Newton VWO 4 Krachten in de sport – Statica Examenvoorbereiding Antwoorden 1 Drijven a Er is 15·2,0 = 30 cm³ ofwel 30 g water verplaatst. Fop = 30·10-3 · 9,81 = 0,29 N b In figuur 2 is 265 kg water verplaatst > Fz = 265·9,81 = 2,6·10³ N. Omdat de boei voor de helft boven het water uitstak is: Fs = ½·Fop = Fz = 2,6·10³ N c Fz verticaal omlaag, Fstroom horizontaal naar rechts, Fop verticaal omhoog en Fspan in de kabel. d Fstroom = Fspan·cos 55° = 1,8·10³ N 2 a Bovenleiding F1 = F2 = ½·Fz,blokken = 210·9,81 = 2,06·10³ N Fleiding = 2·2,06·10³ = 4,1·10³ N b Tel Fspan en F2 op als vectoren: in het verlengde van CB is F = 2,06·10³·√2 = 2,9·10³ N 3 Fles in evenwicht a Zie de figuur linksonder. b Gebruik de momentenstelling. Meet de armen op en vul in: mfles = 19,5·0,45/8,8 = 1,0 kg 4 Millenniumrad a Fz = 14,7·106 N b Zie de figuur rechtsboven. Gebruik de momentenstelling: Fz·rz = Fkabel·rkabel. Meet de armen op (rz = 3,3 cm, rkabel = 4,5 cm) en vul in: Fkabel = 3,3·14,7·106/4,5 = 1,1·107 N 5 a Picknicktafel Bereken eerst de vergroting van het beeld op het negatief: 1/f = 1/b + 1/v > 1/5 = 1/340 + 1/b > b = 5,07 cm. N = b/v = 5,07/340 = 0,015 De beeldgrootte op het negatief is dan 0,015·73 = 1,09 cm. Op de foto is het tafelblad 4,1 cm breed. De vergroting ten opzichte van het negatief: 4,1/1,09 = 3,8 b De tafel kan dan kantelen rond het rechter hoekpunt van de rechter poot. Als hij begint te kantelen is nog juist de som van de momenten ten opzichte van dit draaipunt gelijk aan nul. Bepaling armen: arm Fz = 4,5 eenheden (hokjes), arm Fp = 2,0 eenheden > Fz·4,5 – Fp·2 = 0 > Fp = 2,25·Fz = 2,25·60·9,81 = 1,3·103 N c Frank stelt de stroboscoop in op een niet te hoge frequentie. Hij verlicht de in (tamelijke) duisternis opgestelde bank met zijn stroboscoop. Net voordat de tafel begint te kantelen opent hij de sluiter van zijn camera. Hij ontwikkelt de film, drukt de foto af en onderzoekt daarop of de door de kantelende tafel doorlopen hoek tussen twee opeenvolgende opnames (flitsen) toeneemt. d Frank heeft gelijk: de tafel zou om de (linker hoek van de) linker poot gaan draaien. De arm van de twee personen rechts is dan ten opzichte van het draaipunt 11 eenheden, die van de vier personen links slechts 2. Neem aan dat de twee personen rechts een gewicht hebben van 1,324·103 N (uitkomst vraag b). De som van de momenten ten opzichte van het nieuwe draaipunt is, als de bank begint te kantelen, gelijk aan nul. Gebruik de momentenstelling: –1,324·103·11 – 60·9,81·4,5 + FL·2 = 0 > FL = 8,61·103 N. Dan geldt: FL/FR = 8,61·103/1,324·103 = 6,5. Er moeten links dus 6,5·2 = 13 personen plaatsnemen wil de bank gaan kantelen. 6 a Vertical shot De hoek die iedere kracht maakt met de verticaal is 44/2 = 22º. Aflezen van de kracht die ieder elastiek uitoefent bij een uitrekking van 20 m levert: 5,3 kN. De totale kracht omhoog is dus: Fo = 2·5,3·103·cos 22º = 9,8·103 N. b De resultante van de krachten op de bol is: Fr = Fo – Fz = 9,8·103 – 250·9,81 =7,35·103N Dus: a = Fr/m = 7,35·103/250 = 29 m/s2 c De snelheid is maximaal als de resulterende kracht op de bol nul is geworden. Op dat moment geldt: Felas = Fz = 250·9,81 = 2,45·103 N. Uit het Felas,h-diagram is af te lezen dat dat het geval is op een hoogte h =16 m. 7 a BrievenWeger Zet de brief in de sleuf van 20 g. Als de brievenweger niet kantelt, dan moet men slechts € 0,39 plakken en is de brief dus niet juist gefrankeerd. Kantelt hij wel, dan moet hij de brief in de sleuf van 50 g zetten. Kantelt de brievenweger nu ook, dan is de massa groter dan 50 g en moet men meer dan € 0,78 plakken en is de brief niet juist gefrankeerd. Alleen als hij nu niet kantelt weet je dat de massa van de brief tussen 20 en 50 g ligt, dus dat je € 0,78 moet plakken en dat de brief juist is gefrankeerd. b Pas de momentenstelling toe met K als kantelpunt. Dan moet gelden: Fz,22·r1 = Fnieuw·r2 (met r1 = 41 en r2 = 14 mm) > 0,022·41 = m·9,81·14 > m = 64 g c Als de brievenweger schuin gaat staan zodat de rechterkant iets lager komt dan de linkerkant, zal de afstand van K tot de werklijn van Fz,brief kleiner worden. Met toepassen van de momentenwet is voor kantelen een grotere massa van de brief nodig. Dus: meer dan 22 g.