Rosemount 3051-druktransmitter en Rosemount

advertisement
Snelstartgids
00825-0111-4007, Rev CB
Januari 2015
Rosemount 3051-druktransmitter en
Rosemount-flowmeters uit de
3051CF-serie
met 4-20 mA HART®-protocol, revisie 5 en 7
Opmerking
Controleer voordat u de transmitter start of de juiste device driver op de hostsystemen
is geïnstalleerd. Zie pagina 3 voor gereedheid van het systeem.
Snelstartgids
Januari 2015
MEDEDELING
Deze gids bevat elementaire richtlijnen voor Rosemount 3051-transmitters. Hij bevat geen instructies
voor configuratie, diagnostiek, onderhoud, probleemoplossing, explosieveilige, vuurbestendige of
intrinsiek veilige (I.S.) installaties. Raadpleeg de naslaghandleiding van de Rosemount 3051 HART 7
(publicatienummer 00809-0100-4007) voor verdere instructies. Deze handleiding is ook in digitale
vorm beschikbaar op www.rosemount.com.
WAARSCHUWING
Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Bij installatie van deze transmitter in een explosiegevaarlijke omgeving moeten de geldende plaatselijke,
landelijke en internationale normen, voorschriften en procedures worden gevolgd. Raadpleeg het gedeelte
over goedkeuringen in de naslaghandleiding van de 3051 voor bepalingen in verband met veilige installatie.
 Verifieer voordat u een op HART gebaseerde communicator in een explosiegevaarlijke atmosfeer aansluit
dat alle instrumenten in de kring zijn geïnstalleerd volgens intrinsiek veilige of niet-vonkende
veldbedradingsmethoden.
 Verwijder bij een explosieveilige/drukvaste installatie de transmitterdeksels niet terwijl er stroom op het
apparaat staat.
Lekkage van het procesmedium kan leiden tot lichamelijk en zelfs dodelijk letsel.
Om proceslekken te voorkomen mag u alleen de O-ring gebruiken die speciaal is ontworpen om af te
dichten in combinatie met de bijbehorende flensadapter.

Elektrische schokken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Voorkom aanraking van de draden en aansluitklemmen. De draden kunnen onder hoge spanning staan,
die elektrische schokken kan veroorzaken.

Kabelgoot-/kabelingangen
Tenzij anders vermeld zijn de kabelgoot-/kabelingangen in de transmitterbehuizing voorzien van een
1
/2-14 NPT-draad. Gebruik alleen pluggen, adapters, wartels en kabelgoten met een geschikte
schroefdraad wanneer u deze openingen afsluit.

Inhoud
Gereedheid van het systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
Installatie van de transmitter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
Monteer de transmitter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
Overweeg of de behuizing gedraaid moet worden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Stel de schakelaars in . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Sluit de bedrading aan en schakel het apparaat in . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Controleer de configuratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Trim de transmitter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Installatie op met veiligheidsinstrumenten uitgeruste systemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Productcertificeringen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
2
Snelstartgids
Januari 2015
Gereedheid van het systeem
Controleer of het systeem kan werken met de
HART-revisie


Controleer als u een op HART gebaseerd systeem voor besturing of
middelenbeheer gebruikt eerst of deze systemen met HART kunnen worden
gebruikt voordat u de transmitter installeert. Niet alle systemen kunnen
communiceren volgens het protocol van HART-revisie 7. Deze transmitter kan
worden geconfigureerd voor HART-revisie 5 of 7.
Zie pagina 13 voor instructies over het wijzigen van de HART-revisie van uw
transmitter.
Controleer of de device driver juist is


