring 20:15). Christus is dus onsterfelijk als elohim gezeten aan de rechterhand des Vaders als Zijn Hogepriester maar hij is niet gelijk in rang met de Vader. Hij is noch mede-gelijk noch medeeeuwig dan door machtiging van de Vader, Die alles aan hem onderworpen heeft (zie 1Korintiërs 15:24; Openbaring 12:5; 19:15). Geestelijk en biologisch zijn wij allen zonen Gods, maar wij zijn geschapen om Zijn macht uit te oefenen als elohim door machtiging (Zacharia 12:8; zie 1Johannes 5:11; 2:25). De godheid Christus [147] Christus heeft geen leven in zichzelf. Dit is een trinitarische, valse bewering in tegenspraak met Johannes 5:26. Johannes 5:26: 26 Want gelijk de Vader leven heeft in Zichzelf, heeft Hij ook de zoon gegeven, leven te hebben in zichzelf. (NBG) De zoon heeft leven in zichzelf, doordat de Vader het hem geeft en zo is het met ons allen. Christus bestaat dus op bevel van de Vader. Te beweren dat Christus altijd bestaan heeft en altijd zal bestaan, ontkent de gave Gods door de gehoorzaamheid van Christus. Het is tegengesteld aan de hierboven genoemde Schriften en ontkent 1Timoteüs 6:13, waarin God alle leven wekt. 1Timoteüs 6:16 zegt duidelijk dat alleen God onsterfelijk is en dat niemand Hem gezien heeft of Hem ooit kan zien. Hij bewoont een ontoegankelijk licht en kan alleen gezien worden door geestelijke wezens. Om deze reden trachten Trinitariërs te verklaren dat de Vader en de zoon twee kanten zijn van dezelfde God. Dit is de doctrine van de Monarchia en de Circumcessio. Christus wordt uit deze kronkels gezien als onderscheiden maar niet verschillend. 9. De leer van Antichrist Het is de moeite waard om vanuit dit standpunt de leer van de Antichrist in 1Johannes 4:1-2 te bekijken. 1Johannes 4:1-2 1 Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn in de wereld uitgegaan. 2 Hieraan onderkent gij de Geest Gods: iedere geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; (NBG) De betekenis van deze tekst is veranderd. De beweringen van de Modalisten, die later plaats maakten voor hun afstammelingen, de Trinitariërs, trachtten te zeggen, dat Christus niet volledig stierf en dat iets van hem achterbleef in de hemelen als God. Dit was de ketterij die Johannes tegenkwam, en waarnaar hij verwijst. Deze tekst werd al op een heel Page 9 vroeg moment veranderd door de Modalisten en de Trinitariërs omdat het hen herkent als hebbende de leer van Antichrist. De juiste oorspronkelijke tekst kan gevonden worden bij Irenaeus (Hoofdstuk 16:8, Ante-Nicene Fathers, Deel 1, blz. 443). Hieraan onderkent gij de geest Gods. Iedere geest die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is van God; en iedere geest die Jezus Christus losmaakt is niet van God maar van Antichrist. Polycarpus stelt in zijn brief aan de Filippenzen heel duidelijk: Ieder die belijdt dat Jezus Christus niet in het vlees is gekomen is een antichrist (Apostolische Vaders 1, A. Klein blz. 119). De historicus Socrates zegt (VII, 32, blz. 381) dat het tekstdeel verdorven is door hen die wensten het mens zijn van Jezus Christus los te maken van zijn goddelijkheid. 