De godheid Christus [147] - Christian Churches of God

advertisement
Christen Gemeenten van God
[147]
De godheid Christus [147]
(Uitgave 1.0)
Dit zeer belangrijke artikel behandelt het bijbelse standpunt over de godheid Christus. Het artikel
onderzoekt en bespreekt de verschillende standpunten vanaf radicaal Unitarisme tot aan de trinitarische
proces theologie. Het vóórbestaan van Christus wordt aangetoond vanuit de Schriften. Het artikel verklaart
op welke wijze Christus god is. Het onderzoekt de Ene Waarachtige God, door de Shema van
Deuteronomium 6:4 uit te leggen. De veelheid van de elohim wordt vanuit de Schriften uitgelegd. Het
begrip van verzoening wordt behandeld evenals de valse veronderstellingen van de Griekse wijsbegeerte,
waarop de Drie-eenheid is gebaseerd. De logica van Monotheïsme wordt naar voren gebracht evenals het
oorspronkelijke begrip van de leer van Antichrist. De bijbelse betekenis achter de termen verwekt,
eerstgeboren, eniggeboren en eerstverwekt wordt gegeven. Een onderzoek naar sommige algemene
problemen met de Drie-eenheid en de oplossing ervoor worden naar voren gebracht. Het artikel Over
onsterfelijkheid [165] voltooit dit artikel.
Christian Churches of God
P.O. Box 369, WODEN ACT 2606, AUSTRALIA
E-mail:
[email protected]
(Copyright  1995 Wade Cox)
Dit artikel mag kosteloos gekopieerd en verspreid worden, mits het in zijn geheel weergegeven wordt,
zonder veranderingen of weglatingen. De naam van de uitgever en het kopijrecht moeten vermeld zijn.
Geen betaling mag verlangd worden van hen die de kopieën ontvangen. Korte aanhalingen zijn
toegestaan in recensies en overzichten zonder het kopijrecht te schenden.
Dit artikel is te verkrijgen van het Wereld Wijde Web pagina:
http://www.logon.org and http://www.ccg.org
Pagina 2
De godheid Christus [147]
De godheid Christus [147]
Dit artikel behandelt het vraagstuk van de
godheid Christus, zoals deze naar voren is
gebracht op het Internationale Congres van
Dienaren van 5 tot 10 december 1995 van de
Gemeente van God (Zevende Dag) en
gepubliceerd in Bible Advocate van februari
1995.
Het vraagstuk is erg belangrijk omdat er een
verschuiving optreedt bij de dienaren van een
der Gemeenten van Gods van een traditioneel
unitarisch standpunt naar een, dat duidelijk het
trinitarische bouwwerk ondersteunt, als
vastgelegd sinds het concilie van Chalcedon.
Het standpunt wordt genoemd in wat onjuist
bekend is als het Niceense Credo of de
geloofsbelijdenis van het concilie van Nicea,
maar het niet is. Deze ontwikkeling is
belangrijk omdat de Gemeenten van God zo’n
negentien eeuwen lang Unitarisch geweest
zijn.
Referentiekader: De Bijbel wordt beschouwd
als de definitieve bron van bewijsmateriaal in
deze zaak. Wij laten ons leiden door hetgeen
Bijbels waar en samenhangend is.
De belangrijke vraag is: Is Christus god en zo
ja, hoe is hij god?
Het eerste mogelijke antwoord is dat Christus
geen god is en van nature alleen maar mens.
De eerste mogelijkheid wordt verdeeld in twee
stukken.
1. De eerste veronderstelling is dat hij
slechts
mens
was
zonder
een
vóórbestaan.
Dit standpunt is wat men radicaal Unitarisme
zou kunnen noemen. Het beweert dat de plaats
van de Ene Waarachtige God zodanig is, dat
het niet alleen tracht een god zijn, aan
Christus toegekend vóór de opstanding, te
ontkennen, maar ook enige positie vóór de
vleeswording. Dan offerde Christus niets meer
dan zijn aards bestaan voor zijn medemensen.
Het bijbelse bewijs spreekt veronderstelling 1
tegen. Johannes 1:1 bevestigt de stelling van
het bestaan van twee goddelijke wezens: één
in de accusatieve vorm met bepalend lidwoord
als De God (pros ton theon), waarbij de
accusatief alleen gebruikt wordt met het
bepalend lidwoord, en alleen betrekking heeft
op de Vader; en één in de nominatieve vorm
(theos), zonder lidwoord, en betrekking heeft
op de logos, hier geïdentificeerd als Messias.
Dit gebruik van de accusatieve vorm met het
bepalend lidwoord is consequent door de
Bijbel heen. Het wordt alleen voor de Vader
gebruikt. Het Commentaar van Heydock op de
tekst van 1Johannes 5:20 vermeldt dit evenals
de Latijnse Vulgaat (Douay-Rheims versie
van 1851 tracht ten onrechte het lidwoord op
Christus te laten slaan bij 1Johannes 5:20).
Johannes 1:2-3 vermeldt zijn vóórbestaan als
bovennatuurlijk wezen. Zijn rol in de
schepping wordt genoemd vanaf Johannes
1:10. Hij kwam om van het Licht te getuigen,
maar hij was dat Licht niet, maar was
gezonden om te getuigen van het Licht, dat het
ware Licht is. Het waarachtige Licht, dat ieder
mens verlicht, was komende in de wereld
(Johannes 1:8 NBG). Dat waarachtige Licht
was de kracht Gods, die wij kennen als de
Heilige Geest. Allen die Christus aangenomen
hebben, die in zijn naam geloofden, heeft hij
macht gegeven om kinderen Gods te worden
(Johannes 1:12). Hij is vlees geworden en
heeft onder ons gewoond, vol van genade en
waarheid; wij hebben zijn heerlijkheid
aanschouwd als van de eniggeborene
(monogenous para patros) des Vaders
(Johannes 1:14).
Johannes 1:18 18 Niemand heeft ooit God gezien;
de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des
Vaders is, die heeft Hem doen kennen. (NBG)
God heeft de proototokos in de wereld
gebracht (Hebreeën 1:6). Deze elohim was
met vreugdeolie gezalfd boven zijn
metgezellen of deelgenoten (Psalm 45:7-8;
Hebreeën 1:8-9). Dit wezen was de
proototokos, of de eerst voortgebrachte, van
de ganse schepping Gods (Kolossenzen 1:15).
Daarom was hij het begin der schepping Gods
De godheid Christus [147]
Page 3
(Openbaring 3:14).Deze Heer (of kurios) was
de stem des Heren in de woestijn tijdens de
Exodus (Handelingen 7:33).
2:1). Onder hen was ook Satan, die ook een
zoon Gods was (Job 2:1) en de theos of god
dezer eeuw (2Korintiërs 4:4).
Het is duidelijk dat de Bijbel het
bovennatuurlijk bestaan ven Christus,
voorafgaande aan de vleeswording verklaart.
Punt 1 wordt dus verworpen.
2.4 Waren alle zonen getrouw?
2. De tweede veronderstelling is dat
Christus als wezen bestond vóór de
vleeswording.
Uit dezelfde teksten die veronderstelling 1
verwerpen,
wordt
veronderstelling
2
bevestigd.
Christus bestond dus vóór de vleeswording.
