Paasliturgie 2009 Is dat, is dat mijn Koning? Zingen: Psalm 65:1 en 3 De lofzang klimt uit Sions zalen tot U met stil ontzag. Daar zal men U, o God, betalen geloften dag bij dag. Gij hoort hen, die Uw heil verwachten o Hoorder der gebeên, dies zullen allerlei geslachten ootmoedig tot U treên. Daar zal ons ’t goede van Uw woning verzaden reis op reis en ’t heilig deel o grote Koning, van Uw geducht paleis! Gij, Gij zult vreselijke dingen ons in gerechtigheid doen horen en ons blij doen zingen van ’t heil voor ons bereid. Stem: We zijn op weg naar Goede Vrijdag en Pasen! We bevinden ons nu nog in de lijdenstijd. En we denken aan de weg van lijden die Jezus moest gaan! Een weg die uitliep op Zijn sterven op Golgotha. Als we lezen in het evangelie van Lukas, dan valt het op dat Jezus Zelf dit lijden heeft aangekondigd aan Zijn leerlingen, de discipelen. “De Mensenzoon zal veel moeten lijden en uiteindelijk gedood worden”, heeft Hij uitgelegd aan hen. En als Jezus dan spreekt over Zijn eigen lijden, dat zal uitlopen op het kruis, dan spreekt Hij ook over het kruis voor Zijn leerlingen, Zijn volgelingen! Schriftlezing: Lukas 9:20-24 En Jezus zei tot hen: Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? En Petrus, antwoordende, zei: De Christus Gods. En Hij gebood hun scherpelijk en beval, dat zij dit niemand zeggen zouden; zeggend: De Zoon des mensen moet veel lijden, en verworpen worden van de ouderlingen, en overpriesters, en Schriftgeleerden, en gedood en op de derde dag opgewekt worden. En Hij zei tot allen: Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf, en neme zijn kruis dagelijks op, en volge Mij. Want zo wie zijn leven behouden wil, die zal het verliezen; maar zo wie zijn leven verliezen zal, om Mijnentwil, die zal het behouden. 1 Zingen: Psalm 118:13 en 14 Gezegend zij de grote Koning, Die tot ons komt in ’s HEEREN Naam; wij zeeg’nen u uit ’s HEEREN woning; wij zegenen u al te zaâm. De HEER’ is God, door Wien w’ aanschouwen het vrolijk licht, na bang gevaar. Bindt d’ offerdieren dan met touwen tot aan de hoornen van ’t altaar. Gij zijt mijn God, U zal ik loven, verhogen Uwe majesteit. Mijn God, niets gaat Uw roem te boven; U prijz’ ik tot in eeuwigheid. Laat ieder ’s HEEREN goedheid loven, want goed is d’ Oppermajesteit: Zijn goedheid gaat het al te boven; Zijn goedheid duurt in eeuwigheid! Schriftlezing: Lukas 18: 31-33 En Hij nam de twaalven bij Zich, en zei tot hen: Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem, en het zal alles volbracht worden aan de Zoon des mensen, wat geschreven is door de profeten. Want Hij zal aan de heidenen overgeleverd worden, en Hij zal bespot worden, en smadelijk behandeld worden, en bespogen worden. En Hem gegeseld hebbende, zullen zij Hem doden; en op de derde dag zal Hij weer opstaan. Stem: Als een Mens onder de mensen, was Hij bereid tot het uiterste te gaan, ja zelfs tot in de dood! Gods Zoon werd een bezielend voorbeeld van dienstbaarheid! Hij had de wereld eindeloos lief! Eerst werd Hij de hemel in geprezen en toen tot op de bodem afgebroken! Maar niets kon Hem weerhouden de Koninklijke weg te gaan! Zingen: Psalm 40:7 ’t Behaag’ U mij te redden uit den nood; o Heer’, bied vaardig onderstand, en overstort met schaamt’ en schand’ hen, die mijn ziel vervolgen tot den dood; laat z’ achterwaarts gedreven, met schand’ in ’t vluchten sneven, wier lust is in mijn kwaad. Verwoesting zij het loon, voor al den schimp en hoon van hem, die mij versmaadt. Schriftlezing: Zacharia 9:9 en 10b 2 Verheug