Controleer of de meest recente device driver (DD/DTM™) is geïnstalleerd op
uw systemen om zeker te zijn van een correcte communicatie.
U kunt de meest recente device driver downloaden van
www.emersonprocess.com of www.hartcomm.org.
Instrumentrevisies en device drivers voor Rosemount 3051
Tabel 1 bevat de informatie die u nodig hebt om te verzekeren dat u beschikt over
de juiste device driver en de juiste documentatie voor uw instrument.
Tabel 1. Rosemount 3051-instrumentrevisies en bestanden
Identificeer het
instrument
HARTsoftwarerevisie(2)1
Datum
softwarerelease
NAMURsoftwarerevisie(1)
Dec-11
1.0.0
01
Jan-98
N.v.t.
178
11
Zoek de device driver
Universele
HARTrevisie
Instrumentrevisie(3)
7
10
5
9
5
3
Lees de instructies
Controleer de
functionaliteit
Documentnummer
handleiding
Veranderingen
in software(4)
00809-0100-4007
Zie Voetnoot 4
voor een lijst van
veranderingen.
00809-0100-4001
N.v.t.
1. De NAMUR-softwarerevisie staat vermeld op het label van het instrument. Conform NE53 omvatten revisies van
het minst belangrijke niveau X (van 1.0.X) geen veranderingen in de werking of bediening van het instrument,
en zijn deze niet opgenomen in de revisiegeschiedenis van dit instrument.
2. De HART-softwarerevisie kan worden afgelezen met een voor HART geschikt configuratie-instrument.
3. De bestandsnaam van de device driver bevat de instrument- en DD-revisie, bijv. 10_01. Het HART-protocol is zo
ontworpen dat ook oudere revisies van de device driver kunnen communiceren met nieuwe
HART-instrumenten. Om gebruik te kunnen maken van de nieuwe functies moet u de nieuwe device driver
downloaden. Voor complete functionaliteit wordt aangeraden om nieuwe device driver-bestanden te
downloaden.
4. Keuze tussen HART-revisie 5 en 7, voedingsdiagnose, veiligheidscertificering, lokale bediening,
proceswaarschuwingen, geschaalde variabele, configureerbare alarmen, meer meeteenheden.
3
Januari 2015
Snelstartgids
Installatie van de transmitter
Stap 1: Monteer de transmitter
Vloeistoftoepassingen
Coplanar
1. Breng poorten aan op de
zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of onder
de poorten.
3. Monteer de transmitter
met de aftap-/
ontluchtingskleppen
omhoog.
Flow
Stroomrichting
Gastoepassingen
1. Breng poorten aan in de
boven- of zijkant van de
leiding.
2. Monteer naast of boven
de poorten.
Flow
Stroomrichting
Stoomtoepassingen
1. Breng poorten aan op de
zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of onder
Flow
Stroomrichting
de poorten.
3. Vul de impulsleidingen
met water.
4
Inline
Snelstartgids
Januari 2015
Afbeelding 1. Paneel- en buismontage
Montage op paneel(1)
Buismontage
Coplanar-flens
Traditionele flens
Rosemount 3051T
1. 5/16 ⫻ 11/2 paneelbouten door klant aan te schaffen.
1.
5
Januari 2015
Snelstartgids
Overwegingen m.b.t. boutbevestiging
Als voor de installatie van de transmitter de montage van procesflenzen,
kranenblokken of flensadapters is vereist, dient u met het oog op optimale
prestatiekenmerken van de transmitters de montagerichtlijnen te volgen
om een goede afdichting te waarborgen. Gebruik uitsluitend de bij de
transmitter geleverde bouten of bouten die door Emerson los worden
verkocht. Afbeelding 2 op pagina 6 is een afbeelding van veelgebruikte
transmitterinstallaties, met vermelding van de boutlengten die voor juiste
installatie van de transmitter vereist zijn.
Afbeelding 2. Veelgebruikte transmitterinstallaties
A
C
D
57 mm(57mm)
(2,25 inch)
44xx2.25-in.
44x x44
mm (1,75
inch)
1.75-in.
(44mm)
B
44 xx 1.75-in.
44 mm
(1,75
inch)
(44mm)
44 xx 1.50-in.
38 mm
(1,50
inch)
(38mm)
4 x 1.75-in.
(44mm)
4 x 44 mm
(1,75 inch)
44x x73
mm (2,88
inch)
2.88-in.
(73mm)
A. Transmitter met Coplanar-flens
B. Transmitter met Coplanar-flens en optionele flensadapters
C. Transmitter met traditionele flens en optionele flensadapters
D. Transmitter met Coplanar-flens en optionele kranenblok- en flensadapters
Gewoonlijk worden bouten van koolstofstaal of roestvast staal gebruikt.
Controleer het materiaal door de markeringen op de boutkop te vergelijken met
Tabel 2 op pagina 7. Als het boutmateriaal niet staat weergegeven in Tabel 2, kunt
u zich voor nadere inlichtingen wenden tot de plaatselijke vertegenwoordiger van
Emerson Process Management.
Gebruik de volgende procedure voor het installeren van de bouten:
1. Bouten van koolstofstaal hebben geen smering nodig, en op bouten van
roestvast staal is een laagje smeermiddel aangebracht om de installatie te
vergemakkelijken. Bij geen van beide bouttypen mag voor het aanbrengen
extra smeermiddel worden aangebracht.
2. Draai de bouten handvast aan.
3. Haal de bouten kruislings aan tot de initiële momentwaarde. Zie Tabel 2 voor
de initiële momentwaarde.
4. Haal de bouten volgens hetzelfde kruispatroon aan tot de definitieve
momentwaarde. Zie Tabel 2 voor de definitieve momentwaarde.
5. Controleer of de flensbouten uit de isolatorplaat steken voordat u er druk op
zet.
6
Snelstartgids
Januari 2015
Tabel 2. Momentwaarden voor de flensbouten en flensadapterbouten
Boutmateriaal
Kopmarkeringen
Initiële
momentwaarde
Definitieve
momentwaarde
300 in.-lb.
(34 Nm)
650 in.-lb.
(73,5 Nm)
150 in.-lb.
(17 Nm)
300 in.-lb.
(34 Nm)
B7M
Koolstofstaal (CS)
316
B8M
316
R
STM
316
316
Roestvast staal (SST)
SW
316
Montagerichting inline-verschildruktransmitter
De drukpoort aan de lage kant (ref. atmosferische druk) op de
inline-verschildruktransmitter bevindt zich in de hals van de transmitter, achter
de behuizing. Het ontluchtingstraject ligt 360° rond de transmitter tussen de
behuizing en de sensor. (Zie Afbeelding 3.)
Houd het ontluchtingstraject vrij van obstructies (inclusief maar niet beperkt tot
verf, stof en smeermiddel) door de transmitter zo te monteren dat het
procesmedium kan ontsnappen.
Afbeelding 3. Drukpoort aan lage kant inline-verschildruktransmitter
A
A. Drukpoort aan lage kant (ref. atmosferische druk)
7
Januari 2015
Snelstartgids
Stap 2: Overweeg of de behuizing gedraaid moet
worden
Om de toegang tot de bedrading te verbeteren of de optionele lcd-display beter
af te kunnen lezen:
1. Draai de stelschroef voor het draaien van de behuizing los met een
inbussleutel van 5/64 inch.
2. Draai de behuizing tot 180° linksom of rechtsom vanuit de oorspronkelijke
stand(1). De transmitter kan beschadigd raken als u de behuizing te ver draait.
3. Haal de stelschroef voor het draaien van de behuizing aan met maximaal
7 in.-lb. nadat de behuizing naar wens is gedraaid.
Afbeelding 4. Stelschroef transmitterbehuizing
A
A. Stelschroef voor draaien behuizing (5/64 inch)
Stap 3: Stel de schakelaars in
Stel vóór installatie de configuratie van de alarm- en beveiligingsschakelaar in
zoals afgebeeld in Afbeelding 5.

Met de alarmschakelaar stelt u het analoge uitgangsalarm in op hoog of laag.
- De standaard alarminstelling is hoog.

Met de beveiligingsschakelaar staat u toe (symbool ontgrendeling) of
voorkomt u (symbool vergrendeling) dat configuratie van de transmitter
plaatsvindt.
- De standaard beveiliging is uit (symbool ontgrendeling).
Volg de onderstaande procedure voor het wijzigen van de configuratie van de
schakelaars:
1. Beveilig na installatie van de transmitter de kring en sluit de spanning af.
2. Verwijder het behuizingsdeksel dat zich tegenover de veldaansluitingen
bevindt. Verwijder de deksels van het instrument niet in een
explosiegevaarlijke omgeving als er spanning op het circuit staat.
3. Schuif de beveiligings- en alarmschakelaars met een kleine schroevendraaier
in de gewenste stand.
1. Oorspronkelijke stand 3051C: in lijn met “H”-kant; oorspronkelijke stand 3051T: tegenover openingen in de beugel.
8
Snelstartgids
Januari 2015
4. Bevestig het transmitterdeksel weer. Het deksel moet volledig sluiten om aan
de vereisten voor explosieveiligheid te voldoen.
Afbeelding 5. Transmitterprintplaat
Withoutlcd-display
LCD display
Zonder
With
LCD
LOI display
Met
lcdof or
LOI-display
A
B
A. Alarm
B. Beveiliging
Stap 4: Sluit de bedrading aan en schakel het
apparaat in
Afbeelding 6. Bedradingsschema’s transmitter (4–20 mA)
A
C
B
A. 24 V d.c. voeding
B. RL  250
C. Stroommeter (optioneel)
Gebruik voor een optimaal resultaat afgeschermde kabel met getwiste aders.
Gebruik draad van 24 AWG of groter met een lengte van ten hoogste 1500 meter
(5000 ft.). Installeer de bedrading, indien van toepassing, met een druppellus.
Leg de druppellus zo dat de onderkant lager dan de kabelwartelaansluitingen en
de transmitterbehuizing komt te liggen.
LET OP



