Het is goed voor een man dat hij het juk in zijn jeugd draagt Ds. A.T. Vergunst – Klaagliederen 3: 27 Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen: Zingen: Psalm 89: 3, 4 Klaagliederen 3: 1-40 Psalm 73: 6, 7, 9 Psalm 94: 7, 10 Psalm 25: 8 Psalm 25: 10 Gemeente, ‘Maar in dit smartelijk verdriet mistrouwt mijn hart Uw goedheid niet.’ (Ps. 13:5 berijmd) Dat zal wel moeilijk geweest zijn voor David, de dichter van Psalm 13, om dat ook inderdaad te doen in dit smartelijk verdriet. Ik heb geen idee wat er in zijn leven gebeurde; wat voor verdriet hij op dat moment ondervond. Maar toch zegt hij: ‘In al dat verdriet, toch mistrouwt mijn hart Uw goedheid niet.’ Op die man ben ik jaloers. Dat spreekt van heel veel genade. Als je pijn lijdt, als alles huilt in je leven, toch het geloof niet te verliezen en te zeggen: ‘Heere, ondanks alles, U bent toch zo goed. En ik vertrouw op U.’ Is dat dan mogelijk? Ja, het is mogelijk. Hij zong het. Hij zal niet gelogen hebben. Het is mogelijk, door Gods genade. Gemeente, ik weet wat er allemaal kan gebeuren in een gemeente, in uw en jouw leven. Ons leven is niet zo rustig als we hier zitten. Voor velen is het dagelijks leven heel zwaar tillen. Heel zwaar, smartelijk, moeizaam en verdrietig. Weet u, dan zijn wij niet de enigen die worstelen met wezenlijke vragen die naar boven komen. Als onze weg niet zo voorspoedig gaat en als het heel moeilijk gaat worden. Ik weet ervan. Ik weet niet of u mij kent, maar ik spreek niet helemaal zonder ervaring. Eerst heb ik mijn vader verloren, toen ik nog maar twintig jaar was. Toen ook mijn vrouw, toen ik nog maar negen jaar getrouwd was. Dan komen er wel dingen op in je hart. Die durf ik hier allemaal niet te zeggen, maar ik dacht: ik ga toch deze gelegenheid gebruiken om het Woord van God te openen over dit onderwerp, waar we ook allemaal mee worstelen. Als we de Bijbel doorlezen, heeft u misschien weleens opgemerkt dat het hele boek vol staat met crisissituaties: hongersnood, dood, ziekte, oorlog, verlies, scheiding. Het gaat de hele Bijbel door. Allemaal conflicten en allemaal problemen. Het hele boek staat er vol mee. Dat maakt de Bijbel ook zo écht realistisch. Het is niet zomaar een sprookjesboek. Het is een Boek dat geschreven is, juist in het centrum van ons leven. Waar wij mee worstelen, daar hebben deze mensen ook mee geworsteld. Denk eens aan Abraham, aan Noach, aan Paulus, denk eens aan Job, aan www.prekenweb.nl 1/13 Ds. A.T. Vergunst – Het is goed voor een man dat hij het juk in zijn jeugd draagt Jeremia. Al deze mensen hebben veel geleden. Die kunnen er echt van meepraten. Die hebben ervaring. En wat wij, u, jij en ik, moeten gaan leren is een heel moeilijke les. Dat Gods hand niet alleen in het goede is, maar net zo goed in het moeilijke in ons leven. Ja, het is dezelfde hand die ons een mooie dag geeft, met heerlijke zonneschijn, maar die het ook ineens inktzwart kan maken, zodat ons leven als een kaartenhuis in elkaar valt, omdat je ineens kanker hebt, of je man verliest, of je vader, of je kind, en ga zo maar door. Over die hand had de dichter het nu. Hij zegt: ‘Maar in dit smartelijk verdriet mistrouwt mijn hart Uw goedheid niet.’ Laten we eens naar Klaagliederen gaan. Hoofdstuk 3 is een heel speciaal hoofdstuk. In dit hoofdstuk begint Jeremia heel persoonlijk te worden. In het eerste en tweede hoofdstuk heeft hij het over Jeruzalem en spreekt hij over die stad, maar in hoofdstuk 3 wordt het ineens: ik, ik, ik. Hij wordt persoonlijk en brengt iets heel persoonlijks in dit gedeelte van het Woord. We krijgen in dit eerste gedeelte van hoofdstuk 3 een kijkje in het leven en in de gevoelens van de profeet Jeremia. Ik vraag u om uw Bijbel open te doen en even mee te lezen. Die eerste verzen zijn een heel belangrijk gedeelte. Moet u maar eens even meedenken met wat hij zegt in de eerste drie verzen. Er wordt gesproken over een man die ellende ziet: ‘Ik ben in duisternis, Gods hand is tegen mij, mijn vlees en mijn huid is oud, mijn beenderen zijn gebroken.’ Als je een been breekt, weet je hoe het voelt. Jeremia voelt dat overal: elk been is gebroken. Hij voelt of ervaart op dit moment niets van Gods liefde. Misschien komt het nu wat dichterbij voor u. Of voor jou. In vers 5 tot 7 zegt hij: ‘God heeft een hele muur om me heen gebouwd. Hij heeft mij met gal en met moeite omringd. Hij heeft mij in een duistere plaats gezet. Ik voel me als iemand die allang gestorven is. Hij heeft mij toegemuurd; een muur om mij heen gezet. Ik kan er niet uit; ik zit als met koperen boeien in een gevangenis.’ Jeremia ziet nergens een lichtpuntje. Nergens. Het zit potdicht. Hij probeert wel te bidden, lees maar in vers 8 en vers 9. Hij roept en schreeuwt, maar het gebed gaat nergens heen. Het lijkt wel of het gebed niet naar boven gaat. Hij heeft mijn wegen toegemuurd met uitgehouwen stenen, Hij heeft mijn paden verkeerd (krom gemaakt). Hij zegt later in dit hoofdstuk, in vers 44: Gij hebt U met een wolk bedekt, zodat er geen gebed doorkwam. Hij probeert wel te bidden, maar het gaat nergens heen. Het gaat niet verder dan tot het plafond en weer terug. Zo voelt hij het althans. Misschien ziet u op dit ogenblik hierin wel een beetje uzelf. In vers 10 en 11 beschrijft hij hoe hij God ervaart. Hij is mij een loerende beer, een leeuw in verborgen plaatsen. Hij heeft mijn wegen afgewend, en Hij heeft mij in stukken gebroken; Hij heeft mij woest (als een woestijn) gemaakt. Hij voelt helemaal dat God tégen hem is; hij is als het ware uitgedroogd. www.prekenweb.nl 2/13 Ds. A.T. Vergunst – Het is goed voor een man dat hij het juk in zijn jeugd draagt Dan gaat hij nog verder, in vers 12 en 13. ‘God weet precies wat mijn zwakke plek is. Hij heeft een pijl op Zijn boog gelegd en schiet hem precies in mijn nieren. Dat is mijn meest gevoelige plek. Hij heeft juist in het meest gevoelige van mijn leven Zijn vinger gezet.’ Voelt u het aan? Deze man heeft ongelooflijk veel pijn. Hij beschrijft het zó echt. En dan beschrijft hij nog hoe de mensen om hem heen erop reageren. Hij is tot belaching geworden voor de mensen. De mensen om hem heen maken een lange neus tegen hem. Hij is met bitterheden vervuld en hij belijdt in vers 13 tot 18: ‘Ik heb eigenlijk helemaal geen hoop meer. Het is zo hopeloos.’ Toch blijft het daar niet bij. Lees nog eens verder in vers 18: Mijn sterkte is vergaan. Maar dan gebeurt er iets in vers 21: Dit zal ik mij ter harte nemen, daarom zal ik hopen. Wat gebeurt hier, gemeente? We gaan even door het hoofdstuk heen voor ik bij de tekst kom. Laten we nog eens vers 20 en 21 lezen: Mijn ziel gedenkt er wel terdege aan, en zij bukt zich neder in mij. Dit zal ik mij ter harte nemen. Wat is ‘dit’? Hij zegt dan: Daarom zal ik hopen. Hij vindt een lichtpuntje en dat staat in het volgende vers: ‘De goedertierenheden des Heeren zijn er nog. Ik zie dat Zijn barmhartigheden nog niet helemaal een einde hebben, weg zijn. Ik zie ze elke morgen. Ik zie dat Zijn trouw groot is.’ Ziet u wat er gebeurt met deze Jeremia? Hij wordt bekeerd temidden van dit klaaglied. Jeremia gaat iets doen wat een les voor ons is. Dit hoofdstuk is geschreven met een doel. Het is niet zomaar een verhaal van Jeremia. Het is de Heilige Geest Die deze man heeft geïnspireerd om ons vandaag les te geven. Dit is opgeschreven om te leren: hoe gaan wij nu om met de moeilijke dingen, zoals rouw en verdriet? En dan mogen wij vragen, gemeente: ‘Heere, wilt U mij nu eens leren denken zoals Jeremia heeft mogen denken?’ Jeremia begint in de modder te graven, die hij overal om zich heen zag. En wat vindt hij dan? Dan vindt hij goud in de modder van zijn leven, in de pijn, in de moeite, in het verdriet, in alles waarin de Heere hem tegenkomt. En wat voor goud? Hij vindt het goud van Gods goedertierenheid en barmhartigheid. Die wegen méér dan alle modder, dan alle problemen. Dan ga ik weer naar dat versje toe: ‘Maar in dit smartelijk verdriet, mistrouwt mijn hart Uw goedheid niet.’ Die goedheid weegt bij de profeet veel zwaarder dan zijn smart. Dat betekent niet dat er geen smart is, dat hij niet rouwt. Het betekent niet dat hij niet huilt. Het betekent ook niet dat hij het niet moeilijk heeft. Dat blijft. We zijn mensen. Maar in deze moeite ervaart Jeremia tóch dat God goed is. Dat is goud! Jeremia ontdekt dat Gods karakter totaal niet veranderd is. Lees maar in vers 24 en 25: De HEERE is mijn Deel, zegt mijn ziel, daarom zal ik op Hem hopen. De HEERE is goed degenen die Hem verwachten, der ziele die Hem zoekt. Die zal Hij nooit beschamen. Alles loopt tegen. Alles is weggenomen. Allemaal moeite. Maar God blijft Dezelfde en daar mag ik tóch op hopen. Hij wentelt zijn hele probleem op God en zegt: ‘Heere, U hebt toch gezegd dat U voor degenen die U zoeken en verwachten, goed bent?’ www.prekenweb.nl 3/13 Ds. A.T. Vergunst – Het is goed voor een man dat hij het juk in zijn jeugd draagt Jeremia ontdekt ook nog iets anders, wat staat in vers 32 en 33: Maar als Hij bedroefd heeft, zo zal Hij Zich ontfermen naar de grootheid Zijner goedertierenheden. Want Hij plaagt en bedroeft des mensen kinderen niet van harte. Dat vond ik wel één van de moeilijkste verzen van dit hoofdstuk. Gemeente, jonge mensen, luister eens. Er is verdriet, rouw, die lege plaats, de scheiding, de moeite die toegelaten is in je leven. Misschien ben je wel seksueel misbruikt, als jong meisje of als jonge vrouw. Misschien wel als kind, als jonge jongen, als jonge man. Die zullen hier ook wel zitten. Levensgroot is misschien jouw vraag: ‘Heere, waar was U dan, toen dat gebeurde? Waarom liet U dat nu toe? U hebt mij toch gehoord? Waarom hebt U dan niet geantwoord? Bént U er dan wel? Is er dan wel een God, als er zoveel lijden in mijn leven moet zijn? Waarom moest dat dan gebeuren, Heere?’ Gemeente, ik heb met die vragen ook geworsteld. Ik denk dat we het allemaal wel gaan herkennen, waar Jeremia hier mee worstelt. Dat zijn échte vragen. Ik denk ook dat er hier heel veel zitten die deze vragen niet eens durven te stellen. ‘Als U dan zo machtig bent, Heere, als U dan almachtig bent, waarom is er dan zoveel lijden in deze wereld? Waarom laat U toe dat er kinderen mishandeld worden? Waarom laat U die misdaden verjaren?’ Ik las iets over Irak, waar jongens en meisjes wees zijn geworden vanwege de oorlog en die in een weeshuis drie of vier keer per nacht worden misbruikt. Dan gaan we weleens vragen: ‘Heere, kom! Waarom dan toch?’ Gemeente, als ik deze vragen in uw midden leg, is het niet omdat ík die vragen wil stellen, maar omdat die vragen gesteld wórden. Ik worstel ook met zulke vragen. Ik zie zoveel lijden in het pastorale werk, en dat zie je ook als je de wereld doortrekt, als je boeken leest. En jij ziet het ook. Jeremia zegt hiervan: ‘U plaagt en bedroeft des mensen kinderen niet van harte.’ Maar waaróm dan? We moeten eerst beginnen met vers 39 en 40: Wat klaagt dan een levend mens? Een ieder klage vanwege zijn zonden. Laat ons onze wegen onderzoeken en doorzoeken, en laat ons wederkeren tot de HEERE. Door Jeremia geeft de Heilige Geest hier het antwoord: Een ieder klage vanwege zijn zonden. Laat ons onze wegen onderzoeken en doorzoeken, en laat ons wederkeren tot de HEERE. God heeft het lijden niet uitgevonden. In Genesis 1 en 2 is er geen lijden. Daar lees je niet over pijn. Daar staan ook geen zorgen in. In hoofdstuk 3 wel. Daar zijn wij als mensheid tegen onze Schepper opgestaan en hebben gezegd: ‘Nee, nee, wij willen eigen god spelen. Niet onder U buigen.’ Daarom lijden wij. ‘Ja’, zegt u, ‘dat is in het algemeen wel zo, maar waarom moet ík zo lijden in mijn leven? Mijn buurman heeft niet de zorgen die ik heb. Mijn buurvrouw ook niet. Dat heeft die jongen niet, dat heeft dat meisje ook niet, maar ik wel. Waarom die verschillen? Waarom hij niet en ik wel?’ www.prekenweb.nl 4/13 Ds. A.T. Vergunst – Het is goed voor een man dat hij het juk in zijn jeugd draagt De vraag is reëel, en we worstelen allemaal met zulke vragen. Persoonlijk heb ik ook deze vragen gesteld, voor de Heere neergelegd met tranen en zuchten. Niet altijd krijgen we een duidelijk antwoord. Maar ik heb toch in de waarheid van vers 27 veel rust gevonden. Laten we samen die woorden overdenken: Het is goed voor een man dat hij het juk in zijn jeugd draagt. Laten we daar samen over denken in drie gedachten: 1. Wat is dit juk waar hij het over heeft? 2. Waarom zou zo’n juk nu goed zijn, vooral in je jeugd? 3. Hoe draag je nu zo’n juk? 1. Wat is dit juk waar hij het over heeft? Kinderen, ik weet niet of jullie weten wat een juk is? Ik zie ze nog wel eens als ik in China ben. Dat is een groot stuk hout. Het steekt naar de zijkanten een beetje uit bij beide schouders. Het ligt op de nek, op de schouders, en daarmee draagt iemand dan twee grote emmers, die aan zo’n juk hangen. Als je het aan je opa gaat vragen of aan je overgrootvader, die heeft er misschien nog wel één in de garage of in de schuur liggen. Een juk werd vroeger gebruikt voor mensen, maar ook voor dieren. Als er twee stieren aan elkaar werden gekoppeld om te ploegen, dan legde de boer een juk over die stierenschouders. Dit beeld gebruikt Jeremia in deze tekst om iets uit te beelden. Er zijn twee manieren waarop het woord ‘juk’ in de Bijbel gebruikt wordt. Misschien hebt u al gedacht aan de tekst uit Mattheüs 11 vers 28, waar de Heere Jezus zegt: Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt. En dan zegt Hij vervolgens: Neemt Mijn juk op u, (…) want Mijn juk is zacht. Daar wordt echter met het woord ‘juk’ iets anders uitgebeeld dan het woord hier in onze tekst. De Heere Jezus heeft het in die woorden over het juk van Zijn dienst. Dat is een liefdedienst in dankbaarheid voor Zijn genade. Hier in het verband van dit hoofdstuk wordt het juk gebruikt als een beeld van iets dat moeilijk is; dat verdrietig; dat pijnlijk is; dat teleurstelling oplevert. Het is het juk van het lijden, dat Jeremia hier op het oog heeft. En nu zegt hij ineens: ‘Jonge mensen, wees blij dat je een juk krijgt in je jeugd.’ Nou, toen ik mijn juk kreeg in mijn jeugd, had ik er toch moeite mee om te zeggen: ‘Dat is goed, Heere.’ Ik ken heel veel jonge mensen met jukken, en om dan te zeggen: ‘Dat is goed, joh, dat je een juk hebt. Wees er blij mee!’ Met zo’n uitspraak moet je oppassen. Dat zeggen we niet zo snel tegen elkaar. Maar toch is dit Gods Woord: het is goed voor een man, voor een vrouw, dat hij het juk in zijn jeugd draagt. www.prekenweb.nl 5/13 Ds. A.T. Vergunst – Het is goed voor een man dat hij het juk in zijn jeugd draagt Een juk is natuurlijk heel moeilijk om te dragen. Ik heb nooit zo’n ding op mijn schouders gelegd, maar als je zo’n ding op je schouders zou leggen, zou je blaren en spierpijn krijgen. Een juk gaat natuurlijk zeer doen in het begin. Zo is het altijd met een juk. In het begin is het ontzaglijk moeilijk om dat juk te dragen, en dat beschrijft Jeremia in het eerste gedeelte van het hoofdstuk. Iedereen die een juk van lijden wordt opgelegd zal dit erkennen. Een wereld van gedachten en gevoelens wordt wakker van binnen, en de meeste zijn pijnlijk, chaotisch, vol van twijfels en zonde. God heeft een juk op Jeremia’s schouders gelegd. In zijn profetie laat Jeremia ons vaak meelezen over hoe hij worstelde als profeet. Het was een moeilijk leven voor hem. Nu in dit hoofstuk beschrijft hij heel intens hoe donker het is. In hoeverre hij dit alles over zichzelf schreef of over Jeruzalem, is niet zo belangrijk. Wat hij schreef is reëel, eerlijk, echt en donker. Als je net door iets heel ergs heengegaan bent, of je gaat net beginnen te begrijpen wat er gebeurd is in je leven of wat er aan het gebeuren is, dan ga je dat juk voelen. Toch zegt hij, en dat is onze tweede gedachte: waarom zou zo’n juk nu goed zijn, vooral in je jeugd? 2. Waarom zou zo’n juk nu goed zijn, vooral in je jeugd? Gemeente, ik ben het ermee eens. Voor honderd procent. Ik mag het echt zeggen: ‘Ik wil nooit meer van mijn juk af, hoewel ik nog steeds verdrietig ben.’ Het verdriet is nooit over. Dat gaat soms op en neer. Dat weten sommigen hier ook. En dan is het nu natuurlijk mijn taak om te vertellen waaróm dat juk zo goed is. Waarom zegt de Heilige Geest in dit gedeelte dat het goed is voor een man om het juk in zijn jeugd te dragen? Wel, gemeente, jonge mensen, ik wil zes redenen geven. Maar laten we echter eerst zingen met elkaar van Psalm 94, want daar spreekt ook zo’n man die het juk heeft moeten dragen en die spreekt er toch ook heel positief over. Hij heeft wel een strijd gestreden. We gaan zingen van Psalm 94 de verzen 7 en 10: Zo leert hij zich geduldig dragen; Zo ziet hij ‘t eind der kwade dagen; Zo wordt de roede zelfs gekust, En d’ onderwerping geeft hem rust; Totdat de kuil gegraven wordt, Waarin de zondaar nederstort. Wanneer ik zei: ‘Mijn voeten glijden’, Toen hebt Gij mij gesterkt in ‘t lijden; Wanneer mij ‘t afgepeinsde hart Door al mijn denken werd verward, En ik in druk schier was gestikt, Toen heeft Uw troost mijn ziel verkwikt. www.prekenweb.nl 6/13 Ds. A.T. Vergunst – Het is goed voor een man dat hij het juk in zijn jeugd draagt In Psalm 94 vers 19 staat het zo, wat we net zongen: Als mijn gedachten binnen in mij vermenigvuldigd werden… Daar hebben we het over gehad. Dat gebeurt er als de roede en het juk in ons leven komen. Dan gaan de gedachten vermenigvuldigen. Maar dan vervolgt deze dichter: In dat alles… hebben Uw vertroostingen mijn ziel verkwikt. Die vertroostingen zijn Gods eigenschappen. Dat zijn Gods openbaringen van Zichzelf. Zo staat het hier in de gezongen psalm: ‘In al mijn denken was mijn afgepeinsde hart verward.’ Wat een doolhof, als je dan zoekt en zoekt hoe dat nu allemaal in elkaar past. Ik denk aan de jonge Jozef, jonge mensen. Die zal toch ook wel getobd hebben: ‘Eerst mijn moeder verloren door de dood. En nu mijn vader ook nog eens weg. En mijn gezin weg. Alles weg! En nu zit ik hier in Egypte.’ Hij zal ook heel wat afgepeinsd hebben in zijn hart. Al zijn denken was verward. Wat was dat dan met die dromen, met die dingen die de Heere mij heeft laten zien? Aan het einde van zijn leven kijkt Jozef terug, en dan ziet hij zijn levensweg in een heel ander licht. Daarom mag ik nu zes redenen, zes lessen geven, waarom het juk in de jeugd te dragen goed mag zijn, als de Heere het wil heiligen. En vraag daar om. Vechten tegen dat juk heeft totaal geen zin. Ik heb het ook gedaan. Ik heb tegen de hemel gevochten. Ik heb soms mijn vuisten gebald en gezegd: ‘Heere, ik begrijp dit niet. Ik kan dit niet dragen.’ Ja, daar stond ik. Maar daar bereik je niets mee. Dan gaat de hemel dicht. Dat merkte ik ook wel. Toen moest ik juist gaan buigen en gaan vragen: ‘Heere, ik begrijp het niet, ik weet het niet, maar één ding hebt U me al gezegd: U bent God. U weet wat U doet. Laat mij dan ook zien, Heere, wat nu het goede is in dit juk.’ Daarom mag ik het u en jullie vertellen, want Hij heeft het laten zien. Misschien tot hulp van jou en van u, die niet weet hoe het verder moet. En waarom? De eerste les: met Gods zegen gaan we dan wel een beetje anders over het leven denken. Want als we jong zijn, denken we dat het leven alleen maar plezier maken is. Wij zijn zo verwend en blind, dat wij denken dat we hier allemaal plezier mogen hebben. Het leven is hier niet zomaar een plezierreisje. Gemeente, vergeet niet dat wij in een gevallen en vervloekte wereld wonen. Maar er zijn toch nog zoveel mooie dingen? Dat is inderdaad zo, maar mijn, jouw en uw leven is niet geschapen om hier zomaar vakantie te hebben en plezier te hebben, alle dingen te doen die ik zo aardig en zo leuk vind. Nee, daar heeft de Heere ons niet voor geschapen. Daar heeft Hij ons op dit moment het leven niet voor gegeven. Voor wat dan? De Heere heeft ons gemaakt om Zijn heerlijkheid uit te beelden. Daarom schiep Hij Adam en Eva in de prachtige beeltenis van Zijn gelijkenis. Hij gaf hun het leven en zette ze in Zijn hof om Hem te dienen en Hem uit te beelden, tot eer van Hem te leven. Maar dat doel hebben wij nóg. Daar zijn wij nóg voor in het leven. We hebben genade nodig om hernieuwd te worden en vernieuwd te worden, zodat weer dat beeld van God door de Geest in ons gaat groeien en dat we uit gaan beelden Wie God is. We zijn gemaakt voor onze Schepper en voor elkaar, maar niet voor onszelf. www.prekenweb.nl 7/13 Ds. A.T. Vergunst – Het is goed voor een man dat hij het juk in zijn jeugd draagt Toen ik jong was, dacht ik daar nooit aan. Het ging over mij: mijn leven, mijn doel, wat ik wilde. En God zei: ‘Nee jongen, het gaat niet over jouw leven. Het is Mijn doel dat jij leeft voor Mij, want Ik ben jouw Schepper.’ God heeft ons gemaakt, zoals de Westminster Catechismus het zo mooi zegt, om Zijn heerlijkheid te laten zien en ons in Hem te verheugen. Mag ik eens vragen: Verheug jij je in God? Is dat het grootste doel van je leven, om jezelf in die grote Schepper en almachtige God te verheugen? Leef je daarvoor? Daarvoor zijn we gemaakt. En als God je maar laat lopen en lopen, zonder een juk in je leven te leggen, dan ga je het soms nooit leren. Daarom legt Hij een juk in je jeugd: om je te stoppen. Dat was mijn eerste les. Toen ik jong was kwam er bij mij ook zo’n juk. Toen stond het leven ineens stil. Ik zie daar nog mijn vader liggen, jonge mensen, in die doodskist. Hij was nog niet zo oud en ik was nog jong. Maar één ding wist ik wel: als het andersom was geweest, was het voor mij voor eeuwig verloren. Dat juk, dat verdriet, die leegte heeft de Heere in mijn leven willen gebruiken. Dan wil je dat juk niet meer kwijt. Ik wilde mijn vader niet verliezen, maar de winst die uit dat verlies kwam had ik niet willen missen. Nog een tweede les waarom dat juk goed is. Dan gebruik ik een woord van Matthew Henry: ‘Gods wonden helen, maar de kussen van zonden doden.’ Weet je wat levensgevaarlijk is? Voorspoed en succes. Dat alles goed gaat in je leven. Als het water altijd maar vlak is en de lucht altijd maar blauw. Waarom? Omdat we dan vergeten aan onze ziel te denken. Teleurstelling, moeite, verdriet en pijn gebruikt de Heere dikwijls om een jong mens (een ouder mens ook) stil te zetten. Misschien zitten er hier wel vrouwen en mannen die met een gewond hart leven. Diep gewond door seksueel misbruik dat helaas heel veel meisjes en ook jongens ervaren in hun leven. In het pastorale werk met zulke gewonde mensen komen zoveel vragen naar voren: Waarom? Waar was de Heere dan? Hij zag het toch? Ik riep naar Hem en Hij deed niets om het te stoppen! En hoe kan ik nu ooit zeggen: ‘Het is goed dat we ons juk in onze jeugd dragen’? Ach, veel van zulke vragen zijn niet beantwoordbaar. Dat ga ik ook niet proberen. Alleen zeg ik dat Gods wijsheid het kromme vaak gebruikt om het goede te leren. Gods Geest leert dat door genade. Ik ken er die door dit vreselijke dal gegaan zijn en toch hebben mogen leren zien dat zelfs zo’n juk van lijden niet ongezegend is gebleven. God gebruikt het kwade en het zondige, om ons te