TIA – screening (onderzoek na een

advertisement
Neurologie
TIA – screening (onderzoek na een
voorbijgaande beroerte)
Inleiding
Een TIA-screening kan worden gedaan wanneer iemand korte tijd geleden
kortdurend één of meerdere van onderstaande verschijnselen heeft ervaren:
• Plotseling krachtverlies aan één arm en/of been aan dezelfde kant van het
lichaam.
• Een scheve mond en/of gelaat.
• Plotselinge blindheid of wazig zien aan één oog óf aan de rechter- of linkerkant
van het gezichtsveld.
• Plotseling niet meer uit de woorden komen en/of wartaal spreken of dat u een
gesprek niet meer kon begrijpen.
Deze verschijnselen kunnen optreden als de bloedstroom naar de hersenen tijdelijk
is verstoord. Dit wordt een TIA genoemd. Een TIA staat voor Transient Ischemic
Attack, oftewel een voorbijgaande beroerte. Er wordt gesproken van een TIA
wanneer alle verschijnselen binnen 24 uur volledig over zijn. Meestal zijn de
verschijnselen echter binnen 5 tot 20 minuten verdwenen.
Waarom een TIA-screening
Een TIA kan een voorbode zijn van een beroerte als er geen behandeling plaats
vindt. Onderzoek naar de oorzaken van een TIA is dan ook belangrijk. Behandeling
kan nieuwe TIA’s of een beroerte met ernstige gevolgen voorkomen. Soms vindt
men helemaal geen oorzaak. Dan is het toch belangrijk om de kans op een nieuwe
TIA of beroerte te verlagen/verkleinen met bijvoorbeeld medicijnen die de
bloedstolling beïnvloeden.
Een beroerte is een herseninfarct of een hersenbloeding met blijvende gevolgen.
Ook wel het engelse woord Stroke en CVA (Cerebro Vasculair Accident, wat
letterlijk ‘een ongeluk in de bloedvaten van de hersenen’ betekent) genoemd.
Bij een herseninfarct is er een doorbloedingsstoornis van de hersenen door een
afsluiting in een slagader. Bij een hersenbloeding ontstaat een scheurtje in het
bloedvat en stroomt het bloed in het hersenweefsel.
De verschijnselen van een herseninfarct zijn hetzelfde als een TIA, maar bij een
herseninfarct zijn ze niet voorbijgaand.
1/8
Hoe ontstaat een TIA?
Hersencellen krijgen zuurstof en voeding via het bloed. Als de bloedtoevoer stopt,
krijgen de hersencellen deze stoffen niet en dan treden er uitvalsverschijnselen op
zoals hierboven is beschreven. Iedere TIA is verschillend, welke verschijnselen
iemand heeft hangt af van het gebied dat is beschadigd.
Er zijn verschillende oorzaken van een verminderde bloedtoevoer. Twee van de
meest voorkomende zijn:
•
Aderverkalking in de slagaders van de hals
(atherosclerose) waardoor het bloed naar de
hersenen stroomt. Aderverkalking wordt bijvoorbeeld
veroorzaakt door een te hoge bloeddruk, een
verhoogd cholesterol en/of roken. Doordat de
aderverkalking naar binnen aangroeit, kunnen er
bloedstolsels losschieten en door de bloedstroom
worden meegevoerd. Deze kunnen ergens verderop in
het bloedvat blijven steken en zo de bloedtoevoer naar
een gebied afsluiten waardoor een TIA of een beroerte ontstaat.
•
Hartritmestoornis, vooral bij mensen met een onregelmatig hartritme kan in het
hart een bloedstolsel ontstaan. Het stukje bloedstolsel kan terechtkomen in de
bloedvaten naar de hersenen waardoor daar de bloedtoevoer wordt afgesloten.
Een klein bloedpropje kan weer uiteen vallen, dan is de versperring van het
bloedvat weer opgeheven. Als een slagader langzaam dichtgroeit, krijgt het
deel van de hersenen dat daardoor geen zuurstof en voeding meer ontvangt
het moeilijk. Toch kan de bloedstroom naar de hersenen nog lang voldoende
zijn. Dit doordat de bloedstroom tien keer kleiner kan worden maar nog wel
voldoende kan afgeven én er vier slagaders (twee via hals, twee via nek) zijn
die de hersenen van bloed voorzien. Deze vier slagaders staan met elkaar in
verbinding, dus via een andere weg kan de bloedtoevoer in de hersenen toch
optimaal blijven.