2.1 Was Christus de enige zoon Gods?
De Bijbel vermeldt heel nadrukkelijk dat
Christus niet de enige zoon Gods is. Toen de
aarde gegrondvest werd, waren de zonen Gods
tezamen en juichten de morgensterren of
lichtbrengers en jubelden al de zonen Gods
(Job 38:4-7).
2.2 Werd Christus de alleenheerschappij over
de wereld gegeven?
Het antwoord is uitdrukkelijk nee. De volken
werd hun erfenis toegedeeld door de
Allerhoogste naar het aantal zonen Gods.
(Deuteronomium 32:8; de Masoretische Tekst
is na Christus veranderd en daardoor ook de
vertaling in de NBG; in de Septuagint staat
kata arithmon aggeloon Theou; de Dode Zee
Rollen; Beny Eliym).
Des HEREN deel was Israël. Jakob is het hem
toegemeten erfdeel (Deuteronomium 32:9).
Jehovah werd zijn erfdeel toegemeten door de
Allerhoogste. De bewoording HERE werd dus
gebruikt voor een ondergeschikte God.
2.3 Hadden al deze zonen toegang tot Gods
troon?
Het antwoord is ja. De zonen Gods stelden
zich regelmatig voor Gods troon (Job 1:6;
Het antwoord is nee. De zonen Gods, die hun
oorsprong ontrouw werden en hun eigen
woning verlieten, worden daarom bewaard
voor het oordeel van de grote dag (Judas 6;
Genesis 6:4). Satan sleepte een derde van de
zonen Gods mee en kwam in opstand tegen de
Allerhoogste God (Openbaring 12:3-6)
3. Is Christus goddelijk en, indien ja, hoe?
3.1 Christus wordt gezien met dezelfde
natuur als God door de Heilige Geest. Hij was
dan ook in de gestalte Gods. Hij heeft het
Gode gelijk zijn niet als een roof geacht (
Filippenzen 1:6). Hij heeft zichzelf ontledigd
door de gestalte van een dienstknecht aan te
nemen en is geboren gelijk aan de mensen. In
zijn uiterlijk een mens bevonden, heeft hij
zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot
de dood, ja tot aan de dood aan een stauros,
een paal genaamd een kruis (Filippenzen 2:78). Op gelijke wijze hebben de uitverkorenen
deel aan de goddelijke natuur (2Petrus 1:4).
Wij zien dus dat in zoverre als de kinderen
deel gehad hebben aan vlees en bloed, hij op
gelijke wijze met hen dezelfde natuur gedeeld
heeft, zodat hij door de opstanding uit de dood
Satan, die de macht van de dood heeft, kon
overwinnen.
Daarom moest hij in alle opzichten aan zijn
broeders gelijk worden, opdat hij een
barmhartig en getrouw hogepriester zou
worden bij God, om de zonden van het volk te
verzoenen. Want doordat hij zelf in
verzoekingen geleden heeft, kan hij hun, die
verzocht worden, te hulp komen (zie
Hebreeën 2:10, 11, 14-18). Wij hebben dan
ook geen hogepriester, die niet kan
medevoelen met onze zwakheden, maar een,
die in alle dingen op gelijke wijze als wij is
verzocht geweest, doch zonder te zondigen
(Hebreeën 4:15).
Pagina 4
Christus was daarom toen hij in het vlees was
als mens, in alle opzichten gelijk aan de mens.
Niettemin was Christus vol goddelijkheid
(theotètos), wat de volheid der godheid
lichamelijk is (Kolossenzen 2:10), zoals
hoedanigheid staat ten opzichte van kenmerk
(zie The New Thayers Greek-English Lexicon
en hieronder). Deze goddelijkheid of
goddelijke natuur is ook beschikbaar voor
mensen, zodat wij de volheid van God aan
kunnen doen (Kolossenzen 2:10).
Wij kunnen dus de goddelijke natuur van
Christus bevestigen.
3.2 Was de goddelijke natuur, die Christus als
mens had, anders dan die van andere mensen?
Het antwoord is nee. Hij was in alle opzichten
aan ons gelijk geworden (Hebreeën 2:17)zodat
wij medeërfgenamen van Christus zouden
worden (Romeinen 8:17; Galaten 3:29; Titus
3:7; Hebreeën 1:14; 6:17; 11:9; Jakobus 2:5;
1Petrus 3:7).
3.3
Betekent het feit dat Christus de
goddelijke natuur bezat hetzelfde als de
Godheid bezitten?
Het antwoord blijkt nee te zijn. Thayer zegt
dat
godheid
(theot)
verschilt
van
goddelijkheid (theiot) zoals volheid verschilt
van hoedanigheid of kenmerk (Thayers, p.
228). De volheid der Godheid was lichamelijk
in Christus (Kolossenzen 2:9). De tekst had
vertaald moeten worden met goddelijkheid of
de staat van God. De betekenis is dus de
volheid van het wezen van God dat
lichamelijk in Christus woonde. Het is deze
volheid of dit kenmerk dat aan ons gegeven
wordt, zodat alle mensen het nieuwe beeld van
God kunnen aandoen (Kolossenzen 3:10). Zij
zijn noch Jood noch Griek maar zijn allen van
Christus, omdat hij in allen is (Kolossenzen
3:11). Hij brengt mensen tot groei door de
kracht van de Heilige Geest, teneinde God
alles in allen te maken (1Korintiërs 15:28).
4. Is er één God of zijn er twee Goden?
Dit is mogelijk een verkeerde vraagstelling.
De godheid Christus [147]
De Bijbel is duidelijk dat er slechts één
Waarachtige God is (Johannes 17:3;
1Johannes 5:20) en dat Hij alleen onsterfelijk
is (1 Timoteüs 6:16). Johannes 17:3 vermeldt
ook dat Jezus Christus Zijn zoon is. Christus
is niet dezelfde als die Ene Waarachtige God,
Die alleen onsterfelijkheid heeft.
De Bijbel bevestigt dus het Onveranderlijke
van God en dat de Ene Waarachtige God de
Vader is. Deze Vader wordt in het Oude
Testament Eloah genoemd (Spreuken 30:4-5).
Hij is ook de Allerhoogste God (Genesis
14:18; Numeri 24:16; Deuteronomium 32:8;
Markus 5:7). Hij is niet dezelfde als Christus,
de zoon.
Deuteronomium 6:4 zegt Shema Yishrael
Jehovah Elohenu Jehovah Ehad.
Alleen door Christenen wordt aangenomen,
dat deze tekst, die betekent Hoor, Israël, de
HERE onze God, de HERE is één, op de een of
andere manier verwijst naar twee wezens en
dat Elohenu een afgeleide is van het
meervoudswoord Elohim. Elohim is zelf een
meervoudsvorm afgeleid van Eloah, wat een
enkelvoud is. Het woord Elohenu is hier
enkelvoud en heeft alleen betrekking op de
Allerhoogste God, Eloah, die God de Vader is
(zie Spreuken 30:4-5).
Trinitarische beweringen over deze tekst zijn
niet gefundeerd. De toewijzing van het woord
Jehovah kent, zoals wij later zullen zien, twee
toepassingen. Het Soncino commentaar zegt
van deze tekst:
De Here onze God, De Here is Eén. De Here, Die
nu onze God is en niet van andere volkeren, zal op
tijd komen om erkend te worden als de Ene en
enige God [Rashi]. Is Eén betekent ‘Hij alleen’ is
de Here [Ibn Ezra]. De tekst vermeldt onze God,
omdat Hij zijn wonderen verrichte met Mozes
[Nachmanides]. De laatste letters ayin en daleth in
de Hebreeuwse woorden voor horen en Enig zijn in
het groot geschreven om de aandacht te vestigen op
de hierachter liggende gedachte [Sforno].