u zeer, gij dochter Sions! juich, gij dochter van Jeruzalem! Ziet, uw Koning zal tot u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland; arm, en rijdende op een ezel, en op een veulen, een jong der ezelinnen. En Hij zal tot de heidenen van vrede spreken; en Zijn heerschappij zal zijn van zee tot aan zee, en van de rivier tot aan de einden van de aarde. Gedicht: Op de berg der heerlijkheid, heeft God gesproken: “Daar zij licht!” Het straalde van Zijn aangezicht, omhulde Jezus wereldwijd. Daarna sprak God weer: “Daar zij licht!” En bij de intocht in de stad viel licht mèt palmen op Uw pad en zong men psalmen van het Licht! Nel Benschop Stem: Wij belijden van de gekruisigde Christus: Hij is Koning! Maar dan moeten we wel goed beseffen wat we zeggen. En we moeten goed inzien dat het koningschap van Christus absoluut niet van deze wereld is. Het druist in tegen alles wat normaal is. Dat werd ook al zichtbaar bij de intocht in Jeruzalem. Ook daar leren we Jezus kennen als Koning. Maar wel als Koning op een ezel. De Heere Jezus wil niet hoog te paard zitten, niet hoog boven het volk uittronen. Hij wil juist dícht bij de mensen zijn. Dicht bij de grond. Want Hij is echt mens geworden. De heilige Zoon van God is uit de hemel gekomen om een dienstknecht te zijn. Zijn koningschap is niet van deze wereld. De profeten hadden het al gezegd: “Zie, uw Koning komt tot u, zachtmoedig en rijdend op een ezel”. Christus wil een zachtmoedige, een nederige Koning zijn. Zingen: Joh. de Heer 548 Liefde was het, onuitputt’lijk, liefd’ en goedheid, eind’loos groot. Toen de Levensvorst op aarde tot ons heil Zijn bloed vergoot. Komt, laat ons Zijn liefde prijzen! God geeft vreugd’ en dankensstof. Eenmaal zingen wij voor eeuwig in de hemel Zijnen lof. Rijd als Heerser door de velden, Jezus in Uw grote kracht. Niets, niets kan U tegenhouden, zelfs de hel niet met haar macht. Voor Uw naam, zo groot en heerlijk zinkt de vijand weg in ’t niet. Heel de schepping, Heer’, zal beven, als zij U, haar Koning, ziet. Schriftlezing: gedeelten uit Lukas 22 en 23 En het feest van de ongehevelde broden, genaamd Pascha, was nabij. En de overpriesters en de Schriftgeleerden zochten, hoe zij Hem ombrengen zouden; want zij vreesden het volk. En als de ure gekomen was, zat Hij aan, en de twaalf apostelen met Hem. En Hij zei tot hen: Ik heb grotelijks begeerd, dit Pascha met u te eten, eer dat Ik lijd; 3 want Ik zeg u, dat Ik niet meer daarvan eten zal, totdat het vervuld zal zijn in het Koninkrijk van God. En er werd ook twisting onder hen, wie van hen scheen de meeste te zijn. En Hij zei tot hen: De koningen der volken heersen over hen; en die macht over hen hebben, worden weldadige heren genaamd. Doch gij niet alzo; maar de meeste onder u, die zij gelijk de minste, en die voorganger is, als een die dient. Want wie is meerder, die aanzit, of die dient? Is het niet die aanzit? Maar Ik ben in het midden van u, als Eén Die dient. En gij zijt degenen, die met Mij steeds gebleven zijt in Mijn verzoekingen. En Ik verordineer u het Koninkrijk, gelijkerwijs Mijn Vader dat Mij verordineerd heeft; Opdat gij eet en drinkt aan Mijn tafel in Mijn Koninkrijk, en zit op tronen, oordelende de twaalf geslachten van Israël. En uitgaande, vertrok Hij, gelijk Hij gewoon was, naar de Olijfberg; en Hem volgden ook Zijn discipelen. En Hij scheidde Zich van hen af, omtrent een steenworp; en knielde neder en bad, zeggende: Vader, of Gij wildet deze drinkbeker van Mij wegnemen, doch niet Mijn wil, maar de Uwe