Anticholinerg - Coos Meester home

advertisement
http://web.inter.nl.net/hcc/F.Strijthagen/wrdb/inhoud.html
Eerste keus middel:
Bij de keuze van medicijnen laat men zich leiden door een aantal overwegingen: het middel
dient bewezen werkzamer te zijn dan andere vergelijkbare middelen, hierbij is ook van
belang of het medicijn zo weinig mogelijk bijwerkingen en in prijs zo gunstig mogelijk t.o.v. de
andere medicijnen.
Anticholinerg:
Remt de prikeloverdracht door acetylcholine in het motorische zenuwstelsel.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen gewenste en ongewenste anticholinerge
werkingen bij het geven van bepaalde geneesmiddelen.
Antiparkinsonmiddelen zoals akineton en tremblex hebben een anticholinerge
werking die gewenst is.
Gewenste anticholinerge effecten zijn:
- Verminderen van spierstijfheid
- Verminderen van bewegingsarmoede
Ongewenste anticholinerge effecten zijn:
-accomodatiestoornissen;
-achterblijven van urine in de blaas;
-droge mond;
-droge ogen;
-obstipatie;
-onrust;
-verwardheid.
Antihistaminerge
Antihistaminica zijn stoffen die histamine tegenwerken. Histamine is een van nature
in het lichaam voorkomende stof, die een rol speelt bij overgevoeligheidsreacties
(allergieën)(Neusslijmvlies, Overgevoeligheidsreacties van de huid zoals eczeem en
1
netelroos. Een belangrijke toepassing van antihistaminatica is het onderdrukken van
allergieën.
Acetylcholine:
Acetylcholine (ACTH) is een overdrachtsstof (neurotransmitter ) van het zenuwstelsel
en komt in kleine blaasjes in de uiteinden van bepaalde zenuwvezels voor. Het
eenmaal vrijgekomen acetylcholine wordt in de synapsspleet zeer snel afgebroken of
op het postsynaptische membraan door specifieke enzymwerking (cholinesterase).
(ACTH) fungeert zowel in het perifere als entrale zenuwstelsel als neurotransmitter
en bewerkstelligt ook de prikkeloverdracht naar de dwarsgestreepte spiervezels en
van een deel van de autonome zenuwen naar gladde spiervezels en kliercellen.
Deze neurotransmitter kan het geheugen, de concentratie en het leervermogen
verbeteren en als de produktie hiervan onvoldoende is kan dit resulteren in
geheugenverlies en leerproblemen.
Neurotransmitter:
Chemische overdrachtsstoffen die de hersencellen gebruiken om onderling signalen uit te
wisselen. Dit gebeurt door een interactie met een geschikte receptoren. Ze worden gemaakt
in de zenuwcellen en opgeslagen in kleine blaasjes in de uiteinden van bepaalde
zenuwvezels. Na een zenuwimpuls komen ze vrij in de synapsspleet waar ze in interactie
komen met verschillende postsynaptische receptoren.
Anticholinerg
Remt de prikeloverdracht door acetylcholine in het motorische zenuwstelsel.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen gewenste en ongewenste anticholinerge werkingen bij het geven van bepaalde
geneesmiddelen.
Antiparkinsonmiddelen zoals akineton en tremblex hebben een anticholinerge werking die gewenst is.
Antipsychotische medicatie:
Antipsychotische medicatie is de standaard medische behandeling voor een psychose of
schizofrenie(hallucinaties, paranoïdie, etc.). Andere benamingen zijn ook wel antipsychotica,
neuroleptica of major tranquillizers.
De meeste antipsychotische medicatie heeft twee weken nodig om in het lichaam tot een
werkzame hoeveelheid opgebouwd te worden. Om te beoordelen of er positieve effecten van
deze medicijnen zijn is tenminste een periode van zes weken vereist maar ook een periode
2
van 3 maanden tot een half jaar. Helaas doen de bijwerkingen zich al na 1 tot 2 dagen voor.
De gebruiker moet dus goed hierop worden voorbereid.
Of het medicijn werkt dient afgewacht te worden. Wat bij de een werkt hoeft niet bij de ander
niet te werken. Soms is het nodig meerdere medicijnen achter elkaar te proberen.