De wonderen verricht met Mozes werden
gedaan door de Engel zijns aangezichts onder
leiding van God. Niemand, ook Mozes niet,
heeft ooit God gezien of Zijn stem gehoord
De godheid Christus [147]
(zie De Engel van YHVH [24]). Het gebruik
van de naam Jehovah is door machtiging. Er
zijn twee vormen van Jehovah. De vormen
zijn SHD 3068 Jehovah en SHD 3069
Jehovih. Jehovah is de Joodse nationale naam
voor God en wordt vertaald met de Here.
SHD 3069 wordt gebruikt na SHD 136
Adonai en wordt door de Joden uitgesproken
als Elohim om een herhaling te voorkomen
van dezelfde klank als 3068 wat met Adonai
vertaald wordt. De naam vertaald met elohim
is de naam voor God. Dus Adonai Jehovah is
een ondergeschikt wezen en de nationale God
van Israël. Jehovih Elohim is de God en de
God van Adonai Jehovah. Dit is de betekenis
van Psalm 45:5-6 en Hebreeën 1:8-9. Jehovah
verscheen aan de profeten en deelde de
opdrachten mede van Jehovih Elohim of
Jahovah Elohim. Messias staat in de naam van
Jehovah Elohim (Micha 5:3). Dit is de Here
God, de Here of de God der Heerscharen
(Amos 3:13; 4:13; 5:14; enzovoorts). De Here
der Heerscharen zond Jehovah naar de volken.
Dit is duidelijk uit Zacharia 2:8-9.
8
Zacharia 2:8-9
Want, zo zegt de HERE der
Heerscharen, wiens heerlijkheid mij gezonden
heeft, aangaande de volken die u uitgeplunderd
hebben — want wie u aanraakt, raakt zijn oogappel
aan —: 9 voorwaar, zie, Ik beweeg mijn hand tegen
hen, en zij zullen hun knechten ten buit worden.
Dan zult gij weten, dat de HERE der Heerscharen
mij gezonden heeft. (NBG)
Het is hier duidelijk dat Jehovah niet dezelfde
is als de Heer der Heerscharen. Dus Jehovah
van Israël handelt op bevel van een
bovenstandige God.
Het wezen hier, dat de elohim van Israël is,
wordt later in Zacharia de Engel van Jahovah
genoemd, die het hoofd is van het huis van
David. Het huis zal worden als Elohim.
Zacharia 12:8 8 Te dien dage zal de HERE de
inwoners van Jeruzalem beschutten, en wie onder
hen struikelt, zal te dien dage zijn als David, en het
huis van David als God, als de Engel des HEREN
voor hun aangezicht. (NBG)
Het woord voor God is hier elohim. Dus het
huis van David zal als God zijn met de Engel
van Jahovah aan hun hoofd. Het wezen aan
het hoofd van het koninklijke huis, welke de
Page 5
uitverkorenen zijn, is Messias. Voorzeker
wordt Messias herkend als elohim uit Psalm
45:5-6 en Hebreeën 1:8-9.
5. Zijn deze elohim dan beperkt tot twee
elohim of wezens?
Het antwoord is nee. De Psalmen geven
duidelijk aan dat de elohim een vergadering
van goden, een raad van elohim, vormen.
De elohim houden rechtspraak te midden der
goden (Psalm 82:1). Deze rang wordt later
uitgebreid tot mensen (Psalm 82:6; Zacharia
12:8). Hij is groter dan de andere elohim
(Psalm 86:8). God is een grote koning boven
alle elohim (Psalm 95:3) en Hij is geducht
boven alle elohim (Psalm 96:4). God moet
door de elohim aanbeden worden (Psalm
97:7). De Allerhoogste is zeer hoog verheven
boven alle goden (Psalm 97:9). De Jehovah
van Israël, de adon (enkelvoud) of Heer van
Israël is boven alle elohim (Psalm 135:5).
Jehovah Elohim Sabaoth is een grootmachtige
Jah of God (Psalm 89:8-9).
De wezens zijn dus duidelijk apart en er zijn
er meer dan twee. Er is een Elohim der
elohim, Die het voorwerp van verering en
dankzegging is (Psalm 136:2). Deze Elohim
zalfde Messias met vreugdeolie boven zijn
metgezellen. Deze metgezellen zijn de elohim
die allen zonen Gods zijn. Christus verwierf
zijn status als Gods zoon in kracht door de
opstanding uit de doden (Romeinen 1:4). Hij
gaf de positie op die hij had om bovenmate
verhoogd te worden ook als Hogepriester
(Hebreeën 1:3-14; 2:5-10). Hij die heiligt en
zij die geheiligd zijn hebben allen één
oorsprong. Daarom schaamt hij zich niet om
hen broeders te noemen (Hebreeën 2:11).
Allen zullen elohim worden als zonen Gods.
Als medeërfgenamen zullen wij deze status
verkrijgen. Sinds het begin van de Gemeente
hebben wij deze leerstelling gehad. Irenaeus
was er zeker van dat Psalm 82:1 verwees naar
de theoi of goden (elohim), waaronder ook de
uitverkorenen vielen, namelijk zij die van de
aanneming tot zonen zijn ( Tegen ketterijen,
Boek 3; Hoofdstuk 6, Ante-Niceense Vaderen,
Pagina 6
Deel 1, blz. 419).
6. Hoe kunnen er dan vele elohim zijn?
De elohim worden herkend als de Bene Elyon
of zonen van de Allerhoogste. Dit feit is door
vele geleerden besproken. Sabourin SJ The
Psalms Their Origin and Meaning [De
psalmen, hun oorsprong en betekenis] Alba
House, NY, blz. 72-74 vermeldt deze
herkenning en erkent het bestaan van de
elohim als een raad als deel van het Joodse
religieuze patroon voor duizenden jaren. Het
is niet een nieuw gedachtengoed. Nieuw is de
bewering dat de term elohim beperkt is tot
twee wezens. Deze bewering wordt gedaan
door niet-Hebreeën die of trinitarisch zijn of
hun binitarische voorlopers.
Dit begrip komt tot volledige ontwikkeling in
Openbaring 4:1 tot 5:14. De Raad der Oudsten
is de Hoge Raad der Heerscharen. Het
priesterschap van de tempel was een
afspiegeling van de Hogepriester, die Christus
is (Hebreeën 8:1-2), en de vier en twintig
oudsten rond de troon van God, die de
gebeden der heiligen beheren (Openbaring
5:8).
Er zijn dus vele elohim. Er waren een dertigtal
in deze raad en de Heiligen of qadosim of de
heilige engelen, die gezien werden in een
Hoge en een Lage Raad. De heiligen of
qadosim SHD 6918 worden gevonden in
Psalm 89:1-8; Job 5:1 en Zacharia 14:5 en zijn
ook mensen.
De Hoge en de Lage Raad werden gezien in
het getal [twee en] zeventig, die
vertegenwoordigd werden door het Sanhedrin
of oudsten en dan door de zeventig door
Christus aangewezen (Lukas 10:1, 17). De
tekst schrijft hebdomèkonta [duo] of [twee
en] zeventig, maar wordt vaak met zeventig
weergegeven, net als het Sanhedrin, dat ook
nooit beschouwd werd als gewoon zeventig.