geschiede. En van Hem werd gezien een engel uit de hemel, die Hem versterkte. En in zware strijd zijnde, bad Hij des te ernstiger. En Zijn zweet werd gelijk grote droppelen bloed, die op de aarde afliepen. En als Hij van het gebed opgestaan was, kwam Hij tot Zijn discipelen, en vond hen slapende van droefheid. En Hij zei tot hen: Wat slaapt gij? Staat op en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt. Zingen: Gezang 51:2 en 3 (Wijs: Uren, dagen, maanden, jaren) Liefde, met wat medelijden zaagt Gij Adams kind’ren aan! Voor die zondaars woudt Gij strijden, om hen van de vloek t’ ontslaan. Ja, Gij stortte bloed en tranen in het bang Gethsémane, om voor ons de weg te banen naar ’t gewest van rust en vree. Liefd’, in U is al ons leven, Gij, Gij zijt ons hoogste goed! Ja, Uw kruis heeft ons gegeven wat ons eeuwig leven doet. O, hoe zijn w’ aan U verbonden, Jezus, Redder, ’s Vaders Zoon, onze harten, onze monden juichen dankbaar tot Uw troon! Schriftlezing: gedeelten uit Lukas 23 En de gehele menigte van hen stond op, en leidde Hem tot Pilatus. En zij begonnen Hem te beschuldigen, zeggend: Wij hebben bevonden, dat Deze het volk verkeert, en verbiedt aan de keizer schattingen te geven, zeggend, dat Hij Zelf Christus, de Koning is. 4 En Pilatus vroeg Hem, zeggend: Zijt Gij de Koning der Joden? En Hij antwoordde hem en zei: Gij zegt het! En Pilatus zei tot de overpriesters en de scharen: Ik vind geen schuld in deze Mens. Schriftlezing: gedeelten uit Mattheüs 27 Toen namen de krijgsknechten van de stadhouder Jezus met zich in het rechthuis, en vergaderden over Hem de ganse bende. En als zij Hem ontkleed hadden, deden zij Hem een purperen mantel om; en een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten die op Zijn hoofd, en een rietstok in Zijn rechterhand; en vallende op hun knieën voor Hem, bespotten zij Hem, zeggend: Wees gegroet, Gij Koning der Joden! En op Hem gespogen hebbend, namen zij de rietstok en sloegen op Zijn hoofd. En toen zij Hem bespot hadden, deden zij Hem de mantel af, en deden Hem Zijn klederen aan, en leidden Hem heen om te kruisigen. Zingen: Gezang 43:1 en 2 Is dat, is dat mijn Koning, dat aller vaad’ren wens, is dat, is dat Zijn kroning? Zie, zie, aanschouw de Mens! Moet Hij dat spotkleed dragen, dat riet, die doornenkroon, lijdt Hij die spot, die slagen, Hij, God, Uw eigen Zoon? Ja, ik kost Hem die slagen, die smarten en die hoon; ik doe dat kleed Hem dragen, dat riet, die doornenkroon; ik sloeg Hem al die wonden, voor mij moet Hij daar staan; ik deed door mijne zonden, Hem al die jamm’ren aan. Stem: Hij kwam niet om te leven, maar om te sterven. Mensen worden geboren om te leven. Jezus, Gods Zoon, niet. Hij werd geboren, opdat wij eeuwig zouden leven! Daarom moest Hij sterven. En om te kunnen sterven werd Hij geboren. Hij kwam in deze wereld, niet om de wereld te veroordelen, maar opdat de wereld door Hem behouden zou worden. Niet alleen om Licht te brengen, maar om hét Licht te zijn. Niet alleen om de Weg te wijzen, maar Hij ís de Weg! Gedicht O volk, verdwaald, verloren, vrees niet, zie hier Uw Knecht! God heeft Hem uitverkoren Zijn Geest op Hem gelegd. 