Over de vraag hoe antipsychotica werken bestaan verschillende theorieën. Antipsychotische
medicatie stompt zo af dat bepaalde verschijnselen van de psychosen zoals hallucinaties en
waanvoorstellingen als minder erg worden ervaren of verdwijnen. Het afstompend effect kan
overigens ook het effect van psychotherapeutische interventies beperken evenals effecten
van psycho-educatie.
Van belang is verder de onderverdeling klassieke- en atypische antipsychotica. Het
onderscheid tussen beide bestaat hierin dat de klassieke antipsychotische medicatie een
blokkerende werking uitoefent op de neurotransmitter dopamine in de hersenen terwijl de
atypische antipsychotische medicatie in mindere mate een blokkerende functie op dopamine
uitoefent.
Met dame de atypische antipsychotische medicatie heeft vergeleken met de klassieke
antipsychotische medicatie, een minder afstompende werking en is tegelijkertijd werkzaam
tegen hallucinaties en waanvoorstellingen
Enkele bekende merknamen van antipsychotische medicatie zijn: Klassieke(conventionele
antipschotische medicatie:
Licht werkzaam ook gelet op
bijwerkingen:
- Melleril
- Terfluzine
- Chloorpromazine (Largactil)
Meest voorkomende
bijwerkingen:
Wazig zien, verstopping,
duizeligheid, Sufheid, droge
mond, urine retentie,
Gewichtstoename.
Soms voorkomende
bijwerkingen:
Risico's
Medium werkzaam :
Acathisie, Parkinsonisme,
huidproblemen
dystonie, lever irritatie,
neuroleptisch malignant syndroom
-
Droperidol
- Trilafon
- Cisordinol
Meest voorkomende
bijwerkingen:
Acathisie, spierstijfheid
3
Risico's:
dystonie, neuroleptisch malignant
syndroom, tardieve dyskinesie.
Sterk werkzaam ook gelet op
bijwerkingen:
- Haldol
- Navane
- Orap
- Haloperidol
- Semap
- Fluanxol
Meest voorkomende
bijwerkingen:
acathisie
spierstijfheid
parkinsonisme
>constipatie, duizeligheid sufhied,
droge mond deksuele problemen
urine retentie, gewichtstoename
Soms voorkomende
bijwerkingen:
Risico's
Atypische antipsychotische
medicatie:
Dystonie, neuroleptisch malignant
syndroom tardieve dyskinesie
- Seroquel
- Zyprexa
- Risperdal
- Leponex
Seroquel: (quetiapine fumaraat)
Meest voorkomende
Duizeligheid sufheid, constipatie,
bijwerkingen
droge mondconstipatie, droge
mond , indigestie, lage bloeddruk
Zyprexa (Olanzapine):
Meest voorkomende
bijwerkingen
Soms voorkomende
bijwerkingen:
Minst voorkomende
bijwerkingen:
Risico's
Duizeligheid, sufheid,
gewichtstoename
constipatie, hoofdpijn
acathisie, tremoren
neuroleptischc malignant
syndroom, tardieve dyskinesie
Risperdal (Risperidone):
Soms voorkomende bijwerkingen Wazig zien, sufheid,
gewichtstoename , spierstijfheid
Minst voorkomende
sexuele problemen
bijwerkingen:
Risico's
dystonie, neuroleptisch malignant
syndroom, insulten
Leponex (Clozapine):
meest voorkomende
duizeligheid, kwijlen,
bijwerkingen
gewichtstoename
Soms voorkomende bijwerkingen constipatie, toename
4
Risico's
hartfrekwentie, misselijkheid
agranulocytose, insulten
Antiserotonerge:
Mensen met tekorten in de serotonerge en adrenerge neurotransmissie-systemen.
Uitgangspunt hierbij is dat zij sterker dan anderen geneigd zijn taken als belastend en
gebeurtenissen als bedreigend te ervaren . Hier zal hun stemming en prestatieniveau onder
lijden. Omdat de samenstelling van de voeding invloed heeft op de aanmaak van de
neurotransmitters serotonine en noradrenaline, wordt uitgeprobeerd of speciale dieten
stressvolle omstandigheden voor deze mensen draaglijker maken.