De volken werden ook in het getal van
zeventig gezien naar het aantal raden
toegekend volgens Deuteronomium 32:8.
Het aantal der Heerscharen ging van de Raad
De godheid Christus [147]
van dertig vervolgens naar zeventig voor het
bestuur van de Heerscharen, die geteld werden
als de duizend. In Job wordt gezien dat één
van deze duizend de zonden van de mensen
moest verzoenen als een voorspraak (Job
33:19-24; vooral vers 23).
Deze zonen Gods waren bekend als gezanten
of afgevaardigden (zie boven) of malak, als
aggelos in het Grieks vertaald, en vandaar als
engel in het Nederlands. Zij waren ook bekend
als wachters (Daniël 4:13, 17, 23). Deze
zonen Gods waren ook in het Chaldees
bekend als elahhin, het gelijkwaardige van
elohim. Zij waren geen stervelingen (Daniël
2:11).
Dus de elohim of elohhah, hetgeen meervoud
is van Eloah of Elahh (Chaldees) of Allahh
(Arabisch), zijn de zonen van Eloah. De
bijzondere zoon, die Hij aanwees om het
mensdom te behouden werd in Spreuken 30:45 zijn zoon genoemd. Dat wezen was de
Elohim van de Aartsvaders, die ook de Engel
der Verlossing was in Genesis 48:15-16. De
elohim, die Jakob voedde al de dagen zijns
levens was ook de engel die hem verloste.
Deze Engel der Verlossing was die van Job
33:23, één der zonen Gods. Deze werd
benoemd om Hogepriester van het huis Gods
te zijn en de El Bethel of de El van het Huis
Gods te worden (Genesis 28:10-22).
Er zijn dus vele zonen Gods die de goddelijke
natuur met de Vader delen. De wijze waarop
zij de goddelijke natuur deelachtig zijn kan
alleen door het Licht, dat in de wereld zou
komen om de mensen met God te verzoenen,
en dat was de Heilige Geest (Johannes 1:9).
7. De bewering wordt dan door trinitariërs
gedaan volgens beloften die hun
oorsprong vinden in de Griekse filosofie.
Zij vallen het Hebreeuwse begrip van
verzoening aan. Zij beweren dat de zoon, die
afhankelijk is van de Vader voor zijn
onsterfelijkheid en bestaan, “lager” is en “van
een andere volheid is dan de Vader” en “de
zoon is daarom ongelijk aan de Vader”.
De godheid Christus [147]
Deze stellingen zijn volgens de Bijbel valse
beweringen, die gebaseerd zijn op de Griekse
filosofische
gedachten
aangaande
het
vermogen om alleen vriend van gelijken te
zijn of verzoening te doen voor gelijken. Dit
denken heeft geen enkele grondslag in de hele
structuur van Hebreeuws denken, die
gebaseerd is op Gods wetten. De valse
beweringen zijn een aanval op het hele begrip
van offer, dat een schaduw was van het
verzoenende offer van Christus.
Christus is het Heilige der Heiligen binnen
gegaan met zijn eigen bloed in plaats van het
bloed van stieren. Hij heeft zichzelf geofferd
(Hebreeën 7:26-28). Hij blijft in een
priesterschap, dat op geen ander kan overgaan
(Hebreeën 8:24). Iedere Hogepriester treedt op
om gaven en offers te brengen (Hebreeën 3:8).
De Hogepriester ging eenmaal per jaar het
Heilige der Heiligen binnen, niet zonder
bloed, dat hij offerde voor zichzelf en voor de
zonden van het volk in onwetendheid
bedreven (Hebreeën 9:7). De Heilige Geest
gaf daarmede te kennen, dat de weg naar het
heiligdom nog niet openlag, zolang de eerste
tent nog bestond (Hebreeën 8:8).
Het offer van het onschuldige om de lagere te
verzoenen met de hogere was dus een
gedachtengoed dat deel was van de
Hebreeuwse verering en de goddelijk
ingestelde ordening. Het verwerpen van het
offer als onvoldoende was een aanval op de
geschiktheid van het plan van verzoening met
God.
De Grieken moesten om de basis van de
Hebreeuwse theologie en de beloften aan
Israël aan te vallen, het begrip van de
bovenstand van God over de elohim of zonen
Gods ondermijnen. Om dit te doen moesten
zij Christus verhogen naar de gelijkheid van
God zo dat zij konden beweren dat de wetten,
door God gegeven als de Torah, veranderd
zouden kunnen worden. Het begrip van de
uitgebreide elohim kon alleen geloochend
worden door de mogelijkheid, om dezen van
de goddelijke natuur te voorzien, te beperken,
en die tot een afzonderlijk iets te maken.
Daarom werd van de Heilige Geest beweerd
Page 7
dat dit een persoon was sinds het concilie van
Chalcedon in 451. Hier werd een bewering te
onderschreven, die reeds half gevormd was
door het concilie van Constantinopel in 381.
Het concilie van Nicea in 325 had hierover
niet
gesproken.
Het
credo,
de
geloofsbelijdenis van Nicea genaamd, en
toegeschreven aan dit concilie, is een latere
uitvinding.
Om deze aanvallen op de wet te ondersteunen,
werd de goddelijkheid van Christus beweerd
in de leer van Modalisme. Deze ontkent
gewoon dat Christus een wezen was
verschillend van de Vader. De bewering was
zo duidelijk ontoereikend en zo duidelijk
ketterij, dat het alleen in Rome en Alexandrië
aanvaard werd. Trinitarisme tracht de
ondergeschiktheid van Christus aan te vallen
en de afhankelijkheid van Christus van de
Vader voor zijn leven als een onvoldoend
offer naar voren te brengen. Dit wordt gedaan
in de veronderstelling, dat alleen gelijken met
elkaar bevriend kunnen zijn. Dit is typisch de
Griekse denkwijze, die de gehele dynamiek
van de Schriften loochent. Het Griekse woord
agapè, dat gebruikt wordt om de liefde Gods
aan te duiden, is een leenwoord van het
Hebreeuwse SHD 160 ‘ahabah. Dit woord
agapè kwam niet bij de Grieken in hun
filosofie voor, totdat de Septuagint geschreven
werd. Dus de begrippen van philos (in de
oudste betekenis eigen, van nature aan of bij
iemand behorend, en later dierbaar, geliefd)
en eroos (zinnelijke liefde, begeerte,
verlangen) gaven bij de Grieken een foutieve
gedachtenontwikkeling, die daarna gebruikt
werd om de Schriften aan te vallen en te wet
te terzijde te stellen. De Drieëenheid is, in
haar filosofische oorsprong, een aanval op
Gods wetten. Christus moest gelijk gemaakt
worden aan en eeuwig als God om een
verandering van de wet te rechtvaardigen. Het
feit dat dit bijbels niet verdedigbaar is wordt
genegeerd en de teksten, die de bewering
logenstraffen, worden genegeerd, aangevallen,
verkeerd uitgelegd en verkeerd vertaald.
De vicieuze redenering wordt dan toegepast
op het begrip, dat wanneer de zoon niet gelijk
aan de Vader is, hoe hem dan heerlijkheid, eer
Pagina 8
en, in een verkeerd uitgelegde betekenis,
aanbidding gegeven kan worden?
