1 1. ------IND- 2014 0157 FIN NL- ------ 20140407 --- --- PROJET Verkeerswezen Finnish Transport Agency Onderhoud van grindwegen Granulariteitseisen voor de slijtlaag van grindwegen Grind G 2 Wederzijdse erkenning Ten aanzien van de in deze instructies genoemde normen betreffende producten of testmethoden, andere documenten en technische eisen wordt bepaald dat conform het principe van wederzijdse erkenning een product dat is geproduceerd of op de markt is gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie of in Turkije of dat is geproduceerd in een ander tot de Europese Economische Ruimte behorend land bij de aanvraag conform de in deze publicatie gepresenteerde kwaliteitseisen moet worden beoordeeld, indien op die manier het vereiste kwaliteitsniveau voor wat betreft veiligheid, gezondheid en bruikbaarheid op een gelijke wijze en blijvend wordt zeker gesteld. Indien de conformiteit of bruikbaarheid van een product moet worden aangetoond, bijvoorbeeld door middel van een algemene controlegoedkeuring of een algemeen controlebewijs, dan kan het product alleen als gelijkwaardig worden beschouwd wanneer het beschikt over een overeenkomstig bruikbaarheids- en/of conformiteitsbewijs en het is voorzien van een conformiteitsmerk. Conform de binnen de Europese Economische Ruimte gesloten overeenkomst moeten tests, controles en certificeringen uitgevoerd door instanties van andere verdragsluitende staten ook worden erkend, indien er op grond van de competentie, onafhankelijkheid, onpartijdigheid en technische apparatuur van de instanties op vertrouwd mag worden dat ze de tests, controles en certificeringen even ter zake doende en sluitend kunnen uitvoeren. Met name instanties die voor dit doel zijn goedgekeurd conform Verordening (EU) nr. 305/2011 van 4 april 2011 inzake bouwproducten worden beschouwd als aan de eisen voldoend. Granulariteit van slijtlaagmaterialen en veranderingen van de granulariteit 3 Als slijtlaagmateriaal voor grindwegen wordt vergruisd materiaal gebruikt: rots-, morene- of grindaggregaat met een maximale korrelgrootte van 16 of 11 mm. De meest gebruikelijke maximale korrelgrootte voor slijtlaagaggregaat is 16 mm. Met fijner aggregaat wordt een vaster en meer effen wegdek verkregen, maar het heeft slechtere eigenschappen qua draagvermogen. Het beste gebruiksgebied voor fijn aggregaat van 11 mm zijn aangelegde, dragende grindwegen, met name wanneer er veel ongemotoriseerd verkeer op de weg is. De belangrijkste eigenschappen van slijtlaagmaterialen die verband houden met het dienstenniveau voor het verkeer, de toestand, de vastheid en de effenheid van het oppervlak alsook met het vast en effen blijven van het oppervlak zijn de vorm van de zeefkromme van het materiaal, de maximale korrelgrootte, de hoeveelheid fijn materiaal dat de steenkorrels aan elkaar bindt, de eigenschappen van het fijne materiaal dat de steenkorrels aan elkaar bindt, de gevoeligheid van het materiaal in vochtige toestand en de stofbindende materialen. In grindaggregaat is de hoeveelheid volledig vergruisde steenkorrels kleiner dan in rotsaggregaat, zodat de hardheidseigenschappen ervan slechter zijn dan van rotsaggregaat. Ook is het verlies als gevolg van slijtage door het verkeer groter dan van rotsaggregaat. Met moreneaggregaat zijn bij wegdekproeven goede duurzaamheidsresultaten verkregen en volgens eerder onderzoek was het jaarlijkse verlies ervan het kleinst van alle onderzochte aggregaten. Het gebruik van moreneaggregaat is echter niet toegenomen wegens gebrek aan geschikt te vergruizen materiaal. Door het zeldzamer worden van grind en de aanscherping van de vergunningverlening voor nieuwe grondwingebieden is het gebruik van rotsaggregaat toegenomen en wordt vergruizing vaker uitgevoerd in grote rotsvergruizingslocaties. Bij slijtlaagonderzoek is vastgesteld dat diverse eigenschappen van slijtlaagmaterialen veranderen onder invloed van het verkeer: Het gehalte aan fijn materiaal neemt gedurende de eerste 1-2 jaar toe; later daalt het relatieve aandeel van fijn materiaal meestal als gevolg van verstuiving. Het fijner worden van het steenmateriaal vindt vooral plaats tijdens de eerste zomer. Het relatieve aandeel van zand neemt toe; die toename kan 3-17 % bedragen. Ook het gebruik van zand bij gladheidbestrijding heeft enige invloed op deze toename. De bestendigheid tegen vormwijziging en de cohesiviteit van slijtlaagmateriaal wordt beïnvloed