Snelstartgids 00825-0111-4030, Rev BB juni 2013 Rosemount 2120 complete trilvorkniveauschakelaar voor vloeistoffen Snelstartgids juni 2013 MEDEDELING Deze installatiegids bevat beknopte richtlijnen voor de Rosemount 2120. Er staan geen gedetailleerde instructies in voor configuratie, diagnostiek, onderhoud, probleemoplossing of installatie. Raadpleeg de naslaghandleiding van de Rosemount 2120 (publicatienummer 00809-0100-4030) voor verdere instructies. Deze handleidingen zijn op www.rosemount.com ook in digitale vorm beschikbaar. WAARSCHUWING Als u deze installatierichtlijnen niet opvolgt, kan ernstig of dodelijk letsel het gevolg zijn De Rosemount 2120 is een vloeistofniveauschakelaar. Hij mag uitsluitend worden geïnstalleerd en aangesloten, gebruiksklaar gemaakt, gebruikt en onderhouden door daartoe opgeleid personeel dat daarbij de eventueel geldende landelijke en plaatselijke voorschriften in acht neemt Zorg dat de bedrading geschikt is voor de elektrische stroom en dat de isolatie geschikt is voor de spanning, temperatuur en omgeving Gebruik de apparatuur uitsluitend volgens de specificaties. Als u dit niet doet, zal de apparatuur mogelijk minder bescherming bieden Vervanging door niet-erkende onderdelen kan veiligheidsrisico’s opleveren en is onder geen beding toegestaan Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken Bij installatie van de 2120 in een explosiegevaarlijke omgeving moeten de geldende plaatselijke, landelijke en internationale normen, voorschriften en procedures worden gevolgd. Raadpleeg de paragraaf Productcertificering voor eventuele beperkingen in verband met veilige installatie Controleer of de bedrijfsatmosfeer van de 2120 overeenstemt met de bijbehorende certificaten voor explosiegevaarlijke locaties De buitenkant kan heet worden Wees voorzichtig om brandwonden te voorkomen Proceslekken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken Monteer de procesaansluitingen en haal ze aan voordat u druk aanlegt Draai de procesaansluitingen niet los en verwijder ze niet terwijl de 2120 in gebruik is Elektrische schokken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken Als de vloeistofniveauschakelaar in een omgeving met hoge spanning is geïnstalleerd en zich een storing of installatiefout voordoet, kan er hoge spanning op de draden en de aansluitklemmen staan Wees uitermate voorzichtig wanneer u de draden en aansluitklemmen aanraakt Zorg dat er geen stroom op de 2120 staat bij het maken van aansluitingen 2 Snelstartgids juni 2013 Overzicht van de Rosemount 2120 De Rosemount 2120 is een niveauschakelaar voor vloeistoffen. Dankzij de trilvorktechnologie is de 2120 geschikt voor vrijwel alle vloeistoftoepassingen. Het ontwerp van de Rosemount 2120 is gebaseerd op het principe van een trilvork. Een piëzo-elektrisch kristal doet de vorken trillen met hun natuurlijke frequentie (~1400 Hz). Deze frequentie wordt continu bewaakt op veranderingen. De frequentie van de trilvorksensor verandert afhankelijk van het medium waarin hij is ondergedompeld. Hoe dichter de vloeistof, hoe lager de frequentie. Bij gebruik voor een alarm van laag niveau vloeit de vloeistof in de tank of de buizen over de vork omlaag, waardoor de natuurlijke frequentie verandert. Dit wordt waargenomen door de elektronica en de uitgangstoestand verandert in “droog”. Als de 2120-schakelaar wordt gebruikt voor een alarm voor hoog niveau stijgt de vloeistof in de tank of de buis waardoor deze vloeistof contact maakt met de vork en de uitgangstoestand wordt gewijzigd in “nat”. De 2120 is uitgerust met een “hartslaglampje” dat de bedrijfstoestand ervan aangeeft. Het lampje knippert als de uitgang van de schakelaar “uit” is en brandt onafgebroken bij “aan”. Afbeelding 1. Kenmerken van de Rosemount 2120 A J B C D I E H F G A. Zichtbaar hartslaglampje B. Modusschakelaar, instelbare vertraging C. Behuizingen van met glas gevuld nylon, aluminium of 316 SST D. Magnetisch testpunt E. Schroef-, flens- of hygiënische aansluitingen F. “Fast drip”-vorkontwerp G. Nat materiaal van 316/316L SST, vaste legering C en legering C-276 of met ECTFE/PFA gecoat 316/316L SST H. Lengte korte vork of verlengstukken van maximaal 4 m (157.5 inch) I. Twee kabel (buis) openingen J. Elektronica: directe belasting, relais DPCO, PLC/PNP, NAMUR of 8/16 mA 3 juni 2013 Snelstartgids Algemene overwegingen Wees uiterst voorzichtig bij de hantering van de Rosemount 2120. Gebruik beide handen om de versies met verlengstukken te dragen. Pak de 2120 niet beet bij de vorken Breng onder geen enkel beding wijzigingen aan de 2120 aan Afbeelding 2. Hanteren van de Rosemount 2120 OK OK OK OK De 2120 is verkrijgbaar in intrinsiek veilige of explosieveilige/drukvaste versies voor installatie in een gevaarlijke omgeving (zie pagina 17 voor goedkeuringen) Er zijn versies van de 2120 voor gewone locaties, voor ongeclassificeerde, veilige omgevingen Deze vloeistofniveauschakelaar is ontworpen voor installatie in open of gesloten tanks en buizen. De schakelaar is weerbestendig en beschermd tegen stof, maar moet wel worden beschermd tegen overstroming (Afbeelding 3) De 2120 werkt binnen een procestemperatuurbereik van —40 tot 150 °C (—40 tot 302 °F) Afbeelding 3. Aandachtspunten met betrekking tot het milieu OK OK 4 OK OK Zorg voor voldoende ruimte buiten de tank of leiding. Voor het verwijderen van het deksel is een ruimte van 30 mm (1.2 inch) nodig Zorg altijd voor een goede afdichting door het deksel van de elektronicabehuizing zo te installeren dat metaal contact maakt met metaal, of kunststof contact maakt met kunststof. Gebruik O-ringen van Rosemount Zorg altijd dat de behuizing geaard is volgens de nationale en plaatselijke wetgeving inzake elektriciteit. De effectiefste aardingsmethode is een directe verbinding met de aarde (massa) met minimale impedantie. Gebruik de aarde van de vork voor metalen behuizingen met NPT-doorvoerbuisingangen Snelstartgids juni 2013 Aanbevelingen voor installatie Niet installeren in de buurt van een vloeistof die de tank bij het vulpunt binnenkomt Voorkom ernstig morsen op de vorken Door de vertraging te vergroten, helpt u onbedoeld schakelen verminderen Niet installeren nabij warmtebronnen Zorg ervoor dat de vork niet in contact komt met de tankwand, de buiswand of de fittingen Zorg voor voldoende afstand tussen productafzettingen op de tankwand en de vork Afbeelding 4. Voorkom productafzettingen rond de vorken OK OK Stap 1: Fysieke installatie 1. Installeer de 2120 volgens de standaardinstallatieprocedures en zorg dat de vork correct wordt uitgelijnd met behulp van de uitlijningsinkeping of -groef (Afbeelding 6). 