WIE BETAALT DE BRUILOFT EN WIE DOET DE AANBETALING VOOR HET HUIS? De beantwoording van bovenstaande vragen kan van belang worden als het wetsvoorstel van VVD, D66 en PvdA voor wijzigingen in het huwelijksvermogensrecht wordt ingevoerd. Het wetsvoorstel 33 987 werd op 19 april 2016 door de Tweede Kamer aangenomen. Alleen CDA, ChristenUnie en SGP stemden tegen. Het wetsvoorstel gaat nu behandeld worden in de Eerste Kamer. In dit artikel bespreken wij het wetsvoorstel, waarbij we minder ingaan op de juridische aspecten maar meer aandacht besteden aan de maatschappelijke aspecten. Welke regels gelden nu Als er vóór het huwelijk geen huwelijkse voorwaarden worden gemaakt geldt nu tussen de echtgenoten het stelsel van algehele gemeenschap van goederen: alle bezittingen die de echtgenoten vóór het huwelijk hebben of tijdens het huwelijk krijgen worden gemeenschappelijk, maar ook alle schulden worden gemeenschappelijk. Naast de pensioenrechten en de zogenaamd verknochte goederen, geldt er maar één uitzondering: niet gemeenschappelijk worden de goederen waarvan bij een schenking of in een testament is bepaald dat ze niet zullen gaan behoren tot een gemeenschap van goederen waarin degene die de schenking of erfenis ontvangt is getrouwd. Dit is de zogenaamde 1 uitsluitingsclausule of privéclausule. Als stellen niet willen dat er tussen hen een algehele gemeenschap van goederen geldt moeten er huwelijkse voorwaarden worden opgesteld. Uit de laatste bekende cijfers blijkt dat minder dan 30% 2 van de getrouwde stellen huwelijkse voorwaarden hebben laten opstellen. Welke wijzigingen bevat het wetsvoorstel Met het wetsvoorstel komt er een einde aan de algehele gemeenschap van goederen als uitgangspunt van het wettelijk stelsel. Tot de gemeenschap van goederen gaan niet meer behoren de goederen en schulden die een echtgenoot al vóór het huwelijk had en de goederen en bijbehorende schulden die een echtgenoot tijdens het huwelijk door schenking of erfenis krijgt. De privéclausule 3 voor schenkingen en erfenissen wordt afgeschaft . Dat lijkt een duidelijk voorstel maar de initiatiefnemers zagen de problemen al ontstaan: hoe gaan de echtgenoten het vermogen administreren? Daarom twee belangrijke nuanceringen: 1 2. Wat stellen al samen hadden vóór hun huwelijk gaat wel behoren tot de gemeenschap van 4 goederen als ze gaan trouwen. Geen vreemde nuancering: 90% van de stellen die gaat trouwen heeft al meerdere jaren ongehuwd samengewoond en heeft al gezamenlijk bezit opgebouwd. Als niet duidelijk is wat van wie is, wordt het geacht te behoren tot de gemeenschap van 5 goederen. Deze nuancering staat nu ook in de wet, maar krijgt meer betekenis. Om welke redenen zijn de wijzigingen voorgesteld De initiatiefnemers van het wetsvoorstel geven als redenen voor de wijzigingen aan dat daarmee naar 1 artikel 1:94 lid 2 letter a BW 2 WPNR 201/6956, Verslag Huwelijksvoorwaardenonderzoek Centrum voor Notarieel Recht van de Radboud Universiteit Nijmegen periode 2004 – 2008, tabel 3 3 in de plaats van de uitsluitingsclausule komt de zogenaamde insluitingsclausule (artikel 1:94 lid 3 letter b nieuw) 4 5 Nota van wijziging 20 augustus 2015, TK 33987, nr. 11 artikel 1:94 lid 6 BW; na wetswijziging artikel 1:94 lid 8 BW hun mening beter wordt aangesloten bij de wens van de meerderheid van de bevolking en er met de 6 wijzigingen een stelsel ontstaat dat internationaal gangbaar is. Een breed onderzoek naar de opvattingen van de bevolking over het huwelijksgoederenrecht heeft nooit plaatsgevonden. Eind 2013 heeft de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) in een reactie aangegeven dat er geen valide uitspraak kan worden gedaan over het draagvlak in de samenleving als er geen onderzoek is gedaan 7 naar de reden waarom meer dan 70% van de stellen geen huwelijkse voorwaarden laat opstellen. Wat betreft het argument van het afwijken van de internationale norm verwijzen de initiatiefnemers naar de voorstellen van de Commission on European Family Law, een commissie van 8 wetenschappers uit de 27 lidstaten van de Europese Unie. Met het wetsvoorstel gaan de initiatiefnemers verder dan het huidige beleid van de Europese Commissie die er alleen naar streeft procedures op elkaar af te stemmen en duidelijk te maken welk recht geldt