Benzodiazepines
Groep van geneesmiddelen die op de hersenen werken, die een specifieke, algmeen
dempende werking hebben. Ze vinden toepassing als slaapmiddelen en
tranquillizers(kalmerende middelen). In het laatste geval kunnen ze gebruikt worden voor het
verlichten van angstverschijnselen van ernstige of invaliderende aard of van
angstverschijnselen die voor de patiënt onaanvaardbare klachten veroorzaken en die al dan
niet gepaard gaan met slapeloosheid of kortdurende psychosomatishe, organische of
psychotische ziekteverschijnselen. Bij langdurig gebruik kunnen verslavingsverschijnselen
voorkomen. Bekende benzodiazepines zijn: Valium, Mogadon, Dalmadorm, Normison,
Stesolid, Temesta.
Bijwerkingen: sommige medicijnen pas na jarenlang gebruik te leiden tot zichtbare
bijwerkingen. Bijwerkingen komen pas voor wanneer een bepaalde minimale hoeveelheid
van het medicijn in het bloed zit. Het kan voorkomen dat bijwerkingen reeds optreden en de
bedoelde werking nog uitblijft. Om de bedoelde werking van het medicijn te bereiken dient de
toegediende hoeveelheid verhoogd te worden, hetgeen de bijwerkingen nog kan doen
toenemen maar ook doen afnemen.
Dopamine:
Chemische stof die als neurotransmittor fungeert. Dopamine is farmacologisch zeer actief
maar passeert zeer moeilijk de bloed-hersenbarrière.
De bloed-hersenbarrière is een extra bescherming tussen de bloedvaten in de hersenen en
de hersenen zelf. De voornaamste functie is het tegenhouden van bacteriën, om infecties te
voorkomen. Dit omdat in het (volgroeide) brein geen herstel van cellen kan plaatsvinden in
tegenstelling tot de rest van het lichaam.
5
De bloed-hersenbarrière
De barrière bestaat uit nauw aaneengesloten endotheelcellen die de bekleding vormen van
de capillairen, de kleinste bloedvaten, in het Centraal zenuwstelsel (CZS). Deze cellen laten
maar een beperkt aantal stoffen hun membranen passeren. De meeste stoffen (zoals
geneesmiddelen en vergiften) die in het bloed komen, verspreiden zich snel en gelijkmatig
over het gehele lichaam en over alle organen. Bij vergiftiging is het bestaan van de barrière
daarom een voordeel maar het kan nadelig zijn wanneer bijvoorbeeld een infectie in het
centraal zenuwstelsel met antibiotica wordt bestreden. Ook bij de behandeling van kanker
kan het een complicatie zijn, aangezien niet alle soorten chemotherapie de bloedhersenbarrière kunnen passeren, waardoor aanvullend bestraling van het CZS noodzakelijk
kan zijn.
Een ander bekend voorbeeld is bij de ziekte van Parkinson, waar dopamine tekort optreedt
door het afsterven van zenuwcellen die deze dopamine produceren. Rechtstreeks dopamine
toedienen kan dan niet door de bloed-hersenbarrière, daarom moet men een iets andere
vorm van dopamine toedienen, die wel voorbij de bloed-hersenbarrière komt.
Veel drugs zoals cocaïne, heroïne en ook mildere zoals cafeïne en alcohol, zijn wel in staat
de bloed-hersenbarrière te passeren, waardoor de gebruiker al snel na inname van een
dergelijke stof de gevolgen merkt. Dit kan doordat de werkzame stoffen ervan veelal zo klein
zijn dat ze wel door de nauw aaneengesloten cellen kunnen bewegen.
Epinefrine
Epinefrine stimuleert de alfa- en bèta receptoren van het sympathisch zenuwstelsel en heeft
een geringe centraal stimulerende werking. Door beïnvloeding van de alfareceptoren, treedt
vernauwing op van de meeste vaten, met name die van de huid
MAO-remmers
Stof die de activiteit van mono-amino-oxidase remt. Wordt toegepast bij de behandeling van
bepaalde depressies. Mono-amino-oxidase is een in het lichaam voorkomend enzyme dat de
6
aminogroep van een mono-amine afsplitst, waardoor de betreffende stof onwerkzaam wordt.
Dit is een van de mechanismen waardoor in het zenuwstelsel voorkomende mono-aminen
zoals noradrenaline, serotonine en dopamine onwerkzaam gemaakt kunnen worden. Een
MAO-remmer zorgt er dus voor dat noradrenaline en dopamine wel werkzaam kunnen
blijven. Vanwege de ernstige bijwerkingen -hartpatiënten hebben een vergrote kans op
overlijden maar ook mensen met zuikerziekten, epilepsie, glaucoom en met plasziekten
behoren tot een risicogroep- worden MAO-remmers in Nederland nauwelijks nog
voorgeschreven.