8. De redenering is foutief. Het gaat hier
om een noodzakelijke ontwikkeling van
Monotheïsme.
Definitie: Een Wezen is dat wat is of bestaat.
Axioma: Dat wat gehouden wordt te bestaan
is een Wezen.
De Bijbel heeft de volgende gegevens:
1. Er is slechts één Waarachtige God
(Deuteronomium 6:4; Johannes 17:3;
1Johannes 5:20)
2. God heeft zonen (Genesis 6:4; Job 1:6, 2:1,
38:4-7); één van dezen is Jezus Christus
(Johannes 17:3).
3. God alleen is onsterfelijk (1Timoteüs
6:16). Hij leeft tot in alle eeuwigheden
(Openbaring 4:9).
4. Om Gods wil was alles en werd alles
geschapen (Openbaring 4:11).
Conclusie: Dus alle dingen, hetzij machten of
wezens, vonden hun oorsprong in Gods wil.
De Bijbel vertelt dat zonen Gods bestaan. Per
definitie is een wezen iets dat bestaat. Daarom
zijn God en Gods zonen wezens. Uit deze
conclusie zijn zonen Gods een voortbrengsel
van de Vader. Christus is een zoon Gods,
daarom is Christus door de Vader
voortgebracht. Hij werd gekruisigd uit
zwakheid maar leeft uit de kracht Gods en wij
leven met hem uit de kracht Gods (2Korintiërs
13:4; 1Petrus 1:5).
Volgorde in voorrang geeft nog geen
rangorde. Rangorde wordt overgedragen door
kracht en kan de volgorde bepalen. God alleen
bestond vóór het begin, en had alleen
onsterfelijkheid (1Timoteüs 6:16). God is
daarom de bron van alle macht die Hij
overdraagt op de zoon (1Petrus 3:22). De
overheden zijn door God ingesteld (Romeinen
13:1).
Omdat Christus en de zonen voortgebracht
De godheid Christus [147]
zijn door de Vader, zijn zij lager in rang.
Omdat iemand lager in rang is, betekent dit
niet dat deze lager in wezen is. De zonen Gods
is door God macht gegeven, en zij zijn
gemaakt in de gelijkenis Gods en van dezelfde
natuur als God. Maar dezelfde natuur draagt
nog geen mede-eeuwigheid over. De Vader is
logisch genomen eerder dan de zoon, of
anders is er niets dat zo’n verhouding
toegekend kan worden binnen enige betekenis
van de taal. De materiële, fysieke schepping is
voorbestemd tot verval en dood. Dus de
fysieke zonen zijn van een andere natuur.
Daarom moet de fysieke mens wedergeboren
worden om het Koninkrijk Gods binnen te
kunnen gaan (Johannes 3:3). Iedereen die
binnengaat, is uit God geboren (1Johannes
4:7) en een ieder die uit God geboren is,
zondigt niet, want hij is uit God geboren
(1Johannes 3:9; 5:18). Deze zonen zijn
bestemd om elohim te worden met de Engel
van Jahovah aan hun hoofd (Zacharia 12:8) en
hebben eeuwig leven (1Johannes 5:11; 2:25)
door
gehoorzaamheid
zoals
Christus
gehoorzaam was aan de Vader. Dank zij
Christus’
vlekkeloze
leven
in
gehoorzaamheid, zijn dood en opstanding naar
de geest der heiligheid verklaard Gods zoon te
zijn in kracht (Romeinen 1:4) is hij nu
onsterfelijk (Hebreeën 5:6, 8, 9) en gezeten
aan de rechterhand van zijn God naar de
sterkte zijner macht (Efeziërs 1:17-23). Dit
was door de Heilige Geest.
Wat God schept kan Hij ook verdelgen.
Daarom kunnen de ongehoorzamen ook voor
alle eeuwigheden vernietigd worden (
Openbaring 20:15).
Christus is dus onsterfelijk als elohim gezeten
aan de rechterhand des Vaders als Zijn
Hogepriester maar hij is niet gelijk in rang met
de Vader. Hij is noch mede-gelijk noch medeeeuwig dan door machtiging van de Vader,
Die alles aan hem onderworpen heeft (zie
1Korintiërs 15:24; Openbaring 12:5; 19:15).
Geestelijk en biologisch zijn wij allen zonen
Gods, maar wij zijn geschapen om Zijn macht
uit te oefenen als elohim door machtiging
(Zacharia 12:8; zie 1Johannes 5:11; 2:25).
De godheid Christus [147]
Christus heeft geen leven in zichzelf. Dit is
een trinitarische, valse bewering in
tegenspraak met Johannes 5:26.
Johannes 5:26: 26 Want gelijk de Vader leven heeft
in Zichzelf, heeft Hij ook de zoon gegeven, leven te
hebben in zichzelf. (NBG)
De zoon heeft leven in zichzelf, doordat de
Vader het hem geeft en zo is het met ons
allen. Christus bestaat dus op bevel van de
Vader.
Te beweren dat Christus altijd bestaan heeft
en altijd zal bestaan, ontkent de gave Gods
door de gehoorzaamheid van Christus. Het is
tegengesteld aan de hierboven genoemde
Schriften en ontkent 1Timoteüs 6:13, waarin
God alle leven wekt.
1Timoteüs 6:16 zegt duidelijk dat alleen God
onsterfelijk is en dat niemand Hem gezien
heeft of Hem ooit kan zien. Hij bewoont een
ontoegankelijk licht en kan alleen gezien
worden door geestelijke wezens. Om deze
reden trachten Trinitariërs te verklaren dat de
Vader en de zoon twee kanten zijn van
dezelfde God. Dit is de doctrine van de
Monarchia en de Circumcessio. Christus
wordt uit deze kronkels gezien als
onderscheiden maar niet verschillend.
9. De leer van Antichrist
Het is de moeite waard om vanuit dit
standpunt de leer van de Antichrist in
1Johannes 4:1-2 te bekijken.
1Johannes 4:1-2 1 Geliefden, vertrouwt niet iedere
geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn;
want vele valse profeten zijn in de wereld
uitgegaan. 2 Hieraan onderkent gij de Geest Gods:
iedere geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het
vlees gekomen is, is uit God; (NBG)
De betekenis van deze tekst is veranderd. De
beweringen van de Modalisten, die later plaats
maakten voor hun afstammelingen, de
Trinitariërs, trachtten te zeggen, dat Christus
niet volledig stierf en dat iets van hem
achterbleef in de hemelen als God. Dit was de
ketterij die Johannes tegenkwam, en waarnaar
hij verwijst. Deze tekst werd al op een heel
Page 9
vroeg moment veranderd door de Modalisten
en de Trinitariërs omdat het hen herkent als
hebbende de leer van Antichrist. De juiste
oorspronkelijke tekst kan gevonden worden
bij Irenaeus (Hoofdstuk 16:8, Ante-Nicene
Fathers, Deel 1, blz. 443).
Hieraan onderkent gij de geest Gods. Iedere geest
die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen
is, is van God; en iedere geest die Jezus Christus
losmaakt is niet van God maar van Antichrist.
Polycarpus stelt in zijn brief aan de
Filippenzen heel duidelijk: Ieder die belijdt
dat Jezus Christus niet in het vlees is gekomen
is een antichrist (Apostolische Vaders 1, A.