als er geen keuze is gemaakt. De in 2015 in werking getreden Europese Erfrechtverordening is hiervan een goed voorbeeld. Op het terrein van het huwelijksvermogensrecht is een vergelijkbare verordening in voorbereiding. Hierbij wordt aangegeven dat niet het huwelijksvermogensrecht van de EU-lidstaten 9 wordt geharmoniseerd. Welke bezwaren zijn er aan te voeren tegen de wetswijziging Naast juridisch-technische en fiscaal-technische bezwaren die in de vakliteratuur door een aantal 10 wetenschappers naar voren zijn gebracht , zijn er naar onze mening een aantal bezwaren in te brengen tegen de wetswijziging: 1. Onze langjarige praktijkervaring levert bij ons in onze werkregio (Zuid-West Veluwe en Gelderse Vallei) niet het beeld op dat de bevolking het stelsel van algehele gemeenschap van goederen een oneerlijk stelsel vindt. Het zou ons raar voorkomen dat in andere vergelijkbare regio's in Nederland het beeld anders zou zijn. Een breed onderzoek naar de opvattingen van de bevolking lijkt ons gewenst. Naar onze mening zou het huwelijksvermogensrecht in Nederland moeten worden afgestemd op het doorsnee echtpaar net zoals van het in 2003 in werking getreden nieuwe erfrecht werd gezegd dat het "volkserfrecht" zou moeten zijn. 2. De initiatiefnemers hebben hun eigen wetsvoorstel al voor een groot deel ondergraven door in 2015 het wetsvoorstel zo te wijzigen dat gezamenlijke goederen en schulden van de stellen wel tot de gemeenschap van goederen gaan behoren. Maar het voorhuwelijkse saldo op de eigen spaarrekening en onderlinge schulden en vorderingen blijven buiten die gemeenschap. En dan wordt belangrijk: wie betaalt de bruiloft en wie doet de aanbetaling van het huis? Met een voorbeeld willen we dit verduidelijken: Een jong stel trouwt. Zij hebben ieder € 20.000 spaargeld. Hij betaalt voor het huwelijk de aanbetaling voor het koophuis en zij betaalt de bruiloft. Volgens ons leidt de nieuwe regeling er toe dat hij voor het huwelijk een vordering van € 10.000 op haar heeft gekregen. Is een aantal jaren later die vordering nog te bewijzen: wij denken van wel: uit de administratie van de notaris blijkt dat van zijn rekening het bedrag van € 20.000 afkomstig is. Bij een scheiding kan hij dus zijn inbreng bewijzen en krijgt zijn geld terug. En haar geld? Dat is opgegaan aan de trouwjurk en de 6 Memorie van Toelichting TK 33987 nr. 3 pagina 5 Brief van 5 december 2013 8 Beginselen van Europees familierecht betreffende vermogensrechtelijke relaties tussen echtgenoten 9 EK 22112 / 33089, brief van 2 mei 2011 van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken 10 Zie onder andere prof. mr. W.G. Huijgen in FTV 2014/49 en FTV 2015/1 en prof. dr. B.E. Reinhartz in FJR 2015/3 7 bruiloft. Zij staat met lege handen. 3. Zoals we al hebben aangegeven woont 90% van de stellen een of meerdere jaren ongehuwd samen. In die periode worden bij meer dan de helft van de stellen ook één of meer kinderen geboren. Ondanks de voortgeschreden emancipatie is nog steeds de praktijk dat de vrouw de meeste zorgtaken voor haar rekening neemt en ook al tijdens de niet-huwelijkse periode minder gaat werken. Na een aantal jaren besluiten ze toch te trouwen. De man heeft al een spaarrekening opgebouwd en neemt die als voorhuwelijks vermogen het huwelijk in. Wie is de dupe als er zich na een aantal jaren een scheiding voordoet? Zij toch? Prof. Wendy Schrama 11 beschrijft deze ontwikkelingen recent in een artikel in het Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht. 4. Voorhuwelijkse schulden blijven buiten de huwelijksgemeenschap. SGP-kamerlid Dijkgraaf noemde het tijdens de behandeling in de Tweede Kamerlid inconsequent dat de voorhuwelijkse studieschuld waarmee arbeidscapciteit wordt opgebouwd buiten de huwelijksgemeenschap blijft, maar het inkomen dat tijdens het huwelijk met die arbeidscapaciteit wordt verdiend wel 12 gemeenschappelijk wordt. Wij kunnen niet anders dan hem daarin gelijk geven. 5. De regelgeving omtrent het huwelijksvermogensrecht kan niet los worden gezien van regelgeving omtrent alimentatie en verrekening van pensioenrechten van huwelijkspartners. De al eerder aangehaalde prof. Wendy Schrama geeft dit ook aan. Alimentatiewetgeving en pensioenwetgeving kijken bijvoorbeeld naar de duur van het huwelijk en de opbouw tijdens het huwelijk. Gelet op de praktijk van de voorhuwelijkse samenleving pleit er veel voor om die periode ook mee te laten wegen en de wijzigingen in het huwelijksvermogensrecht pas in te voeren nadat ook de aanverwante wetgeving een update heeft ondergaan. 