2. Gebruik steunen voor verlengde vorklengten van meer dan 1 m (3.2 ft) (Afbeelding 5). Zie voor de vereisten voor GL-goedkeuring naslaghandleiding 00809-0100-4030. 3. Sluit het deksel van de behuizing en zet het vast volgens de veiligheidsspecificaties. Zorg altijd voor een goede afdichting zodat metaal tegen metaal zit of plastic tegen plastic, maar draai de verbindingen niet te strak aan. 4. Isoleer de 2120 met Rockwool. Zie Afbeelding 7 voor de benodigde vrije ruimte. Afbeelding 5. Benodigde steunen voor een verlengde vork (standaard) Max. 1 m (3.2 ft) 1m 1m (3.2 ft) (3.2 ft) Max. 1m (3.2 ft) 1m (3.2 ft) 1m (3.2 ft) 5 juni 2013 Snelstartgids Afbeelding 6. Voorbeeldinstallaties Installatie 2120 met schroefdraad A B C D Installatie 2120 met flens E A. PTFE voor NPT- en BSPT (R)-schroefdraad B. Pakking voor BSPP (G)-schroefdraad C. Groef voor vorkuitlijning D. Inkeping voor vorkuitlijning E. Inkeping voor vorkuitlijning 6 D Snelstartgids juni 2013 Afbeelding 7. Isolatie A A B C A. 100 mm (3.9 inch) vrije ruimte rondom B. 150 mm (5.9 inch) C. Rockwool 7 juni 2013 Snelstartgids Stap 2: Elektrische installatie Controleer voor gebruik of er geschikte kabelwartels en afdichtpluggen zijn aangebracht en stevig zijn bevestigd. Isoleer de voeding voordat u de schakelaar aansluit of de elektronica verwijdert. De aansluitklem van de functionele aarde moet worden aangesloten op een extern aardingssysteem. Elektronicacassette met directe-belastingsschakeling (tweedraads, rood label) OPERATION MODE Dry On Mode Dry Wet LOAD LINE Dry Wet 1 2 Wet On Mode 3 Dry On Wet On 0.3 1 0.3 1 3 3 10 10 30 30 Seconds Delay Direct Load Switching WARNING Isolate Supply Before Removing belasting (moet zijn aangebracht) Zekering Fuse 2A(T) R = externe R = External load (must be fitted ) 2A(T) U = 20–264 V~ (wisselspanning) (50/60 Hz) U = 20 264 V ~ (ac) (50/60Hz ) DPST DPST IUIT I<OFF 4 mA < 4 mA Opmerking: De weerIL IL = I20–500 500 mA L = 20 - mA gegeven waarden zijn SpanNul I PK I PK = 5 A, 40 ms (inschakelstroom) = 5 A, 40 ms (inrush) NeutralningvoeLive nominaal; volledige R PE PE (aarde) (Ground) = belasting uit rend 0V 0V = belasting aan — = 20 V- 60 (dc) ... V(gelijkspanning) U=U 20–60 < 4 mA IUIT I<OFF 4 mA IL = 20 - 500 mA IL = 20–500 mA IPK = 5 A, 40 ms (inrush) IPK = 5 A, 40 ms (inschakelstroom) +V +V Hoog niveau droog = AAN Dry On Hoog niveau nat = AAN Dry On Wet On 0.3 1 0.3 1 3 3 3 3 10 10 30 10 10 30 30 U 12V Fuse Zekering 2A(T) 2A(T) DPST DPST Lampje brandt continu 8 <4mA IL U Zekering Fuse 2A(T) 2A(T) DPST L L +V 0.3 1 Seconds Delay Seconds Delay NN 0V 0V Wet On 0.3 1 30 IL gegevens vindt u in de naslaghandleiding van de 2120, 00809-0100-4030 12V Zekering Fuse 2A(T) 2A(T) Lampje knippert elke seconde N N 0V 0V Zekering Fuse 2A(T) 2A(T) DPST DPST L L +V +V <4mA IL DPST DPST DPST N N 0V 0V IL L L +V +V Lampje brandt continu N N 0V 0V L L +V +V Lampje knippert elke seconde Snelstartgids juni 2013 PNP/PLC-elektronicacassette (geel etiket) PLC/PNP OPERATION MODE - OUT + Dry On Mode Dry Wet Dry Wet 2 Wet On 0.3 1 Isolate Supply Before Removing 0.3 1 3 3 10 10 30 30 Seconds Delay — (gelijkspanning) U =U20–60 mA= 0–500 mA IL (MAX) = 0 -I500 L (MAX) = 20 - V60... V (dc) I < 4 mA + IL IPK = 5 A, 40 ms (inschakelstroom) I < 4 mA + I L IPK = 5 A, 40 ms (inrush) UOUT(AAN) = U – 2,5 V UOUT(ON) = UIL- (UIT) 2.5 V< 100 μA 2A(T) PE PE (aarde) (Ground) Wet On Mode 4 3 Zekering Fuse 2A(T) 1 Dry On IL (OFF) < 100A +V O/P O/P 0V Opmerking: De weergegeven waarden zijn nominaal; volledige gegevens vindt u in de naslaghandleiding van de 2120, 00809-0100-4030 Hoog niveau droog = AAN Dry On 0.3 1 Hoog niveau nat = AAN Dry On Wet On 0.3 1 0.3 1 3 3 3 3 10 30 10 10 30 30 Seconds Delay Seconds Delay - PLC (positieve ingang) U + PNP dc + + U + R IL + Lampje brandt continu IL Fuse Zekering 1A(T) 1A(T) PLC - UIT OUT + U R <3V < 100 A + Lampje knippert elke seconde I/P PLC - UIT OUT IL + I/P PLC - UIT OUT <100 A IL I/P PLC Zekering Fuse 1A(T) 1A(T) U - UIT OUT R <3V R Fuse Zekering 1A(T) 1A(T) - UIT OUT + <3V IL I/P - UIT OUT + <100 A IL + - UIT OUT + <3V + 0.3 1 10 30 OUT + UIT Wet On IL + Lampje brandt continu IL Fuse Zekering 1A(T) 1A(T) < 100 A + Lampje knippert elke seconde 9 juni 2013 Snelstartgids Elektronicacassette relaisuitgang (DPCO, groen etiket, standaardversie) OPERATION MODE Warning Isolate Supply Before Removing Seconds Delay Dry On Dry On Wet On Dry L 0.3 1 3 10 0.3 Wet 1 NC C NO NC C NO 4 5 6 7 8 9 NC C NO NC C NO RELAY N 3 10 Dry 30 Wet 30 Wet On 1 2 3 Zekering 0,5 (T) Fuse 0.5 (T) PE PE (aarde) (Ground) Resistive Load Inductive Load Weerstandsbelasting cos φ = 1 ; cos φ = 0.4 ; cos φ = =1;7 ms L/R = 0 ms L/R L/R = 0 ms IMAX = 3.5 A IMAX = 5 A DPST DPST N N ac U==20...264 20–264V V~ (wisselspanning) Span- U ~ (ac) Live UMAX = 250 V ningvoe(50/60 (50/60 Hz)Hz) rend PMAX = 1250 VA dc UMAX = 30 V II << 66mA mA 0V 0V +V +V U = 20...60 V (dc) ... (gelijkspanning) V— IU< =6 20–60 mA PMAX = 240 W I < 6 mA Hoog niveau droog = AAN Dry On IMAX = 5 A ac Wisselspanning UMAX = 250 V UMAX = =250 PMAX 875VVA PMAX dc = 1250 VA UMAX = 30 V Gelijkspanning PMAX UMAX == 30170 VW PMAX = 240 W Hoog niveau nat = AAN Dry On Wet On 0.3 1 0.3 1 3 3 3 3 10 10 30 10 10 30 30 C NO NC C NO Lampje brandt continu 10 NC 0.3 1 Seconds Delay Seconds Delay NC Wet On 0.3 1 30 Inductieve belasting cos φ = 0,4; L/R = 7 ms IMAX = 3,5 A Wisselspanning UMAX = 250 V PMAX = 875 VA Gelijkspanning UMAX = 30 V PMAX = 170 W C NO NC C NO Lampje knippert elke seconde NC C NO NC C NO Lampje brandt continu NC C NO NC C NO Lampje knippert elke seconde Snelstartgids juni 2013 Elektronicacassette relaisuitgang (DPCO, groen etiket, versie 12 V d.c. nominaal) 12 VDC NOM. Isolate Supply Before Removing OPERATION MODE Seconds Delay Dry On Dry On Wet On Dry 0.3 1 NC C NO 4 5 6 7 8 9 NC C NO NC C NO NC C NO 0.3 Wet 1 3 10 RELAY + 3 10 Dry 30 Wet 30 Wet On 1 2 3 PE PE (Ground) (aarde) Zekering 0,5 (T) Fuse 0.5 (T) Resistive Load Inductive Load Weerstandsbelasting cos φ = 1 ; cos φ = 0.4 ; L/R = 0 ms cos φ L/R = 1;= 7 ms IMAX = 2 A L/R = 0IMAX ms = 1 A DPST DPST ac: UMAX = 125 V 0V 0V Inductieve belasting cos φ = 0,4; L/R = 7 ms IMAX =ac: 2A U IMAX = 1 A = 125 V MAX wisselspanning: PMAX = 37.5 VA PMAX = 62.5 VA ...