Installatie van de aansluitklemmen met overspanningsbeveiliging biedt uitsluitend
overspanningsbeveiliging als de behuizing van de 3051 correct is geaard.
Laat de signaalbedrading niet samen met voedingsbedrading door een (open) kabelgoot of in de buurt
van zware elektrische apparatuur lopen.
Sluit de onder stroom staande signaalbedrading niet aan op de testaansluitklemmen. De stroom kan de
testdiode in het aansluitklemmenblok beschadigen.
Volg de onderstaande stappen voor bedrading van de transmitter:
1. Verwijder het behuizingsdeksel aan de kant met FIELD TERMINALS
(veldaansluitingen).
9
Januari 2015
Snelstartgids
2. Sluit de positieve draad aan op de “+”-aansluitklem (PWR/COMM) en de
negatieve draad op de “—”-aansluitklem.
3. Aard de behuizing volgens de plaatselijke vereisten voor aarding.
4. Zorg voor een goede aardverbinding. Het is belangrijk dat de afscherming van
de instrumentkabel:
a. Kort wordt afgeknipt en zo geïsoleerd is dat hij de transmitterbehuizing niet
kan raken
b. Wordt verbonden met de volgende afscherming als de kabel door een
aansluitkast wordt geleid
c. Met een goed aardpunt aan de voedingszijde wordt verbonden
5. Zie indien overspanningsbeveiliging vereist is het onderdeel “Aarding voor
aansluitklemmenblok met overspanningsbeveiliging” voor aanwijzingen over
aarding.
6. Sluit alle ongebruikte kabelwartelaansluitingen en dicht ze af.
7. Plaats het behuizingsdeksel terug.
Afbeelding 7. Bedrading
A
C
B
DP
E
F
D
A. Afstand zo klein mogelijk houden
B. Afscherming afknippen en isoleren
C. Aardklem
D. Afscherming isoleren
E. Afstand zo klein mogelijk houden
F. Afscherming weer verbinden met aardpunt
voeding
Aarding voor aansluitklemmenblok met overspanningsbeveiliging
Op de buitenkant van de elektronicakast en in het compartiment voor
aansluitingen zijn aardpunten aangebracht. Deze aardpunten worden gebruikt
als er aansluitklemmen met overspanningsbeveiliging zijn geïnstalleerd. Voor het
verbinden van het aardpunt op de behuizing met aarde (intern of extern) wordt
gebruik van 18 AWG-draad of groter aanbevolen.
Als de transmitter momenteel niet is bedraad voor opstarten en communicatie,
volgt u procedure 1-7 van Sluit de bedrading aan en schakel het apparaat in. Als de
transmitter naar behoren is bedraad, raadpleegt u Afbeelding 7 voor interne en
externe aardpunten voor overspanningsbeveiliging.
10
Snelstartgids
Januari 2015
Stap 5: Controleer de configuratie
Controleer de configuratie met een configuratie-instrument met HART of met
een Local Operator Interface (LOI) - optiecode M4. Deze stap bevat
configuratie-instructies voor een veldcommunicator en LOI. Zie de
naslaghandleiding voor de Rosemount 3051 (00809-0100-4007) voor
aanwijzingen over configuratie met AMS® Device Manager.
Controle van de configuratie met een veldcommunicator
Voor controle van de configuratie moet een Rosemount 3051 DD op de
veldcommunicator geïnstalleerd zijn. De sneltoetsreeksen voor de meest recente
DD staan vermeld in Tabel 3 op pagina 11. Neem voor de sneltoetsreeksen van
oudere DD’s contact op met de plaatselijke vertegenwoordiger van
Emerson Process Management.
Opmerking
Emerson beveelt aan om de meest recente DD te installeren, zodat u over alle functies kunt
beschikken. Ga naar www.fieldcommunicator.com voor informatie over het updaten van de
DD-bibliotheek.
1. Controleer de configuratie van het instrument volgens de sneltoetsreeksen in
Tabel 3.
a. De basisconfiguratieparameters zijn gemarkeerd met een vinkje (). Als
onderdeel van de configuratie en het opstarten moet u ten minste deze
parameters controleren.
b. Een (7) geeft aan dat deze functie alleen in de modus HART-revisie 7
beschikbaar is.
Tabel 3. Sneltoetsreeks voor instrumentrevisie 9 en 10 (HART7), DD-revisie 1
Sneltoetsreeks
Functie
HART 7
HART 5

Alarm and Saturation Levels (alarm- en verzadigingsniveaus)
2, 2, 2, 5, 7
2, 2, 2, 5, 7

Damping (demping)
2, 2, 1, 1, 5
2, 2, 1, 1, 5
2, 2, 2
2, 2, 2

Range Values (bereikwaarden)