leren dat we geen kracht hebben om het leven aan te kunnen. Zonder God leven is geen leven, maar hoe velen zien dat niet. De derde les. Ik gebruik vaak het beeld dat het lijden Gods beitel en hamer is. Je hebt een stuk hout. Je neemt een beitel en een hamer. Je gaat zitten beitelen om er iets uit te krijgen. Gemeente, God gebruikt het lijden om ons te beitelen; om ons te vormen. God weet wat voor doel Hij heeft met u en met mij en met jou. www.prekenweb.nl 8/13 Ds. A.T. Vergunst – Het is goed voor een man dat hij het juk in zijn jeugd draagt Ik zal nooit vergeten dat we een keer een les aan de Theologische School hadden over de pottenbakker, in het onderzoek van Gods Woord. Ik weet nog dat ik die middag naar huis reed en tegen de Heere zei: ‘Heere, nu bent U de grote Pottenbakker en ik maar een stukje klei. Nu wil ik U toch vragen: Heere, wilt U me als de Pottenbakker voorbereiden op mijn taak als predikant? Later zal ik met veel lijden te maken hebben als predikant, en ik ben zo onbekwaam.’ Ik zal dat gebed nooit vergeten, gemeente. Dat hele gebed was een gebed dat ik gekregen had. Twee jaar later kreeg ik het antwoord. Dat antwoord was dat mijn vrouw een hele grote hersentumor had. Het eerste wat ik zei tegen God, was: ‘O God, dat heb ik nooit bedoeld, toen ik dat vroeg, twee jaar geleden. Dat had ik nu nooit gedacht.’ Maar het was Zijn antwoord. Ik heb toen echt geworsteld – ik hoop dat u het me wilt vergeven dat ik wat persoonlijk ben – met de vraag: ‘Heere, waarom nu dit juk?’ Begrijpt u het? God heeft een doel met mijn leven en daarom heeft Hij dat lijden gebracht. Nu, Hij heeft ook een doel met uw leven en met jouw leven. Voor dat doel gebruikt de Heere heel vaak de beitel van het lijden om ons voor te bereiden. Vraag nu eens: ‘Heere, wat heeft U nu voor doel hiermee? U bent toch geen God die zinloze dingen doet? U bent toch een almachtige, wijze Schepper?’ Juist ook jullie die hier zitten met groot leed, met wat er gebeurd is in jullie leven, met de vragen die er zijn. Gemeente, daar moet het in ons gebed om gaan. En dan maar zoeken wat het doel is; wat de Heere voor doel heeft met ons lijden. De Heere Jezus is zo ook voorbereid door het lijden. In de Hebreeënbrief staat een heel teer gedeelte over de overste Leidsman van onze zaligheid. Want het betaamde Hem om Welke alle dingen zijn en door Welke alle dingen zijn, dat Hij vele kinderen tot de heerlijkheid leidende, de overste Leidsman hunner zaligheid door lijden zou heiligen (Hebr. 2:10). In het Engels staat het er heel anders. Daar staat dat Hij door het lijden ‘perfect gemaakt zal worden’: ‘to perfect him’. Waarom moest nu de Heiland, de Zaligmaker, de Kapitein, de overste Leidsman, door lijden geheiligd worden? De Heere Jezus is door lijden bekwaam gemaakt om ons te begrijpen. Een engel begrijpt ons niet. Iemand die nooit geleden heeft, weet niet wat lijden is. Die kan ook niet met ons mede-lijden. Maar dat kan Jezus wel! Hij heeft rouw gehad. Men zegt dat Hij jong Zijn vader Jozef verloren heeft. Dat kan zijn. Hij heeft een heel dierbare vriend verloren: Johannes de Doper. Hij weet wat rouw is. Wat Hij nog meer geleden heeft in Zijn jeugd weten wij niet, maar Hij zal het niet gemakkelijk gehad hebben, daar in Nazareth. Hij zal wel geplaagd zijn. Hij was een fijne jongen, maar dat vonden die jongens van Nazareth helemaal niet zo aardig. Hij zal geleden hebben, al die jaren, tot Hij opgegroeid was. Toen hij dertig was, ging Hij nog méér lijden. En al dat lijden heeft Hem geheiligd met één doel: om de overste Leidsman te worden van Zijn Kerk. Hij begrijpt het. En weet u, Hij begrijpt ook ónze vragen. Ja, maar de Heere Jezus zal toch zulke vragen niet gehad hebben? Ik weet niet welke vragen Hij gehad heeft, maar één ding heeft Hij wel vragend uitgeroepen: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij www.prekenweb.nl 9/13 Ds. A.T. Vergunst – Het is goed voor een man dat hij het juk in zijn jeugd draagt verlaten? (Matth. 27:46) Hij heeft geworsteld met de beker van het lijden. Hij was een Mens Die ook pijn leed en met tranen en roepen smeekte of de beker van het lijden Hem bespaard mocht blijven. Hij heeft het juk gedragen van Zijn prille jeugd tot de laatste adem. Daarom is Hij nu een Hogepriester als geen ander. Hij weet wat lijden is. Zo gebruikt de Heere het lijden om ons voor te bereiden, voor iets wat wij misschien nog helemaal niet weten. Denk ook eens aan Jozef. Hij is naar Egypte gegaan. Hij heeft daar geleden. De Heere heeft daar aan hem gebeiteld, hem als het ware hervormd. Uiteindelijk heeft Jozef ook leren zeggen: ‘Ik wil nooit opgeven wat ik in al die jaren heb geleerd. Zo heeft Hij mij voorbereid voor deze taak.’ Dat was de derde les. Hij zal in die jaren wel veel de woorden van Psalm 25 vers 8 gebeden hebben, wat wij nu ook zingen: Zie op mij in gunst van boven; Wees mij toch genadig, HEER’; Eenzaam ben ik en verschoven; Ja, d’ ellende drukt mij neer. ‘k Roep U aan in angst en smart; Duizend zorgen, duizend doden Kwellen mijn angstvallig hart; Voer mij uit mijn angst en noden. Nu de vierde les: het juk is vaak Gods liefde om van een verkeerde weg af te houden. Hij gebruikt de roede van lijden om in de juiste richting te sturen. God weet wat er in ons hart woont, wat wij graag willen en waar wij heen willen. Een juk dragen in je jeugd is net als bij een schaapherdershond. Zoals de herdershond een schaap kort bij de herder houdt, zo kan de Heere ons juk gebruiken om ons dicht bij Hem te houden, om ons te weerhouden van wegen die verkeerd zijn. Zó kan Hij het lijden gebruiken. Het moet ook geheiligd worden, want ik weet dat er veel mensen zijn die lijden en daardoor bitter zijn geworden. Totaal bitter en vol haat. Die hebben God vaarwel gezegd. Dat kan ook. Dat gebeurt heel veel zelfs. God moet wel ons lijden heiligen. Daar moeten we wel om vragen: ‘Bewaar me, Heere, om de weg te gaan die ik juist niet moet gaan.’ Een beperking, een handicap bijvoorbeeld, kan een heel grote zegen zijn. Het kan ons weerhouden van veel zonde. Ik ken iemand die zonder armen en benen geboren is. Wat een juk is dat! Maar wat zei ze toen ze een tiener of zo was? ‘Ik ben dankbaar dat ik geen armen en benen heb, want nu kan ik er ook niet mee zondigen.’ De Heere bewaarde haar voor veel zonden, door de beperking die ze had vanaf het begin van haar leven. De vijfde les. De Heere gebruikt het lijden heel vaak om onszelf te leren kennen. Dat is niet mooi. Ik was een trotse jongen en ik ben nóg een trotse man. Maar de Heere gebruikt heel vaak lijden om ons juist te laten zien wie ik nu ben van binnen. Dat is helemaal niet mooi. Dat was voor mij heel verwarrend. Toen God die stok als het ware in mijn leven stak, gemeente, jonge mensen, toen gingen er dingen om in mijn hart, een menigte van gedachten. David zei er wat van, hij kende www.prekenweb.nl 10/13 Ds. A.T. Vergunst – Het is goed voor een man dat hij het juk in zijn jeugd draagt zijn overtredingen. En echt, die gedachten kun je niet allemaal met elkaar delen. Dan komt er zoveel verkeerdheid naar boven. Daar word je bang van. Ik denk dat sommigen hier dat wel herkennen. Het is nodig om die overtredingen te leren zien. Het heeft mij meer en meer aan Christus’ voeten gebracht. Dat is de zesde les. Het heeft mij meer en meer laten zien waar wij Hem voor nodig hebben, namelijk om dat hart van ons te veranderen en dat we het bloed van Christus nodig hebben om gewassen te worden van al die zonden. Zonder zelfkennis, zonder kennis van ons zondige hart, zal de Heere Jezus nooit dierbaar worden. Gemeente, het zijn zomaar een aantal gedachten die Jeremia ons leert en die ook anderen geleerd hebben, waarom wij toch ook moeten leren nazeggen: ‘Heere, het is goed voor een man, dat hij zijn juk in zijn jeugd draagt.’ Nu de laatste vraag: 3. Hoe draag je nu zo’n juk? Jeremia heeft gezag. Hij is een expert, een ervaringsdeskundige. Hij weet waar hij over spreekt. Jeremia laat ons hier de lijdensweg zien die hij heeft ervaren. Hij zegt dat de enige manier waarop je dat juk kunt dragen, is door het geloof in het onveranderlijke karakter van God. Het maakt het heel moeilijk als we dat geloof niet hebben, als u worstelt met vragen over het karakter van God. Toch was dat als het ware Jeremia’s geheim. Hij zegt het ook: Het zijn de goedertierenheden des HEEREN – en dat geloof ik nog – dat wij niet vernield zijn, dat Zijn barmhartigheden geen einde hebben. Zij zijn allen morgen nieuw, Uw trouw is groot (Klaagl. 3:22-23). De Heere is er. Hij blijft er voor mij. Hij heeft me bedroefd, maar Hij zal Zich ontfermen naar de grootheid van Zijn goedertierenheden. Ik zal dit lijden niet altijd hebben. Er komt een einde aan. Hij plaagt, Hij bedroeft mij wel, maar doet dat niet van harte. De Heere heeft geen vreugde in het lijden dat er in deze wereld gevonden wordt. Hij slaat niet omdat Hij plezier heeft in het slaan. Het gaat niet ‘van harte’, maar het moet. Hij is als een vader of moeder die een kind moeten straffen. De pijn die zij hun kinderen geven doet hén nog méér zeer. En dat is nu zo moeilijk geweest voor Jeremia en voor allen die lijden: hij voelde niet dat het Gods goedertierenheden