(dc) U 9...30VV — (gelijkspanning) U= = 9...30 UMAX dc: = 125 V dc: II << 44 mA mA PMAX U = 62,5 VAV = 30 UMAX = 30 V MAX PMAX = 30 W PMAX = 60 W gelijkspanning: +V +V wisselspanning: UMAX = 125 V PMAX = 37,5 VA gelijkspanning: UMAX = 30 V PMAX = 60 W Hoog niveau droog = AAN Dry On 0.3 1 Laag niveau nat = AAN Dry On Wet On 0.3 1 0.3 1 NO NC C 0.3 1 3 3 3 3 10 30 10 10 30 30 Seconds Delay Seconds Delay C Wet On 10 30 NC UMAX = 30 V PMAX = 30 W NO Lampje brandt continu NC C NO NC C NO Lampje knippert elke seconde NC C NO NC C NO Lampje brandt continu NC C NO NC C NO Lampje knippert elke seconde 11 juni 2013 Snelstartgids NAMUR-elektronicacassette (lichtblauw label) OPERATION MODE - Dry On Mode Dry Wet + 8V dc Dry Wet 1 2 Wet On Mode Dry On Wet On 0.3 1 0.3 1 3 3 10 30 10 30 EN 50227 / NAMUR Seconds Delay ION = 2.2 ... 2.5 mA mA IAAN = 2,2 ... 2,5 Ex IUIT= =0.8 0,8... ... IOFF 1.01,0 mAmA - + gecertificeerde, intrinsiek veilige, isolerende AEen certified intrinsically safe versterker conform 60947-5-6 isolating amplifier to IECIEC 60947-5-6 Ex Hoog niveau droog = AAN Dry On Hoog niveau nat = AAN Dry On Wet On 0.3 1 0.3 1 0.3 1 3 3 3 3 10 10 30 10 10 30 30 30 + >2.2 mA >2,2 mA Lampje brandt continu 0.3 1 Seconds Delay Seconds Delay - Wet On - + <1,0 <1.0mA mA Lampje knippert elke seconde - + >2.2 mA >2,2 mA Lampje brandt continu - + <1,0 <1.0mA mA Lampje knippert elke seconde Opmerking 12 Deze cassette is geschikt voor intrinsiek veilige toepassingen en vereist een isolerende barrière. Zie “Productcertificeringen” op pagina 17 voor goedkeuringen voor intrinsieke veiligheid Deze elektronicacassette is ook geschikt voor toepassingen in niet-explosiegevaarlijke (veilige) omgevingen. Hij is alleen uitwisselbaar met de cassette van 8/16 mA 8 V gelijkspanning niet overschrijden Snelstartgids juni 2013 Elektronicacassette van 8/16 mA (donkerblauw label) OPERATION MODE Dry On Mode Dry Wet + Wet Dry 1 2 Earth Massa (aarde) (Ground) Ex - Ex Wet On Mode 3 Dry On 0.3 1 0.3 1 3 3 10 10 30 30 8/16 mA Wet On Seconds Delay 15 ... . ..17 17mA mA ON = IIAAN = 15 IIUIT = 7,5 ... 8,5 mA OFF = 7.5 … 8.5 mA Vdc Nominal nominaal = 24 UU = 24 V gelijkspanning + Om te voldoen aan de vereisten voor intrinsieke veiligheid A certified intrinsically safe barrier moet een intrinsiek veilige barrière worden gebruikt must be used to meet IS requirements - + 4-20invoer mA Analog InputmA GeeftDrives analoge van 4–20 Hoog niveau droog = AAN Dry On Hoog niveau nat = AAN Dry On Wet On Wet On 0.3 1 0.3 1 0.3 1 3 3 3 3 10 10 30 10 10 30 30 30 Seconds Delay Seconds Delay + > 15mA mA >15 Lampje brandt continu 0.3 1 + <<8,5 8.5 mA mA Lampje knippert elke seconde + >15 > 15mA mA Lampje brandt continu + <8,5 < 8.5mA mA Lampje knippert elke seconde Opmerking Deze cassette is geschikt voor intrinsiek veilige toepassingen en vereist een isolerende barrière. Zie “Productcertificeringen” op pagina 17 voor goedkeuringen voor intrinsieke veiligheid Deze cassette is ook geschikt voor toepassingen in niet-explosiegevaarlijke (veilige) omgevingen. Hij is alleen uitwisselbaar met een NAMUR-cassette 13 juni 2013 Snelstartgids Stap 3: Modusschakelaar en schakelvertraging instellen 1. Selecteer de modus “Dry on” (droog aan) of “Wet on” (nat aan). 2. Selecteer 0,3 sec, 1 sec, 3 sec, 10 sec of 30 sec als vertraging voordat de uitgangstoestand wordt gewijzigd. Opmerking Wanneer de modus of vertraging wordt gewijzigd, geldt een vertraging van vijf seconden De kleine uitsparing in de draaischakelaar wijst naar de vertraging en modus De aanbevolen installatie voor een alarm bij een hoog niveau is “Dry on” (droog aan) en voor een alarm bij een laag niveau “Wet on” (nat aan). Niet installeren in de toestand “normaal” Afbeelding 8. Bovenaanzicht van een voorbeeldcassette in de behuizing A B PLC/PNP OPERATION MODE + OUT - Dry On Mode Dry Wet Dry Wet 1 2 3 4 Wet On Mode Dry On 0.3 1 Wet On 0.3 1 3 3 10 10 30 30 Isolate Supply Before Removing Seconds Delay A. Lampje B. Modusschakelaar en vertraging Signalering door het lampje Wanneer het lampje rood is en knippert, geeft dit aan dat de 2120 mogelijk ongekalibreerd is, met succes gekalibreerd is, een probleem met de elektrische belasting heeft, of dat de interne printplaat een storing heeft. Zie Tabel 1 voor meer informatie. Tabel 1. Knippersnelheid van het lampje Knippersnelheid van het lampje Status van de schakelaar Continu Uitgangstoestand is aan 1 per seconde Uitgangstoestand is uit 1 per 2 seconden Ongekalibreerd1 1 per 4 seconden Belastingsstoring; belastingsstroom te hoog; kortsluiting in de belasting 2 keer per seconde Signalering van geslaagde kalibratie 3 keer per seconde Storing interne printplaat (microprocessor, ROM of RAM) Uit Probleem (bijv. toevoer) 1. Zie het hoofdstuk “Vervanging en kalibratie van elektronicacassettes” in de naslaghandleiding van de 2120 (00809-0100-4030) of het supplement van de handleiding (00809-0200-4030). 14 Snelstartgids juni 2013 Stap 4: Controle van de werking Magnetisch testpunt Het magnetisch testpunt bevindt zich op de behuizing en maakt een functietest van de 2120 mogelijk. Wanneer er een magneet tegen het doel aan wordt gehouden, verandert de toestand van de uitgang zolang de magneet op zijn plaats blijft. Afbeelding 9. Magnetisch testpunt (metalen behuizing) TP TP TP N S N S GEEN MAGNEET MAGNEET (UITGANG UIT) (UITGANG AAN) (UITGANG AAN) (UITGANG UIT) Afbeelding 10. Magnetisch testpunt (behuizing van met glas gevuld nylon) GEEN MAGNEET MAGNEET (UITGANG UIT) (UITGANG AAN) (UITGANG AAN) (UITGANG UIT) 15 juni 2013 Snelstartgids Onderhoud Gebruik voor reiniging uitsluitend een zachte borstel Inspectie Inspecteer de 2120 visueel op schade. Niet gebruiken als u schade aantreft Zorg dat het deksel van de behuizing, de kabelwartels en afdichtpluggen stevig zijn bevestigd Controleer of het lampje met een frequentie van 1 Hz knippert of onafgebroken brandt. (Zie “Signalering door het lampje” op pagina 14.) Reserveonderdelen Zie het productgegevensblad