De beginjaren De oorsprong van countrymuziek ligt in folk: plattelandsmuziek van de blanke bevolking van het zuidelijke deel van de Verenigde Staten. Deze muziek, die door de mensen ‘old time music’ werd genoemd, greep terug op liedjes die door immigranten uit alle windstreken van generatie op generatie waren doorgegeven. De muziek werd gemaakt met eenvoudige alledaagse instrumenten, zoals de viool (fiddle), de banjo en de kazoo. In de jaren twintig kwam daar de steelgitaar bij, afgeleid van de Hawaiian guitar, waarbij het instrument op schoot met een bottleneck werd bespeeld. Aanvankelijk had men geen ander doel dan om zichzelf te vermaken. Pas omstreeks 1922 ontdekt men dat er geld valt te verdienen met deze muziek. Platen van Eck Robertson en Fiddlin’ John Carsons verkopen onverwacht goed. Commerciële folk krijgt aanvankelijk de naam hillbilly music mee. Als de muziek zich in een veelheid aan richtingen ontwikkelt worden deze substijlen onder de gezamenlijke noemer country gebracht. De vroege countrymuziek krijgt al snel impulsen uit andere genres. Jimmy Rodgers, de aartsvader van country, verrijkt de eenvoudige muziek met meer verfijnde elementen uit de big band jazz en laat zich beïnvloeden door de songschrijvers van Tin Pan Alley. The Carter Family is de eerste familiegroep van het platteland die op grote schaal doorbreekt. Gitariste Maybelle Carter bedenkt de karakteristieke finger picking gitaarstijl waardoor ze tegelijkertijd solo en begeleiding kan spelen. Haar stijl is later door ontelbare gitaristen overgenomen. Groepen als The Blue Sky Boys ) introduceren een ander herkenbaar muzikaal handelsmerk: de (mannelijke) samenzang. In de jaren dertig genieten cowboyfilms een enorme populariteit. Acteurs als Rex Allen, Gene Autry en Roy Rogers worden met hun cowboyliedjes ook als zanger geliefd. Aanvankelijk zijn deze liedjes gebaseerd op eenvoudige fiddle-muziek. Langzaam wordt deze muziek verrijkt met invloeden uit de jazz: andere instrumenten en swingende ritmes. Deze nieuwe variant werd eerst ‘cowboy jazz’ genoemd, later ‘Western swing'. Naast de gebruikelijke instrumenten waren er nu ook blazers, klarinetten en steel gitaren te horen. Belangrijke namen waren Bob Wills en Milton Brown. De genreaanduiding country wordt uitgebreid tot country & western. Honky tonk In de periode 1920-1933 mag in Amerika geen alcohol worden verkocht. Als in 1933 deze drooglegging wordt afgeschaft schieten de dranklokalen of honky tonky's als paddestoelen uit de grond. Countrymuzikanten passen hun muziek aan het luidruchtige, dranklustige publiek aan. De liedjes van deze nieuwe stijl, die honky tonk wordt genoemd, zijn minder braaf dan voorheen. Invloeden uit zwarte muziekstijlen als blues worden in de muziek verwerkt. De traditionele, dramatische 'high and lonesome' manier van zingen wordt door Hank Williams en Ernest Tubb geperfectioneerd. Ook Lefty Frizzell heeft een uitgesproken bluesachtige frasering. Hij en Hank Williams worden mede door hun tot de verbeelding sprekende wilde levensstijl razend populair Een andere grote naam uit die tijd is George Jones, die later ook bekend werd door de duetten met zijn vrouw Tammy ‘Stand By Your Man’ Wynette. Hij wordt vrij algemeen beschouwd als de countryzanger met de mooiste stem. Het genre honky tonk wordt vandaag de dag nog steeds het meest met country geassocieerd. Bluegrass Als reactie op de commerciële country ontstaat halverwege de jaren veertig een stijl die de muziek puur wil houden. De pionier is Bill Monroe, hij legt met zijn hoge zang, hoge tempi en virtuoze spel de basis voor deze muziek. Het voornaamste groepslid van zijn Blue Grass Boys is Earl Scruggs. Hij is met zijn karakteristieke banjospel een belangrijke factor in het authentieke bluegrass-genre, dat zijn naam dankt aan Monroe’s band. Bluegrass kreeg na een korte succesvolle periode een wat oubollig imago. In de jaren zestig beleeft het genre een eerste opleving, als