Rosemount 2120 complete trilvorkniveauschakelaar voor vloeistoffen

advertisement
Snelstartgids
00825-0111-4030, Rev BB
juni 2013
Rosemount 2120 complete
trilvorkniveauschakelaar voor vloeistoffen
Snelstartgids
juni 2013
MEDEDELING
Deze installatiegids bevat beknopte richtlijnen voor de Rosemount 2120. Er staan geen
gedetailleerde instructies in voor configuratie, diagnostiek, onderhoud, probleemoplossing
of installatie. Raadpleeg de naslaghandleiding van de Rosemount 2120 (publicatienummer
00809-0100-4030) voor verdere instructies. Deze handleidingen zijn op www.rosemount.com
ook in digitale vorm beschikbaar.
WAARSCHUWING
Als u deze installatierichtlijnen niet opvolgt, kan ernstig of dodelijk letsel het gevolg zijn
De Rosemount 2120 is een vloeistofniveauschakelaar. Hij mag uitsluitend worden geïnstalleerd en aangesloten, gebruiksklaar gemaakt, gebruikt en onderhouden door daartoe opgeleid personeel dat daarbij de eventueel geldende landelijke en plaatselijke voorschriften in
acht neemt
 Zorg dat de bedrading geschikt is voor de elektrische stroom en dat de isolatie geschikt is voor
de spanning, temperatuur en omgeving
 Gebruik de apparatuur uitsluitend volgens de specificaties. Als u dit niet doet, zal de
apparatuur mogelijk minder bescherming bieden
 Vervanging door niet-erkende onderdelen kan veiligheidsrisico’s opleveren en is onder geen
beding toegestaan
Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken
 Bij installatie van de 2120 in een explosiegevaarlijke omgeving moeten de geldende plaatselijke, landelijke en internationale normen, voorschriften en procedures worden gevolgd. Raadpleeg de paragraaf Productcertificering voor eventuele beperkingen in verband met veilige
installatie
 Controleer of de bedrijfsatmosfeer van de 2120 overeenstemt met de bijbehorende
certificaten voor explosiegevaarlijke locaties
De buitenkant kan heet worden
 Wees voorzichtig om brandwonden te voorkomen
Proceslekken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken
 Monteer de procesaansluitingen en haal ze aan voordat u druk aanlegt
 Draai de procesaansluitingen niet los en verwijder ze niet terwijl de 2120 in gebruik is
Elektrische schokken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken
 Als de vloeistofniveauschakelaar in een omgeving met hoge spanning is geïnstalleerd en zich
een storing of installatiefout voordoet, kan er hoge spanning op de draden en de
aansluitklemmen staan
 Wees uitermate voorzichtig wanneer u de draden en aansluitklemmen aanraakt
 Zorg dat er geen stroom op de 2120 staat bij het maken van aansluitingen

2
Snelstartgids
juni 2013
Overzicht van de Rosemount 2120
De Rosemount 2120 is een niveauschakelaar voor vloeistoffen. Dankzij de trilvorktechnologie is de 2120 geschikt voor vrijwel alle vloeistoftoepassingen.
Het ontwerp van de Rosemount 2120 is gebaseerd op het principe van een trilvork.
Een piëzo-elektrisch kristal doet de vorken trillen met hun natuurlijke frequentie
(~1400 Hz). Deze frequentie wordt continu bewaakt op veranderingen. De frequentie
van de trilvorksensor verandert afhankelijk van het medium waarin hij is ondergedompeld. Hoe dichter de vloeistof, hoe lager de frequentie.
Bij gebruik voor een alarm van laag niveau vloeit de vloeistof in de tank of de buizen
over de vork omlaag, waardoor de natuurlijke frequentie verandert. Dit wordt waargenomen door de elektronica en de uitgangstoestand verandert in “droog”. Als de
2120-schakelaar wordt gebruikt voor een alarm voor hoog niveau stijgt de vloeistof
in de tank of de buis waardoor deze vloeistof contact maakt met de vork en de
uitgangstoestand wordt gewijzigd in “nat”.
De 2120 is uitgerust met een “hartslaglampje” dat de bedrijfstoestand ervan aangeeft.
Het lampje knippert als de uitgang van de schakelaar “uit” is en brandt onafgebroken
bij “aan”.
Afbeelding 1. Kenmerken van de Rosemount 2120
A
J
B
C
D
I
E
H
F
G
A. Zichtbaar hartslaglampje
B. Modusschakelaar, instelbare vertraging
C. Behuizingen van met glas gevuld nylon,
aluminium of 316 SST
D. Magnetisch testpunt
E. Schroef-, flens- of hygiënische aansluitingen
F. “Fast drip”-vorkontwerp
G. Nat materiaal van 316/316L SST, vaste
legering C en legering C-276 of met
ECTFE/PFA gecoat 316/316L SST
H. Lengte korte vork of verlengstukken
van maximaal 4 m (157.5 inch)
I. Twee kabel (buis) openingen
J. Elektronica: directe belasting, relais
DPCO, PLC/PNP, NAMUR of 8/16 mA
3
juni 2013
Snelstartgids
Algemene overwegingen


Wees uiterst voorzichtig bij de hantering van de Rosemount 2120. Gebruik beide
handen om de versies met verlengstukken te dragen. Pak de 2120 niet beet bij
de vorken
Breng onder geen enkel beding wijzigingen aan de 2120 aan
Afbeelding 2. Hanteren van de Rosemount 2120
OK
OK



OK
OK
De 2120 is verkrijgbaar in intrinsiek veilige of explosieveilige/drukvaste versies
voor installatie in een gevaarlijke omgeving (zie pagina 17 voor goedkeuringen)
Er zijn versies van de 2120 voor gewone locaties, voor ongeclassificeerde, veilige
omgevingen
Deze vloeistofniveauschakelaar is ontworpen voor installatie in open of gesloten
tanks en buizen. De schakelaar is weerbestendig en beschermd tegen stof, maar
moet wel worden beschermd tegen overstroming (Afbeelding 3)
De 2120 werkt binnen een procestemperatuurbereik van —40 tot 150 °C
(—40 tot 302 °F)
Afbeelding 3. Aandachtspunten met betrekking tot het milieu
OK
OK



4
OK
OK
Zorg voor voldoende ruimte buiten de tank of leiding. Voor het verwijderen van
het deksel is een ruimte van 30 mm (1.2 inch) nodig
Zorg altijd voor een goede afdichting door het deksel van de elektronicabehuizing
zo te installeren dat metaal contact maakt met metaal, of kunststof contact maakt
met kunststof. Gebruik O-ringen van Rosemount
Zorg altijd dat de behuizing geaard is volgens de nationale en plaatselijke wetgeving inzake elektriciteit. De effectiefste aardingsmethode is een directe verbinding
met de aarde (massa) met minimale impedantie. Gebruik de aarde van de vork
voor metalen behuizingen met NPT-doorvoerbuisingangen
Snelstartgids
juni 2013
Aanbevelingen voor installatie





Niet installeren in de buurt van een vloeistof die de tank bij het vulpunt binnenkomt
Voorkom ernstig morsen op de vorken
Door de vertraging te vergroten, helpt u onbedoeld schakelen verminderen
Niet installeren nabij warmtebronnen
Zorg ervoor dat de vork niet in contact komt met de tankwand, de buiswand of
de fittingen
Zorg voor voldoende afstand tussen productafzettingen op de tankwand en de vork
Afbeelding 4. Voorkom productafzettingen rond de vorken
OK
OK
Stap 1: Fysieke installatie
1. Installeer de 2120 volgens de standaardinstallatieprocedures en zorg dat de vork
correct wordt uitgelijnd met behulp van de uitlijningsinkeping of -groef
(Afbeelding 6).
2. Gebruik steunen voor verlengde vorklengten van meer dan 1 m (3.2 ft) (Afbeelding 5).
Zie voor de vereisten voor GL-goedkeuring naslaghandleiding 00809-0100-4030.
3. Sluit het deksel van de behuizing en zet het vast volgens de veiligheidsspecificaties.
Zorg altijd voor een goede afdichting zodat metaal tegen metaal zit of plastic
tegen plastic, maar draai de verbindingen niet te strak aan.