Het eten van haring, ananas,bananen, diverse soorten kaas, rode wijn, en tuinbonen moet
tijdens een therapie met MAO-remmers ontraden worden omdat deze stoffen door monamino-oxydase worden afgebroken en er door het gebruik van MAO-remmers, deze stoffen
niet meer of minder snel afbreken en er kans op vergiftiging ontstaat.
Deprenyl is zo'n MAO-remmer. Deprenyl beschermt de hersencellen die dopamine maken en
wordt veel gebruikt door mensen met de ziekte van Parkinson. Het meeste onderzoek
betreffende Deprenyl als 'verjongingsmiddel' is gedaan door de Hongaarse professor in de
pharmacologie: Joseph Knoll. Volgens Knoll vertraagt Deprenyl de veroudering. Hij adviseert
mensen vanaf 45 jaar oud 2 maal 5 mg per week te gebruiken en vanaf de leeftijd van 55
jaar: 3 maal 5 mg. Hij gelooft in een verhoging van levensverwachting van 15 tot 20 jaar.
Serotonine:
Serotonine (5-hydroxytryptamine, 5-HT) komt voor bij mensen, dieren en planten evenals
aan serotonine verwante stoffen. Van alle chemische neurotransmitters heeft serotononie bij
behandeling het grootste aandeel. Serotonine wordt gebruikt bij de behandeling van onrust,
depressie, obsessieve compulsieve stoornissen, schizofrenie, beroerte, vetzucht, pijn hoge
bloeddruk, stoornissen in de bloedsomloop, migraine en misselijkheid. De ontspannende en
relaxerende neurotransmitter serotonine speelt een belangrijke rol bij het in en doorslapen
Een belangrijke factor in het begrijpen van de rol van serotonine bij al deze stoornissen is
een grotere kennis van de rol die verschillende receptor-subtypes spelen.
Serotonine werd voor het eerst van bloed geïsoleerd in 1948 door Page. Hierna ontdekte
men dat deze stof ook voorkwam in het centrale zenuwstelsel, de darmwand (waar het
gerelateerd lijkt aan verhoogde activiteit van maag en darmen) en de bloedvaten (grote
bloedvaten lijken hierdoor samen te trekken.) Zoals bij de meeste neurotransmitters bleek
ook serotonine over een relatied simpele structuur te beschikken. De farmacologische
eigenschappen bleken echter complex.
De effecten op het centrale zenuwstelsel zijn het meest bestudeerd. De functies van
Serotonine zijn talrijk: controle over eetlust, slaap geheugen en leren, temperatuur regulatie,
7
stemming, gedrag(sexualiteit en hallucinogeen gedrag), hart en bloedvaten, spierspanning,
klierregulatie en depressie. Verder schijnt serotonine een belangrijke rol te spelen in het
evenwicht van de bloedplaatjes, de beweeglijkheid van het maag-darmkanaal en bij de
carcinogene tumor afscheiding.
Wanneer men bedenkt dat de gemiddelde mens slechts over ongeveer 10 mg serotonine
beschikt zijn de farmacologische en psychologische effecten enorm.
Chemische neurotransmitters zoals serotonine functioneren als overdrachtsstoffen die de
hersenen gebruiken om onderling signalen uit te wisselen. Dit gebeurt door een interactie
met een geschikte receptor. Ze worden gemaakt in de zenuwcellen en opgeslagen in kleine
blaasjes in de uiteinden van bepaalde zenuwvezels. Na een zenuwimpuls komen ze vrij in de
synapsspleet waar ze in interactie komen met verschillende postsynaptische receptoren.
De akties van 5=HT worden beëindigd door drie belangrijke mechanismen, diffusie,
metabolisme en opname terug in de synaptische spleet. 1. De synthese of vermindering van
5-HT wordt bevorderd door voorlopers. De opslag van 5-HT kan geblokkeerd of bevorderd
worden evenals het vrijkomen van 5-HT in de synapsspleet. In de synapsspleet kan 5-HT
een interaktie aangaan met sommige receptoren en door andere receptoren juist tot een
verminderde aktie gebracht worden. Wanneer 5-HT geen interactie aan gaat kan het
opnieuw door de zenuw geabsorbeerd worden of voor een gedeelte niet geabsorbeerd. Dit
gedeelte wordt gemetaboliseerd.