de hippiejeugd zich aangetrokken voelt door het niet-commerciële karakter van de muziek. The Dillards is een voorbeeld van een groep die aansluiting vindt bij de popmuziek en tegelijk trouw blijft aan de beginselen van bluegrass. In de jaren zeventig zorgen o.a. Emmylou Harris en Ricky Scaggs er voor dat de muziek levend blijft. Eind jaren negentig verwerkt Alison Krauss met haar band Union Station popinvloeden in bluegrass en verkoopt miljoenen platen. Hetzelfde gebeurt met de soundtrack van O! Brother Where Art Thou met een hoofdrol voor de bluegrass-coryfee Ralph Stanley (van de Stanley Brothers). Als een bejaarde man treedt hij op tijdens de MTV Music Awards van 2002: een unieke gebeurtenis. Good rockin' tonight De vroegste vorm van rock-'n-roll had nauwe banden met countrymuziek. De bakermat van deze zogenaamde rockabilly lag halverwege de jaren vijftig in Memphis Tennessee, in de Sun Studio. Platenbaas Sam Phillips bood daar onderdak aan een keur van artiesten die vaak hun wortels stevig in de countrymuziek hadden, zoals Elvis Presley, Carl Perkins, Johnny Cash, Roy Orbison en Jerry Lee Lewis. Van deze stal groeide vooral Johnny Cash uit tot een icoon van de countrymuziek. In meer of mindere mate verwerkten de artiesten van Sun de opwindende ritmes uit de rhythm & blues in hun muziek. Ook namen vooral Presley en Lewis de rauwe ongepolijste zang over van blues- en soulmannen als Ray Charles en Muddy Waters. Aanvankelijk werd in de rockabilly - net als country - geen slagwerk gebruikt. Pas later werd een drummer aan de bezetting van veel rock & roll bands toegevoegd. Het oorspronkelijke rockabillygeluid beleefde een opleving in de jaren tachtig door het succes van The Stray Cats. Daarnaast werd de wildere psychobilly-variant van o.a. The Cramps populair in het clubcircuit. Als in de jaren zestig in Amerika de eerste opwinding over de Britse invasie is gezakt gaan veel rockmuzikanten op zoek naar hun eigen muzikale wortels. Die liggen vaak in de folk en country van het platteland. Door die stijlen te combineren met de Engelse beat ontstaat folkrock (The Byrds, Bob Dylan, Simon & Garfunkel) en Countryrock. Een sleutelfiguur in de countryrock is Gram Parsons. Als vervanger van David Crosby maakt hij met The Byrds, de belangrijkste Amerikaanse rockband van de jaren zestig, een heus countryalbum (Sweethearts Of The Rodeo) Na zijn vertrek richt hij de groep The Flying Burrito Brothers op, die de countryrockstijl perfectioneert. Byrds-zanger Gene Clark richt ervolgens Dillard & Clark op, met banjospeler Doug Dillard. Countryrock breekt pas in de jaren zeventig op grote schaal door als The Eagles, Linda Ronstadt en Poco miljoenen platen verkopen. In de jaren negentig maken The Jayhawks enkele fraaie albums in deze stijl en zorgen zo voor een bescheiden opleving van countryrock. Nashville versus ‘the outlaws’ Terwijl de rockwereld van de jaren zestig zich voelt aangetrokken tot het oorspronkelijke, ongepolijste countrygeluid gaan in Nashville, de bakermat van de countryindustrie, producers als Chet Atkins en Owen Bradley meer en meer de dienst uitmaken. Zij verwijderen typische countryelementen zoals de fiddle en de banjo en introduceren strijkers en koren uit de mainstream popmuziek van die tijd. De zoete, ongevaarlijke liedjes slaan enorm aan en Patsy Cline, Dolly Parton, Tammy Wynette, Loretta Lynne, Don Gibson, Jim Reeves en Lynn Anderson worden grote sterren. In de loop der jaren krijgen vrijwel alle traditionele countrystijlen een popbehandeling. Hoewel verfoeid door veel countrypuristen levert ook deze zogenaamde crossover-variant prachtige liedjes op (I Will Always Love You, I Can’t Stop Loving You) waarvan vele inmiddels tot de evergreens worden gerekend. Als reactie op de formulematige countrypop van die tijd breken halverwege de jaren zeventig los van elkaar enkele belangrijke artiesten door met platen die een geheel eigen geluid laten horen. Willie Nelson, Waylon