10 Sommige bekende problemen en oplossingen. trinitarische 10.1 De begrippen schepping, begin, verwekken en eniggeboren worden door elkaar gehaald en misbruikt om teksten onduidelijk te maken. In Openbaring 3:14 wordt Christus gehouden het begin (archè) van de schepping Gods te zijn. Het wordt soms vertaald met heerser (NIV) om de conclusie te vermijden, dat Christus geschapen is. Het gebruik van het woord archè, hetgeen begin betekent is belangrijk met het oog op de vroege theologie van de Gnostici. Het woord archè wordt precies gebruikt en betekent begin (zie de Heilige Geest [117]). Het woord met betrekking tot de schepping is proototokos waar Christus genoemd wordt, in Kolossenzen 1:15, het beeld van de onzichtbare God, de proototokos van de gehele schepping. Hier wordt het vertaald met eerstgeborene. Proototokos wordt gebruikt als eerste van een reeks. Christus was de eerstgeborene van de schepping uit een geestelijk rijk. Hij was de proototokos van Mariam (Lukas 2:7). Matteüs verwijst naar Christus als de eerstgeborene of proototokos in de Receptus. Pagina 10 Matteüs 1:25 25 En bekende haar niet, totdat zij dezen haren eerstgeboren zoon gebaard had; en heette zijnen naam Jezus. (Stat. Vert.). Matteüs 1:25 25 En hij had geen gemeenschap met haar, voordat zij een zoon gebaard had. En zij gaf hem de naam Jezus. (NBG) De Receptus zegt dat zij baarde de zoon van haar, de eerstgeborene. En zij noemde hem Jezus (Joshua). Dit eerstgeborene wordt weggelaten in moderne teksten gebaseerd op zeer zwak bewijs. De Companion Bible zegt van deze tekst met betrekking tot haar eerstgeboren zoon: Deze woorden worden aangehaald door Tatianus (AD 172) en twaalf van de kerkvaders vóór de 4 de eeuw; en zij staan in bijna alle handschriften behalve het Vaticaanse en Sinaitische (4de eeuw). Alle [moderne] teksten laten “haar eerstgeborene” weg, gebaseerd op dit zwakke en verdachte bewijs. Het is inderdaad zwak en verdacht bewijs. Mariaverering ontsproot zowel in Syrië als in het bijzonder in Rome in de latere eeuwen. Het werd noodzakelijk om te ontkennen dat Mariam andere kinderen gehad heeft om haar goddelijkheid te bevestigen. Lukas kon niet veranderd worden, maar was niet zo bijzonder gevaarlijk voor deze leer als de tekst in Matteüs. Het feit dat Christus broeders en zusters had is Bijbels gezien onloochenbaar uit Matteüs 13:55 en Markus 6:3. Christus’ broeders waren Jakobus en Jozef (Joses) en Simon en Judas (niet Iskariot). Zijn zusters worden genoemd in Matteüs 13:56 en Markus 6:3 maar niet met name (zie ook Matteüs 27:56). Jakobus wordt ook genoemd in Markus 16:1 en Judas in Lukas 6:16. Hij en Iskariot zijn duidelijk verschillende personen. Hij wordt de broeder van Jakobus genoemd omdat deze teksten na de opstanding zijn opgeschreven. Het is vanzelfsprekend dat Christus, vanuit het gebruik van proototokos, gezien werd als de eerste van een reeks in drie betekenissen. Hij is de eerstgeborene van de kinderen van Mariam (zie boven) en hij is ook de eerstgeborene uit de doden (Kolossenzen 1:18). Wij zijn ook gelijkvormig aan het beeld De godheid Christus [147] van Christus, die het beeld Gods is, zodat hij de proototokos of eerstgeborene is onder vele broederen (Romeinen 8:29). Het gebruik van proototokos is als de eerste uit een reeks. Het wordt tegenstrijdig gebruikt omdat Trinitariërs de logische gevolgen van de teksten, waar dan ook, trachten te vermijden. Het woord proototokos is ook het woord dat gebruikt wordt in Hebreeën 1:6 toen God de eerstgeborene in de wereld bracht. Hebreeën 1:5 haalt Psalm 2:7 aan, waarin David het zoonschap van Messias begreep. Het onderscheid is belangrijk. Christus was de eerstgeborene van de geestelijke schepping. Hij was ook één van vele zonen Gods; toch was hij de enige zoon of elohim die geboren werd. Hij wordt daarom de eniggeboren god of monogenès theos in Johannes 1:18 genoemd. De Receptus geeft monogenès huios om de gevolgtrekkingen van monogenès theos te vermijden, maar de term werd vroeger begrepen als