4. Isoleer de 2120 met Rockwool. Zie Afbeelding 7 voor de benodigde vrije ruimte.
Afbeelding 5. Benodigde steunen voor een verlengde vork (standaard)
Max. 1 m (3.2 ft)
1m
1m
(3.2 ft) (3.2 ft)
Max.
1m
(3.2 ft)
1m
(3.2 ft)
1m
(3.2 ft)
5
juni 2013
Snelstartgids
Afbeelding 6. Voorbeeldinstallaties
Installatie 2120
met schroefdraad
A
B
C
D
Installatie 2120
met flens
E
A. PTFE voor NPT- en BSPT (R)-schroefdraad
B. Pakking voor BSPP (G)-schroefdraad
C. Groef voor vorkuitlijning
D. Inkeping voor vorkuitlijning
E. Inkeping voor vorkuitlijning
6
D
Snelstartgids
juni 2013
Afbeelding 7. Isolatie
A
A
B
C
A. 100 mm (3.9 inch) vrije ruimte rondom
B. 150 mm (5.9 inch)
C. Rockwool
7
juni 2013
Snelstartgids
Stap 2: Elektrische installatie
Controleer voor gebruik of er geschikte kabelwartels en afdichtpluggen zijn
aangebracht en stevig zijn bevestigd.
Isoleer de voeding voordat u de schakelaar aansluit of de elektronica
verwijdert.
De aansluitklem van de functionele aarde moet worden aangesloten op een
extern aardingssysteem.
Elektronicacassette met directe-belastingsschakeling
(tweedraads, rood label)
OPERATION MODE
Dry On Mode
Dry
Wet
LOAD LINE
Dry
Wet
1
2
Wet On Mode
3
Dry On
Wet On
0.3
1
0.3
1
3
3
10
10
30
30
Seconds Delay
Direct Load
Switching
WARNING
Isolate Supply
Before Removing
belasting (moet zijn aangebracht)
Zekering
Fuse
2A(T) R = externe
R = External load (must be fitted )
2A(T)
U = 20–264 V~ (wisselspanning) (50/60 Hz)
U
=
20
264 V ~ (ac) (50/60Hz )
DPST
DPST
IUIT I<OFF
4 mA
< 4 mA
Opmerking: De weerIL
IL = I20–500
500 mA
L = 20 - mA
gegeven waarden zijn
SpanNul
I
PK
I
PK
=
5
A,
40
ms
(inschakelstroom)
=
5
A,
40
ms
(inrush)
NeutralningvoeLive
nominaal; volledige
R
PE
PE
(aarde)
(Ground)
= belasting uit
rend
0V
0V
= belasting aan
—
= 20 V- 60
(dc)
... V(gelijkspanning)
U=U
20–60
< 4 mA
IUIT I<OFF
4 mA
IL = 20 - 500 mA
IL = 20–500
mA
IPK = 5 A, 40 ms (inrush)
IPK = 5 A, 40 ms (inschakelstroom)
+V
+V
Hoog niveau droog = AAN
Dry On
Hoog niveau nat = AAN
Dry On
Wet On
0.3
1
0.3
1
3
3
3
3
10
10
30
10
10
30
30
U
12V
Fuse
Zekering
2A(T)
2A(T)
DPST
DPST
Lampje brandt
continu
8
<4mA
IL
U
Zekering
Fuse
2A(T)
2A(T)
DPST
L
L
+V
0.3
1
Seconds Delay
Seconds Delay
NN
0V
0V
Wet On
0.3
1
30
IL
gegevens vindt u in
de naslaghandleiding
van de 2120,
00809-0100-4030
12V
Zekering
Fuse
2A(T)
2A(T)
Lampje knippert elke
seconde
N
N
0V
0V
Zekering
Fuse
2A(T)
2A(T)
DPST
DPST
L
L
+V
+V
<4mA
IL
DPST
DPST
DPST
N
N
0V
0V
IL
L
L
+V
+V
Lampje brandt
continu
N
N
0V
0V
L
L
+V
+V
Lampje knippert elke
seconde
Snelstartgids
juni 2013
PNP/PLC-elektronicacassette (geel etiket)
PLC/PNP
OPERATION MODE
-
OUT
+
Dry On Mode
Dry
Wet
Dry
Wet
2
Wet On
0.3
1
Isolate Supply
Before Removing
0.3
1
3
3
10
10
30
30
Seconds Delay
— (gelijkspanning)
U =U20–60
mA= 0–500 mA
IL (MAX) = 0 -I500
L (MAX)
= 20 - V60...
V (dc)
I < 4 mA + IL
IPK = 5 A, 40 ms (inschakelstroom)
I < 4 mA + I L
IPK = 5 A, 40 ms (inrush)
UOUT(AAN) = U – 2,5 V
UOUT(ON) = UIL- (UIT)
2.5 V< 100 μA
2A(T)
PE
PE
(aarde)
(Ground)
Wet On Mode
4
3
Zekering
Fuse
2A(T)
1
Dry On
IL (OFF) < 100A
+V O/P
O/P 0V
Opmerking: De weergegeven waarden zijn nominaal; volledige gegevens
vindt u in de naslaghandleiding van de 2120, 00809-0100-4030
Hoog niveau droog = AAN
Dry On
0.3
1
Hoog niveau nat = AAN
Dry On
Wet On
0.3
1
0.3
1
3
3
3
3
10
30
10
10
30
30
Seconds Delay
Seconds Delay
-
PLC (positieve ingang)
U
+
PNP dc
+
+
U
+
R
IL
+
Lampje brandt
continu
IL
Fuse
Zekering
1A(T)
1A(T)
PLC
-
UIT
OUT
+
U
R
<3V
< 100 A
+
Lampje knippert
elke seconde
I/P
PLC
-
UIT
OUT
IL
+
I/P
PLC
-
UIT
OUT
<100 A
IL
I/P
PLC
Zekering
Fuse
1A(T)
1A(T)
U
-
UIT
OUT
R
<3V
R
Fuse
Zekering
1A(T)
1A(T)
-
UIT
OUT
+
<3V
IL
I/P
-
UIT
OUT
+
<100 A
IL
+
-
UIT
OUT
+
<3V
+
0.3
1
10
30
OUT
+ UIT
Wet On
IL
+
Lampje brandt
continu
IL
Fuse
Zekering
1A(T)
1A(T)
< 100 A
+
Lampje knippert
elke seconde
9
juni 2013
Snelstartgids
Elektronicacassette relaisuitgang
(DPCO, groen etiket, standaardversie)
OPERATION MODE
Warning
Isolate Supply Before Removing
Seconds Delay
Dry On
Dry On Wet On Dry
L
0.3
1
3
10
0.3 Wet
1
NC
C
NO
NC
C
NO
4
5
6
7
8
9
NC
C
NO
NC
C
NO
RELAY
N
3
10 Dry
30 Wet
30
Wet On
1
2
3
Zekering
0,5 (T)
Fuse 0.5 (T)
PE
PE
(aarde)
(Ground)
Resistive Load
Inductive Load
Weerstandsbelasting
cos φ = 1 ;
cos φ = 0.4 ;
cos
φ = =1;7 ms
L/R = 0 ms
L/R
L/R = 0 ms
IMAX = 3.5 A
IMAX = 5 A
DPST
DPST
N
N
ac
U==20...264
20–264V V~
(wisselspanning)
Span- U
~ (ac)
Live
UMAX = 250 V
ningvoe(50/60
(50/60
Hz)Hz)
rend
PMAX = 1250 VA
dc
UMAX = 30 V
II << 66mA
mA
0V
0V
+V
+V
U = 20...60 V
(dc)
... (gelijkspanning)
V—
IU< =6 20–60
mA
PMAX = 240 W
I < 6 mA
Hoog niveau droog = AAN
Dry On
IMAX = 5 A
ac
Wisselspanning
UMAX = 250 V
UMAX
= =250
PMAX
875VVA
PMAX
dc = 1250 VA
UMAX = 30 V
Gelijkspanning
PMAX
UMAX
==
30170
VW
PMAX = 240 W
Hoog niveau nat = AAN
Dry On
Wet On
0.3
1
0.3
1
3
3
3
3
10
10
30
10
10
30
30
C
NO
NC
C
NO
Lampje brandt
continu
10
NC
0.3
1
Seconds Delay
Seconds Delay
NC
Wet On
0.3
1
30
Inductieve belasting
cos φ = 0,4;
L/R = 7 ms
IMAX = 3,5 A
Wisselspanning
UMAX = 250 V
PMAX = 875 VA
Gelijkspanning
UMAX = 30 V
PMAX = 170 W
C
NO
NC
C
NO
Lampje knippert elke
seconde
NC
C
NO
NC
C
NO
Lampje brandt
continu
NC
C
NO
NC
C
NO
Lampje knippert elke
seconde
Snelstartgids
juni 2013
Elektronicacassette relaisuitgang
(DPCO, groen etiket, versie 12 V d.c. nominaal)