Klein blz. 119).
De historicus Socrates zegt (VII, 32, blz. 381)
dat het tekstdeel verdorven is door hen die
wensten het mens zijn van Jezus Christus los
te maken van zijn goddelijkheid.
10
Sommige
bekende
problemen en oplossingen.
trinitarische
10.1 De begrippen schepping, begin,
verwekken en eniggeboren worden door
elkaar gehaald en misbruikt om teksten
onduidelijk te maken. In Openbaring 3:14
wordt Christus gehouden het begin (archè)
van de schepping Gods te zijn. Het wordt
soms vertaald met heerser (NIV) om de
conclusie te vermijden, dat Christus
geschapen is. Het gebruik van het woord
archè, hetgeen begin betekent is belangrijk
met het oog op de vroege theologie van de
Gnostici. Het woord archè wordt precies
gebruikt en betekent begin (zie de Heilige
Geest [117]).
Het woord met betrekking tot de schepping is
proototokos waar Christus genoemd wordt, in
Kolossenzen 1:15, het beeld van de
onzichtbare God, de proototokos van de
gehele schepping. Hier wordt het vertaald met
eerstgeborene. Proototokos wordt gebruikt als
eerste van een reeks. Christus was de
eerstgeborene van de schepping uit een
geestelijk rijk. Hij was de proototokos van
Mariam (Lukas 2:7). Matteüs verwijst naar
Christus als de eerstgeborene of proototokos
in de Receptus.
Pagina 10
Matteüs 1:25 25 En bekende haar niet, totdat zij
dezen haren eerstgeboren zoon gebaard had; en
heette zijnen naam Jezus. (Stat. Vert.).
Matteüs 1:25 25 En hij had geen gemeenschap met
haar, voordat zij een zoon gebaard had. En zij gaf
hem de naam Jezus. (NBG)
De Receptus zegt dat zij baarde de zoon van
haar, de eerstgeborene. En zij noemde hem
Jezus (Joshua). Dit eerstgeborene wordt
weggelaten in moderne teksten gebaseerd op
zeer zwak bewijs. De Companion Bible zegt
van deze tekst met betrekking tot haar
eerstgeboren zoon:
Deze woorden worden aangehaald door Tatianus
(AD 172) en twaalf van de kerkvaders vóór de 4 de
eeuw; en zij staan in bijna alle handschriften
behalve het Vaticaanse en Sinaitische (4de eeuw).
Alle [moderne] teksten laten “haar eerstgeborene”
weg, gebaseerd op dit zwakke en verdachte bewijs.
Het is inderdaad zwak en verdacht bewijs.
Mariaverering ontsproot zowel in Syrië als in
het bijzonder in Rome in de latere eeuwen.
Het werd noodzakelijk om te ontkennen dat
Mariam andere kinderen gehad heeft om haar
goddelijkheid te bevestigen. Lukas kon niet
veranderd worden, maar was niet zo bijzonder
gevaarlijk voor deze leer als de tekst in
Matteüs. Het feit dat Christus broeders en
zusters had is Bijbels gezien onloochenbaar
uit Matteüs 13:55 en Markus 6:3.
Christus’ broeders waren Jakobus en Jozef
(Joses) en Simon en Judas (niet Iskariot). Zijn
zusters worden genoemd in Matteüs 13:56 en
Markus 6:3 maar niet met name (zie ook
Matteüs 27:56). Jakobus wordt ook genoemd
in Markus 16:1 en Judas in Lukas 6:16. Hij en
Iskariot zijn duidelijk verschillende personen.
Hij wordt de broeder van Jakobus genoemd
omdat deze teksten na de opstanding zijn
opgeschreven.
Het is vanzelfsprekend dat Christus, vanuit het
gebruik van proototokos, gezien werd als de
eerste van een reeks in drie betekenissen. Hij
is de eerstgeborene van de kinderen van
Mariam (zie boven) en hij is ook de
eerstgeborene uit de doden (Kolossenzen
1:18). Wij zijn ook gelijkvormig aan het beeld
De godheid Christus [147]
van Christus, die het beeld Gods is, zodat hij
de proototokos of eerstgeborene is onder vele
broederen (Romeinen 8:29).
Het gebruik van proototokos is als de eerste
uit een reeks. Het wordt tegenstrijdig gebruikt
omdat Trinitariërs de logische gevolgen van
de teksten, waar dan ook, trachten te
vermijden. Het woord proototokos is ook het
woord dat gebruikt wordt in Hebreeën 1:6
toen God de eerstgeborene in de wereld
bracht. Hebreeën 1:5 haalt Psalm 2:7 aan,
waarin David het zoonschap van Messias
begreep.
Het onderscheid is belangrijk. Christus was de
eerstgeborene van de geestelijke schepping.
Hij was ook één van vele zonen Gods; toch
was hij de enige zoon of elohim die geboren
werd. Hij wordt daarom de eniggeboren god
of monogenès theos in Johannes 1:18
genoemd. De Receptus geeft monogenès huios
om de gevolgtrekkingen van monogenès theos
te vermijden, maar de term werd vroeger
begrepen als monogenès theos. Hij was dus de
eerstverwekte van de schepping maar de
eniggeborene van de zonen Gods. Wij worden
allen wedergeboren in de positie van zonen
Gods en toch wordt proototokos gebruikt in
verband met Christus in verhouding tot de
opstanding uit de doden.
Christus is dus de enige god die geboren werd
en toch de eerste van de schepping van de
elohim of de theoi. Paulus zegt dat er vele
theoi en vele kurioi waren, maar dat er slechts
één God de Vader is, tot wie alle dingen zijn,
en één Heer Jezus Christus (1Korintiërs 8:56).
Er is dus maar één Waarachtige God, Die de
Vader is (Johannes 17:3).
10.2 Er wordt door de Trinitariërs ook verschil
gemaakt tussen Christus en de andere zonen
Gods, die de engelen zijn. Dit is een klassiek
voorbeeld van achteraf interpreteren. Christus
werd boven de Heerscharen der engelen
gesteld door zijn opstanding uit de doden. De
gehele tekst in Hebreeën gaat over het lager
stellen onder de engelen en het boven hen
De godheid Christus [147]
uitstijgen. Dat hij niet altijd zo gezien werd
zien wij in Hebreeën.
3
Hebreeën 1:3-4
Deze, de afstraling zijner
heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen, die alle
dingen draagt door het woord zijner kracht, heeft,
na de reiniging der zonden tot stand gebracht te
hebben, Zich gezet aan de rechterhand van de
majesteit in den hoge, 4 zóveel machtiger geworden
dan de engelen als Hij uitnemender naam boven hen
als erfdeel ontvangen heeft. (NBG)
Hebreeën 1:5 verwijst naar het feit dat hij de
enige was die van God geboren (gegennèka)
was. Toch was hij de proototokos die in de
wereld werd gebracht. Hij werd met
vreugdeolie gezalfd boven zijn metgezellen
(metochous) (Psalm 45:6-7; Hebreeën 1:8-9).
De engelen zijn dienende geesten, die
uitgezonden worden ten dienste van hen, die
het heil zullen beërven (Hebreeën 1:14). Deze
tekst werd gezien als een kleinering van de
positie der Heerscharen en die het voor
Christus onmogelijk maakt om eenmaal te zijn
zoals zij waren en voor hen om gelijk aan de
uitverkorenen te zijn. Dit is een volledig
onbegrip voor de tekst van Hebreeën.