Tag (label)
2, 2, 7, 1, 1
2, 2, 7, 1, 1

Transfer Function (transferfunctie)
2, 2, 1, 1, 6
2, 2, 1, 1, 6

Units (meeteenheden)
2, 2, 1, 1, 4
2, 2, 1, 1, 4
2, 2, 5, 3
2, 2, 5, 3
Burst Mode (burst-modus)
2, 2, 4
2, 2, 4
Date (datum)
2, 2, 7, 1, 4
2, 2, 7, 1, 3
Descriptor (omschrijving)
2, 2, 7, 1, 5
2, 2, 7, 1, 4
Custom Display Configuration (aangepaste display-configuratie)
3, 4, 2
3, 4, 2
Disable Configuration Buttons (configuratieknoppen uitschakelen)
2, 2, 6, 3
2, 2, 6, 3
Rerange with Keypad (bereik anders instellen met toetsenblok)
2, 2, 2, 1
2, 2, 2, 1
Digital To Analog Trim (trim digitaal naar analoog) (uitgang 4 - 20 mA)
Loop Test (kringtest)
Lower Sensor Trim (sensor-trim laag)
3, 5, 1
3, 5, 1
3, 4, 1, 2
3, 4, 1, 2
11
Januari 2015
Snelstartgids
Tabel 3. Sneltoetsreeks voor instrumentrevisie 9 en 10 (HART7), DD-revisie 1
Sneltoetsreeks
Functie
HART 7
HART 5
2, 2, 7, 1, 6
2, 2, 7, 1, 5
Scaled D/A Trim (geschaalde D/A-trim) (uitgang 4 - 20 mA)
3, 4, 2
3, 4, 2
Sensor Temperature/Trend (sensortemperatuur/trend) (3051S)
3, 3, 3
3, 3, 3
Upper Sensor Trim (sensor-trim hoog)
3, 4, 1, 1
3, 4, 1, 1
Digital Zero Trim (digitale nulpuntstrim)
3, 4, 1, 3
3, 4, 1, 3
Password (wachtwoord)
2, 2, 6, 5
2, 2, 6, 4
3, 2, 2
3, 2, 2
HART revision 5 to HART revision 7 switch (overschakelen van
HART-revisie 5 op HART-revisie 7)
2, 2, 5, 2, 3
2, 2, 5, 2, 3
Long Tag (lang label)
2, 2, 7, 1, 2
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
Message (bericht)
Scaled Variable (geschaalde variabele)
7
7
Find Device (zoek instrument)
3, 4, 5
7
Simulate Digital Signal (simulatie digitaal signaal)
3, 4, 5
Controle van de configuratie met een Local Operator Interface
(LOI, lokale bediening)
De optionele LOI kan worden gebruikt voor het in bedrijf stellen van het
instrument. De LOI heeft een ontwerp met twee knoppen, met interne en externe
knoppen. De interne knoppen bevinden zich op de display van de transmitter en
de externe knoppen onder het metalen naamplaatje bovenop. Druk op een
willekeurige knop om de LOI te activeren. De functies van de LOI-knoppen staan
weergegeven op de onderste hoeken van de display. Zie Tabel 4 en Afbeelding 9
voor de werking van de knoppen en informatie over de menu’s.
Afbeelding 8. Interne en externe knoppen van de LOI
A
B
A. Interne knoppen
B. Externe knoppen
Opmerking
Zie Afbeelding 10 op pagina 15 voor controle van de werking van de externe knoppen.
12
Snelstartgids
Januari 2015
Tabel 4. Werking van de knoppen op de LOI
Knop
Links
Rechts
Nee
SCROLLEN
Ja
ENTER
Afbeelding 9. LOI-menu
Controleer alle
toepasselijke parameters
die op de transmitter zijn
ingesteld
CONFIGURATIE
WEERGEVEN
NULPUNTSTRIM
Stel de eenheden voor
druk en temperatuur in
EENHEDEN
Stel 4-20 mA-waarden in door
waarden in te voeren
HET BEREIK ANDERS
INSTELLEN
Stel de analoge uitgang
in om de integriteit van
de kring te testen
KRINGTEST
DISPLAY
Stel 4—20 mA-waarden in door
druk aan te leggen
Display
configureren
UITGEBREID MENU
Volledige kalibratie
Demping
Transferfunctie
PV toewijzen
Assign PV
Geschaalde variabele
Label
Alarm en verzadiging
MENU AFSLUITEN
Wachtwoord
Simulatie
HART Revision
HART-revisie
Overschakelen naar een andere HART-revisie
Als het instrument voor HART-configuratie niet kan communiceren met
HART-revisie 7, laadt de 3051 een generiek menu met beperkte functies. Met
behulp van de volgende procedure wijzigt u vanuit het generieke menu de
instelling voor de HART-revisie:
1. Manual Setup (handmatige instelling) > Device Information
(instrumentinformatie) > Identification (identificatie) > Message (bericht)
a. Om over te schakelen op HART-revisie 5 typt u: “HART5” in het veld Bericht.
b.Om over te schakelen op HART-revisie 7 typt u: “HART7” in het veld Bericht.
Opmerking
Zie Tabel 3 op pagina 11 voor het veranderen van de HART-revisie als de juiste device
driver is geladen.
13
Januari 2015
Snelstartgids
Stap 6: Trim de transmitter
De instrumenten worden in de fabriek gekalibreerd. Na installatie wordt
aanbevolen om een nulpuntstrim op de meter en verschildruktransmitters te
verrichten om eventuele fouten vanwege de montagepositie of statische druk te
verhelpen. De nulpuntstrim kan zowel met een veldcommunicator als met de
configuratieknoppen worden uitgevoerd.
Zie de producthandleiding van de Rosemount 3051 HART 7 (00809-0100-4007)
voor aanwijzingen over gebruik van AMS.
Opmerking
Let er tijdens het uitvoeren van een nulpuntstrim op dat de compensatieklep open is en
alle natte poten tot het juiste niveau zijn gevuld.
LET OP
Nulpuntsinstelling op een absolute transmitter, model 3051CA of 3051TA wordt afgeraden.
1. Kies de gewenste trimprocedure.
a. Analoge nulpuntstrim — stel de analoge uitgang in op 4 mA.
 Dit wordt ook wel een “rerange” genoemd en stelt de Lower Range Value
(LRV, onderste meetgrens) in op een waarde die gelijk is aan de gemeten
druk.
 De display en de digitale HART-uitgang blijven ongewijzigd.
b. Digitale nulpuntstrim — hiermee kalibreert u het nulpunt van de sensor
opnieuw.
 Dit heeft geen invloed op de LRV. De drukwaarde is nul (op de display en
de HART-uitgang). Het 4 mA-punt mag geen nul zijn.
 Hiervoor moet de in de fabriek gekalibreerde nuldruk binnen 3% van de
URL [0 + 3% ⫻ URL] liggen.
Voorbeeld
URV = 250 inH2O
Aangelegde nuldruk = + 0,03 ⫻ 250 inH2O = + 7,5 inH2O (vergeleken met
fabrieksinstelling). Waarden buiten dit bereik worden door de transmitter
geweigerd.
Trimmen met een veldcommunicator
1. Sluit de veldcommunicator aan. Zie “Sluit de bedrading aan en schakel het
apparaat in” op pagina 9 voor aanwijzingen.
2. Volg het HART-menu om de gewenste nulpuntstrim uit te voeren.
Tabel 5. Sneltoetsen voor nulpuntstrim
Sneltoetsreeks
14
Analoog nulpunt (instellen op 4 mA)
Digitaal nulpunt
3, 4, 2
3, 4, 1, 3
Snelstartgids
Januari 2015
Trimmen met de configuratieknoppen
De nulpuntstrim moet worden verricht met een van de drie mogelijke
combinaties van externe configuratieknoppen onder het naamplaatje bovenop.