12 VDC NOM.
Isolate Supply Before Removing
OPERATION MODE
Seconds Delay
Dry On
Dry On Wet On Dry
0.3
1
NC
C
NO
4
5
6
7
8
9
NC
C
NO
NC
C
NO
NC
C
NO
0.3 Wet
1
3
10
RELAY
+
3
10 Dry
30 Wet
30
Wet On
1
2
3
PE
PE
(Ground)
(aarde)
Zekering
0,5 (T)
Fuse 0.5 (T)
Resistive Load
Inductive Load
Weerstandsbelasting
cos φ = 1 ;
cos φ = 0.4 ;
L/R = 0 ms
cos φ L/R
= 1;= 7 ms
IMAX = 2 A
L/R = 0IMAX
ms = 1 A
DPST
DPST
ac:
UMAX = 125 V
0V
0V
Inductieve belasting
cos φ = 0,4;
L/R = 7 ms
IMAX =ac:
2A
U
IMAX = 1 A
= 125 V
MAX
wisselspanning:
PMAX = 37.5 VA
PMAX = 62.5 VA
...(dc)
U
9...30VV —
(gelijkspanning)
U=
= 9...30
UMAX dc:
= 125 V
dc:
II << 44 mA
mA
PMAX U
= 62,5
VAV
= 30
UMAX = 30 V
MAX
PMAX = 30 W
PMAX = 60 W gelijkspanning:
+V
+V
wisselspanning:
UMAX = 125 V
PMAX = 37,5 VA
gelijkspanning:
UMAX = 30 V
PMAX = 60 W
Hoog niveau droog = AAN
Dry On
0.3
1
Laag niveau nat = AAN
Dry On
Wet On
0.3
1
0.3
1
NO
NC
C
0.3
1
3
3
3
3
10
30
10
10
30
30
Seconds Delay
Seconds Delay
C
Wet On
10
30
NC
UMAX = 30 V
PMAX = 30 W
NO
Lampje brandt
continu
NC
C
NO
NC
C
NO
Lampje knippert elke
seconde
NC
C
NO
NC
C
NO
Lampje brandt
continu
NC
C
NO
NC
C
NO
Lampje knippert elke
seconde
11
juni 2013
Snelstartgids
NAMUR-elektronicacassette (lichtblauw label)
OPERATION MODE
-
Dry On Mode
Dry
Wet
+
8V
dc
Dry
Wet
1
2
Wet On Mode
Dry On
Wet On
0.3
1
0.3
1
3
3
10
30
10
30
EN 50227 / NAMUR
Seconds Delay
ION
= 2.2
... 2.5
mA mA
IAAN
= 2,2
... 2,5
Ex
IUIT= =0.8
0,8... ...
IOFF
1.01,0
mAmA
-
+
gecertificeerde,
intrinsiek veilige, isolerende
AEen
certified
intrinsically safe
versterker
conform
60947-5-6
isolating
amplifier
to IECIEC
60947-5-6
Ex
Hoog niveau droog = AAN
Dry On
Hoog niveau nat = AAN
Dry On
Wet On
0.3
1
0.3
1
0.3
1
3
3
3
3
10
10
30
10
10
30
30
30
+
>2.2 mA
>2,2
mA
Lampje brandt
continu
0.3
1
Seconds Delay
Seconds Delay
-
Wet On
-
+
<1,0
<1.0mA
mA
Lampje knippert elke
seconde
-
+
>2.2 mA
>2,2
mA
Lampje brandt
continu
-
+
<1,0
<1.0mA
mA
Lampje knippert elke
seconde
Opmerking



12
Deze cassette is geschikt voor intrinsiek veilige toepassingen en vereist een isolerende barrière. Zie “Productcertificeringen” op pagina 17 voor goedkeuringen
voor intrinsieke veiligheid
Deze elektronicacassette is ook geschikt voor toepassingen in niet-explosiegevaarlijke (veilige) omgevingen. Hij is alleen uitwisselbaar met de cassette van 8/16 mA
8 V gelijkspanning niet overschrijden
Snelstartgids
juni 2013
Elektronicacassette van 8/16 mA (donkerblauw label)
OPERATION MODE
Dry On Mode
Dry
Wet
+
Wet
Dry
1
2
Earth
Massa
(aarde)
(Ground)
Ex
-
Ex
Wet On Mode
3
Dry On
0.3
1
0.3
1
3
3
10
10
30
30
8/16 mA
Wet On
Seconds Delay
15 ...
. ..17
17mA
mA
ON =
IIAAN
= 15
IIUIT
= 7,5 ... 8,5 mA
OFF = 7.5 … 8.5 mA
Vdc Nominal nominaal
= 24
UU
= 24
V gelijkspanning
+
Om te voldoen aan de vereisten voor intrinsieke veiligheid
A certified intrinsically safe barrier
moet een intrinsiek veilige barrière worden gebruikt
must be used to meet IS requirements
-
+
4-20invoer
mA Analog
InputmA
GeeftDrives
analoge
van 4–20
Hoog niveau droog = AAN
Dry On
Hoog niveau nat = AAN
Dry On
Wet On
Wet On
0.3
1
0.3
1
0.3
1
3
3
3
3
10
10
30
10
10
30
30
30
Seconds Delay
Seconds Delay
+
> 15mA
mA
>15
Lampje brandt
continu
0.3
1
+
<<8,5
8.5 mA
mA
Lampje knippert
elke seconde
+
>15
> 15mA
mA
Lampje brandt
continu
+
<8,5
<
8.5mA
mA
Lampje knippert
elke seconde
Opmerking


Deze cassette is geschikt voor intrinsiek veilige toepassingen en vereist een isolerende barrière. Zie “Productcertificeringen” op pagina 17 voor goedkeuringen
voor intrinsieke veiligheid
Deze cassette is ook geschikt voor toepassingen in niet-explosiegevaarlijke
(veilige) omgevingen. Hij is alleen uitwisselbaar met een NAMUR-cassette
13
juni 2013
Snelstartgids
Stap 3: Modusschakelaar en schakelvertraging instellen
1. Selecteer de modus “Dry on” (droog aan) of “Wet on” (nat aan).
2. Selecteer 0,3 sec, 1 sec, 3 sec, 10 sec of 30 sec als vertraging voordat de uitgangstoestand wordt gewijzigd.
Opmerking



Wanneer de modus of vertraging wordt gewijzigd, geldt een vertraging van vijf
seconden
De kleine uitsparing in de draaischakelaar wijst naar de vertraging en modus
De aanbevolen installatie voor een alarm bij een hoog niveau is “Dry on” (droog
aan) en voor een alarm bij een laag niveau “Wet on” (nat aan). Niet installeren in de
toestand “normaal”
Afbeelding 8. Bovenaanzicht van een voorbeeldcassette in de behuizing
A
B
PLC/PNP
OPERATION MODE
+
OUT
-
Dry On Mode
Dry
Wet
Dry
Wet
1
2
3
4
Wet On Mode
Dry On
0.3
1
Wet On
0.3
1
3
3
10
10
30
30
Isolate Supply
Before Removing
Seconds Delay
A. Lampje
B. Modusschakelaar en vertraging
Signalering door het lampje
Wanneer het lampje rood is en knippert, geeft dit aan dat de 2120 mogelijk ongekalibreerd is, met succes gekalibreerd is, een probleem met de elektrische belasting
heeft, of dat de interne printplaat een storing heeft. Zie Tabel 1 voor meer informatie.