van de 2120, 00809-0100-4030 voor reserveonderdelen en accessoires Probleemoplossing Tabel 2. Tabel voor probleemoplossing Storing Schakelt niet Incorrect schakelen Storingen bij schakelen Probleem/signalering Handeling/oplossing Geen lampje; geen stroom Controleer de elektrische voeding; (controleer de belasting bij modellen met schakelelektronica voor directe belasting) Lampje knippert Zie “Signalering door het lampje” op pagina 14 Vork is beschadigd Vervang de 2120 Vorming van dikke korstlaag op de vorken Reinig de vork voorzichtig Vertraging van 5 seconden bij het wijzigen van modus/vertraging Dit is normaal — wacht 5 seconden Droog = aan, nat = aan correct ingesteld Stel de juiste modus in op de elektronicacassette Turbulentie Stel een langere schakelvertraging in Te veel elektrische ruis Onderdruk de oorzaak van de interferentie Cassette van een andere Rosemount 2120 geplaatst Breng de vanuit de fabriek meegeleverde cassette aan en kalibreer deze1 1. Zie het hoofdstuk “Vervanging en kalibratie van elektronicacassettes” in de naslaghandleiding van de 2120 (00809-0100-4030) of het supplement van de handleiding (00809-0200-4030). 16 juni 2013 Snelstartgids Productcertificeringen Informatie over Europese richtlijnen De EG-verklaring van overeenstemming voor alle op dit product toepasselijke Europese richtlijnen is te vinden op pagina 29 en op de Rosemount-website, www.rosemount.com. Neem contact op met het plaatselijke verkoopkantoor voor een gedrukt exemplaar. ATEX-richtlijn (94/9/EG) Voldoet aan de ATEX-richtlijn. Richtlijn betreffende drukapparatuur (PED) (97/23/EG) De Rosemount 2120 valt buiten het bestek van de PED-richtlijn. Richtlijn laagspanning EN61010-1 vervuilingsgraad 2, categorie II (maximaal 264 V), vervuilingsgraad 2, categorie III (maximaal 150 V) Richtlijn elektromagnetische compatibiliteit (EMC) EN61326-emissies volgens klasse B. Immuniteit volgens vereisten voor industriële locaties. CE-markering Voldoet aan vigerende richtlijnen (EMC, ATEX en laagspanningsrichtlijn). Normale locatiecertificering voor FM G5 Project-ID: 3021776 De schakelaar is door FM onderzocht en getest, waarbij is vastgesteld dat het ontwerp voldoet aan de elementaire elektrische, mechanische en brandveiligheidsvereisten. FM is een in de VS nationaal erkend onderzoekslaboratorium (nationally recognized testing laboratory; NRTL), dat is geaccrediteerd door de Amerikaanse Occupational Safety and Health Administration (OSHA). Normale locatiecertificering voor CSA G6 Certificaatnummer: 06 CSA 1805769 De schakelaar is door CSA onderzocht en getest, waarbij is vastgesteld dat het ontwerp voldoet aan de elementaire elektrische, mechanische en brandveiligheidsvereisten. CSA is een nationaal erkend onderzoekslaboratorium (nationally recognized testing laboratory; NRTL), dat is geaccrediteerd door de Standards Council of Canada (SCC). Enkele afdichting Canadees registratienummer Certificaat nummer CRN 0F04227.2C Er is voldaan aan de vereisten van CRN wanneer een 2120 met trilvorkschakelaar is geconfigureerd met 316/316L roestvrijstalen (1.4401/1.4404) bevochtigde onderdelen en procesaansluitingen met NPT-schroefdraad of ASME B16.5-procesaansluitingen van 2 inch tot 8 inch met flens. 17 Snelstartgids juni 2013 Certificeringen voor explosiegevaarlijke omgeving Opmerking Voor intrinsieke veiligheid is een gecertificeerde isolerende versterker conform IEC 60947-5-6 vereist als de NAMUR-elektronica wordt gebruikt in een explosiegevaarlijke omgeving Voor intrinsieke veiligheid is een gecertificeerde intrinsiek veilige barrière vereist als de elektronica van 8/16 mA worden gebruikt in een explosiegevaarlijke omgeving Noord-Amerikaanse en Canadese goedkeuringen Goedkeuring van Factory Mutual (FM) voor explosieveiligheid (Zie “Instructies voor installaties in explosiegevaarlijke omgevingen (E5 en E6)” op pagina 20) E5 Project-ID: 3012658 Explosiebestendig voor klasse I, divisie 1, groep A, B, C en D Temperatuurklasse: T6 (Tomg = —40 tot 75 °C) Behuizing: Type 4X Goedkeuringen Factory Mutual (FM) intrinsiek veilig en niet-brandgevaarlijk (Zie “Instructies voor installaties in explosiegevaarlijke (geclassificeerde loc.) omgevingen (I5 en I6)” op pagina 22) I5 Project-ID: 3011456 Intrinsiek veilig voor klasse I, divisie 1, groep A, B, C en D; Klasse I, zone 0, AEx ia IIC Niet-brandgevaarlijk voor klasse I, divisie 2, groep A, B, C en D; klasse I, zone 2, IIC Temperatuurcode: (Tomg —40 tot 80 °C, Tproc < 80 °C) Controletekening: 71097/1154 (met NAMUR-elektronica) Controletekening: 71097/1314 (met elektronica van 8/16 mA) Goedkeuring van de Canadian Standards Association (CSA) voor explosieveiligheid (Zie “Instructies voor installaties in explosiegevaarlijke omgevingen (E5 en E6)” op pagina 20) E6 Project-ID: 1786345 Explosiebestendig voor klasse I, divisie 1, groep A, B, C en D Temperatuurklasse: T6 (Tomg = —40 tot 75 °C) Behuizing: Type 4X Enkele afdichting Goedkeuringen Canadian Standards Association (CSA) intrinsiek veilig en niet-brandgevaarlijk (Zie “Instructies voor installaties in explosiegevaarlijke (geclassificeerde loc.) omgevingen (I5 en I6)” op pagina 22) I6 Certificaatnummer: 06 CSA 1786345 Intrinsiek veilig voor klasse I, divisie 1, groep A, B, C en D; Klasse I, zone 0, Ex ia IIC Niet-brandgevaarlijk voor klasse I, divisie 2, groep A, B, C en D Temperatuurcode: T5 (Tomg —40 tot 80 °C, Tproc < 80 °C) Controletekening: 71097/1179 (met NAMUR-elektronica) Controletekening: 71097/1315 (met elektronica van 8/16 mA) Enkele afdichting 18 Snelstartgids juni 2013 Europese goedkeuringen ATEX-goedkeuringen E1 Certificaat: Sira 05ATEX1129X Drukvast en stof: ATEX-markering II 1/2 G D Ex d IIC T6...T2 Ga/Gb, Ex tb IIIC T85 °C...T265 °C Db (Zie “Specifieke instructies voor installaties in een explosiegevaarlijke omgeving (E1 en E7)” op pagina 24) I1 Certificaat: Sira 05ATEX2130X Intrinsieke veiligheid en stof: ATEX-markering II 1 G D Ex ia IIC T5...T2 Ga, Ex ia IIIC T85 °C...T265 °C Da (Zie “Specifieke instructies voor installaties in een explosiegevaarlijke omgeving (I1 en I7)” op pagina 26) Goedkeuringen rest van de wereld Goedkeuringen van de International Electrotechnical Commission (IEC) E7 Certificaat: IECEx SIR 06.0051X Drukvast en stof: Ex d IIC T6...T2 Ga/Gb, Ex tb IIIC T85 °C...T265 °C Db (Zie “Specifieke instructies voor installaties in een explosiegevaarlijke omgeving (E1 en E7)” op pagina 24) I7 Certificaat: IECEx SIR 06.0070X Intrinsieke veiligheid en stof: Ex ia IIC T5...T2 Ga, Ex ia IIIC T85 °C...T265 °C Da (Zie “Specifieke instructies voor installaties in een explosiegevaarlijke omgeving (I1 en I7)” op pagina 26) Goedkeuringen INMETRO E2 Nummer certificaat: TÜV 12.1285 X Drukvast en stof: Ex d IIC T6 tot T2 Gb, Ex tb IIIC T85 °C tot T265 °C Db Ex d IIC T6 tot T2 Ga/Gb, Ex tb IIIC T85 °C tot T265 °C Db I2 Nummer certificaat: TÜV 12.1391 X Intrinsieke veiligheid en stof: Ex ia IIC T* Ga, Ex ia IIIC T* Da (* zie tabel in certificaat) Ta* (* zie tabel in certificaat) Beveiligingsparameters: NAMUR: Ui = 15 V / Ii = 32 mA / Pi = 0,1 W / Ci = 12 nF / Li = 0,06 mH 8/16 mA: Ui = 30 V / Ii = 93 mA / Pi = 0,65 W / Ci = 12 nF / Li = 0,035 mH Speciale voorwaarde voor veilig gebruik: De niet-metallische onderdelen van de apparatuurbehuizing kunnen onder extreme omstandigheden elektrostatische ontlading veroorzaken. De apparatuur mag alleen met een vochtige doek worden gereinigd. Opmerking Voor intrinsieke veiligheid is een gecertificeerde isolerende versterker conform IEC 60947-5-6 vereist als de NAMUR-elektronica wordt gebruikt in een explosiegevaarlijke omgeving Voor intrinsieke veiligheid is een gecertificeerde intrinsiek veilige barrière vereist als de elektronica van 8/16 mA worden gebruikt in een explosiegevaarlijke omgeving 19 Snelstartgids juni 2013 Instructies voor installaties in explosiegevaarlijke omgevingen (E5 en E6) Betrokken modelnummers: 2120*****E5Y**, 2120*****E5T**, 2120*****E6Y**, 2120*****E6T** (“*” staat voor opties in constructie, functie en materiaal.) De volgende instructies gelden voor apparatuur die valt onder de goedkeuringen van CSA en FM voor explosieveiligheid: 1. De apparatuur kan worden gebruikt met ontvlambare gassen en dampen met apparatuur van klasse 1, divisie 1, groep A, B, C en D. 2. Door CSA en FM goedgekeurde explosieveilige versies van de 2120 zijn gecertificeerd voor gebruik bij omgevingstemperaturen van —40 °C tot 80 °C (—40 °F tot 176 °F) en met een maximale procestemperatuur van 150 °C (302 °F). 3. Installatie van deze apparatuur dient te worden uitgevoerd door personeel met een gepaste opleiding, in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving. 4. Inspectie en onderhoud van deze apparatuur dient te worden uitgevoerd door personeel met een gepaste opleiding, in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving. 5. De gebruiker mag deze apparatuur niet repareren. 6. De certificering van dit apparaat is afhankelijk van de volgende materialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt: Behuizing: aluminiumlegering (ASTM B85 360.0) of 316 roestvrij staal Deksel: aluminiumlegering (ASTM B85 360.0) of 316 roestvrij staal Sonde: 316 roestvrij staal of legering C276 (UNS N10276) en legering C (UNS N10002) Vulling van de sonde: perliet Afdichting deksel: siliconen Als de apparatuur gemakkelijk in contact kan komen met bijtende stoffen, is het de verantwoordelijkheid van de gebruiker om passende maatregelen te treffen die voorkomen dat de werking wordt aangetast, en zo te garanderen dat het beschermingstype geldig blijft. Bijtende stoffen — Bijvoorbeeld zuurhoudende vloeistoffen of gassen die metaal kunnen aantasten of oplosmiddelen die polymeer kunnen aantasten. Passende maatregelen — Bijv. regelmatige controles die deel uitmaken van routinematig uitgevoerde inspecties of aan de hand van het MDS-formulier vaststellen dat de apparatuur bestand is tegen bepaalde chemische stoffen. De metalen delen van de behuizing kunnen op toegankelijke plaatsen aanwezig zijn; in zeldzame gevallen kunnen als gevolg van vonkvorming door stoten en wrijving ontstekingsbronnen ontstaan. Hiermee dient rekening te worden gehouden wanneer de 2120 wordt geïnstalleerd op locaties waar specifiek apparatuur van klasse 1, divisie 1 is vereist. 20 Snelstartgids juni 2013 7. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om ervoor te zorgen: a. Dat de spannings- en stroomlimieten voor deze apparatuur niet worden overschreden. b. Dat de voegvereisten tussen de schakelaar en het vatreservoir geschikt zijn voor het procesmedium. c. Dat de voegdichtheid correct is voor het gebruikte voegmateriaal. d. Dat er uitsluitend gecertificeerde kabelwartels worden gebruikt voor aansluiting van deze apparatuur. e. Dat alle ongebruikte kabelingangen worden afgedicht met geschikte gecertificeerde stoppluggen. 8. De vork van de schakelaar staat in de normale bedrijfsmodus bloot aan een geringe trillingsbelasting. Aangezien de vork een scheidingswand vormt, verdient het aanbeveling om de vork om de 2 jaar te inspecteren op tekenen van defecten. 9. Technische gegevens: a. Coderingen: klasse 1, divisie 1, groep A, B, C en D b. Temperatuur: 2120*****E5Y**, 2120*****E5T**, 2120*****E6Y**, 2120*****E6T**: Maximale omgevingsluchttemperatuur (To) Maximale procestemperatuur (Tp) T6, T5, T4, T3, T2, T1 75 °C 75 °C T5, T4, T3, T2, T1 70 °C 95 °C T4, T3, T2, T1 65 °C 125 °C T3, T2, T1 50 °C 150 °C Temperatuurklassen Minimale omgevingsluchttemperatuur (To) = —40 °C Minimale temperatuur procesmedium (Tp) = —40 °C c. Druk: Mag niet hoger zijn dan de maximale druk voor de geïnstalleerde koppeling/flens. d. Zie voor elektrische gegevens en drukclassificaties het productgegevensblad van de 2120, 00813-0100-4030, of de naslaghandleiding, 00809-0100-4030. 10. Kabelselectie: a. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om ervoor te zorgen dat een kabel met een geschikte temperatuurspecificatie wordt gebruikt. De tabel hieronder geeft richtlijnen voor de selectie: T-klasse Temperatuurclassificatie kabel T6 Boven 85 °C (185 °F) T5 Boven 100 °C (212 °F) T4 Boven 135 °C (275 °F) T3 Boven 160 °C (320 °F) 21 juni 2013 Snelstartgids Instructies voor installaties in explosiegevaarlijke (geclassificeerde loc.) omgevingen (I5 en I6) Betrokken modelnummers: 2120***H*I5A*, 2120***K*I5D*, 2120***H*I6A*, 2120***K*I6D* (“*” staat voor opties in constructie, functie en materiaal.) De volgende instructies gelden voor apparatuur die valt onder de goedkeuringen van FM en CSA: 1. De als intrinsiek veilig goedgekeurde Rosemount 2120 kan worden gebruikt op explosiegevaarlijke locaties met brandbare gassen en dampen van klasse 1 divisie 1 groep A, B, C en D, en klasse 1 zone 0 groep IIC indien geïnstalleerd conform controletekening 71097/1154, 71097/1314, 71097/1179 of 71097/1315 in de naslaghandleiding van de 2120, 00809-0100-4030. 