schema van de actie van 5-HT
5-HT1-achtig
5-HT2
5-HT3
bradycardia(abn.
vertraagde
hartslag)
Cardiovasculaire reacties
verhoging bloedplaatjes
uilokking van pijn
Hyperfagie
samentrekken bloedvaten
misselijkheid/overgeven
Verhoogde pijngevoeligheid
gedragseffecten
migraine
Angst/onrust
sexuele aktiviteit
antipsychotische aktiviteit
Depressie
spiersamentrekking
Slaap
hallicunogene aktiviteit
Migraine
antipsychotische aktiviteit
Sympathisch zenuwstelsel:
Deel van het autonoom zenuwstelsel dat stimulerend werkt op hart en longen.
8
Tardieve Dyskinesie(late bewegingsstoornissen):
Een syndroom bestaande uit potentieel onherstelbare onvrijwillige bewegingsstoornissen dat
kan optreden bij patiënten die langdurig(Langdurig) behandeld zijn met klassieke
antipsychotische medicijnen. De eerste symptomen zijn meestal wormachtige bewegingen
van de tong, smakbewegingen, kauw- of maalbewegingen van de kaken, uitstulpen van de
tong. De symptomen verergeren bij stres, verminderen bij sedatie en verdwijnen tijdens de
slaap. Tardieve Dyskinesieën kunnen ook ontstaan wanneer men nadat de acute psychose
bestreden is de dosis van de antipsychotische medicatie verlaagd. De beste vorm
vanbehandeling van tardieve dyskinesie is het verlagen van de anticholinergica en het zo
laag mogelijk instellen van de antipsychotische medicatie. Alhoewel de tardieve dyskinesieën
in eerste instantie niet blijken te verdwijnen, kan toch langzaam vermindering ervan
optreden.
Alhoewel tardieve dyskenesie meer voorkomt bij ouderen, met name oudere vrouwen die
langdurig behandeld zijn met conventionele antipsychotica is het onmogelijk voorspellingen
te doen over het wel of niet gaan voorkomen na het begin van de behandeling met
antipsychotische medicatie
Er zijn verschillende redenen om te voorspellen dat Leponex verschilt van andere
antipsychotische medicijnen in het vermogen tot het veroorzaken van tardieve dyskenesie.
Een van deze redenen is dat preklinisch werd vastgesteld dat Leponex relatief zwak de
dopamine receptor blokkeert en tevens een verminderd voorkomen van extrapyramidale
symptomen. Verder werd er vastgesteld dat wanneer er met Leponex behandeld werd, er
geen tardieve dyskenesie voorkwam. Toch kan nog niet met zekerheid gesteld worden dat
Leponex geen tardieve dyskenesie veroorzaakt. Het risico dat tardieve dyskensie ontstaat en
dat het onomkeerbaar blijkt is groter naarmate de duur van de antipsychotische behandeling
langer en de doses die de patiënt hiervoor worden toegediend,groter zijn. De kans dat het
syndroom uiteindelijk onstaat is echter kleiner wanneer de therapie relatief korter is en de
toegediende doses lager.
Er is geen bekende behandeling voor tardieve dyskenesie, alhoewel het mogelijk is dat het
syndroom gedeeltelijk of geheel vermindert wanneer de therapie gestaakt wordt of de doses
verlaagd. Antipsychotische behandeling zelf echter onderdrukt voor een gedeelte de tekenen
van tardieve dyskenesie en kan daardoor een onderliggend proces maskeren. Het effect wat
deze symptoomonderdrukking heefy op het lange termijn verloop van het syndroom is
onbekend.
Wanneer we het bovenstaande in overweging nemen dan moet Leponex zodanig
voorgeschreven worden dat het risico op het ontstaan van tardieve dyskenesie zo klein
9
mogelijk blijft. Chronisch Leponex gebruik moet alleen toegepast worden bij patiënten die
fundamenteel baat hebben van dit medicijn. Ook bij deze patiënten moet gezocht worden
naar de kleinst mogelijke dosis en de kortste duur van de behandeling. De behoefte aan een
voortgezette behandeling moet periodiek gepeild worden.
Wanneer er tekenen zijn van tardieve dyskenesie zijn bij patiënten die Leponex gebruiken
moet voortzetting van deze behandeling heroverwogen worden. Sommige patiënten zullen
echter ondanks de aanwezigheid van dit syndroom deze therapie moeten voortzetten.
10
Download