Tabel 1. Knippersnelheid van het lampje
Knippersnelheid van het lampje
Status van de schakelaar
Continu
Uitgangstoestand is aan
1 per seconde
Uitgangstoestand is uit
1 per 2 seconden
Ongekalibreerd1
1 per 4 seconden
Belastingsstoring; belastingsstroom te hoog;
kortsluiting in de belasting
2 keer per seconde
Signalering van geslaagde kalibratie
3 keer per seconde
Storing interne printplaat (microprocessor, ROM of RAM)
Uit
Probleem (bijv. toevoer)
1. Zie het hoofdstuk “Vervanging en kalibratie van elektronicacassettes” in de naslaghandleiding van de 2120
(00809-0100-4030) of het supplement van de handleiding (00809-0200-4030).
14
Snelstartgids
juni 2013
Stap 4: Controle van de werking
Magnetisch testpunt
Het magnetisch testpunt bevindt zich op de behuizing en maakt een functietest van
de 2120 mogelijk. Wanneer er een magneet tegen het doel aan wordt gehouden,
verandert de toestand van de uitgang zolang de magneet op zijn plaats blijft.
Afbeelding 9. Magnetisch testpunt (metalen behuizing)
TP
TP
TP
N
S
N
S
GEEN MAGNEET
MAGNEET
(UITGANG UIT)
(UITGANG AAN)
(UITGANG AAN)
(UITGANG UIT)
Afbeelding 10. Magnetisch testpunt (behuizing van met glas gevuld nylon)
GEEN MAGNEET
MAGNEET
(UITGANG UIT)
(UITGANG AAN)
(UITGANG AAN)
(UITGANG UIT)
15
juni 2013
Snelstartgids
Onderhoud

Gebruik voor reiniging uitsluitend een zachte borstel
Inspectie



Inspecteer de 2120 visueel op schade. Niet gebruiken als u schade aantreft
Zorg dat het deksel van de behuizing, de kabelwartels en afdichtpluggen stevig
zijn bevestigd
Controleer of het lampje met een frequentie van 1 Hz knippert of onafgebroken
brandt.
(Zie “Signalering door het lampje” op pagina 14.)
Reserveonderdelen

Zie het productgegevensblad van de 2120, 00809-0100-4030 voor reserveonderdelen en accessoires
Probleemoplossing
Tabel 2. Tabel voor probleemoplossing
Storing
Schakelt niet
Incorrect
schakelen
Storingen bij
schakelen
Probleem/signalering
Handeling/oplossing
Geen lampje; geen stroom
Controleer de elektrische voeding; (controleer de
belasting bij modellen met schakelelektronica
voor directe belasting)
Lampje knippert
Zie “Signalering door het lampje” op pagina 14
Vork is beschadigd
Vervang de 2120
Vorming van dikke korstlaag op
de vorken
Reinig de vork voorzichtig
Vertraging van 5 seconden bij het
wijzigen van modus/vertraging
Dit is normaal — wacht 5 seconden
Droog = aan, nat = aan correct
ingesteld
Stel de juiste modus in op de elektronicacassette
Turbulentie
Stel een langere schakelvertraging in
Te veel elektrische ruis
Onderdruk de oorzaak van de interferentie
Cassette van een andere
Rosemount 2120 geplaatst
Breng de vanuit de fabriek meegeleverde cassette
aan en kalibreer deze1
1. Zie het hoofdstuk “Vervanging en kalibratie van elektronicacassettes” in de naslaghandleiding van de 2120
(00809-0100-4030) of het supplement van de handleiding (00809-0200-4030).
16
juni 2013
Snelstartgids
Productcertificeringen
Informatie over Europese richtlijnen
De EG-verklaring van overeenstemming voor alle op dit product toepasselijke
Europese richtlijnen is te vinden op pagina 29 en op de Rosemount-website,
www.rosemount.com. Neem contact op met het plaatselijke verkoopkantoor
voor een gedrukt exemplaar.
ATEX-richtlijn (94/9/EG)
Voldoet aan de ATEX-richtlijn.
Richtlijn betreffende drukapparatuur (PED) (97/23/EG)
De Rosemount 2120 valt buiten het bestek van de PED-richtlijn.
Richtlijn laagspanning
EN61010-1 vervuilingsgraad 2, categorie II (maximaal 264 V), vervuilingsgraad 2,
categorie III (maximaal 150 V)
Richtlijn elektromagnetische compatibiliteit (EMC)
EN61326-emissies volgens klasse B. Immuniteit volgens vereisten voor
industriële locaties.
CE-markering
Voldoet aan vigerende richtlijnen (EMC, ATEX en laagspanningsrichtlijn).
Normale locatiecertificering voor FM
G5 Project-ID: 3021776
De schakelaar is door FM onderzocht en getest, waarbij is vastgesteld dat het ontwerp
voldoet aan de elementaire elektrische, mechanische en brandveiligheidsvereisten. FM
is een in de VS nationaal erkend onderzoekslaboratorium (nationally recognized testing
laboratory; NRTL), dat is geaccrediteerd door de Amerikaanse Occupational Safety and
Health Administration (OSHA).
Normale locatiecertificering voor CSA
G6 Certificaatnummer: 06 CSA 1805769
De schakelaar is door CSA onderzocht en getest, waarbij is vastgesteld dat het ontwerp
voldoet aan de elementaire elektrische, mechanische en brandveiligheidsvereisten. CSA
is een nationaal erkend onderzoekslaboratorium (nationally recognized testing laboratory; NRTL), dat is geaccrediteerd door de Standards Council of Canada (SCC).
Enkele afdichting
Canadees registratienummer
Certificaat nummer CRN 0F04227.2C
Er is voldaan aan de vereisten van CRN wanneer een 2120 met trilvorkschakelaar is
geconfigureerd met 316/316L roestvrijstalen (1.4401/1.4404) bevochtigde onderdelen en procesaansluitingen met NPT-schroefdraad of ASME B16.5-procesaansluitingen
van 2 inch tot 8 inch met flens.