monogenès theos. Hij was dus de eerstverwekte van de schepping maar de eniggeborene van de zonen Gods. Wij worden allen wedergeboren in de positie van zonen Gods en toch wordt proototokos gebruikt in verband met Christus in verhouding tot de opstanding uit de doden. Christus is dus de enige god die geboren werd en toch de eerste van de schepping van de elohim of de theoi. Paulus zegt dat er vele theoi en vele kurioi waren, maar dat er slechts één God de Vader is, tot wie alle dingen zijn, en één Heer Jezus Christus (1Korintiërs 8:56). Er is dus maar één Waarachtige God, Die de Vader is (Johannes 17:3). 10.2 Er wordt door de Trinitariërs ook verschil gemaakt tussen Christus en de andere zonen Gods, die de engelen zijn. Dit is een klassiek voorbeeld van achteraf interpreteren. Christus werd boven de Heerscharen der engelen gesteld door zijn opstanding uit de doden. De gehele tekst in Hebreeën gaat over het lager stellen onder de engelen en het boven hen De godheid Christus [147] uitstijgen. Dat hij niet altijd zo gezien werd zien wij in Hebreeën. 3 Hebreeën 1:3-4 Deze, de afstraling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen, die alle dingen draagt door het woord zijner kracht, heeft, na de reiniging der zonden tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de rechterhand van de majesteit in den hoge, 4 zóveel machtiger geworden dan de engelen als Hij uitnemender naam boven hen als erfdeel ontvangen heeft. (NBG) Hebreeën 1:5 verwijst naar het feit dat hij de enige was die van God geboren (gegennèka) was. Toch was hij de proototokos die in de wereld werd gebracht. Hij werd met vreugdeolie gezalfd boven zijn metgezellen (metochous) (Psalm 45:6-7; Hebreeën 1:8-9). De engelen zijn dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen, die het heil zullen beërven (Hebreeën 1:14). Deze tekst werd gezien als een kleinering van de positie der Heerscharen en die het voor Christus onmogelijk maakt om eenmaal te zijn zoals zij waren en voor hen om gelijk aan de uitverkorenen te zijn. Dit is een volledig onbegrip voor de tekst van Hebreeën. Heebreeën is bevoegd door het getuigenis van Jezus Christus, dat zegt dat de bestemming van de mensheid gelijkwaardig is aan die van de engelen (isaggeloi; Lukas 20:36) Christus zal ons belijden voor Gods engelen (Lukas 12:8-9) die onze broeders zijn (Openbaring 12:10). Het is dus duidelijk dat Messias verzoening voor zonde moest doen op twee niveau’s en tot Hogepriester en koning gemaakt werd over zowel een geestelijk als een fysiek rijk. Het feit dat engelen ondergeschikt zijn aan Christus betekent nog niet dat Christus gelijk is aan God, noch betekent het dat wij op een ander niveau zijn of van een andere natuur dan God of Christus of de engelen. Wij zullen allen zonen Gods zijn zoals zij nog steeds zonen Gods zijn. Zij zijn van dezelfde natuur met de Vader als Christus is en wij zijn als de Vader (zie Consubstantieel met de Vader [081]). Wij hebben de Heilige Geest en daarom zijn wij van dezelfde natuur, consubstantieel. God Page 11 vermenigvuldigt zichzelf en Hij heeft de bedoeling dat Hij wordt geheel in allen (Efeziërs 4:6; 1Korintiërs 15:28). Nu wij geschapen zijn worden wij één van natuur met de Vader. Hij verleent dit aan ons net als aan alle zonen Gods. Per definitie verleent het verblijf van de volheid van de Godheid in de persoon de mogelijkheid om God in de zoon te zijn. Zij zijn daarom van dezelfde natuur. Het feit van het voortbrengen of scheppen noodzaakt geen verschil in natuur. Nergens in de Bijbel wordt gezegd dat zoiets