Uit Bulletin Medezeggenschap nr

advertisement
Uit Bulletin Medezeggenschap nr. 2, mei 2004
Arbeidsinspectie: vriend of vijand?
“De arbo is langs geweest” is een veelgehoorde uitspraak van mr-leden die zich op een
arbo-cursus tot de cursusleider wenden, of die een concrete vraag stellen aan een
medewerker van het IAC enige tijd bezig houden. Meestal is het bij betrokkene niet of
nauwelijks duidelijk wie er nu precies op bezoek is geweest. Bij enig doorvagen blijkt
het steeds te gaan om iemand van de arbodienst waarbij de werkgever is aangesloten, of
om een inspecteur van de arbeidsinspectie. Een wezenlijk verschil. Maar hoe? Tijd om
eens stil te staan bij de relatie tussen de mr en de arbeidsinspectie.
Het grote verschil
De positie van de mr is duidelijk. Samen met het bevoegd gezag (het schoolbestuur, de
werkgever – de termen kunnen voor elkaar worden ingewisseld) is de mr betrokken bij het
opzetten en uitvoeren van het beleid met betrekking tot de arbeidsomstandigheden. Dat is een
zeer veel omvattend beleid op het gebied veiligheid, de gezondheid en het welzijn van
personeel en leerlingen. Het beleid start, zoals u inmiddels ongetwijfeld weet, met een
uitvoerige inventarisatie en analyse van de eventuele risico’s, en met het opstellen van een
Plan van Aanpak in dit kader.
Vanwege dat grote speelterrein, de technische ontwikkelingen rond risico’s en de materialen
gaat de wetgever ervan uit, dat een werkgever dit niet alleen kan. Hij is wettelijk verplicht om
daarbij de hulp in te roepen van een deskundige dienst: de arbodienst. Die hulp is niet gratis:
voor de diensten van een arbodienst moet worden betaald. In een contract bepalen werkgever
en arbodienst op welke wijze aan de dienstverlening vorm wordt gegeven. De arbodienst is
dus een “vriend”.
Is er eenmaal een beleid geformuleerd en wordt hieraan uitvoering gegeven, dan kan het
desondanks toch wel eens mis gaan. Bewust of onbewust laten personen steekjes vallen, of er
vinden calamiteiten plaats. In die gevallen treedt de arbeidsinspectie op – vaak met de
dreiging van boetes. De arbeidsinspectie wordt vaak gezien als de boeman.
Ten onrechte.
De wettelijke positie van de mr
De Wet medezeggenschap onderwijs 1992 (WMO) kent twee artikelen waarin sprake is van
de arbeidsomstandigheden: artikel 6 onder f en artikel 15, de leden 3 en 6.
In het eerste artikel staat vermeld, dat de (hele) mr instemmingsrecht heeft met betrekking tot
de vaststelling of wijziging van regels op het gebied van de arbeidsomstandigheden. Dit is een
zeer ruime bevoegdheid, waar in blad reeds meermalen aandacht aan is besteed. Ook de keuze
van de arbodienst en het pakket aan dienstverlening dat wordt afgenomen van deze dienst valt
onder dit instemmingsrecht.
In artikel 15 bepaalt de wet alle mogelijke zaken over de inhoud van het
medezeggenschapsreglement. Het artikel maakt het mogelijk, dat aan de personeelsgeleding,
dus aan de pmr, nog meer bevoegdheden op het gebied van de arbo dan al in de wet staan
kunnen worden toegekend. Het rare is, dat de feitelijk genoemde bevoegdheden erg beperkt
zijn; het gaat om bevoegdheden welke de mr sowieso al heeft op grond van de Arbowet en het
Arbobesluit. Onduidelijkheid alom.