17
Snelstartgids
juni 2013
Certificeringen voor explosiegevaarlijke omgeving
Opmerking


Voor intrinsieke veiligheid is een gecertificeerde isolerende versterker conform
IEC 60947-5-6 vereist als de NAMUR-elektronica wordt gebruikt in een explosiegevaarlijke omgeving
Voor intrinsieke veiligheid is een gecertificeerde intrinsiek veilige barrière vereist als
de elektronica van 8/16 mA worden gebruikt in een explosiegevaarlijke omgeving
Noord-Amerikaanse en Canadese goedkeuringen
Goedkeuring van Factory Mutual (FM) voor explosieveiligheid
(Zie “Instructies voor installaties in explosiegevaarlijke omgevingen (E5 en E6)” op pagina 20)
E5 Project-ID: 3012658
Explosiebestendig voor klasse I, divisie 1, groep A, B, C en D
Temperatuurklasse: T6 (Tomg = —40 tot 75 °C)
Behuizing: Type 4X
Goedkeuringen Factory Mutual (FM) intrinsiek veilig en niet-brandgevaarlijk
(Zie “Instructies voor installaties in explosiegevaarlijke (geclassificeerde loc.) omgevingen
(I5 en I6)” op pagina 22)
I5 Project-ID: 3011456
Intrinsiek veilig voor klasse I, divisie 1, groep A, B, C en D; Klasse I, zone 0, AEx ia IIC
Niet-brandgevaarlijk voor klasse I, divisie 2, groep A, B, C en D; klasse I, zone 2, IIC
Temperatuurcode: (Tomg —40 tot 80 °C, Tproc < 80 °C)
Controletekening: 71097/1154 (met NAMUR-elektronica)
Controletekening: 71097/1314 (met elektronica van 8/16 mA)
Goedkeuring van de Canadian Standards Association (CSA) voor explosieveiligheid
(Zie “Instructies voor installaties in explosiegevaarlijke omgevingen (E5 en E6)” op pagina 20)
E6 Project-ID: 1786345
Explosiebestendig voor klasse I, divisie 1, groep A, B, C en D
Temperatuurklasse: T6 (Tomg = —40 tot 75 °C)
Behuizing: Type 4X
Enkele afdichting
Goedkeuringen Canadian Standards Association (CSA) intrinsiek veilig en niet-brandgevaarlijk
(Zie “Instructies voor installaties in explosiegevaarlijke (geclassificeerde loc.) omgevingen
(I5 en I6)” op pagina 22)
I6 Certificaatnummer: 06 CSA 1786345
Intrinsiek veilig voor klasse I, divisie 1, groep A, B, C en D; Klasse I, zone 0, Ex ia IIC
Niet-brandgevaarlijk voor klasse I, divisie 2, groep A, B, C en D
Temperatuurcode: T5 (Tomg —40 tot 80 °C, Tproc < 80 °C)
Controletekening: 71097/1179 (met NAMUR-elektronica)
Controletekening: 71097/1315 (met elektronica van 8/16 mA)
Enkele afdichting
18
Snelstartgids
juni 2013
Europese goedkeuringen
ATEX-goedkeuringen
E1 Certificaat: Sira 05ATEX1129X
Drukvast en stof:
ATEX-markering
II 1/2 G D
Ex d IIC T6...T2 Ga/Gb, Ex tb IIIC T85 °C...T265 °C Db
(Zie “Specifieke instructies voor installaties in een explosiegevaarlijke omgeving (E1 en E7)” op
pagina 24)
I1 Certificaat: Sira 05ATEX2130X
Intrinsieke veiligheid en stof:
ATEX-markering
II 1 G D
Ex ia IIC T5...T2 Ga, Ex ia IIIC T85 °C...T265 °C Da
(Zie “Specifieke instructies voor installaties in een explosiegevaarlijke omgeving (I1 en I7)” op
pagina 26)
Goedkeuringen rest van de wereld
Goedkeuringen van de International Electrotechnical Commission (IEC)
E7 Certificaat: IECEx SIR 06.0051X
Drukvast en stof:
Ex d IIC T6...T2 Ga/Gb, Ex tb IIIC T85 °C...T265 °C Db
(Zie “Specifieke instructies voor installaties in een explosiegevaarlijke omgeving (E1 en E7)” op
pagina 24)
I7 Certificaat: IECEx SIR 06.0070X
Intrinsieke veiligheid en stof:
Ex ia IIC T5...T2 Ga, Ex ia IIIC T85 °C...T265 °C Da
(Zie “Specifieke instructies voor installaties in een explosiegevaarlijke omgeving (I1 en I7)” op
pagina 26)
Goedkeuringen INMETRO
E2 Nummer certificaat: TÜV 12.1285 X
Drukvast en stof:
Ex d IIC T6 tot T2 Gb, Ex tb IIIC T85 °C tot T265 °C Db
Ex d IIC T6 tot T2 Ga/Gb, Ex tb IIIC T85 °C tot T265 °C Db
I2 Nummer certificaat: TÜV 12.1391 X
Intrinsieke veiligheid en stof:
Ex ia IIC T* Ga, Ex ia IIIC T* Da (* zie tabel in certificaat)
Ta* (* zie tabel in certificaat)
Beveiligingsparameters:
NAMUR: Ui = 15 V / Ii = 32 mA / Pi = 0,1 W / Ci = 12 nF / Li = 0,06 mH
8/16 mA: Ui = 30 V / Ii = 93 mA / Pi = 0,65 W / Ci = 12 nF / Li = 0,035 mH
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik:
De niet-metallische onderdelen van de apparatuurbehuizing kunnen onder extreme
omstandigheden elektrostatische ontlading veroorzaken. De apparatuur mag alleen
met een vochtige doek worden gereinigd.
Opmerking


Voor intrinsieke veiligheid is een gecertificeerde isolerende versterker conform
IEC 60947-5-6 vereist als de NAMUR-elektronica wordt gebruikt in een explosiegevaarlijke omgeving
Voor intrinsieke veiligheid is een gecertificeerde intrinsiek veilige barrière vereist als
de elektronica van 8/16 mA worden gebruikt in een explosiegevaarlijke omgeving
19
Snelstartgids
juni 2013
Instructies voor installaties in explosiegevaarlijke omgevingen
(E5 en E6)
Betrokken modelnummers:
2120*****E5Y**, 2120*****E5T**, 2120*****E6Y**, 2120*****E6T**
(“*” staat voor opties in constructie, functie en materiaal.)
De volgende instructies gelden voor apparatuur die valt onder de goedkeuringen van CSA
en FM voor explosieveiligheid:
1. De apparatuur kan worden gebruikt met ontvlambare gassen en dampen met
apparatuur van klasse 1, divisie 1, groep A, B, C en D.
2. Door CSA en FM goedgekeurde explosieveilige versies van de 2120 zijn gecertificeerd
voor gebruik bij omgevingstemperaturen van —40 °C tot 80 °C (—40 °F tot 176 °F) en
met een maximale procestemperatuur van 150 °C (302 °F).
3. Installatie van deze apparatuur dient te worden uitgevoerd door personeel met
een gepaste opleiding, in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving.
4. Inspectie en onderhoud van deze apparatuur dient te worden uitgevoerd door
personeel met een gepaste opleiding, in overeenstemming met de toepasselijke
regelgeving.
5. De gebruiker mag deze apparatuur niet repareren.
6. De certificering van dit apparaat is afhankelijk van de volgende materialen die bij
de vervaardiging zijn gebruikt:
Behuizing: aluminiumlegering (ASTM B85 360.0) of 316 roestvrij staal
Deksel: aluminiumlegering (ASTM B85 360.0) of 316 roestvrij staal
Sonde: 316 roestvrij staal of legering C276 (UNS N10276) en legering C
(UNS N10002)
Vulling van de sonde: perliet
Afdichting deksel: siliconen
Als de apparatuur gemakkelijk in contact kan komen met bijtende stoffen, is het de
verantwoordelijkheid van de gebruiker om passende maatregelen te treffen die
voorkomen dat de werking wordt aangetast, en zo te garanderen dat het beschermingstype geldig blijft.
Bijtende stoffen — Bijvoorbeeld zuurhoudende vloeistoffen of gassen die metaal
kunnen aantasten of oplosmiddelen die polymeer kunnen aantasten.
Passende maatregelen — Bijv. regelmatige controles die deel uitmaken van routinematig uitgevoerde inspecties of aan de hand van het MDS-formulier vaststellen
dat de apparatuur bestand is tegen bepaalde chemische stoffen.
De metalen delen van de behuizing kunnen op toegankelijke plaatsen aanwezig
zijn; in zeldzame gevallen kunnen als gevolg van vonkvorming door stoten en wrijving ontstekingsbronnen ontstaan. Hiermee dient rekening te worden gehouden
wanneer de 2120 wordt geïnstalleerd op locaties waar specifiek apparatuur van
klasse 1, divisie 1 is vereist.
20
Snelstartgids
juni 2013
7. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om ervoor te zorgen:
a. Dat de spannings- en stroomlimieten voor deze apparatuur niet worden
overschreden.
b. Dat de voegvereisten tussen de schakelaar en het vatreservoir geschikt zijn voor
het procesmedium.
c. Dat de voegdichtheid correct is voor het gebruikte voegmateriaal.
d. Dat er uitsluitend gecertificeerde kabelwartels worden gebruikt voor aansluiting
van deze apparatuur.
e. Dat alle ongebruikte kabelingangen worden afgedicht met geschikte gecertificeerde stoppluggen.
8. De vork van de schakelaar staat in de normale bedrijfsmodus bloot aan een geringe
trillingsbelasting. Aangezien de vork een scheidingswand vormt, verdient het aanbeveling om de vork om de 2 jaar te inspecteren op tekenen van defecten.
9. Technische gegevens:
a. Coderingen: klasse 1, divisie 1, groep A, B, C en D
b. Temperatuur:
2120*****E5Y**, 2120*****E5T**, 2120*****E6Y**, 2120*****E6T**:
Maximale omgevingsluchttemperatuur (To)
Maximale
procestemperatuur (Tp)
T6, T5, T4, T3, T2, T1
75 °C
75 °C
T5, T4, T3, T2, T1
70 °C
95 °C
T4, T3, T2, T1
65 °C
125 °C
T3, T2, T1
50 °C
150 °C
Temperatuurklassen
Minimale omgevingsluchttemperatuur (To) = —40 °C
Minimale temperatuur procesmedium (Tp) = —40 °C
c. Druk: Mag niet hoger zijn dan de maximale druk voor de geïnstalleerde
koppeling/flens.
d. Zie voor elektrische gegevens en drukclassificaties het productgegevensblad
van de 2120, 00813-0100-4030, of de naslaghandleiding, 00809-0100-4030.