door de mate waarin de verschillende fracties samenklonteren ten opzichte van elkaar. De vorm van de zeefkromme van de slijtlaag is van invloed op de samenklonteringseigenschappen. Voor slijtlaagmaterialen kan een zgn. zeefkromme van het dichtst samenpakkende materiaal worden bepaald met behulp van de rekenmethode van Fuller, die bij ontwerpen algemeen wordt gebruikt. In de afbeeldingen zijn de zeefkrommen van slijtlaagaggregaten met een maximale korrelgrootte van 16 mm en 11 mm weergegeven met de doorslagpercentages van de indicatiezeven. Het materiaal dat zich in het indicatiegebied van de binnenste zeefkrommen (in de richting van de grenskrommen) bevindt, klontert het dichtst samen en heeft een goede bestendigheid tegen vormwijziging. 4 Siltti Slib Hiekka Zand Sora Grind Kivet Stenen Läpäisy% Doorslagpercentage Seula, mm Zeef, mm Doorslagpercentages van de indicatiezeven van 0/16 aggregaat Zeven mm 22,4 16 8 4 2 1 0,5 0,063 Gemiddelde waarden Binnenste zeefkrommen Individuele resultaten Buitenste zeefkrommen Ondergrens Bovengrens 64 47 34 24 18 78 60 46 36 29 Ondergrens 100 85 59 40 27 19 13 8 Bovengrens 100 99 83 65 52 42 34 15 Afbeelding xx. Granulariteitseisen voor 0/16 slijtlaagaggregaat van grindwegen. Belangrijke factoren bij zeefkrommen zijn de vorm van de kromme en de hoeveelheid fijn materiaal. De doorslag van fijn materiaal door de zeef van 0,063 mm moet 8-15 % zijn. Als er te weinig fijn materiaal is, ontstaat er lege ruimte in de structuur en is de cohesie die korrels aan elkaar bindt zwak. Een teveel aan fijne fracties in verhouding tot de grovere fracties leidt tot een grotere gevoeligheid in vochtige toestand van het materiaal en daarmee tot een verlaging van de bestendigheid tegen vormwijziging in vochtige toestand. 5 Siltti Slib Hiekka Zand Sora Grind Kivet Stenen Läpäisy% Doorslagpercentage Seula, mm Zeef, mm Doorslagpercentages van de indicatiezeven van 0/11 aggregaat Zeven mm 16 11,2 5,6 4 2 1 0,5 0,063 Gemiddelde waarden Binnenste zeefkrommen Individuele resultaten Buitenste zeefkrommen Ondergrens Ondergrens Bovengrens 100 85 59 50 35 24 16 8 100 99 81 72 57 45 35 15 64 55 41 29 20 Bovengrens 76 67 52 40 31 Afbeelding xx . Granulariteitseisen voor 0/11 slijtlaagaggregaat van grindwegen. Eigenschappen van de mineralensamenstelling van slijtlaagmaterialen Zachte en verweerde mineralen en plaatachtige glimmermineralen zijn in natte toestand gevoeliger dan andere mineralen. Wanneer het fijne materiaal in de slijtlaag dergelijke mineralen bevat, wordt het oppervlak van de slijtlaag snel modderig en raakt het wegdek in de zomer, herfst en winter beschadigd. De gevoeligheid in vochtige toestand (het waterbindend vermogen) van slijtlaagaggregaat en de daaruit voortkomende gevoeligheid voor wegdekbeschadiging kan in het laboratorium worden vastgesteld met behulp van de zuigdruktest, de TS-waarde (Tube Suction). De invloed van de TS-waarde op het gedrag van het slijtlaagmateriaal kan worden weergegeven met de volgende tabel. 6 Tabel xx. Evaluatie van de kwaliteit van de slijtlaag volgend uit de diëlektrische waarde (TS-waarde) Diëlektrische waarde (TS-waarde) Kwaliteit <8 De zuigdruk van de slijtlaag is te klein, het gevaar van verstuiving is groot en de slijtlaag slijt snel. Toevoeging van fijn materiaal en gebruik van zout moet worden overwogen 8…12 Optimale vochtigheid van de slijtlaag. De diëlektrische waarde staat storten van meer grind toe en er kan ook wat fijn materiaal worden toegevoegd 12…16 Optimale vochtigheid van de slijtlaag. Bij het storten van grind moet worden gelet op de verhouding met de hoeveelheid fijn materiaal. Men dient ervoor te zorgen dat de weg wordt gedroogd De slijtlaag bindt teveel water; gevaar voor wegdekbeschadiging is aanwezig. Bij regen kan het wegdek glad zijn. De hoeveelheid fijn materiaal en het zoutgehalte van de slijtlaag moeten worden gecontroleerd en men dient ervoor te zorgen dat de weg wordt gedroogd >16 *) *) De limiet van de slechte waarde is mogelijk 20 Wanneer de opdrachtgever of de aannemer vanwege het glimmergehalte twijfelt aan de geschiktheid van een rotsgebied als slijtlaagaggregaat, kan de zaak worden onderzocht door in een dun slijpsel van het rotsgebied het glimmergehalte te bepalen, dat niet hoger mag zijn dan 20 %. Op die manier kan steenmateriaal dat aanleiding kan geven tot wegdekbeschadigingen van tevoren worden herkend en het gebruik ervan worden voorkomen.