5 Hij, Die de volken richt, Hij roept niet uitgelaten, Hij schreeuwt niet langs de straten, Zijn stem is als het licht! Hij komt – Hij zal niet breken het eens geknakte riet. Hij komt het licht ontsteken, wat kwijnt, dat dooft Hij niet! Die trouw en recht betracht, Zijn vlam zal niemand doven. Hij zelf wordt niet gebroken Zolang de wereld wacht. Zo zegt Uw God de Heere Die aard en hemel schiep, Die mens en dier formeerde en u tot leven riep: Ziehier, Ik heb Mijn Knecht als bij de hand genomen, in Hem zal tot u komen Mijn liefde en Mijn recht! Hij zal de volken wezen een altijd brandend Licht! Gij blinden zult genezen, ontvangt een nieuw gezicht! Geboeiden, heft uw hoofd want uit de nacht van lijden zal stralend u bevrijden het Licht dat Hij belooft! A.F. Troost Stem: En toen zij kwamen op Golgotha, de plaats genaamd Hoofdschedelplaats, kruisigden zij Hem aldaar. Zingen: Psalm 130:1 en 3 Uit diepten van ellenden roep ik, met mond en hart, tot U, die heil kunt zenden; o Heer’, aanschouw mijn smart; wil naar mijn smeekstem horen; merk op mijn jammerklacht; verleen mij gunstig’ oren, daar ’k in mijn druk versmacht. Ik blijf de Heer’ verwachten; mijn ziel wacht ongestoord; ik hoop, in al mijn klachten, op Zijn onfeilbaar woord; 6 mijn ziel, vol angst en zorgen, wacht sterker op de Heer’, dan wachters op de morgen; den morgen, ach, wanneer? Schriftlezing: Lukas 23:35-38 En het volk stond en zag het aan. En ook de oversten met hen beschimpten Hem, zeggend: Anderen heeft Hij verlost, dat Hij nu Zichzelf verlosse, zo Hij is de Christus, de Uitverkorene Gods. En ook de krijgsknechten, tot Hem komende, bespotten Hem, en brachten Hem edik; en zeiden: Indien gij de Koning der Joden zijt, zo verlos Uzelf. En er was ook een opschrift boven Hem geschreven, met Griekse, en Romeinse en Hebreeuwse letters: DEZE IS DE KONING DER JODEN Gedicht: De Koning der Joden Zelfs toen Hij aan het kruis hing beladen met de schuld, was bij het zien van zoveel leed men nóg met haat vervuld. Er moest een bordje boven ’t kruis waarop men lezen kon dat Hij der Joden Koning is… máár dat Hij dat verzón! Doch wat als spot hier was bedoeld heeft God in ironie bevestigd voor het volk rondom, het dwingend: lees en zie! Eens komt de dag, dat elk erken’: Hij is de Koning van ’t heelal! En dat tot eer van Jezus, dan elke knie zich buigen zal! M. Koffeman-Zijl Stem: En omtrent de zesde ure werd er duisternis over de hele aarde tot de negende ure toe… daarna riep Jezus met een grote stem: Vader in Uw handen beveel Ik Mijn geest! En toen Hij dat gezegd had gaf Hij de geest! Hij had Zijn werk volbracht! Zingen: Gezang 35:6 (wijs Psalm 22) Toen was ’t volbracht, volbracht voor zondaars, Heer’! Gij boogt het hoofd tot Uwe ruste neer, geen oneer trof Uw heilig lichaam meer, geen smaad der bozen. En schoon Uw graf gesteld was bij godd’lozen, God wreekt’ Uw recht! De liefd’ en eerbied dragen 7 U van het kruis, en schreiend’ ogen zagen U weggelegd. Schriftlezing: Lukas 24:1-6 En op de eerste dag van de week, zeer vroeg in de morgenstond, gingen zij (de vrouwen) naar het graf, dragende de specerijen, die zij bereid hadden, en sommigen met haar. En zij vonden de steen afgewenteld van het graf. En ingegaan zijnde, vonden zij het lichaam van de Heere Jezus niet. En het geschiedde, als zij daarover twijfelmoedig waren, zie, twee mannen stonden bij haar in blinkende klederen. En als zij zeer bevreesd werden, en het aangezicht naar de aarde neigden, zeiden zij tot haar: Wat zoekt gij de Levende bij de doden? Hij is hier niet, maar Hij is opgestaan! Zingen: Psalm 21:1, 3 en 4 O Heer’, de Koning is verheugd om Uw geducht vermogen; Uw heil zweeft hem voor d’ ogen, en met wat blijde zielevreugd zal hij, door al Uw daân verrukt, ten reie gaan! Gij, die hem gunstig hebt gered, zijt hem met volle stromen van zegen voorgekomen. Ook hebt Gij hem op ’t hoofd gezet, Hem, die op U betrouwt, een