De in 1998 vernieuwde Arbowet en het daarop gebaseerde Arbobesluit kent diverse
bevoegdheden toe aan de ondernemingsraad. Het onderwijs loopt hier met zijn WMO continu
achter. Er is echter een kleine maar in dit kader erg belangrijke uitzondering: in het
Arbobesluit is bepaald, dat de bevoegdheden van de ondernemingsraad van artikel 12 van de
wet ook toekomen aan de mr, en dit zijn – vertaald naar het onderwijs - de volgende regels:
•
De werkgever zendt aan de medezeggenschapsraad afschrift van de risicoinventarisatie en –evaluatie, de RI&E.
•
Aan de leden van de medezeggenschapsraad wordt in verband met hun taak in het
kader van de arbeidsomstandigheden:
•
de mogelijkheid geboden zich met de ambtenaren van de arbeidsinspectie of
andere diensten, tijdens hun bezoek aan het bedrijf of de inrichting buiten
tegenwoordigheid van anderen te onderhouden;
•
de mogelijkheid geboden deze ambtenaren tijdens hun bezoek aan het bedrijf of
de inrichting te vergezellen, behoudens voor zover deze te kennen geven dat
daartegen vanwege een goede uitoefening van hun taak bezwaren bestaan.
Die eerste bepaling, dat de mr een afschrift moet krijgen van de eigen werkgever, of van de
arbodienst, wordt meestal wel nageleefd. Al was het maar omdat de mr recht heeft op alle
relevante informatie, zoals dat beschreven staat in de WMO artikel 5.
De tweede bepaling, de mogelijkheid van het zogenaamde vergezelrecht, wordt lang niet
altijd gerealiseerd. Voor een deel heeft dat te maken met onbekendheid – hoewel? Na tien
jaar?
Voor een ander deel met de gemakzucht van veel leerkrachten: ik ga liever lesgeven. Of “ik
kan niet weg”.
De positie van de arbeidsinspectie
De arbeidsinspectie heeft onder meer tot taak om de uitvoering van de wetgeving op het
gebied van de arbeidsbescherming te handhaven. Gedacht moet worden aan de
Arbeidstijdenwet en de Arbowet. Daarnaast houden de ambtenaren van deze inspectiedienst
zich bezig met ondermeer de Wet arbeid vreemdelingen, de Wet Samen (Stimulering
arbeidsdeelname minderheden), de WAADI (Wet allocatie arbeidskrachten door
intermediairs, de wet waarin uitzendarbeid wordt gereguleerd), en diverse andere taken op een
breed gebied.
Voorts onderzoekt men op basis van een periodiek onderzoek in de sector, of naar aanleiding
van een individuele klacht mistoestanden op het gebied van de arbeidsomstandigheden en
leiden meldingen van ernstige arbeidsongevallen altijd tot een uitgebreid onderzoek, wat
meestal de pers haalt.
In 2002 heeft men zo bij wijze van project de technieklokalen in het VO onderzocht, en in
2003 is er onderzoek gedaan naar de werkdruk in het onderwijs. De nog vers in het geheugen
liggende moord op een werknemer bij het Terra College heeft ook tot een specifiek onderzoek
geleid.
In de meeste gevallen wordt de mr door de arbeidsinspectie vooraf geïnformeerd over een
komend bezoek - lees een inspectie - , waarbij dan tevens geattendeerd wordt op de
mogelijkheden van het hierboven reeds vermelde vergezelrecht. Het zal duidelijk zijn, dat het
in het belang is van de werknemers (en ook de leerlingen), dat de inspecteur een reëel beeld
krijgt van de feitelijke situatie op het gebied van de arbo. Maar als de inspecteur langs komt
dan blijken er vaak ‘bezwaren’ te zijn tegen de uitoefening van dit recht. Veelal is men dan
ineens van mening is dat alles, inclusief de eigen belangen volkomen ondergeschikt zijn aan
het primaire proces. Deze opvatting, dat het onderwijs altijd voorrang heeft, heeft op deze
wijze wel een erg selectieve toepassing. Hoeveel leerkrachten zouden vrijwillig salaris willen
inleveren ten gunste van het aantrekken van een nieuwe leerkracht – om maar eens iets anders
te noemen?