Om toegang tot de configuratieknoppen te verkrijgen, draait u de schroef los en
verschuift u het naamplaatje boven op de transmitter. Controleer de werking aan
de hand van Afbeelding 10.
Afbeelding 10. Externe configuratieknoppen
D
A
B
A. LOI
B. Analoog nulpunt en meetbereik
C
C. Digitaal nulpunt
D. Configuratieknoppen
Gebruik de volgende procedures om een nulpuntstrim uit te voeren:
Verricht het trimmen met de LOI (optie M4)
1. Stel de transmitterdruk in.
2. Zie Afbeelding 9 op pagina 13 voor het bedrijfsmenu.
a. Verricht een analoge nulpuntstrim door Rerange (het bereik anders
instellen) te selecteren.
b. Verricht een digitale nulpuntstrim door Zero Trim (nulpuntstrim) te
selecteren.
Verricht een trim met analoog nulpunt en meetbreedte (optie D4)
1. Stel de transmitterdruk in.
2. Houd de nulpuntknop twee seconden ingedrukt om een analoge
nulpuntstrim te verrichten.
Verricht een trim met digitaal nulpunt (optie DZ)
1. Stel de transmitterdruk in.
2. Houd de nulpuntknop twee seconden ingedrukt om een digitale nulpuntstrim
te verrichten.
15
Snelstartgids
Januari 2015
Installatie op met
veiligheidsinstrumenten uitgeruste
systemen
Zie voor installaties met veiligheidscertificering de producthandleiding
(00809-0100-4007) voor informatie over de installatieprocedure en
systeemvereisten.
16
Januari 2015
Snelstartgids
Productcertificeringen
Informatie over Europese richtlijnen
Achterin deze snelstartgids vindt u een exemplaar van de EG-verklaring van
overeenstemming. De meest recente revisie van de EG-verklaring van
overeenstemming is beschikbaar op www.rosemount.com.
Certificering normale locaties van FM Approvals
De transmitter is volgens de standaardprocedure door FM Approvals onderzocht
en getest. Daarbij is vastgesteld dat het ontwerp voldoet aan de elementaire
eisen voor elektrische, mechanische en brandveiligheid. FM Approvals is een in de
VS nationaal erkend onderzoekslaboratorium (nationally recognized testing
laboratory; NRTL) dat is geaccrediteerd door de Amerikaanse Occupational Safety
and Health Administration (OSHA).
Noord-Amerika
E5 VS explosieveilig (XP) en stofontstekingsbestendig (DIP)
Certificaat: 0T2H0.AE
Normen:
FM-klasse 3600 - 2011, FM-klasse 3615 - 2006, FM-klasse 3810 - 2005,
ANSI/NEMA 250 - 2003
Markeringen: XP CL I, DIV 1, GP B, C, D; DIP CL II, DIV 1, GP E, F, G; CL III;
T5(-50 °C  Ta  +85 °C); in fabriek afgedicht; type 4X
I5 VS intrinsieke veiligheid (IS) en niet-vonkend (NI)
Certificaat: 1Q4A4.AX
Normen:
FM-klasse 3600 - 2011, FM-klasse 3610 - 2010, FM-klasse 3611 - 2004,
FM-klasse 3810 - 2005
Markeringen: IS CL I, DIV 1, GP A, B, C, D; CL II, DIV 1, GP E, F, G; klasse III; DIV 1 indien
aangesloten volgens Rosemount-tekening 03031-1019; NI CL 1, DIV 2, GP
A, B, C, D; T4(-50 °C  Ta  +70 °C), T5(-50 °C  Ta  +40 °C) [HART]; type
4x
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. De behuizing van transmittermodel 3051 bevat aluminium, dat een risico op
ontsteking bij stoten of wrijving met zich meebrengt. Voorkom stoten en wrijving
tijdens installatie en gebruik.
2. De transmitter van model 3051 met aansluitklemmenblok met
stootspanningsbeveiliging (optiecode T1) kan de test met diëlektrische
stroomsterkte van 500 Vrms niet weerstaan. Hierbij moet tijdens installatie
rekening worden gehouden.
17
Januari 2015
Snelstartgids
C6 CSA explosieveilig, stofontstekingsbestendig, intrinsieke veiligheid en divisie 2
Certificaat: 1053834
Normen:
ANSI/ISA 12.27.01-2003, CSA-norm C22.2 nr. 30-M1986,
CSA-norm C22.2 nr. 142-M1987, CSA-norm C22.2. Nr. 157-92,
CSA-norm C22.2 Nr. 213 - M1987
Markeringen: Explosieveilig voor klasse I, divisie 1, groep B, C en D; geschikt voor
klasse I, zone 1, groep IIB+H2, T5; stofontstekingsbestendig klasse II,
divisie 1, groep E, F, G; klasse III divisie 1; intrinsiek veilig klasse I, divisie 1
groep A, B, C, D indien aangesloten volgens Rosemount-tekening
03031-1024, temperatuurcode T3C; geschikt voor klasse I, zone 0;
klasse I divisie 2 groep A, B, C en D, T5; geschikt voor klasse I zone 2,
groep IIC; type 4X; in de fabriek afgedicht; enkele afdichting (zie tekening
03031-1053)
Europa
E8 ATEX drukvast en stof
Certificaat: KEMA00ATEX2013X; Baseefa11ATEX0275X
Normen:
EN60079-0:2012, EN60079-1:2007, EN60079-26:2007,
EN60079-31:2009
Markeringen:
II 1/2 G Ex d IIC T6/T5 Ga/Gb, T6(-50 °C  Ta  +65 °C),
T5(-50 °C  Ta  +80 °C);
II 1 D Ex ta IIIC T95 °C T500 105 °C Da (-20 °C  Ta  +85 °C)
Tabel 6. Procestemperatuur
Temperatuurklasse
Procestemperatuur
T6
-50 °C tot +65 °C
T5
-50 °C tot +80 °C
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Dit instrument bevat een dunwandig scheidingsmembraan. Bij installatie,
onderhoud en gebruik moet rekening worden gehouden met de
omgevingsomstandigheden waaraan het membraan wordt blootgesteld. De
aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en onderhoud dienen nauwgezet
gevolgd te worden voor veiligheid tijdens de te verwachten levensduur.
2. Raadpleeg de fabrikant voor informatie over de afmetingen van de drukvaste
naden.
3. De elektrische capaciteit van het wikkellabel is 1,6 nF en overschrijdt daarmee de
grenswaarde in tabel 9 van EN60079-0. De gebruiker dient daarom te bepalen of
het product geschikt is voor de toepassing in kwestie.
4. Op sommige varianten van de apparatuur worden niet alle markeringen op het
naamplaatje vermeld. Raadpleeg het certificaat voor informatie over alle
markeringen voor de apparatuur.
18
Snelstartgids
Januari 2015
I1 ATEX intrinsieke veiligheid en stof
Certificaat: BAS97ATEX1089X; Baseefa11ATEX0275X
Normen:
EN60079-0:2012, EN60079-11:2012, EN60079-31:2009
Markeringen:
II 1 G Ex ia IIC T5/T4 Ga, T5(-60 °C  Ta  +40 °C),
T4(-60 °C  Ta  +70 °C)
II 1 D Ex ta IIIC T95 °C T500 105 °C Da (-20 °C  Ta  +85 °C)
Tabel 7. Ingangsparameters
HART
Spanning Ui
30 V
Stroomsterkte Ii
200 mA
Vermogen Pi
0,9 W
Elektrische capaciteit Ci
0,012 F
Zelfinductie Li
0 mH
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1.
2.
3.