Heebreeën is bevoegd door het getuigenis van
Jezus Christus, dat zegt dat de bestemming
van de mensheid gelijkwaardig is aan die van
de engelen (isaggeloi; Lukas 20:36) Christus
zal ons belijden voor Gods engelen (Lukas
12:8-9) die onze broeders zijn (Openbaring
12:10).
Het is dus duidelijk dat Messias verzoening
voor zonde moest doen op twee niveau’s en
tot Hogepriester en koning gemaakt werd over
zowel een geestelijk als een fysiek rijk.
Het feit dat engelen ondergeschikt zijn aan
Christus betekent nog niet dat Christus gelijk
is aan God, noch betekent het dat wij op een
ander niveau zijn of van een andere natuur dan
God of Christus of de engelen. Wij zullen
allen zonen Gods zijn zoals zij nog steeds
zonen Gods zijn. Zij zijn van dezelfde natuur
met de Vader als Christus is en wij zijn als de
Vader (zie Consubstantieel met de Vader
[081]).
Wij hebben de Heilige Geest en daarom zijn
wij van dezelfde natuur, consubstantieel. God
Page 11
vermenigvuldigt zichzelf en Hij heeft de
bedoeling dat Hij wordt geheel in allen
(Efeziërs 4:6; 1Korintiërs 15:28). Nu wij
geschapen zijn worden wij één van natuur met
de Vader. Hij verleent dit aan ons net als aan
alle zonen Gods. Per definitie verleent het
verblijf van de volheid van de Godheid in de
persoon de mogelijkheid om God in de zoon
te zijn. Zij zijn daarom van dezelfde natuur.
Het feit van het voortbrengen of scheppen
noodzaakt geen verschil in natuur. Nergens in
de Bijbel wordt gezegd dat zoiets het geval
zou moeten zijn.
Wij hebben allen deel aan de goddelijke
natuur (2Petrus 1:4). Dat feit betekent niet
automatisch een overdracht van eeuwigheid en
gezag. Bovendien betekent een eeuwigheid
overgedragen niet dat dezelfde medeeeuwigheid altijd heeft bestaan. Deze wordt
door God overgedragen maar bestond niet in
Christus of de Heerscharen sinds de oorsprong
of van den beginne. Daarom worden de
kenmerken van mede-eeuwigheid en medegelijkheid niet overgedragen op enig wezen
door deel te hebben aan de goddelijke natuur
en wezen van de Vader. Daarom is alleen God
onsterfelijk (1Timoteüs 6:16).
Te beweren dat Christus waarachtig God is, is
ketterij, die het eerste gebod breekt. Er is
slechts Eén Waarachtige God (Johannes 17:3;
1Johannes 5:20) en Jezus Christus is Zijn
zoon. Christus is niet Waarachtig God. Als hij
het toen per definitie zou zijn, dan zouden er
twee Waarachtige Goden zijn en zou dus het
Nieuwe Testament vals zijn. De bewering van
het bestaan van twee Waarachtige Goden
wordt door de Trinitariërs ontkent. De enige
mensen die zulke onbijbelse valse beweringen
doen zijn de groepen bekend als de Binitariërs
die in de logische val gelopen zijn, opgezet
door de Trinitariërs. Binitarisme is een late
dwaling. Het wordt meestal gevonden bij
mensen met een trinitarische achtergrond die
de drogreden van het Trinitarisme uit de
Bijbel zien, maar niet oneerbiedig willen
lijken volgens trinitarische termen door de
positie van Christus lijken te verkleinen. Deze
positie is natuurlijk onzin en gaat voorbij aan
de Schriften. Binitarisme is gewoon
Pagina 12
De godheid Christus [147]
polytheïstisch en daarom werd Trinitarisme
geleid om de scheiding van God en Christus in
de Godheid te ontkennen. Zij worden dus
verschillend
beschouwd,
maar
niet
gescheiden. Dit is in bijbels opzicht onzin. De
Bijbel is heel duidelijk dat er één Waarachtige
God is en dat Hij de God en Vader is van
Jezus Christus en de God en Vader van ons
allen (Johannes 20:17).
wet der vrijheid is (Jakobus 1:25), waardoor
wij geoordeeld worden (Jacobus 2:12).
Christus is niet gelijk aan de Vader (Matteüs
19:17; 20:23; Markus 13:32; Johannes 12:29;
14:28; 1Korintiërs; 11:3; 15:28).
Uit het bovenstaande met betrekking tot God,
Christus en de Heerscharen als zonen Gods, is
het niet moeilijk om de aspecten te zien van
schepping door machtiging naar de wil en
volgens het plan van de Vader. Uit deze
gedelegeerde macht schept Christus zoals wij
zien in Kolossenzen 1:16-18. Op deze manier
wordt Christus ook erfgenaam van de functies
die voorbereid zijn als zijn erfdeel, zoals wij
zien uit Jesaja 9:6. Christus kan ook een
eeuwige vader zijn omdat er vele geslachten
zijn in de hemel en op aarde (Efeziërs 3:14).
Het woord dat hier vertaald is met geslachten
is patria. Dus de titel vader, of het voor
gezinnen gaat of het huis Gods is een
gedelegeerde titel, die de uiteindelijke
verantwoordelijkheid aangeeft van de drager
van dit ambt.
Christus is niet mede-eeuwig met de Vader
(1Timoteüs 6:16). Alleen God bestaat buiten
de tijd, dat is vóór het begin, aangezien tijd
een verband is tussen twee of meer
voorwerpen.
Alleen God is alfa en omega, de eerste en de
laatste. Ik ben de alfa en de omega, zegt [de]
Here de God (Openbaring 1:8). Het bepalend
lidwoord is niet vertaald voor “God” in de
teksten.
Het bestaan van alfa en omega is als één die is
en die was en die komt. Hij is de Almachtige.
Hier spreekt God de Vader. Deze God gaf het
boek Openbaring aan Christus, zodat hij het
kon openbaren aan zijn dienstknechten.
Christus is dus niet alwetend, noch als mens
(Markus 13:32) noch als goddelijk wezen
(Openbaring 1:1)
Dus Gods kenmerken zijn door machtiging.
Toch zijn wij allen elohim, kinderen van de
Allerhoogste van ons ( uit Psalm 82:6 en de
Schrift kan niet gebroken worden (Johannes
10:34-35).
Christus en de elohim zijn ondergeschikt aan
God en handelen door machtiging. De
zogenaamde minderwaardigheid die aan deze
positie ontleend wordt door de Trinitariërs is,
zoals wij al gezien hebben, gekomen door de
noodzaak om Christus te verhogen, teneinde
de noodzaak om Gods wetten te houden, weg
te kunnen doen. Toch is zonde overtreding
van de wet (1Johannes 3:4), die de volmaakte
Het is ook een heel vreemde redenatie om te
opperen, dat een wezen zijn eigen
Hogepriester kon zijn, zoals dit noodzakelijk
is voor Trinitarisme. Een dergelijke ijdele en
foutieve redenering zou zo’n wezen uitsluiten
van de titel God.
Christus is de eerstgeborene van elk schepsel.
Om trachten te beweren dat dit dan niet
betekent dat hij geen schepsel was, is onzin in
het algemene taalgebruik. Dit is klassieke
trinitarische onsamenhangendheid.