Vaak is de aanwezigheid van een mr en het functioneren van de medezeggenschap (en
daarmee van de wettelijk voorgeschreven samenwerking van werkgever en werknemers) als
zodanig zelfs onderwerp van onderzoek door de inspecteurs.
De arbeidsinspectie is in veel gevallen de enige weg die een mr kan bewandelen om
mistoestanden aan de kaak te stellen, wanneer men er intern niet uitkomt. Waarschijnlijk is
dat ook de reden van de onduidelijke formulering van het hierboven reeds besproken artikel
15 van de WMO. Het onderwijs ziet een klacht bij een externe instantie die daarna ook kan
ingrijpen in het arbeidsproces, toch snel als een aantasting van de eigen autonomie.
Eventuele klachten kunnen schriftelijk of telefonisch worden ingediend bij een van de zes
regionale kantoren van de arbeidsinspectie. U kunt alle gegevens vinden op de internetsite van
de arbeidsinspectie: www.arbeidsinspectie.nl
Uit voorlichtingsinformatie van de arbeidsinspectie:
Voor u is het indienen van een klacht vaak de laatste mogelijkheid om uw
arbeidssituatie of die van degene voor wie u de klacht meldt, te verbeteren. U
loopt daarbij het risico dat de onderlinge verhoudingen in de school
verslechteren. De Arbeidsinspectie is zich hier terdege van bewust. U mag
daarom verwachten dat uw klacht zorgvuldig wordt behandeld.
Bij een onderzoek houdt de Arbeidsinspectie het feit dat u een klacht heeft
ingediend uiteraard voor zich. Zij zal uw werkgever beslist niet vertellen dat er
sprake is van een klacht. Dit wordt in de regel bereikt door het onderzoek
breder te laten zijn dan alleen het onderzoek naar de gemelde klacht.
Maar het kan gebeuren dat het voor de Arbeidsinspectie toch niet mogelijk lijkt
een onderzoek uit te voeren zonder dat de werkgever vermoedt dat u een klacht
heeft ingediend. Dit wordt dan aan u medegedeeld, zodat in overleg de beste
wijze van klachtbehandeling kan worden vastgesteld. Indien u er geen bezwaar
tegen heeft dat u eventueel als indiener van een klacht bij uw werkgever
bekend wordt, dan zal u gevraagd worden dit schriftelijk te bevestigen. Als u
dit om de een of andere reden niet wenst dan kan dit betekenen dat uw klacht
alleen geregistreerd wordt en er vooralsnog geen onderzoek wordt ingesteld.
Als de arbeidsinspectie zaken constateert die niet in orde zijn, dan zal over het verbeteren
hiervan met de werkgever een afspraak worden gemaakt. De ambtenaar kan ook zonder meer
een eis tot naleving stellen, of een boete opleggen – die fors kan uitvallen.
Wat het rookverbod op de school betreft handhaaft niet de arbeidsinspectie de wet, i.c. de
Tabakswet, maar een andere overheidsdienst de wet: de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA).
Deze dienst heeft een eigen klachtenlijn (0800-0488), en u centraal een klacht indienen op de
site www.rokenendewet.nl
Tot slot
De arbodienst is een ‘vriend’ schreven we hiervoor. Maar door het gegeven dat deze dienst
wordt betaald door de werkgever is deze niet onafhankelijk. De vraag kan dan ook gesteld
worden: voor wie is deze dienst een vriend?
Anderzijds: als het er echt op aankomt, kan de arbeidsinspectie echt ingrijpen bij
ontoelaatbare arbeidsomstandigheden. Commerciële belangen spelen bij deze ambtenaren
geen rol. Misschien moeten we wel blij zijn als de Arbeidsinspectie weer eens langs is
geweest.
Download