waren, maar hij geloofde het wel. En de Heere vraagt ook van ons, om niet bij het gevoel te leven. Hij vraagt ons op Zijn Woord te vertrouwen. Er is een man in de Bijbel die nog meer heeft geleden dan Jeremia. Dat was Job. Wat heeft Job geleden. Wat heeft hij gestreden met God. Eerst was hij stil en zei hij: De HEERE heeft gegeven en de HEERE heeft genomen; de Naam des HEEREN zij geloofd (Job 1:21). Maar dat bleef niet zo. Uiteindelijk wordt Job als het ware gedagvaard door God en God spreekt. Hij geeft hem een natuurkundeles of een biologieles. Waar waart gij toen Ik de aarde grondde? Geef het te kennen (Job 38:4). God stelt allemaal vragen. Jonge mensen, weet je wat voor cijfer Job kreeg voor die test? Hij kreeg een nul. Hij kon niet één vraag beantwoorden van de biologieles en natuurkundeles die God hem gaf. www.prekenweb.nl 11/13 Ds. A.T. Vergunst – Het is goed voor een man dat hij het juk in zijn jeugd draagt En dan is het heel opmerkelijk, nadat de Heere al die vragen aan Job gesteld heeft, dat je ineens in het boek van Job een hele opmerkelijke reactie leest: Toen antwoordde Job de HEERE en zeide: Ik weet dat Gij álles vermoogt, en dat geen van Uw gedachten kan afgesneden worden. Wie is hij, zegt Gij, die de raad verbergt zonder wetenschap? Zo heb ik dan verhaald hetgeen ik niet verstond, dingen die voor mij te wonderbaarlijk waren, die ik niet wist. Hoor toch, en ik zal spreken; ik zal U vragen, en onderricht Gij mij. Met het gehoor des oors heb ik U gehoord, maar nu ziet U mijn oog. Daarom verfoei ik mij, en ik heb berouw, in stof en as (Job 42:1-6). Wat Job hier zegt, is: ‘Heere, ik begrijp het. Ik begrijp nu wat U bedoelde met al Uw vragen, waarvan ik er niet één kon beantwoorden. Ik kan niet eens antwoord geven op de dingen die ik om mij heen zie. Ik leg mijn hand op mijn mond, Heere, dat ik ooit heb durven vragen of U mij de dingen wilde uitleggen die ik nooit kan zien en doorzien, namelijk: Uw regering over mijn leven.’ Kijk, gemeente, daar ben ik uiteindelijk ook gekomen. Ik heb nog weleens de vraag in mijn hart: Waarom moest nu mijn vrouw op 29-jarige leeftijd sterven en vijf jonge kinderen achterlaten en hen nooit zien opgroeien in dit leven? Die vraag is niet beantwoord, maar ik heb hem bij de Heere gelegd, met het vertrouwen dat Hij op een dag wel zal antwoorden. Ik vertrouw dat Hij wijzer is dan ik. Veel wijzer. En ik weet dat het juk goed is geweest. Dat ik er nooit meer vanaf wil. Zo zijn er misschien mensen, jongeren, in de kerk, die met Jeremia en Job mee kunnen komen, of misschien ben je daar nu nog niet. Misschien zit je nog in dat eerste gedeelte van Job. Misschien zit je wel met al deze vragen: Waarom liet de Heere dit nu toe? Waarom werd ik zo verwond? Hoe kan ik daar nu Gods goedheid in zien? Hoe kan de Heere zonden die andere mensen doen, voor mij ten goede gebruiken? Het doet alles zo zeer. Ik worstel zo met de gedachten, de vrees, het verlamt me, het verkilt me, het achtervolgt me in mijn dromen of in mijn alleen zijn. Ik zie het niet; ik begrijp het niet. Ik kan niet zien hoe dit mij helpen zal. En toch, we gaan aan het einde van deze dienst bidden of de Heere ons wil geven wat Hij Job gaf. Dat we anders gaan denken en leren vertrouwen. Niet optellen of analyseren wat we zien in ons leven, maar dat we mogen zien Wie God is en blijft. Echt, die God is veel wijzer dan jij en ik weten te bidden. Antwoorden kunnen we Hem niet. Vragen blijven we hebben. Eén ding blijft waar: God is goed, oneindig goed. En op Zijn goedheid betrouw ik. Hij is niet alleen soeverein en doet naar Zijn wil, Hij is ook oneindig wijs en goed. Hoewel Zijn voetstappen in de zee zijn, toch leidt Hij op de weg en gebruikt Hij het lijden om ons te leren. Ik eindig met een mooi citaat van John Newton: ‘Er zijn veel dingen die wij een teleurstelling noemen, maar dat woord staat niet in het woordenboek van het geloof. Wat voor een ongelovige een teleurstelling is, is voor de gelovige een richtingaanwijzer van Gods weg in ons leven.’ www.prekenweb.nl 12/13 Ds. A.T. Vergunst – Het is goed voor een man dat hij het juk in zijn jeugd draagt Ik hoop dat God door dit woord van Jeremia het iets duidelijker heeft willen maken dat het toch goed is voor een man, voor een vrouw, dat hij zijn juk in zijn jeugd draagt. Amen. Slotzang: Psalm 25: 10 Hoed mijn ziel, en red z’ uit noden; Maak mij niet beschaamd, o HEER’! Want ik kom tot U gevloden; Laat d’ oprechtheid meer en meer, Met de vroomheid, mij behoên; ’k Wacht op U in mijn ellenden. Laat Uw hand in tegenspoên Israël verlossing zenden. www.prekenweb.nl 13/13