Christus is de Messias uit het geslacht Juda en
erfgenaam van de beloften Gods. Hij is de
erfgenaam van de troon van David. David erft
niets van Christus. David is deel van het
geslachtsregister van Messias en met wie hij
mede-erfgenaam is, net als alle zonen Gods
door de opstanding uit de doden. Een
erfgenaam is alleen een proototokos of
eerstgeborene van een reeks, indien hij de
eerstgeborene is, en die plaats behoort
Christus toe, door zijn opstanding uit de dood
in kracht (Romeinen 1:4). Allen in de reeks
zijn erfgenamen in bijbelse bewoordingen,
zoals wij boven zien. God sprak tot ons door
Zijn zoon, die Hij aanstelde tot erfgenaam van
alles, maar wij zijn mede-erfgenamen zoals
De godheid Christus [147]
wij zien in de talrijke hierboven genoemde
teksten (zoals Romeinen 8:16-17 enzovoorts).
Gods kenmerken worden door God
overgedragen door Zijn wil. Christus heeft
deel aan de goddelijke natuur, net zoals wij.
Wij allen worden dus elohim of theoi of goden
en nog zijn wij niet mede-gelijk of medeeeuwig in een omgekeerde betekenis, zelfs al
is ons eeuwig leven gewaarborgd omdat wij
de Ene Waarachtige God kennen en Zijn zoon
Jezus Christus (Johannes 17:3). Ons is eeuwig
leven beloofd (1Timoteüs 6:19) als
erfgenamen overeenkomstig de hope des
eeuwigen levens (Titus 3:7).
Christus, die gehoorzaamheid geleerd heeft,
uit hetgeen hij heeft geleden, is, toen hij het
einde had bereikt, voor allen die hem
gehoorzamen, een oorzaak van eeuwig heil
geworden, en door God aangesproken als
Hogepriester naar de ordening van
Melchisedek (Hebreeën 5:8-10). Christus had
dus het doel bereikt en door zijn
gehoorzaamheid ons allen in staat gesteld om
eeuwig leven en verlossing te verkrijgen, maar
hij was niet zelf de bron van eeuwig leven.
Eeuwig leven is ons door God beloofd
(1Johannes 2:25). Alleen God is onsterfelijk.
God gaf ons de gave van eeuwig leven
(1Johannes 5:11-13). Dit is de Waarachtige
God en eeuwig leven (1Johannes 5:20).
Wij allen zijn gemaakt naar het beeld van
God; zowel de fysieke als geestelijke wezens
(Genesis 1:26-27). De Heilige Geest was de
ontbrekende dimensie die in de wereld
gebracht werd, zoals wij zagen in Johannes
1:9. Christus was dat licht niet noch was hij de
bron van dat licht. God is de bron des lichts en
het licht is de kracht Gods, die wij kennen als
de Heilige Geest. Christus, als het middel van
het eeuwigdurende behoud van God, was
voorzegd door de profeten (Jeremia 23:5, 6;
Jesaja 43,11; als Lukas 2:11; Jesaja 45:15-24).
God verhoogde Christus, zoals wij gezien
hebben, door zijn gehoorzaamheid zichzelf
vernederend tot in de dood, door een naam en
gezag aan hem toe te kennen die boven iedere
naam is (Filippenzen 2:5-11). Dus het recht
van de Vader om macht toe te kennen is
Page 13
onweerlegbaar. Om gelijkheid aan deze tekst
te ontlenen is geheel onjuist. Christus heeft op
geen enkel moment in zijn leven gezegd, dat
hij God was en verwees in feite alleen naar de
Vader als God. Johannes en Paulus waren
onvermurwbaar dat niemand God gezien had,
zelfs toen Jezus gezien en gehoord was door
duizenden.
Hij is gekomen in de naam zijns Vaders en zij
hebben hem niet aangenomen (Johannes
5:43). Hij was de profeet voorzegd door
Mozes:
Deuteronomium 18:18-19 18 een profeet zal Ik hun
verwekken uit het midden van hun broederen, zoals
gij zijt; Ik zal mijn woorden in zijn mond leggen, en
hij zal alles tot hen zeggen, wat Ik hem gebied. 19
De man, die niet luistert naar de woorden welke hij
in mijn naam spreken zal, van die zal Ik rekenschap
vragen. (NBG)
De Messias spreekt in Gods naam, maar hij is
niet God. Hij is een elohim, één der zonen
Gods, maar hij is Eloah niet, die de God is (ho
Theos), die God de Vader in het Nieuwe
Testament is. Christus was getrouw aan Hem,
Die hem gemaakt had (letterlijk: getrouw
zijnde tot de [Eén] makende hem deze
Hebreeën 3:2; Greens Interlinear; poièsanti
vertaald aangesteld door Trinitariers). Poieoo
of bouwen, maken is de betekenis waarin dit
begrepen werd en gedebatteerd werd op het
concilie van Nicea.
Het trinitarische geloof, zoals weergegeven in
geloofsbelijdenissen als die van Nicea, is
tegengesteld aan de leerstellingen van het
geloof, zoals deze door de Bijbel overgebracht
zijn.
De geschiedenis van de concilies van Nicea,
Constantinopel en Chalcedon en de daaruit
volgende geloofsbelijdenissen zal
het
onderwerp zijn in toekomstige artikelen.
De geloofsbelijdenis van Nicea tracht een
reeks valse beweringen te leren die door de
Bijbel ontkend worden. In wezen tracht men
te bewijzen dat Christus de enige zoon van
God is, terwijl dit vals is, zoals wij gezien
hebben. De beweringen betreffende Christus,
dat hij van dezelfde substantie is als de Vader
Pagina 14
tracht opnieuw Christus te onderscheiden van
alle andere wezens. Het tracht ook te beweren,
dat hij een waarachtige God is, en dat is een
schandelijke godslastering volgens de
hierboven aangehaalde teksten. Christus is een
steen des aanstoots en een rots der ergernis.
Trinitariërs begrijpen profetie en offer niet.
Christus is:
de steen is geworden tot een hoeksteen en een steen
des aanstoots en een rots der ergernis, 8 voor hen,
die zich daaraan, in hun ongehoorzaamheid aan het
woord, stoten, waartoe zij ook bestemd zijn. 9 Gij
echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk
priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten
eigendom, om de grote daden te verkondigen van
Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn
wonderbaar licht, 10 u, eens niet zijn volk, nu echter
Gods volk, eens zonder ontferming, nu in zijn
ontferming aangenomen. (1Petrus 2:7b-10). (NBG)
De godheid Christus [147]
Er is slecht Eén Waarachtige God (Johannes
17:3; 1Johannes 5:20) die de God en Vader is
van Jezus Christus en de God en Vader van
ons allen (Johannes 20:17). Niemand heeft
God ooit gezien, noch Zijn stem gehoord,
noch kan Hem ooit zien. Hij verblijft in een
ontoegankelijk licht en alleen deze God is
onsterfelijk (1Timoteüs 6:16). Hij verleent aan
allen die Hem gehoorzamen de mogelijkheid
om zonen Gods te worden (Romeinen 8:14;
Galaten 4:5-6; Hebreeën 2:19; 1Johannes 3:12; zie Hebreeën 5:9) en dus elohim (Zacharia
12:8) of theoi. Daarom is God Eén.

Download