Het apparaat kan de volgens EN60079-11 vereiste 500V-isolatietest niet weerstaan.
Hiermee moet rekening worden gehouden bij installatie van het apparaat.
De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en is afgewerkt
met een beschermende polyurethaanverf; in zone 0 moet echter worden opgelet
dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
Op sommige varianten van de apparatuur worden niet alle markeringen op het
naamplaatje vermeld. Raadpleeg het certificaat voor informatie over alle
markeringen voor de apparatuur.
N1 ATEX type n en stof
Certificaat: BAS00ATEX3105X; Baseefa11ATEX0275X
Normen:
EN60079-0:2012, EN60079-15:2010, EN60079-31:2009
Markeringen: II 3 G Ex nA IIC T5 Gc (—40 °C  Ta  +70 °C);
II 1 D Ex ta IIIC T95 °C T500 105 °C Da (-20 °C  Ta  +85 °C)
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het apparaat kan de volgens EN60079-15 vereiste 500V-isolatietest niet weerstaan.
Hiermee moet rekening worden gehouden bij installatie van het apparaat.
2. Op sommige varianten van de apparatuur worden niet alle markeringen op het
naamplaatje vermeld. Raadpleeg het certificaat voor informatie over alle
markeringen voor de apparatuur.
Internationaal
E7 IECEx drukvast en stof
Certificaat: IECEx KEM 09.0034X; IECEx BAS 10.0034X
Normen:
IEC60079-0:2011, IEC60079-1:2007-04, IEC60079-26:2006,
IEC60079-31:2008
Markeringen: Ex d IIC T6/T5 Ga/Gb, T6(-50 °C  Ta  +65 °C), T5(-50 °C  Ta  +80 °C);
Ex ta IIIC T95 °C T500 105 °C Da (-20 °C  Ta  +85 °C)
Tabel 8. Procestemperatuur
Temperatuurklasse
Procestemperatuur
T6
-50 °C tot +65 °C
T5
-50 °C tot +80 °C
19
Januari 2015
Snelstartgids
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Dit instrument bevat een dunwandig scheidingsmembraan. Bij installatie,
onderhoud en gebruik moet rekening worden gehouden met de
omgevingsomstandigheden waaraan het membraan wordt blootgesteld.
De aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en onderhoud dienen nauwgezet
gevolgd te worden voor veiligheid tijdens de te verwachten levensduur.
2. Raadpleeg de fabrikant voor informatie over de afmetingen van de drukvaste
naden.
3. De elektrische capaciteit van het wikkellabel is 1,6 nF en overschrijdt daarmee de
grenswaarde in tabel 9 van EN60079-0. De gebruiker dient daarom te bepalen of
het product geschikt is voor de toepassing in kwestie.
4. Op sommige varianten van de apparatuur worden niet alle markeringen op het
naamplaatje vermeld. Raadpleeg het certificaat voor informatie over alle
markeringen voor de apparatuur.
I7 IECEx intrinsieke veiligheid
Certificaat: IECEx BAS 09.0076X
Normen:
IEC60079-0:2011, IEC60079-11:2011
Markeringen: Ex ia IIC T5/T4 Ga, T5(-60 °C  Ta  +40 °C), T4(-60 °C  Ta  +70 °C)
Tabel 9. Ingangsparameters
HART
Spanning Ui
30 V
Stroomsterkte Ii
200 mA
Vermogen Pi
0,9 W
Elektrische capaciteit Ci
0,012 F
Zelfinductie Li
0 mH
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als het apparaat is uitgerust met een optionele overspanningsbeveiliging van 90 V,
kan het de volgens IEC60079-11 vereiste 500V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee
moet rekening worden gehouden bij installatie van het apparaat.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en is afgewerkt
met een beschermende polyurethaanverf; in zone 0 moet echter worden opgelet
dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
IECEx mijnbouw (speciaal A0259)
Certificaat: IECEx TSA 14.0001X
Normen:
IEC60079-0:2011, IEC60079-11:2011
Markeringen: Ex ia I Ma (-60 °C  Ta  +70 °C)
Tabel 10. Ingangsparameters
HART
20
Spanning Ui
30 V
Stroomsterkte Ii
200 mA
Vermogen Pi
0,9 W
Elektrische capaciteit Ci
0,012 F
Zelfinductie Li
0 mH
Snelstartgids
Januari 2015
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als het apparaat is uitgerust met een optionele overspanningsbeveiliging van 90 V,
kan het de volgens IEC60079-11 vereiste 500V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee
moet rekening worden gehouden bij installatie van het apparaat.
2. Het is een voorwaarde voor veilig gebruik dat er tijdens installatie rekening wordt
gehouden met de bovenstaande ingangsparameters.
3. Het is een voorwaarde van productie dat alleen apparaten met een behuizing,
deksels en een sensormodulebehuizing van roestvast staal in toepassingen van
groep I worden gebruikt.
N7 IECEx type n
Certificaat: IECEx BAS 09.0077X
Normen:
IEC60079-0:2011, IEC60079-15:2010
Markeringen: Ex nA IIC T5 Gc (-40 °C  Ta  +70 °C)
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Het apparaat kan de volgens IEC60079-15 vereiste 500V-isolatietest niet weerstaan.
Hiermee moet rekening worden gehouden bij installatie van het apparaat.
Brazilië
E2 INMETRO drukvast
Certificaat: UL-BR 13.0643X
Normen:
ABNT NBR IEC60079-0:2008 + errata 1:2011,
ABNT NBR IEC60079-1:2009 + errata 1:2011,
ABNT NBR IEC60079-26:2008 + errata 1:2008
Markeringen: Ex d IIC T6/T5 Ga/Gb, T6(-50 °C  Ta  +65 °C), T5(-50 °C  Ta  +80 °C)
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Dit instrument bevat een dunwandig scheidingsmembraan. Bij installatie,
onderhoud en gebruik moet rekening worden gehouden met de
omgevingsomstandigheden waaraan het membraan wordt blootgesteld. De
aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en onderhoud dienen nauwgezet
gevolgd te worden voor veiligheid tijdens de te verwachten levensduur.
2. Neem in geval van reparaties contact op met de fabrikant voor informatie over de
afmetingen van de drukvaste verbindingen.
3. De elektrische capaciteit van het wikkellabel is 1,6 nF en overschrijdt daarmee de
grenswaarde in tabel 9 van ABNT NBR IEC 60079-0. De gebruiker dient daarom te
bepalen of het product geschikt is voor de toepassing in kwestie.
I2 INMETRO intrinsieke veiligheid
Certificaat: UL-BR 13.0584X
Normen:
ABNT NBR IEC60079-0:2008 + errata 1:2011, ABNT NBR
IEC60079-11:2009
Markeringen: Ex ia IIC T5/T4 Ga, T5(-60 °C  Ta  +40 °C), T4(-60 °C  Ta  +70 °C)
Tabel 11. Ingangsparameters
HART
Spanning Ui
30 V
Stroomsterkte Ii