10. Kabelselectie:
a. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om ervoor te zorgen dat een
kabel met een geschikte temperatuurspecificatie wordt gebruikt. De tabel
hieronder geeft richtlijnen voor de selectie:
T-klasse
Temperatuurclassificatie kabel
T6
Boven 85 °C (185 °F)
T5
Boven 100 °C (212 °F)
T4
Boven 135 °C (275 °F)
T3
Boven 160 °C (320 °F)
21
juni 2013
Snelstartgids
Instructies voor installaties in explosiegevaarlijke
(geclassificeerde loc.) omgevingen (I5 en I6)
Betrokken modelnummers:
2120***H*I5A*, 2120***K*I5D*,
2120***H*I6A*, 2120***K*I6D*
(“*” staat voor opties in constructie, functie en materiaal.)
De volgende instructies gelden voor apparatuur die valt onder de goedkeuringen
van FM en CSA:
1. De als intrinsiek veilig goedgekeurde Rosemount 2120 kan worden gebruikt op
explosiegevaarlijke locaties met brandbare gassen en dampen van klasse 1 divisie 1
groep A, B, C en D, en klasse 1 zone 0 groep IIC indien geïnstalleerd conform
controletekening 71097/1154, 71097/1314, 71097/1179 of 71097/1315 in de
naslaghandleiding van de 2120, 00809-0100-4030.
2. De als niet-vonkend goedgekeurde Rosemount 2120 kan worden gebruikt op
explosiegevaarlijke locaties met brandbare gassen en dampen van klasse 1 divisie 2
groep A, B, C en D indien geïnstalleerd conform controletekening 71097/1154,
71097/1314, 71097/1179 of 71097/1315 in de naslaghandleiding van de 2120,
00809-0100-4030.
3. De elektronica in het apparaat is alleen gecertificeerd voor gebruik bij omgevingstemperaturen binnen het bereik van —40 °C tot +80 °C. Gebruik buiten dit bereik is
niet toegestaan. De schakelaar mag wel in het procesmedium worden geplaatst,
dat een hogere temperatuur mag hebben dan de elektronica, maar niet hoger dan
de temperatuurklasse voor het desbetreffende gas/medium.
Procestemperatuur
Temperatuurklassen
80 °C (176 °F)
115 °C (239 °F)
150 °C (302 °F)
T1, T2, T3, T4, T5
T1, T2, T3, T4
T1, T2, T3
Het is een voorwaarde voor goedkeuring dat de temperatuur van de elektronicabehuizing binnen het bereik van —40 °C tot +80 °C (—40 °F tot +176 °F) ligt. Gebruik
buiten dit bereik is niet toegestaan. De externe omgevingtemperatuur zal moeten
worden begrensd als de temperatuur van het procesmedium hoog is. (Zie de
onderstaande Technische gegevens.)
4. De installatie dient te worden verricht door daartoe opgeleid personeel in overeenstemming met de geldende praktijkregels.
5. De gebruiker mag deze apparatuur niet repareren.
6. Als de apparatuur gemakkelijk in contact kan komen met bijtende stoffen, is het
de verantwoordelijkheid van de gebruiker om passende maatregelen te treffen
die voorkomen dat de werking verslechtert en op die wijze te garanderen dat het
type bescherming niet wordt aangetast.
Bijtende stoffen — bijv. zuurhoudende vloeistoffen of gassen die metaal kunnen
aantasten of oplosmiddelen die polymeren kunnen aantasten.
Passende maatregelen — bijv. regelmatige controles die deel uitmaken van routinematig uitgevoerde inspecties of aan de hand van het MDS-formulier vaststellen dat
de apparatuur bestand is tegen bepaalde chemische stoffen.
22
Snelstartgids
juni 2013
7. Als de behuizing is vervaardigd van een legering of kunststof, dienen de volgende
voorzorgsmaatregelen te worden getroffen:
a. De metalen delen van de behuizing kunnen op toegankelijke plaatsen aanwezig
zijn; in zeldzame gevallen kunnen als gevolg van vonkvorming door stoten en
wrijving ontstekingsbronnen ontstaan.
.
b. Onder bepaalde extreme omstandigheden kunnen de niet-metalen onderdelen
in de behuizing van de Rosemount 2120 een zodanig sterke elektrostatische
lading afgeven dat deze ontsteking kan veroorzaken. Daarom mag de
Rosemount 2120 bij gebruik in toepassingen waarin specifiek apparatuur
van groep II is vereist, niet worden geïnstalleerd op een locatie waar externe
omstandigheden kunnen leiden tot het ontstaan van een elektrostatische lading
op dergelijke oppervlakken. Ook mag de Rosemount 2120 uitsluitend met een
vochtige doek worden gereinigd.
8. Technische gegevens:
a. Goedkeuring intrinsieke veiligheid: Klasse 1, divisie 1, groep A, B, C en D,
klasse 1, zone 0 AEx ia IIC
Goedkeuring niet-vonkendheid: Klasse 1, divisie 2, groep A, B, C en D
T5 (To = —40 °C tot +80 °C [—40 °F tot +176 °F])
T4 (To = —40 °C tot +115 °C [—40 °F tot +239 °F])
T3 (To = —40 °C tot +150 °C [—40 °F tot +302 °F])
To = de proces- of omgevingstemperatuur (de hoogste van deze twee waarden).
b. Ingangsparameters:
2120 met NAMUR-elektronica:
Vmax=15 V, Imax=32 mA, Pi=0,1 W, Ci=211 nF, Li=0,06 mH
2120 met elektronica van 8/16 mA:
Vmax=30 V, Imax=93 mA, Pi=0,65 W, Ci=12 nF, Li=0,035 mH
c. Temperatuur:
Proces (Tp) —40 °C tot 150 °C
Extern (To) —40 °C tot +80 °C
(tot Tp=80 °C, lineair aflopend tot 50 °C bij Tp=150 °C)
d. Materiaal:
Zie het productgegevensblad van de 2120, 00813-0100-4030 of
naslaghandleiding 00809-0100-4030.
23
Snelstartgids
juni 2013
Specifieke instructies voor installaties in een explosiegevaarlijke
omgeving (E1 en E7)
Betrokken modelnummers:
2120*****E1X**, 2120*****E1S**, 2120*****E7X**, 2120*****E7S**
(“*” staat voor opties in constructie, functie en materiaal.)
De volgende instructies gelden voor apparatuur die valt onder de certificaten
Sira 05ATEX1129X en IECEx SIR 06.0051X:
1. De apparatuur mag worden gebruikt met brandgevaarlijke gassen en dampen met
apparatuurgroep IIA, IIB en IIC en temperatuurklasse T1, T2, T3, T4, T5 en T6
[IECEx: in zones 1 and 2. De sonde mag worden geïnstalleerd in een vat in zone 0].
De temperatuurklasse van de installatie wordt bepaald aan de hand van de procesof omgevingstemperatuur (de hoogste van de twee waarden).
2. De apparatuur mag worden gebruikt in een explosiegevaarlijke omgeving met
brandbaar stof met apparatuurgroep IIIC, IIIB en IIIA. De maximale oppervlaktetemperatuur van de installatie wordt bepaald aan de hand van de proces- of omgevingstemperatuur (de hoogste van de twee waarden).
3. De apparatuur is niet beoordeeld als voorziening die tot de veiligheid bijdraagt
(in de zin van Richtlijn 94/9/EG, bijlage II, clausule 1.5).
4. Installatie van deze apparatuur dient te worden uitgevoerd door personeel met
een gepaste opleiding, in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving.
5. Inspectie en onderhoud van deze apparatuur dient te worden uitgevoerd door
personeel met een gepaste opleiding, in overeenstemming met de toepasselijke
regelgeving.
6. De gebruiker mag deze apparatuur niet repareren.
7. De certificering van dit apparaat is afhankelijk van de volgende materialen die bij
de vervaardiging zijn gebruikt:
Behuizing: aluminiumlegering (ASTM B85 360.0) of 316 roestvrij staal
Deksel: aluminiumlegering (ASTM B85 360.0) of 316 roestvrij staal
Sonde: 316 roestvrij staal of legering C276 (UNS N10276) en legering C
(UNS N10002)
Vulling van de sonde: perliet
Afdichting deksel: siliconen
Als de apparatuur gemakkelijk in contact kan komen met bijtende stoffen, is het de
verantwoordelijkheid van de gebruiker om passende maatregelen te treffen die
voorkomen dat de werking wordt aangetast, en zo te garanderen dat het beschermingstype geldig blijft.