het geval zou moeten zijn. Wij hebben allen deel aan de goddelijke natuur (2Petrus 1:4). Dat feit betekent niet automatisch een overdracht van eeuwigheid en gezag. Bovendien betekent een eeuwigheid overgedragen niet dat dezelfde medeeeuwigheid altijd heeft bestaan. Deze wordt door God overgedragen maar bestond niet in Christus of de Heerscharen sinds de oorsprong of van den beginne. Daarom worden de kenmerken van mede-eeuwigheid en medegelijkheid niet overgedragen op enig wezen door deel te hebben aan de goddelijke natuur en wezen van de Vader. Daarom is alleen God onsterfelijk (1Timoteüs 6:16). Te beweren dat Christus waarachtig God is, is ketterij, die het eerste gebod breekt. Er is slechts Eén Waarachtige God (Johannes 17:3; 1Johannes 5:20) en Jezus Christus is Zijn zoon. Christus is niet Waarachtig God. Als hij het toen per definitie zou zijn, dan zouden er twee Waarachtige Goden zijn en zou dus het Nieuwe Testament vals zijn. De bewering van het bestaan van twee Waarachtige Goden wordt door de Trinitariërs ontkent. De enige mensen die zulke onbijbelse valse beweringen doen zijn de groepen bekend als de Binitariërs die in de logische val gelopen zijn, opgezet door de Trinitariërs. Binitarisme is een late dwaling. Het wordt meestal gevonden bij mensen met een trinitarische achtergrond die de drogreden van het Trinitarisme uit de Bijbel zien, maar niet oneerbiedig willen lijken volgens trinitarische termen door de positie van Christus lijken te verkleinen. Deze positie is natuurlijk onzin en gaat voorbij aan de Schriften. Binitarisme is gewoon Pagina 12 De godheid Christus [147] polytheïstisch en daarom werd Trinitarisme geleid om de scheiding van God en Christus in de Godheid te ontkennen. Zij worden dus verschillend beschouwd, maar niet gescheiden. Dit is in bijbels opzicht onzin. De Bijbel is heel duidelijk dat er één Waarachtige God is en dat Hij de God en Vader is van Jezus Christus en de God en Vader van ons allen (Johannes 20:17). wet der vrijheid is (Jakobus 1:25), waardoor wij geoordeeld worden (Jacobus 2:12). Christus is niet gelijk aan de Vader (Matteüs 19:17; 20:23; Markus 13:32; Johannes 12:29; 14:28; 1Korintiërs; 11:3; 15:28). Uit het bovenstaande met betrekking tot God, Christus en de Heerscharen als zonen Gods, is het niet moeilijk om de aspecten te zien van schepping door machtiging naar de wil en volgens het plan van de Vader. Uit deze gedelegeerde macht schept Christus zoals wij zien in Kolossenzen 1:16-18. Op deze manier wordt Christus ook erfgenaam van de functies die voorbereid zijn als zijn erfdeel, zoals wij zien uit Jesaja 9:6. Christus kan ook een eeuwige vader zijn omdat er vele geslachten zijn in de hemel en op aarde (Efeziërs 3:14). Het woord dat hier vertaald is met geslachten is patria. Dus de titel vader, of het voor gezinnen gaat of het huis Gods is een gedelegeerde titel, die de uiteindelijke verantwoordelijkheid aangeeft van de drager van dit ambt. Christus is niet mede-eeuwig met de Vader (1Timoteüs 6:16). Alleen God bestaat buiten de tijd, dat is vóór het begin, aangezien tijd een verband is tussen twee of meer voorwerpen. Alleen God is alfa en omega, de eerste en de laatste. Ik ben de alfa en de omega, zegt [de] Here de God (Openbaring 1:8). Het bepalend lidwoord is niet vertaald voor “God” in de teksten. Het bestaan van alfa en omega is als één die is en die was en die komt. Hij is de Almachtige. Hier spreekt God de Vader. Deze God gaf het boek Openbaring aan Christus, zodat hij het kon openbaren aan zijn dienstknechten. Christus is dus niet