200 mA
Vermogen Pi
0,9 W
Elektrische capaciteit Ci
0,012 F
Zelfinductie Li
0 mH
21
Snelstartgids
Januari 2015
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is uitgerust met een optionele overspanningsbeveiliging van
90 V, kan het de volgens ABNT NBR IRC 60079-11:2008 vereiste 500V-isolatietest
niet doorstaan. Hiermee moet rekening worden gehouden bij installatie van de
apparatuur.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en is afgewerkt
met een beschermende polyurethaanverf; in zone 0 moet echter worden opgelet
dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
China
E3 China drukvast
Certificaat: GYJ14.1041X; GYJ10.1313X [flowmeters]
Normen:
GB3836.1-2000, GB3836.2-2000, GB4208-1993, GB12476-2000
Markeringen: Ex d IIC T6/T5, T6(-50 °C  Ta  +65 °C), T5(-50 °C  Ta  +80 °C)
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
Zie bijlage B van de naslaghandleiding van de Rosemount 3051 (00809-0100-4007).
I3 Intrinsieke veiligheid China
Certificaat: GYJ13.1362X; GYJ101312X [flowmeters]
Normen:
GB3836.1-2010, GB3836.4-2010, GB3836.20-2010, GB12476.1-2000
Markeringen: Ex ia IIC T5/T4 Ga, T5(-60 °C  Ta  +40 °C), T4(-60 °C  Ta  +70 °C);
DIP A20 TA 80 °C
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
Zie bijlage B van de naslaghandleiding van de Rosemount 3051 (00809-0100-4007).
N3 China type n
Certificaat: GYJ101111X
Normen:
GB3836.1-2000, GB3836.8-2003
Markeringen: Ex nA IIC T5(-40 °C  Ta  +70 °C)
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
Zie bijlage B van de naslaghandleiding van de Rosemount 3051 (00809-0100-4007).
Japan
E4 Japan drukvast
Certificaat: TC20577, TC20578, TC20583, TC20584
Markeringen: Ex d IIC T5
Technische voorschriften douane-unie OAG
EM OAG drukvast
Certificaat: RU C-US.Gb05.B.00400
Markeringen: Ga/Gb Ex d IIC T5/T6 X, T5(-60 °C  Ta  +80 °C), T6(-60 °C  Ta  +65 °C)
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
Zie certificaat voor speciale voorwaarden.
IM OAG intrinsiek veilig
Certificaat: RU C-US.Gb05.B.00400
Markeringen: HART: 0Ex ia IIC T4/T5 Ga X, T4(-60 °C  Ta  +70 °C),
T5(-60 °C  Ta  +40 °C)
Fieldbus/PROFIBUS®: 0Ex ia IIC T4 Ga X (-60 °C  Ta +60 °C)
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
Zie certificaat voor speciale voorwaarden.
22
Snelstartgids
Januari 2015
Combinaties
K2 Combinatie van E2 en I2
K5 Combinatie van E5 en I5
K6 Combinatie van C6, E8 en I1
K7 Combinatie van E7, I7 en N7
K8 Combinatie van E8, I1 en N1
KB Combinatie van E5, I5 en C6
KD Combinatie van E8, I1, E5, I5 en C6
KM Combinatie van EM en IM
Aansluitwartels en adapters
IECEx drukvast en verhoogde veiligheid
Certificaat:
IECEx FMG 13.0032X
Normen:
IEC60079-0:2011, IEC60079-1:2007, IEC60079-7:2006-2007
Markeringen: Ex de IIC Gb
ATEX drukvast en verhoogde veiligheid
Certificaat:
FM13ATEX0076X
Normen:
EN60079-0:2012, EN60079-1:2007, IEC60079-7:2007
Markeringen:
II 2 G Ex de IIC Gb
Tabel 12. Draadmaten aansluitwartels
Schroefdraad
Merkteken
M20 ⫻ 1,5
M20
1/2 - 14 NPT
1/2 NPT
G1/2A
G1/2
Tabel 13. Draadmaten draadadapter
Uitwendige schroefdraad
Merkteken
M20 ⫻ 1,5
M20
1/2 - 14 NPT
1/2 NPT
G1/2A
G1/2
Inwendige schroefdraad
Merkteken
M20 ⫻ 1,5 - 6H
1
/2 - 14 NPT
PG 13,5
M20
1
/2 - 14 NPT
PG 13,5
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de draadadapter wordt gebruikt met een behuizing van het beschermingstype
verhoogde veiligheid “e”, moet de draad in de ingang goed worden afgedicht om
de beschermingsgraad (IP-classificatie) van de behuizing te behouden.
2. Voor de blindstop mag geen adapter worden gebruikt.
3. Het draadtype van de blindstop en draadadapter moet NPT of metrisch zijn. G1/2 en
PG 13,5 draad is alleen toegestaan op bestaande (oude) apparatuurinstallaties.
23
Januari 2015
Snelstartgids
Verdere certificeringen
SBS Typegoedkeuring American Bureau of Shipping (ABS)
Certificaat:
09-HS446883A-PDA
Beoogd gebruik: Meting van de verschil- of absolute druk in vloeistof-, gas- en
damptoepassingen op vaartuigen, scheeps- en offshore-installaties
van klasse ABS.
ABS-regels:
2009 Steel Vessels Rules 1-1-4/7.7, 4-6-2/5.15, 4-8-3/13.1
SBV Typegoedkeuring Bureau Veritas (BV)
Certificaat:
23155/A3 BV
Vereisten:
Regels van Bureau Veritas voor de classificatie van stalen schepen
Toepassing:
Klassenotaties: AUT-UMS, AUT-CCS, AUT-PORT en AUT-IMS;
druktransmitter van type 3051 kan niet op dieselmotoren worden
geïnstalleerd
SDN Typegoedkeuring Det Norske Veritas (DNV)
Certificaat:
A-14086
Beoogd gebruik: Regels van Det Norske Veritas voor classificatie van vaartuigen, snelle
en lichte vaartuigen en offshore-normen van Det Norske Veritas
Toepassing:
Locatieklassen
Type
3051
Temperatuur
D
Luchtvochtigheid
B
Trilling
A
EMC
B
Behuizing
D
SLL Typegoedkeuring Lloyds Register (LR)
Certificaat:
11/60002
Toepassing:
Omgevingscategorie ENV1, ENV2, ENV3 en ENV5
C5 Punt van overdracht - nauwkeurigheidsgoedkeuring Measurement Canada
Certificaat:
AG-0226; AG-0454; AG-0477
24
Januari 2015
Snelstartgids
Afbeelding 11. EG-verklaring van overeenstemming voor Rosemount 3051
25
Snelstartgids
26
Januari 2015
Januari 2015
Snelstartgids
27
Snelstartgids
28
Januari 2015
Snelstartgids
Januari 2015
EG-verklaring van overeenstemming
Nr.: RMD 1017 Rev. T
3051
Wij,
Rosemount Inc.
8200 Market Boulevard
Chanhassen, MN 55317-9685
VS
verklaren onder onze volledige verantwoordelijkheid dat het product
Druktransmitters van model 3051
vervaardigd door
Rosemount Inc.
8200 Market Boulevard
Chanhassen, MN 55317-9685
VS
waarop deze verklaring betrekking heeft, in overeenstemming is met de bepalingen in de
richtlijnen van de Europese Gemeenschap, met inbegrip van de meest recente wijzigingen, welke
staan vermeld in het bijgevoegde schema.
De aanname van de overeenstemming is gebaseerd op de toepassing van de geharmoniseerde
normen en, waar van toepassing of vereist, certificering door een aangemelde instantie in de
Europese Gemeenschap, zoals vermeld in het bijgevoegde schema.
Vice President of Global Quality
(functie – in blokletters)