Bijtende stoffen: bijv. zure vloeistoffen of gassen die metaal kunnen aantasten of
oplosmiddelen die polymeer kunnen aantasten.
Passende voorzorgsmaatregelen: bijv. regelmatige controles die deel uitmaken
van routinematig uitgevoerde inspecties of aan de hand van het veiligheidsinformatieblad vaststellen of de apparatuur bestand is tegen specifieke chemicaliën.
8. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om ervoor te zorgen:
a. Dat de spannings- en stroomlimieten voor deze apparatuur niet worden overschreden.
b. Dat de voegvereisten tussen de sonde en het vatreservoir geschikt zijn voor het
procesmedium.
c. Dat de voegdichtheid correct is voor het gebruikte voegmateriaal.
d. Dat er uitsluitend kabelwartels met een gepaste certificering worden gebruikt
voor aansluiting van deze apparatuur.
e. Dat alle ongebruikte kabelingangen worden afgedicht met geschikte gecertificeerde stoppluggen.
24
Snelstartgids
juni 2013
9. De vork van de sonde staat in de normale bedrijfsmodus bloot aan een geringe trillingsbelasting. Aangezien de vork een scheidingswand vormt, verdient het aanbeveling om de vork om de 2 jaar te inspecteren op tekenen van defecten.
10. Technische gegevens:
a. Coderingen:
ATEX:
II 1/2 G D
Ex d IIC T6...T2 Ga/Gb
Ex tb IIIC T85 °C...T 265 °C Db
IECEx:
Ex d IIC T6...T2 Ga/Gb
Ex tb IIIC T85 °C...T 265 °C Db
b. Temperatuur:
2120*****E1X**, 2120*****E1S**
2120*****E7X**, 2120*****E7S**:
Maximale
oppervlaktetemperatuur (T)
Maximale
omgevingsluchttemperatuur (To)
Maximale
procestemperatuur
(Tp)
T6, T5, T4, T3, T2, T1
T85 °C
75 °C
75 °C
T5, T4, T3, T2, T1
T100 °C
70 °C
90 °C
T4, T3, T2, T1
T135 °C
65 °C
125 °C
T3, T2, T1
T160 °C
50 °C
150 °C
Temperatuurklassen
Minimale omgevingsluchttemperatuur (To) = —40 °C
Minimale temperatuur procesmedium (Tp) = —40 °C
c. Druk: Mag niet hoger zijn dan de maximale druk voor de geïnstalleerde
koppeling/flens.
d. Zie voor elektrische gegevens en drukclassificaties het productgegevensblad
van de 2120, 00813-0100-4030, of de naslaghandleiding, 00809-0100-4030.
e. Bouwjaar: vermeld op het productlabel.
11. Kabelselectie.
a. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om ervoor te zorgen dat een
kabel met een geschikte temperatuurspecificatie wordt gebruikt. De tabel
hieronder geeft richtlijnen voor de selectie:
T-klasse
Temperatuurclassificatie kabel
T6
T5
T4
T3
Meer dan 85 °C
Meer dan 100 °C
Meer dan 135 °C
Meer dan 160 °C
12. Bijzondere gebruiksvoorwaarden
a. De gebruiker moet ervoor zorgen dat de omgevingsluchttemperatuur (To) en
de procestemperatuur (Tp) binnen het bereik vallen dat hierboven staat gespecificeerd voor de T-klasse van de specifiek aanwezige brandbare gassen
of dampen.
b. De gebruiker moet ervoor zorgen dat de omgevingsluchttemperatuur (To) en de
procestemperatuur (Tp) binnen het bereik vallen dat hierboven staat gespecificeerd voor de maximale oppervlaktetemperatuur van het specifiek aanwezige
brandbare stof.
25
Snelstartgids
juni 2013
Specifieke instructies voor installaties in een explosiegevaarlijke
omgeving (I1 en I7)
Betrokken modelnummers:
2120***H*I1**, 2120***K*I1**
2120***H*I7**, 2120***K*I7*
(“*” staat voor opties in constructie, functie en materiaal.)
De volgende instructies gelden voor apparatuur die valt onder de certificaten
Sira 05ATEX2130X en IECEx Sir 06.0070X:
1. De als intrinsiek veilig goedgekeurde versies van de 2120 kunnen worden gebruikt
in een explosiegevaarlijke omgeving met explosieve gassen en dampen met
apparatuurgroep IIC, IIB en IIA, en met temperatuurklasse T1, T2, T3, T4 en T5
[IECEx: in zone 0, 1 en 2].
De temperatuurklasse van de installatie wordt bepaald aan de hand van de procesof omgevingstemperatuur (de hoogste van de twee waarden).
2. De apparatuur mag worden gebruikt in een explosiegevaarlijke omgeving met
brandbaar stof met apparatuurgroep IIIC, IIIB en IIIA [IECEx: in zone 20, 21 en 22].
De maximale oppervlaktetemperatuur van de installatie wordt bepaald aan de hand
van de proces- of omgevingstemperatuur (de hoogste van de twee waarden).
3. Het is een speciale voorwaarde voor certificering dat de temperatuur van de elektronicabehuizing binnen het bereik van —50 °C tot +80 °C dient te vallen.
Gebruik buiten dit bereik is niet toegestaan. De externe omgevingtemperatuur zal
moeten worden begrensd als de temperatuur van het procesmedium hoog is.
Zie ook de onderstaande “Technische gegevens”.
4. De installatie dient te worden verricht door daartoe opgeleid personeel in overeenstemming met de geldende praktijkregels.
5. De gebruiker mag deze apparatuur niet repareren.
6. Als de apparatuur gemakkelijk in contact kan komen met bijtende stoffen, is het
de verantwoordelijkheid van de gebruiker om passende maatregelen te treffen
die voorkomen dat de werking verslechtert en op die wijze te garanderen dat het
type bescherming niet wordt aangetast.
Bijtende stoffen — bijv. zuurhoudende vloeistoffen of gassen die metaal kunnen
aantasten of oplosmiddelen die polymeren kunnen aantasten.
Passende maatregelen — bijv. regelmatige controles die deel uitmaken van routinematig uitgevoerde inspecties of aan de hand van het MDS-formulier vaststellen dat
de apparatuur bestand is tegen bepaalde chemische stoffen.
7. De 2120 voldoet aan de vereisten van clausule 6.3.12 (Isolatie van circuits van
aarde of frame) in EN 60079-11 (IEC 60079-11).
26
Snelstartgids
juni 2013
8. Technische gegevens:
a. Coderingen:
ATEX:
II 1 G D
Ex ia IIC T5...T2 Ga
Ex ia IIIC T85 °C...T265 °C Da
IECEx:
Ex ia IIC T5...T2 Ga
Ex ia IIIC T85 °C...T265 °C Da
b. Temperatuur:
2120***H*I1**, 2120***H*I7**:
Temperatuurklassen
Gas (Ga)
Maximale
omgevingsluchttemperatuur
(To)
Maximale
procestemperatuur
(Tp)
Maximale
oppervlaktetemperatuur
(T)
Stof (Da)
Maximale
omgevingsluchtemperatuur
(To)
Maximale
procestemperatuur
(Tp)
T5, T4, T3, T2, T1
80 °C
60 °C
T85 °C
70 °C
60 °C
T4, T3, T2, T1
60 °C
115 °C
T120 °C
60 °C
115 °C
T3, T2, T1
50 °C
150 °C
T155 °C
50 °C
150 °C
Minimale omgevingsluchttemperatuur (To) = —40 °C.