2. De als niet-vonkend goedgekeurde Rosemount 2120 kan worden gebruikt op explosiegevaarlijke locaties met brandbare gassen en dampen van klasse 1 divisie 2 groep A, B, C en D indien geïnstalleerd conform controletekening 71097/1154, 71097/1314, 71097/1179 of 71097/1315 in de naslaghandleiding van de 2120, 00809-0100-4030. 3. De elektronica in het apparaat is alleen gecertificeerd voor gebruik bij omgevingstemperaturen binnen het bereik van —40 °C tot +80 °C. Gebruik buiten dit bereik is niet toegestaan. De schakelaar mag wel in het procesmedium worden geplaatst, dat een hogere temperatuur mag hebben dan de elektronica, maar niet hoger dan de temperatuurklasse voor het desbetreffende gas/medium. Procestemperatuur Temperatuurklassen 80 °C (176 °F) 115 °C (239 °F) 150 °C (302 °F) T1, T2, T3, T4, T5 T1, T2, T3, T4 T1, T2, T3 Het is een voorwaarde voor goedkeuring dat de temperatuur van de elektronicabehuizing binnen het bereik van —40 °C tot +80 °C (—40 °F tot +176 °F) ligt. Gebruik buiten dit bereik is niet toegestaan. De externe omgevingtemperatuur zal moeten worden begrensd als de temperatuur van het procesmedium hoog is. (Zie de onderstaande Technische gegevens.) 4. De installatie dient te worden verricht door daartoe opgeleid personeel in overeenstemming met de geldende praktijkregels. 5. De gebruiker mag deze apparatuur niet repareren. 6. Als de apparatuur gemakkelijk in contact kan komen met bijtende stoffen, is het de verantwoordelijkheid van de gebruiker om passende maatregelen te treffen die voorkomen dat de werking verslechtert en op die wijze te garanderen dat het type bescherming niet wordt aangetast. Bijtende stoffen — bijv. zuurhoudende vloeistoffen of gassen die metaal kunnen aantasten of oplosmiddelen die polymeren kunnen aantasten. Passende maatregelen — bijv. regelmatige controles die deel uitmaken van routinematig uitgevoerde inspecties of aan de hand van het MDS-formulier vaststellen dat de apparatuur bestand is tegen bepaalde chemische stoffen. 22 Snelstartgids juni 2013 7. Als de behuizing is vervaardigd van een legering of kunststof, dienen de volgende voorzorgsmaatregelen te worden getroffen: a. De metalen delen van de behuizing kunnen op toegankelijke plaatsen aanwezig zijn; in zeldzame gevallen kunnen als gevolg van vonkvorming door stoten en wrijving ontstekingsbronnen ontstaan. . b. Onder bepaalde extreme omstandigheden kunnen de niet-metalen onderdelen in de behuizing van de Rosemount 2120 een zodanig sterke elektrostatische lading afgeven dat deze ontsteking kan veroorzaken. Daarom mag de Rosemount 2120 bij gebruik in toepassingen waarin specifiek apparatuur van groep II is vereist, niet worden geïnstalleerd op een locatie waar externe omstandigheden kunnen leiden tot het ontstaan van een elektrostatische lading op dergelijke oppervlakken. Ook mag de Rosemount 2120 uitsluitend met een vochtige doek worden gereinigd. 8. Technische gegevens: a. Goedkeuring intrinsieke veiligheid: Klasse 1, divisie 1, groep A, B, C en D, klasse 1, zone 0 AEx ia IIC Goedkeuring niet-vonkendheid: Klasse 1, divisie 2, groep A, B, C en D T5 (To = —40 °C tot +80 °C [—40 °F tot +176 °F]) T4 (To = —40 °C tot +115 °C [—40 °F tot +239 °F]) T3 (To = —40 °C tot +150 °C [—40 °F tot +302 °F]) To = de proces- of omgevingstemperatuur (de hoogste van deze twee waarden). b. Ingangsparameters: 2120 met NAMUR-elektronica: Vmax=15 V, Imax=32 mA, Pi=0,1 W, Ci=211 nF, Li=0,06 mH 2120 met elektronica van 8/16 mA: Vmax=30 V, Imax=93 mA, Pi=0,65 W, Ci=12 nF, Li=0,035 mH c. Temperatuur: Proces (Tp) —40 °C tot 150 °C Extern (To) —40 °C tot +80 °C (tot Tp=80 °C, lineair aflopend tot 50 °C bij Tp=150 °C) d. Materiaal: Zie het productgegevensblad van de 2120, 00813-0100-4030 of naslaghandleiding 00809-0100-4030. 23 Snelstartgids juni 2013 Specifieke instructies voor installaties in een explosiegevaarlijke omgeving (E1 en E7) Betrokken modelnummers: 2120*****E1X**, 2120*****E1S**, 2120*****E7X**, 2120*****E7S** (“*” staat voor opties in constructie, functie en materiaal.) De volgende instructies gelden voor apparatuur die valt onder de certificaten Sira 05ATEX1129X en IECEx SIR 06.0051X: 1. De apparatuur mag worden gebruikt met brandgevaarlijke gassen en dampen met apparatuurgroep IIA, IIB en IIC en temperatuurklasse T1, T2, T3, T4, T5 en T6 [IECEx: in zones 1 and 2. De sonde mag worden geïnstalleerd in een vat in zone 0]. De temperatuurklasse van de installatie wordt bepaald aan de hand van de procesof omgevingstemperatuur (de hoogste van de twee waarden). 2. De apparatuur mag worden gebruikt in een explosiegevaarlijke omgeving met brandbaar stof met apparatuurgroep IIIC, IIIB en IIIA. De maximale oppervlaktetemperatuur van de installatie wordt bepaald aan de hand van de proces- of omgevingstemperatuur (de hoogste van de twee waarden). 3. De apparatuur is niet beoordeeld als voorziening die tot de veiligheid bijdraagt (in de zin van Richtlijn 94/9/EG, bijlage II, clausule 1.5). 4. Installatie van deze apparatuur dient te worden uitgevoerd door personeel met een gepaste opleiding, in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving. 5. Inspectie en onderhoud van deze apparatuur dient te worden uitgevoerd door personeel met een gepaste opleiding, in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving. 6. De gebruiker mag deze apparatuur niet repareren. 7. De certificering van dit apparaat is afhankelijk van de volgende materialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt: Behuizing: aluminiumlegering (ASTM B85 360.0) of 316 roestvrij staal Deksel: aluminiumlegering (ASTM B85 360.0) of 316 roestvrij staal Sonde: 316 roestvrij staal of legering C276 (UNS N10276) en legering C (UNS N10002) Vulling van de sonde: perliet Afdichting deksel: siliconen Als de apparatuur gemakkelijk in contact kan komen met bijtende stoffen, is het de verantwoordelijkheid van de gebruiker om passende maatregelen te treffen die voorkomen dat de werking wordt aangetast, en zo te garanderen dat het beschermingstype geldig blijft. Bijtende stoffen: bijv. zure vloeistoffen of gassen die metaal kunnen aantasten of oplosmiddelen die polymeer kunnen aantasten. Passende voorzorgsmaatregelen: bijv. regelmatige controles die deel uitmaken van routinematig uitgevoerde inspecties of aan de hand van het veiligheidsinformatieblad vaststellen of de apparatuur bestand is tegen specifieke chemicaliën. 8. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om ervoor te zorgen: a. Dat de spannings- en stroomlimieten voor deze apparatuur niet worden overschreden. b. Dat de voegvereisten tussen de sonde en het vatreservoir geschikt zijn voor het procesmedium. c. Dat de voegdichtheid correct is voor het gebruikte voegmateriaal. d. Dat er uitsluitend kabelwartels met een gepaste certificering worden gebruikt voor aansluiting van deze apparatuur. e. Dat alle ongebruikte kabelingangen worden afgedicht met geschikte gecertificeerde stoppluggen. 24 Snelstartgids juni 2013 9. De vork van de sonde staat in de normale bedrijfsmodus bloot aan een geringe trillingsbelasting. Aangezien de vork een scheidingswand vormt, verdient het aanbeveling om de vork om de 2 jaar te inspecteren op tekenen van defecten. 10. Technische gegevens: a. Coderingen: ATEX: II 1/2 G D Ex d IIC T6...T2 Ga/Gb Ex tb IIIC T85 °C...T 265 °C Db IECEx: Ex d IIC T6...T2 Ga/Gb Ex tb IIIC T85 °C...T 265 °C Db b. Temperatuur: 2120*****E1X**, 2120*****E1S** 2120*****E7X**, 2120*****E7S**: Maximale oppervlaktetemperatuur (T) Maximale omgevingsluchttemperatuur (To) Maximale procestemperatuur (Tp) T6, T5, T4, T3, T2, T1 T85 °C 75 °C 75 °C T5, T4, T3, T2, T1 T100 °C 70 °C 90 °C T4, T3, T2, T1 T135 °C 65 °C 125 °C T3, T2, T1 T160 °C 50 °C 150 °C Temperatuurklassen Minimale omgevingsluchttemperatuur (To) = —40 °C Minimale temperatuur procesmedium (Tp) = —40 °C c. Druk: Mag niet hoger zijn dan de maximale druk voor de geïnstalleerde koppeling/flens. d. Zie voor elektrische gegevens en drukclassificaties het productgegevensblad van de 2120, 00813-0100-4030, of de naslaghandleiding, 00809-0100-4030. e. Bouwjaar: vermeld op het productlabel. 11. Kabelselectie. a. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om ervoor te zorgen dat een kabel met een geschikte temperatuurspecificatie wordt gebruikt. De tabel hieronder geeft richtlijnen voor de selectie: T-klasse Temperatuurclassificatie kabel T6 T5 T4 T3 Meer dan 85 °C Meer dan 100 °C Meer dan 135 °C Meer dan 160 °C 12. Bijzondere gebruiksvoorwaarden a. De gebruiker moet ervoor zorgen dat de omgevingsluchttemperatuur (To) en de procestemperatuur (Tp) binnen het bereik vallen dat hierboven staat gespecificeerd voor de T-klasse van de specifiek aanwezige brandbare gassen of dampen. b. De gebruiker moet ervoor zorgen dat de omgevingsluchttemperatuur (To) en de procestemperatuur (Tp) binnen het bereik vallen dat hierboven staat gespecificeerd voor de maximale oppervlaktetemperatuur van het specifiek aanwezige brandbare stof. 25 Snelstartgids juni 2013 Specifieke instructies voor installaties in een explosiegevaarlijke omgeving (I1 en I7) Betrokken modelnummers: 2120***H*I1**, 2120***K*I1** 2120***H*I7**, 2120***K*I7* (“*” staat voor opties in constructie, functie en materiaal.) De volgende instructies gelden voor apparatuur die valt onder de certificaten Sira 05ATEX2130X en IECEx Sir 06.0070X: 1. De als intrinsiek veilig goedgekeurde versies van de 2120 kunnen worden gebruikt in een explosiegevaarlijke omgeving met explosieve gassen en dampen met apparatuurgroep IIC, IIB en IIA, en met temperatuurklasse T1, T2, T3, T4 en T5 [IECEx: in zone 0, 1 en 2]. De temperatuurklasse van de installatie wordt bepaald aan de hand van de procesof omgevingstemperatuur (de hoogste van de twee waarden). 2. De apparatuur mag worden gebruikt in een explosiegevaarlijke omgeving met brandbaar stof met apparatuurgroep IIIC, IIIB en IIIA [IECEx: in zone 20, 21 en 22]. De maximale oppervlaktetemperatuur van de installatie wordt bepaald aan de hand van de proces- of omgevingstemperatuur (de hoogste van de twee waarden). 3. Het is een speciale voorwaarde voor certificering dat de temperatuur van de elektronicabehuizing binnen het bereik van —50 °C tot +80 °C dient te vallen. Gebruik buiten dit bereik is niet toegestaan. De externe omgevingtemperatuur zal moeten worden begrensd als de temperatuur van het procesmedium hoog is. Zie ook de onderstaande “Technische gegevens”. 4. De installatie dient te worden verricht door daartoe opgeleid personeel in overeenstemming met de geldende praktijkregels. 5. De gebruiker mag deze apparatuur niet repareren. 6. Als de apparatuur gemakkelijk in contact kan komen met bijtende stoffen, is het de verantwoordelijkheid van de gebruiker om passende maatregelen te treffen die voorkomen dat de werking verslechtert en op die wijze te garanderen dat het type bescherming niet wordt aangetast. Bijtende stoffen — bijv. zuurhoudende vloeistoffen of gassen die metaal kunnen aantasten of oplosmiddelen die polymeren kunnen aantasten. Passende maatregelen — bijv. regelmatige controles die deel uitmaken van routinematig uitgevoerde inspecties of aan de hand van het MDS-formulier vaststellen dat de apparatuur bestand is tegen bepaalde chemische stoffen. 7. De 2120 voldoet aan de vereisten van clausule 6.3.12 (Isolatie van circuits van aarde of frame) in EN 60079-11 (IEC 60079-11). 