Jennings en Jessi Colter passen niet in het Nashville idioom. Ze presenteerden zichzelf als The Outlaws (‘vogelvrij verklaarden’) en hadden tot hun eigen verbazing veel succes. Hun bandnaam wordt prompt het etiket voor alle countryartiesten die buiten de gebaande wegen bevinden, zoals Kris Kristofferson Bobby Bare, Tony Joe White en Townes Van Zandt. Zij worden beschouwd als voorvaders van de zogenaamde alternatieve country (of americana) die opkomt in de jaren negentig. De buitenbeentjes heten dan Lucinda Williams, Ryan Adams, Bonnie ‘Prince’ Billy, Wilco en Gillian Welch. De geschiedenis van country laat – net als in de politiek - steeds golfbewegingen zien tussen conservatieven en progressieven, waarbij beide stromingen zorgen nooit te ver van elkaar weg te drijven. De jaren tachtig tot nu Tot het 'nieuw traditionalisme' worden de artiesten gerekend die aan het eind van de jaren tachtig opkwamen en de eerste helft van de jaren negentig de countryhitlijsten domineerden. Zij speelden traditionele country die hooguit qua productie was aangepast aan de eisen van de moderne consument. In het jaar 1986 braken kort na elkaar enkele charismatische artiesten door met een eigen interpretatie van ‘ouderwetse’ country. Ze heetten Steve Earle, Lyle Lovett, Randy Travis en Dwight Yoakim en vormden een welkom tegenwicht tegen de op pop georiënteerde artiesten die op dat moment de hitlijsten bezetten. Wat aanvankelijk een frisse wind is wordt snel door de commercie ingekapseld. Alleen de echte persoonlijkheden zoals Steve Earle laten zich niet verleiden door de grijparmen van de countryindustrie. In de jaren negentig breken een onafzienbare reeks identiek ogende jongens en meiden door, altijd getooid met cowboyhoed. Opvallende namen die zich wel weten te onderscheiden zijn k.d. lang, Rodney Crowell, Carlene Carter en Roseanne Cash. In de jaren negentig wordt definitief de crossover naar de popmarkt gemaakt. Garth Brooks is de eerste countryartiest die meer dan 10 miljoen exemplaren van een cd (Ropin’ The Wind) verkoopt, een aantal dat tot dan toe slechts lijkt te zijn weggelegd voor bands uit de popmuziek. Zijn nieuwe vorm van oude countrymuziek wordt door de puristische countryliefhebber maar matig gewaardeerd. Ook artiesten als Shania Twain, LeAnn Rhimes en Faith Hill weten de overstap naar de popmarkt te maken met muziek die in naam nog country is, maar er inmiddels weinig meer mee te maken heeft. Stevige drums en flitsende videoclips zijn minstens zo belangrijk als muziek. In het schemergebied tussen pop, rock en country bevinden zich artiesten als Shelby Lynne, haar zus Alison Moorer, Dixie Chicks en BR5-49. Line dancing Hoewel country niet bekend staat als typische dansmuziek kan er wel degelijk op worden gedanst. De dans die het meest met country wordt geassocieerd is sinds jaar en dag de line dance. Ook in Nederland wordt line dancing steeds vaker beoefend. In deze dansvorm vormen de dansers een of meerdere rijen: achter elkaar, met de gezichten naar elkaar toe (contra line) of in een kring (square of round dancing). Vóór de groep en aan de zijkanten van de rij staan de ervaren dansers die het voorbeeld geven, de beginners staan middenin. De oorsprong van de dans ligt in het folk-dansen, met als bekendste voorloper de Virginia Reel. Maar ook tijdens andere dansrages zoals Disco, Swing of Rock-'n-roll werd in formatie gedanst. Het schept een gevoel van verbondenheid en heeft bovendien als gunstig bijeffect dat er orde op de dansvloer ontstaat, waardoor botsingen vermeden worden. Iedere muziek is geschikt als er maar een regelmatige beat in zit. Het populairste nummer door de jaren heen kwam van Billy Ray Cyrus, wiens Achy Breaky Heart in 1992 de doorbraak betekende voor line dancing maar de dans kan ook uitstekend op bijvoorbeeld de Macarena worden beoefend. Countrymuziek neemt een steeds kleiner percentage in van de muziek die de linedance-docent tot zijn beschikking heeft.