Minimale temperatuur procesmedium (Tp) = —40 °C
2120***K*I1**, 2120***K*I7**:
Temperatuurklassen
Gas (Ga) en stof (Da)
Maximale
Maximale
oppervlakteomgevingsluchttemperatuur (T)
temperatuur (To)
Maximale
procestemperatuur
(Tp)
T5, T4, T3, T2, T1
T85 °C
80 °C
60 °C
T4, T3, T2, T1
T120 °C
60 °C
115 °C
T3, T2, T1
T155 °C
50 °C
150 °C
Minimale omgevingsluchttemperatuur (To) = —40 °C
Minimale temperatuur procesmedium (Tp) = —40 °C
c. Ingangsparameters:
2120 met NAMUR-elektronica:
Ui =15 V, Ii = 32 mA, Pi = 0,1 W, Ci = 12 nF, Li = 0,06 mH
2120 met elektronica van 8/16 mA:
Ui = 30 V, Ii = 93 mA, Pi = 0,65 W, Ci = 12 nF, Li = 0,035 mH
d. Materiaal: Zie het productgegevensblad van de 2120, 00813-0100-4030 of
naslaghandleiding 00809-0100-4030.
e. Bouwjaar: gedrukt op het productlabel
27
Snelstartgids
juni 2013
9. Bijzondere voorwaarden voor gebruik:
a. Als de behuizing is vervaardigd van een legering of kunststof, dienen de volgende voorzorgsmaatregelen te worden getroffen:
(i) De metalen delen van de behuizing kunnen op toegankelijke plaatsen aanwezig zijn; in zeldzame gevallen kunnen als gevolg van vonkvorming door stoten
en wrijving ontstekingsbronnen ontstaan. Hiermee dient rekening te worden
gehouden wanneer de 2120 wordt geïnstalleerd op locaties waar specifiek
apparatuur van beschermingsniveau Ga of Da is vereist [ATEX: apparatuur van
groep II, categorie 1G] [IECEx: in locaties in zone 0 of 20].
(ii) Onder bepaalde extreme omstandigheden kunnen de niet-metallische
onderdelen in de behuizing van de 2120 een zodanig sterke elektrostatische
lading afgeven dat deze ontsteking kan veroorzaken. Daarom mag de 2120,
wanneer deze onderdelen worden gebruikt voor toepassingen waar specifiek
apparatuur van beschermingsniveau Ga of Da is vereist [ATEX: apparatuur
van groep II, categorie 1G] [IECEx: locaties in zone 0 of zone 20], niet worden
geïnstalleerd op een locatie waar externe omstandigheden kunnen leiden tot
het ontstaan van een elektrostatische lading op dergelijke oppervlakken. Ook
mag de 2120 uitsluitend met een vochtige doek worden gereinigd.
b. Zorg ervoor dat de omgevingsluchttemperatuur (To) en de procestemperatuur
(Tp) binnen het bereik vallen dat hierboven staat gespecificeerd voor de T-klasse
van de specifiek aanwezige explosieve gassen of dampen.
c. Zorg ervoor dat de omgevingsluchttemperatuur (To) en de procestemperatuur
(Tp) binnen het bereik vallen dat hierboven staat gespecificeerd voor de maximale oppervlaktetemperatuur van het specifieke aanwezige explosieve stof.
28
juni 2013
Snelstartgids
Afbeelding 11. EG-verklaring van overeenstemming voor Rosemount 2120
29
Snelstartgids
30
juni 2013
juni 2013
Snelstartgids
31
juni 2013
Snelstartgids
EG-verklaring van overeenstemming
Nr.: RMD 1078 v. C
Wij,
Mobrey Ltd.
158 Edinburgh Avenue
Slough, SL1 4UE
Groot-Brittannië
verklaren onder onze volledige verantwoordelijkheid dat de
Rosemount 2120 Series vloeistofniveau-trilvorkschakelaar
vervaardigd door
Mobrey Ltd.
158 Edinburgh Avenue
Slough, SL1 4UE
Groot-Brittannië
waarop deze verklaring betrekking heeft, in overeenstemming is met de bepalingen in de
richtlijnen van de Europese Gemeenschap, met inbegrip van de meest recente wijzigingen,
welke staan vermeld in bijgevoegd schema.
Aanvaarding van de overeenstemming is gebaseerd op de toepassing van geharmoniseerde
normen en, waar van toepassing of vereist, certificering door een aangemelde instantie in
de Europese Gemeenschap, zoals vermeld in onderstaand schema.
6 juli 2012
David J. Ross-Hamilton
(datum van uitgifte)
(naam – in blokletters)
Consulent mondiale goedkeuringen
(functie – in blokletters)
32
Snelstartgids
juni 2013
Schema
Nr.: RMD 1078 v. C
EMC-richtlijn (2004/108/EG)
Model 2120***K*********
EN 61326-1:2006; EN 61326-2-3:2006; EN 60947-5-6:2001
Model 2120***V*********; 2120***G*********;
2120***T*********; 2120***H*********
EN 61326-1:2006; EN 61326-2-3:2006
ATEX-richtlijn (94/9/EG)
Model 2120***K*I1******; 2120***H*I1******
Sira 05ATEX2130X – intrinsiek veilig
Apparatuurgroep II, categorie 1 GD
Ex ia IIC T5…T2 Ga
Ex ia IIIC T85 °C…T265 °C Da
EN 60079-11:2012; EN 60079-26:2007;
De volgende technische normen en specificaties zijn toegepast:
IEC 60079-0:2011
Model 2120*****E1X*****; 2120*****E1S*****
Sira 05ATEX1129X – drukvast
Apparatuurgroep II, categorie 1/2 GD Ex d IIC T6…T2 Ga/Gb
Ex tb IIIC T85 °C…T265 °C Db
EN 60079-0:2009; EN 60079-1:2007; EN 60079-26:2007;
EN 60079-31:2009
De volgende technische normen en specificaties zijn toegepast:
IEC 60079-0:2011
Laagspanningsrichtlijn (2006/95/EG)
Model 2120***V*********; 2120***T*********
EN 61010-1:2001
(Kleine variaties in het ontwerp ter tegemoetkoming aan de toepassings- en/of montagevereisten worden aangegeven
door alfanumerieke tekens op de hierboven met een * aangeduide posities.)
Pagina 2 van 3
2120_RMD1078-C_dut.doc
33
juni 2013
Snelstartgids
Schema
Nr.: RMD 1078 v. C
Aangemelde ATEX-instantie voor onderzoekscertificaat, type EG
SIRA Certification Service [Nummer aangemelde instantie: 0518]
Rake Lane, Eccleston, Chester
Cheshire, CH4 9JN, Groot-Brittanië
ATEX aangemelde instantie voor kwaliteitswaarborging
SIRA Certification Service [Nummer aangemelde instantie: 0518]
Rake Lane, Eccleston, Chester
Cheshire, CH4 9JN, Groot-Brittanië
Pagina 3 van 3
34
2120_RMD1078-C_dut.doc
juni 2013
Snelstartgids
35
Snelstartgids
00825-0111-4030, Rev BB
juni 2013
Rosemount Inc.
8200 Market Boulevard
Chanhassen, MN 55317, VS
T (VS) (800) 999-9307
T (overige landen) (952) 906-8888
F (952) 906-8889
Emerson Process Management bv
Postbus 212
2280 AE Rijswijk
Nederland
T (31) 70 413 66 66
F (31) 70 390 68 15
E [email protected]
www.emersonprocess.nl
Emerson Process
Management nv/sa
De Kleetlaan, 4
B-1831 Diegem
België
T (32) 2 716 7711
F (32) 2 725 83 00
www.emersonprocess.be
Emerson Process Management
Latin America
1300 Concord Terrace, Suite 400
Sunrise Florida 33323 VS
T +1 (954) 846-5030
Emerson Process Management
Asia Pacific Private Limited
1 Pandan Crescent
Singapore 128461
T (65) 6777 8211
F (65) 6777 0947/65 6777 0743
Emerson Process Management
GmbH & Co. OHG
Argelsrieder Feld 3
82234 Wessling, Duitsland
T 49 (8153) 9390
F 49 (8153) 939172
Beijing Rosemount Far East
Instrument Co., Limited
No. 6 North Street, Hepingli
Dong Cheng District
Beijing 100013, China
T (86) (10) 6428 2233
F (86) (10) 6422 8586
© 2013 Rosemount, Inc. Alle rechten voorbehouden. Alle merken eigendom
van de merkhouder.
Het Emerson-logo is een handelsmerk en dienstmerk van Emerson Electric Co.
Rosemount en het Rosemount-logo zijn gedeponeerde handelsmerken van
Rosemount Inc.
Download