alwetend, noch als mens (Markus 13:32) noch als goddelijk wezen (Openbaring 1:1) Dus Gods kenmerken zijn door machtiging. Toch zijn wij allen elohim, kinderen van de Allerhoogste van ons ( uit Psalm 82:6 en de Schrift kan niet gebroken worden (Johannes 10:34-35). Christus en de elohim zijn ondergeschikt aan God en handelen door machtiging. De zogenaamde minderwaardigheid die aan deze positie ontleend wordt door de Trinitariërs is, zoals wij al gezien hebben, gekomen door de noodzaak om Christus te verhogen, teneinde de noodzaak om Gods wetten te houden, weg te kunnen doen. Toch is zonde overtreding van de wet (1Johannes 3:4), die de volmaakte Het is ook een heel vreemde redenatie om te opperen, dat een wezen zijn eigen Hogepriester kon zijn, zoals dit noodzakelijk is voor Trinitarisme. Een dergelijke ijdele en foutieve redenering zou zo’n wezen uitsluiten van de titel God. Christus is de eerstgeborene van elk schepsel. Om trachten te beweren dat dit dan niet betekent dat hij geen schepsel was, is onzin in het algemene taalgebruik. Dit is klassieke trinitarische onsamenhangendheid. Christus is de Messias uit het geslacht Juda en erfgenaam van de beloften Gods. Hij is de erfgenaam van de troon van David. David erft niets van Christus. David is deel van het geslachtsregister van Messias en met wie hij mede-erfgenaam is, net als alle zonen Gods door de opstanding uit de doden. Een erfgenaam is alleen een proototokos of eerstgeborene van een reeks, indien hij de eerstgeborene is, en die plaats behoort Christus toe, door zijn opstanding uit de dood in kracht (Romeinen 1:4). Allen in de reeks zijn erfgenamen in bijbelse bewoordingen, zoals wij boven zien. God sprak tot ons door Zijn zoon, die Hij aanstelde tot erfgenaam van alles, maar wij zijn mede-erfgenamen zoals De godheid Christus [147] wij zien in de talrijke hierboven genoemde teksten (zoals Romeinen 8:16-17 enzovoorts). Gods kenmerken worden door God overgedragen door Zijn wil. Christus heeft deel aan de goddelijke natuur, net zoals wij. Wij allen worden dus elohim of theoi of goden en nog zijn wij niet mede-gelijk of medeeeuwig in een omgekeerde betekenis, zelfs al is ons eeuwig leven gewaarborgd omdat wij de Ene Waarachtige God kennen en Zijn zoon Jezus Christus (Johannes 17:3). Ons is eeuwig leven beloofd (1Timoteüs 6:19) als erfgenamen overeenkomstig de hope des eeuwigen levens (Titus 3:7). Christus, die gehoorzaamheid geleerd heeft, uit hetgeen hij heeft geleden, is, toen hij het einde had bereikt, voor allen die hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwig heil geworden, en door God aangesproken als Hogepriester naar de ordening van Melchisedek (Hebreeën 5:8-10). Christus had dus het doel bereikt en door zijn gehoorzaamheid ons allen in staat gesteld om eeuwig leven en verlossing te verkrijgen, maar hij was niet zelf de bron van eeuwig leven. Eeuwig leven is ons door God beloofd (1Johannes 2:25). Alleen God is onsterfelijk. God gaf ons de gave van eeuwig leven (1Johannes 5:11-13). Dit is de Waarachtige God en eeuwig leven (1Johannes 5:20). Wij allen zijn gemaakt naar het beeld van God; zowel de fysieke als geestelijke wezens (Genesis 1:26-27). De Heilige Geest was de ontbrekende dimensie die in de wereld gebracht werd, zoals wij zagen in Johannes 1:9. Christus was dat licht niet noch was hij de bron van dat licht. God is de bron des lichts en het licht is de kracht Gods, die wij kennen als de Heilige Geest. Christus, als het middel van het eeuwigdurende behoud van God, was voorzegd door de profeten (Jeremia 23:5, 