Kelly Klein
14 april 2014
(naam - in blokletters)
(datum van uitgifte)
Pagina 1 van 4
Documentrevisie: T
29
Januari 2015
Snelstartgids
EG-verklaring van overeenstemming
Nr.: RMD 1017 Rev. T
EMC-richtlijn (2004/108/EG)
Alle druktransmitters van model 3051
EN 61326-1:2006
EN 61326-2-3:2006
Richtlijn Drukapparatuur (97/23/EG)
Modellen 3051CA4; 3051CD2, 3, 4, 5; 3051HD2, 3, 4, 5; (tevens met optie P9)
Druktransmitters
Beoordelingscertificaat kwaliteitssysteem - EG-certificaat nr. 59552-2009-CE-HOU-DNV
Overeenstemmingsbeoordeling module H
Overige toegepaste normen: ANSI/ISA61010-1:2004, EN60770-1:1999
Alle overige druktransmitters van model 3051
Goed vakmanschap
Hulpstukken transmitter: scheidingsmembraan - procesflens - kranenblok
Goed vakmanschap
Flowmetertransmitters van model 3051CFx (alle 3051CFx-modellen zijn SEP [Sound
Engineering Practice; goed vakmanschap], tenzij anders vermeld in onderstaande tabel)
Beoordelingscertificaat kwaliteitssysteem - CE-41-PED-H1-RMT-001-04-USA
Overeenstemmingsbeoordeling module H
Evaluatienormen: ASME B31.3:2010
Model/bereik
3051CFA: 1500 lb. en 2500 lb. alle leidingen
3051CFA: Sensormaat 2 150 lb. leiding van 6 inch tot 24 inch
3051CFA: Sensormaat 2 300 lb. 6 inch tot 24 inch leiding
3051CFA: Sensormaat 2 600 lb. leiding van 6 inch tot 16 inch
3051CFA: Sensormaat 2 600 lb. leiding van 18 inch tot 24 inch
3051CFA: Sensormaat 3 150 lb. leiding van 12 inch tot 44 inch
3051CFA: Sensormaat 3 150 lb. leiding van 46 inch tot 72 inch
3051CFA: Sensormaat 3 300 lb. leiding van 12 inch tot 72 inch
3051CFA: Sensormaat 3 600 lb. leiding van 12 inch tot 48 inch
3051CFA: Sensormaat 3 600 lb. leiding van 60 inch tot 72 inch
3051CFP: 150 lb., 300 lb., 600 lb. 1 1/2 inch
3051CFP: 300 lb. en 600 lb. 1 1/2 inch
3051CFP: draad- en lasverbinding van 1 1/2 inch
Pagina 2 van 4
30
Categorie Richtlijn Drukapparatuur
Vloeistof groep 1
Vloeistof groep 2
II
SEP
I
SEP
II
I
II
I
III
II
II
I
III
II
III
II
III
II
IV
III
I
SEP
II
I
II
I
Documentrevisie: T
Snelstartgids
Januari 2015
EG-verklaring van overeenstemming
Nr.: RMD 1017 Rev. T
ATEX-richtlijn (94/9/EG)
Druktransmitter van model 3051
BAS97ATEX1089X - intrinsieke veiligheid
Apparatuurgroep II, categorie 1 G
Ex ia IIC T5/T4 Ga
Toegepaste geharmoniseerde normen:
EN60079-11:2012
Overige toegepaste normen:
EN60079-0:2012
BAS00ATEX3105X - type n en certificaat
Apparatuurgroep II, categorie 3 G
Ex nA IIC T5 Gc
Toegepaste geharmoniseerde normen:
EN60079-15:2010
Overige toegepaste normen:
EN60079-0:2012
Baseefa11ATEX0275X - stofcertificaat
Apparatuurgroep II, categorie 1 D
Ex ta IIIC T95 °C T500105 °C Da
Toegepaste geharmoniseerde normen:
EN60079-31:2009
Overige toegepaste normen:
EN60079-0:2012
KEMA00ATEX2013X - certificaat drukvastheid
Apparatuurgroep II, categorie 1/2 G
Ex d IIC T6 of T5 Ga/Gb
Toegepaste geharmoniseerde normen:
EN60079-1:2007, EN60079-26:2007
Overige toegepaste normen:
EN60079-0:2012
Pagina 3 van 4
Documentrevisie: T
31
Januari 2015
Snelstartgids
EG-verklaring van overeenstemming
Nr.: RMD 1017 Rev. T
Aangemelde instantie Richtlijn Drukapparatuur
Druktransmitters van model 3051
Det Norske Veritas (DNV) [nr. aangemelde instantie: 0575]
Veritasveien 1, N-1322
Hovik, Noorwegen
Flowmetertransmitters uit de 3051CFx-serie
Bureau Veritas UK Limited [nummer aangemelde instantie: 0041]
Parklands 825A, Wilmslow Road, Didsbury
Manchester M20 2RE
Verenigd Koninkrijk
Aangemelde instanties voor onderzoekscertificaat type EG volgens ATEX
DEKRA [nr. aangemelde instantie: 0344]
Utrechtseweg 310, 6812 AR Arnhem
Postbus 5185, 6802 ED Arnhem
Nederland
Postbank 6794687
Baseefa. [nr. aangemelde instantie: 1180]
Rockhead Business Park
Staden Lane
Buxton, Derbyshire
SK17 9RZ Verenigd Koninkrijk
Aangemelde instantie voor kwaliteitsborging volgens ATEX
Baseefa. [nr. aangemelde instantie: 1180]
Rockhead Business Park
Staden Lane
Buxton, Derbyshire
SK17 9RZ Verenigd Koninkrijk
Pagina 4 van 4
32
Documentrevisie: T
Januari 2015
Snelstartgids
33
*00825-0106-4007*
Snelstartgids
00825-0111-4007, Rev CB
Januari 2015
Rosemount World Headquarters
Emerson Process Management
6021 Innovation Blvd
Shakopee, MN 55379, VS
+1 800 999 9307 of +1 952 906 8888
+1 952 949 7001
[email protected]
Regionaal kantoor Noord-Amerika
Emerson Process Management
8200 Market Blvd.
Chanhassen, MN 55317, VS
+1 800 999 9307 of +1 952 906 8888
+1 952 949 7001
[email protected]
Emerson Process Management bv
Postbus 212
2280 AE Rijswijk
Nederland
(31) 70 413 66 66
(31) 70 390 68 15
E [email protected]
www.emersonprocess.nl
Emerson Process Management nv/sa
De Kleetlaan, 4
B-1831 Diegem
België
(32) 2 716 7711
(32) 2 725 83 00
www.emersonprocess.be
Regionaal kantoor Latijns-Amerika
Emerson Process Management
1300 Concord Terrace, Suite 400
Sunrise, Florida 33323, VS
+1 954 846 5030
+1 954 846 5121
[email protected]
Regionaal kantoor Europa
Emerson Process Management Europe GmbH
Neuhofstrasse 19a P.O. Box 1046
CH 6340 Baar
Zwitserland
+41 (0) 41 768 6111
+41 (0) 41 768 6300
[email protected]
Regionaal kantoor Azië/Pacific
Emerson Process Management Asia Pacific Pte Ltd
1 Pandan Crescent
Singapore 128461
+65 6777 8211
+65 6777 0947
[email protected]
Regionaal kantoor Midden-Oosten en Afrika
Emerson Process Management
Emerson FZE P.O. Box 17033,
Jebel Ali Free Zone - South 2
Dubai, Verenigde Arabische Emiraten
+971 4 8118100
+971 4 8865465
[email protected]
De standaard leveringsvoorwaarden vindt u op
www.rosemount.com/terms_of_sale.
AMS en het Emerson-logo zijn gedeponeerde handelsmerken en
dienstmerken van Emerson Electric Co.
Rosemount en het Rosemount-logo zijn gedeponeerde handelsmerken
van Rosemount Inc.
HART is een gedeponeerd handelsmerk van de
HART Communication Foundation.
DTM is een handelsmerk van de FDT Group.
PROFIBUS is een gedeponeerd handelsmerk van
PROFINET International (PI).
Alle overige merken zijn het eigendom van de respectieve eigenaars.
© 2015 Rosemount Inc. Alle rechten voorbehouden.
Download