kroon van ’t fijnste goud. Hij heeft, O God, van U begeerd het onvergank’lijk leven; Gij hebt het hem gegeven. Zo zijn de dagen hem vermeerd, zo leeft de Vorst altoos, zo leeft hij eindeloos. Schriftlezing: Filippenzen 2:5-11 Dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was; Die in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode even gelijk te zijn; maar heeft Zichzelf vernietigd, de gestalte van een dienstknecht aangenomen hebbende, en is aan de mensen gelijk geworden; en in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelf vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot de dood, ja, de dood van het kruis. Daarom heeft Hem ook God uitermate verhoogd, en heeft Hem een Naam gegeven, welke boven alle naam is; opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen alle knie dergenen, die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn. En alle tong zou belijden, dat Jezus Christus de Heere zij, tot heerlijkheid van God de Vader. 8 Zingen: Gezang 93:1 en 2 Ere zij aan God, de Vader, ere zij aan God, de Zoon, eer de Heil’ge Geest, de Trooster, de Drie-een’ge in Zijn troon. Halleluja, halleluja de Drie-een’ge in Zijn troon! Ere zij aan Hem, Wiens liefde ons bevrijdt van elke smet, ere zij aan Hem, Die zondaars in de rij van koon’gen zet. Halleluja, halleluja, t Lam, dat vrij kocht en dat redt! Schriftlezing: uit Openbaring 7 Na deze zag ik, en ziet, een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en geslachten, en volken, en talen, staande voor de troon, en voor het Lam, bekleed zijnde met lange witte klederen, en palmtakken waren in hun handen. En zij riepen met grote stem, zeggend: De zaligheid zij onze God, Die op de troon zit, en het Lam! Deze zijn het, die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun lange klederen gewassen, en hebben hun lange klederen wit gemaakt in het bloed van het Lam! Daarom zijn zij voor de troon van God, en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel; en Die op de troon zit, zal hen overschaduwen. Zij zullen niet meer hongeren en zullen niet meer dorsten, en de zon zal op hen niet vallen, noch enige hitte. Want het Lam, Dat in het midden van de troon is, zal hen weiden, en zal hen tot een Leidsman zijn, tot levende fonteinen van wateren; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen! Stem: In Zijn komst is de Schrift vervuld voor de oren dergenen die Hem horen. Hij kwam niet om de wet te ontbinden, maar om hem te vervullen. Hij kwam om het koninkrijk der hemelen te verkondigen! Hij kwam om te zoeken en te redden wat verloren was. Hij kwam om te dienen en Zijn leven te geven tot een losprijs voor velen! Het koninkrijk der hemelen is gekomen en zal komen. Maar het komt in de weg van het kruis! Zingen: U zij de glorie U zij de glorie, opgestane Heer! U zij de victorie, nu en immermeer. Uit een blinkend stromen daald’ een engel af, heeft de steen genomen van ’t verwonnen graf. U zij de glorie, opgestane Heer! U zij de victorie, nu en immermeer. Ziet Hem verschijnen, Jezus onze Heer! Hij brengt al de Zijnen in Zijn armen weer. 9 Weest dan volk des Heeren, blijd’ en welgezind en zegt telkenkere: Christus overwint! U zij de glorie, opgestane Heer! U zij de victorie, nu en immermeer. Zou ik nog vrezen, nu Hij eeuwig leeft, die mij heeft genezen, die mij vrede geeft. In Zijn Godd’lijk Wezen is mijn glorie groot, niets heb ik te vrezen in leven en dood. U zij de glorie, opgestane Heer! U zij de victorie, nu en immermeer. M. Jongeneel-Nap, Sliedrecht 10