6. Hoe de voorstanders het wenden of keren: de regelgeving wordt ingewikkelder. Om het nog niet ingewikkelder te maken haalde een voorstel van ChristenUnie voor een keuzestelsel het dan ook niet. De ambtenaar van de Burgerlijke Stand zou dan aan stellen voorlichting moeten gaan geven over het verschil in de stelsels en dat mocht niet van de overheid worden verwacht was het tegenargument. Niet voor niets werd dan ook bij de stemming over het wetsvoorstel een motie 13 van D66 aangenomen dat de overheid moet zorgen voor goede leefvormneutrale voorlichting. Vooralsnog ontbreekt adequate voorlichting en de voorlichting is er niet beter op geworden sinds de stellen voor de huwelijksaankondiging niet meer langs de ambtenaar van de Burgerlijke Stand 14 hoeven: het invullen van een digitaal formulier volstaat. In het Financieel Dagblad werd onlangs de financieel planner John Bult geciteerd die had aangegeven dat het samenlevingsverband (huwelijk of niet-huwelijk) een complex financieel product is, waarbij een adequate financiële 15 bijsluiter op zijn plaats zou zijn. Zijn er wel redenen te bedenken voor wetswijziging. De wettelijke privéclausule voor erfenissen De KNB geeft in de reactie van eind 2013 aan dat het goed is om periodiek de vraag te stellen of wettelijke regelingen zoals het huwelijksvermogensrecht nog steeds aansluiten bij de behoeften en wensen van de bevolking. In de praktijk ervaren wij dat er een zeer grote behoefte bij ouders bestaat 11 FJR 2016/22 Handelingen TK 56-11-2 13 TK 33987 nr. 24 14 Met ingang van 1 september 2015 is artikel 1:43 BW inzake het doen van het huwelijksaangifte (ondertrouw) vervallen 15 FD.weekend 23 april 2016 rubriek Werk&Geld p. 19 12 om erfenissen buiten de huwelijksgemeenschap van hun kinderen te laten. Een wetswijziging waarbij de privéclausule voor erfenissen wettelijk wordt vastgelegd lijkt ons een goed idee. Wel moet hierbij worden opgemerkt dat het meest voorkomende bedrag dat wordt geërfd een bedrag van 16 € 24.000,00 is, net voldoende om een nieuwe middenklasse auto te kopen. De meeste erfenissen zullen dan ook snel zijn opgemaakt. De bewijsregeling zoals die ook in het wetsvoorstel 33 987 is opgenomen is dan ook dringend gewenst: een erfenis die je voor of tijdens het huwelijk hebt gekregen blijft bij scheiding alleen buiten de verdeling van de gemeenschap als je kunt aantonen dat de erfenis er nog is. Wat betreft schenkingen die voor of tijdens het huwelijk zijn ontvangen vragen wij ons af of daarvoor dezelfde uitzondering zou moeten gelden als voor erfenissen: het gaat meestal om relatief kleine bedragen en als het wel om substantiële bedragen gaat (zoals bij de schenking ten behoeve van de eigen woning) gaat het vaak om meer vermogende families die dan vaak al een adviseur raadplegen voordat de schenking wordt gedaan. Die adviseur kan dan ook adviseren over het vastleggen van de privéclausule bij de schenking. Tot slot Samenvattend komen wij tot de volgende conclusies: 1. Wijzigingen in het huwelijksvermogensrecht zouden alleen moeten worden doorgevoerd als deze een breed draagvlak in de samenleving blijken te hebben. 2. Als het huwelijksvermogensrecht wordt gewijzigd moet ook de aanverwante wetgeving met betrekking tot partneralimentatie en pensioenverrekening na scheiding een update krijgen. 3. Een wettelijke privéclausule voor erfenissen lijkt ons een goed idee als ook een goede bewijsregeling in de wet wordt opgenomen. 4. Adequate voorlichting van burgers bij het aangaan van een samenlevingsverband is essentieel. Dit geldt wat ons betreft niet alleen bij het aangaan van een huwelijk maar ook bij het aangaan van een niet-huwelijks samenlevingsverband. Het notariaat kan hierbij een belangrijke rol vervullen, maar de overheid is hiervoor de eerstverantwoordelijke partij. mr. W.D. (Derk) Bahlman, mr. S.A. (Sjirk) Bijma en mr. H.J.T. (Hendrik-Jan) Vos, notarissen te Ede 16 FD.weekend 7 mei 2016, rubriek Werk&Geld p. 14; zie ook www.cbs.nl Nalatenschappen nagelaten vermogen 2011