26 Snelstartgids juni 2013 8. Technische gegevens: a. Coderingen: ATEX: II 1 G D Ex ia IIC T5...T2 Ga Ex ia IIIC T85 °C...T265 °C Da IECEx: Ex ia IIC T5...T2 Ga Ex ia IIIC T85 °C...T265 °C Da b. Temperatuur: 2120***H*I1**, 2120***H*I7**: Temperatuurklassen Gas (Ga) Maximale omgevingsluchttemperatuur (To) Maximale procestemperatuur (Tp) Maximale oppervlaktetemperatuur (T) Stof (Da) Maximale omgevingsluchtemperatuur (To) Maximale procestemperatuur (Tp) T5, T4, T3, T2, T1 80 °C 60 °C T85 °C 70 °C 60 °C T4, T3, T2, T1 60 °C 115 °C T120 °C 60 °C 115 °C T3, T2, T1 50 °C 150 °C T155 °C 50 °C 150 °C Minimale omgevingsluchttemperatuur (To) = —40 °C. Minimale temperatuur procesmedium (Tp) = —40 °C 2120***K*I1**, 2120***K*I7**: Temperatuurklassen Gas (Ga) en stof (Da) Maximale Maximale oppervlakteomgevingsluchttemperatuur (T) temperatuur (To) Maximale procestemperatuur (Tp) T5, T4, T3, T2, T1 T85 °C 80 °C 60 °C T4, T3, T2, T1 T120 °C 60 °C 115 °C T3, T2, T1 T155 °C 50 °C 150 °C Minimale omgevingsluchttemperatuur (To) = —40 °C Minimale temperatuur procesmedium (Tp) = —40 °C c. Ingangsparameters: 2120 met NAMUR-elektronica: Ui =15 V, Ii = 32 mA, Pi = 0,1 W, Ci = 12 nF, Li = 0,06 mH 2120 met elektronica van 8/16 mA: Ui = 30 V, Ii = 93 mA, Pi = 0,65 W, Ci = 12 nF, Li = 0,035 mH d. Materiaal: Zie het productgegevensblad van de 2120, 00813-0100-4030 of naslaghandleiding 00809-0100-4030. e. Bouwjaar: gedrukt op het productlabel 27 Snelstartgids juni 2013 9. Bijzondere voorwaarden voor gebruik: a. Als de behuizing is vervaardigd van een legering of kunststof, dienen de volgende voorzorgsmaatregelen te worden getroffen: (i) De metalen delen van de behuizing kunnen op toegankelijke plaatsen aanwezig zijn; in zeldzame gevallen kunnen als gevolg van vonkvorming door stoten en wrijving ontstekingsbronnen ontstaan. Hiermee dient rekening te worden gehouden wanneer de 2120 wordt geïnstalleerd op locaties waar specifiek apparatuur van beschermingsniveau Ga of Da is vereist [ATEX: apparatuur van groep II, categorie 1G] [IECEx: in locaties in zone 0 of 20]. (ii) Onder bepaalde extreme omstandigheden kunnen de niet-metallische onderdelen in de behuizing van de 2120 een zodanig sterke elektrostatische lading afgeven dat deze ontsteking kan veroorzaken. Daarom mag de 2120, wanneer deze onderdelen worden gebruikt voor toepassingen waar specifiek apparatuur van beschermingsniveau Ga of Da is vereist [ATEX: apparatuur van groep II, categorie 1G] [IECEx: locaties in zone 0 of zone 20], niet worden geïnstalleerd op een locatie waar externe omstandigheden kunnen leiden tot het ontstaan van een elektrostatische lading op dergelijke oppervlakken. Ook mag de 2120 uitsluitend met een vochtige doek worden gereinigd. b. Zorg ervoor dat de omgevingsluchttemperatuur (To) en de procestemperatuur (Tp) binnen het bereik vallen dat hierboven staat gespecificeerd voor de T-klasse van de specifiek aanwezige explosieve gassen of dampen. c. Zorg ervoor dat de omgevingsluchttemperatuur (To) en de procestemperatuur (Tp) binnen het bereik vallen dat hierboven staat gespecificeerd voor de maximale oppervlaktetemperatuur van het specifieke aanwezige explosieve stof. 28 juni 2013 Snelstartgids Afbeelding 11. EG-verklaring van overeenstemming voor Rosemount 2120 29 Snelstartgids 30 juni 2013 juni 2013 Snelstartgids 31 juni 2013 Snelstartgids EG-verklaring van overeenstemming Nr.: RMD 1078 v. C Wij, Mobrey Ltd. 158 Edinburgh Avenue Slough, SL1 4UE Groot-Brittannië verklaren onder onze volledige verantwoordelijkheid dat de Rosemount 2120 Series vloeistofniveau-trilvorkschakelaar vervaardigd door Mobrey Ltd. 158 Edinburgh Avenue Slough, SL1 4UE Groot-Brittannië waarop deze verklaring betrekking heeft, in overeenstemming is met de bepalingen in de richtlijnen van de Europese Gemeenschap, met inbegrip van de meest recente wijzigingen, welke staan vermeld in bijgevoegd schema. Aanvaarding van de overeenstemming is gebaseerd op de toepassing van geharmoniseerde normen en, waar van toepassing of vereist, certificering door een aangemelde instantie in de Europese Gemeenschap, zoals vermeld in onderstaand schema. 6 juli 2012 David J. Ross-Hamilton (datum van uitgifte) (naam – in blokletters) Consulent mondiale goedkeuringen (functie – in blokletters) 32 Snelstartgids juni 2013 Schema Nr.: RMD 1078 v. C EMC-richtlijn (2004/108/EG) Model 2120***K********* EN 61326-1:2006; EN 61326-2-3:2006; EN 60947-5-6:2001 Model 2120***V*********; 2120***G*********; 2120***T*********; 2120***H********* EN 61326-1:2006; EN 61326-2-3:2006 ATEX-richtlijn (94/9/EG) Model 2120***K*I1******; 2120***H*I1****** Sira 05ATEX2130X – intrinsiek veilig Apparatuurgroep II, categorie 1 GD Ex ia IIC T5…T2 Ga Ex ia IIIC T85 °C…T265 °C Da EN 60079-11:2012; EN 60079-26:2007; De volgende technische normen en specificaties zijn toegepast: IEC 60079-0:2011 Model 2120*****E1X*****; 2120*****E1S***** Sira 05ATEX1129X – drukvast Apparatuurgroep II, categorie 1/2 GD Ex d IIC T6…T2 Ga/Gb Ex tb IIIC T85 °C…T265 °C Db EN 60079-0:2009; EN 60079-1:2007; EN 60079-26:2007; EN 60079-31:2009 De volgende technische normen en specificaties zijn toegepast: IEC 60079-0:2011 Laagspanningsrichtlijn (2006/95/EG) Model 2120***V*********; 2120***T********* EN 61010-1:2001 (Kleine variaties in het ontwerp ter tegemoetkoming aan de toepassings- en/of montagevereisten worden aangegeven door alfanumerieke tekens op de hierboven met een * aangeduide posities.) Pagina 2 van 3 2120_RMD1078-C_dut.doc 33 juni 2013 Snelstartgids Schema Nr.: RMD 1078 v. C Aangemelde ATEX-instantie voor onderzoekscertificaat, type EG SIRA Certification Service [Nummer aangemelde instantie: 0518] Rake Lane, Eccleston, Chester Cheshire, CH4 9JN, Groot-Brittanië ATEX aangemelde instantie voor kwaliteitswaarborging SIRA Certification Service [Nummer aangemelde instantie: 0518] Rake Lane, Eccleston, Chester Cheshire, CH4 9JN, Groot-Brittanië Pagina 3 van 3 34 2120_RMD1078-C_dut.doc juni 2013 Snelstartgids 35 Snelstartgids 00825-0111-4030, Rev BB juni 2013 Rosemount Inc. 8200 Market Boulevard Chanhassen, MN 55317, VS T (VS) (800) 999-9307 T (overige landen) (952) 906-8888 F (952) 906-8889 Emerson Process Management bv Postbus 212 2280 AE Rijswijk Nederland T (31) 70 413 66 66 F (31) 70 390 68 15 E [email protected] www.emersonprocess.nl Emerson Process Management nv/sa De Kleetlaan, 4 B-1831 Diegem België T (32) 2 716 7711 F (32) 2 725 83 00 www.emersonprocess.be Emerson Process Management Latin America 1300 Concord Terrace, Suite 400 Sunrise Florida 33323 VS T +1 (954) 846-5030 Emerson Process Management Asia Pacific Private Limited 1 Pandan Crescent Singapore 128461 T (65) 6777 8211 F (65) 6777 0947/65 6777 0743 Emerson Process Management GmbH & Co. OHG Argelsrieder Feld 3 82234 Wessling, Duitsland T 49 (8153) 9390 F 49 (8153) 939172 Beijing Rosemount Far East Instrument Co., Limited No. 6 North Street, Hepingli Dong Cheng District Beijing 100013, China T (86) (10) 6428 2233 F (86) (10) 6422 8586 © 2013 Rosemount, Inc. Alle rechten voorbehouden. Alle merken eigendom van de merkhouder. Het Emerson-logo is een handelsmerk en dienstmerk van Emerson Electric Co. Rosemount en het Rosemount-logo zijn gedeponeerde handelsmerken van Rosemount Inc.