6; Jesaja 43,11; als Lukas 2:11; Jesaja 45:15-24). God verhoogde Christus, zoals wij gezien hebben, door zijn gehoorzaamheid zichzelf vernederend tot in de dood, door een naam en gezag aan hem toe te kennen die boven iedere naam is (Filippenzen 2:5-11). Dus het recht van de Vader om macht toe te kennen is Page 13 onweerlegbaar. Om gelijkheid aan deze tekst te ontlenen is geheel onjuist. Christus heeft op geen enkel moment in zijn leven gezegd, dat hij God was en verwees in feite alleen naar de Vader als God. Johannes en Paulus waren onvermurwbaar dat niemand God gezien had, zelfs toen Jezus gezien en gehoord was door duizenden. Hij is gekomen in de naam zijns Vaders en zij hebben hem niet aangenomen (Johannes 5:43). Hij was de profeet voorzegd door Mozes: Deuteronomium 18:18-19 18 een profeet zal Ik hun verwekken uit het midden van hun broederen, zoals gij zijt; Ik zal mijn woorden in zijn mond leggen, en hij zal alles tot hen zeggen, wat Ik hem gebied. 19 De man, die niet luistert naar de woorden welke hij in mijn naam spreken zal, van die zal Ik rekenschap vragen. (NBG) De Messias spreekt in Gods naam, maar hij is niet God. Hij is een elohim, één der zonen Gods, maar hij is Eloah niet, die de God is (ho Theos), die God de Vader in het Nieuwe Testament is. Christus was getrouw aan Hem, Die hem gemaakt had (letterlijk: getrouw zijnde tot de [Eén] makende hem deze Hebreeën 3:2; Greens Interlinear; poièsanti vertaald aangesteld door Trinitariers). Poieoo of bouwen, maken is de betekenis waarin dit begrepen werd en gedebatteerd werd op het concilie van Nicea. Het trinitarische geloof, zoals weergegeven in geloofsbelijdenissen als die van Nicea, is tegengesteld aan de leerstellingen van het geloof, zoals deze door de Bijbel overgebracht zijn. De geschiedenis van de concilies van Nicea, Constantinopel en Chalcedon en de daaruit volgende geloofsbelijdenissen zal het onderwerp zijn in toekomstige artikelen. De geloofsbelijdenis van Nicea tracht een reeks valse beweringen te leren die door de Bijbel ontkend worden. In wezen tracht men te bewijzen dat Christus de enige zoon van God is, terwijl dit vals is, zoals wij gezien hebben. De beweringen betreffende Christus, dat hij van dezelfde substantie is als de Vader Pagina 14 tracht opnieuw Christus te onderscheiden van alle andere wezens. Het tracht ook te beweren, dat hij een waarachtige God is, en dat is een schandelijke godslastering volgens de hierboven aangehaalde teksten. Christus is een steen des aanstoots en een rots der ergernis. Trinitariërs begrijpen profetie en offer niet. Christus is: de steen is geworden tot een hoeksteen en een steen des aanstoots en een rots der ergernis, 8 voor hen, die zich daaraan, in hun ongehoorzaamheid aan het woord, stoten, waartoe zij ook bestemd zijn. 9 Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht, 10 u, eens niet zijn volk, nu echter Gods volk, eens zonder ontferming, nu in zijn ontferming aangenomen. (1Petrus 2:7b-10). (NBG) De godheid Christus [147] Er is slecht Eén Waarachtige God (Johannes 17:3; 1Johannes 5:20) die de God en Vader is van Jezus Christus en de God en Vader van ons allen (Johannes 20:17). Niemand heeft God ooit gezien, noch Zijn stem gehoord, noch kan Hem ooit zien. Hij verblijft in een ontoegankelijk licht en alleen deze God is onsterfelijk (1Timoteüs 6:16). Hij verleent aan allen die Hem gehoorzamen de mogelijkheid om zonen Gods te worden (Romeinen 8:14; Galaten 4:5-6; Hebreeën 2:19; 1Johannes 3:12; zie Hebreeën 5:9) en dus elohim (Zacharia 12:8) of theoi. Daarom is God Eén.