Onderzoek en behandeling TIA
Het belangrijkste is van u te horen welke klachten u precies heeft gehad, of u ze
bijvoorbeeld al eens eerder heeft gehad en of er in uw familie ook dergelijke
klachten voorkomen. Om dit vast te leggen heeft u tijdens deze opname een
gesprek met een neuroloog of verpleegkundig specialist neurologie. Daarnaast
wordt er gedurende de dag onderzoek gedaan naar mogelijke oorzaken van uw
TIA. Hieronder de onderzoeken die standaard uitgevoerd worden binnen de TIAscreening:
Bloeddrukcontrole
De eerste tijd zal iedere 4 uur de bloeddruk van u in de gaten worden gehouden
om te zien of u een verhoogde bloeddruk heeft.
Algemene verpleegkundige controles
De verpleegkundige zal iedere 4 uur controleren of er problemen zijn bij u wat
betreft uw hand-, arm-, voet- en beenfunctie. Daarnaast test de verpleegkundige
hoe het slikken en de spraak gaan.
Bloedonderzoek
De ochtend na opname wordt er nuchter bloed bij u geprikt (u mag dus vanaf 24.00
uur niet meer eten en/of drinken). Dit gebeurt onder andere om uw bloedsuiker,
cholesterol en schildklierfunctie te bepalen.
2/8
Telemetriebewaking
Op de afdeling wordt uw hartritme continue in de gaten gehouden om te
beoordelen of er hierbij problemen zijn. Dit wordt “op afstand” door de intensive
care bewaakt en in de gaten gehouden.
Elektrocardiogram (ECG) en echo van het hart
Een TIA kan veroorzaakt zijn door een hartaandoening. Daarom wordt er tijdens de
opname een ECG (hartfilmpje) gemaakt. Tevens zal er een echo-onderzoek van
het hart gedaan worden. De cardioloog zal de hartfunctie beoordelen en betrokken
zijn bij de behandeling.
CT-scan van de hersenen
Met een CT-scan (Computer Tomograaf) worden dunne dwarsdoorsnede foto’s
van het hoofd gemaakt. Deze foto’s maken het mogelijk dat de neuroloog het
hersen-weefsel kan beoordelen en inzicht kan krijgen in eventuele afwijkingen..
Duplex van de halsvaten
Het duplexonderzoek van de halsvaten is een echo-onderzoek waarbij aan de
hand van geluidsgolven beoordeeld wordt of de bloeddoorstroming in de halsvaten
normaal is of dat er vernauwingen zijn.
Voor de meeste onderzoeken is een informatiefolder beschikbaar. Vraag hier
gerust naar bij de verpleegkundige.
Alle genoemde onderzoeken zullen zoveel mogelijk de eerste dag na opname
plaatsvinden.
Als de onderzoeken zijn uitgevoerd, komt de neuroloog bij u langs om de
resultaten hiervan te bespreken. Afhankelijk van de uitslagen wordt met u een
voorstel ter behandeling besproken.
Welke behandeling is mogelijk?
Er wordt meestal gestart met bloedverdunners genaamd Ascal. Vaak is dit al
voorgeschreven door de huisarts of specialist op de SEH (afdeling Spoedeisende
Hulp). Dit kan worden gecombineerd met een ander medicijn dat ook de
bloedstolling beïnvloed, genaamd Dipyridamol (Persantin). Het kan ook zijn dat u
medicatie krijgt, waarvoor u onder controle komt van de trombosedienst.
Bij een blijvende verhoogde bloeddruk, zal de neuroloog met de cardioloog
overleggen of het starten van bloeddrukverlagende medicijnen nodig is.
Mocht uit het bloedonderzoek blijken dat uw cholesterolgehalte aan de hoge kant
is, dan zal er cholesterolverlagende medicatie worden voorgeschreven. Met daarbij
een dieetadvies.
Is het suikergehalte (glucose) in uw bloed te hoog, dan kan de internist in
medebehandeling komen om te kijken welke medicatie het beste bij u past.
Wanneer er bij het duplexonderzoek een ernstige vernauwing van de halsvaten te
zien is, dan kan er een operatie nodig zijn om deze slagaderverkalking te
verwijderen. Mocht dat bij u het geval zijn, dan krijgt u daar uiteraard informatie
over en krijgt u een gesprek aangeboden met de vaatchirurg.
3/8
Wat kunt u zelf doen om een nieuwe TIA te voorkomen?
Een TIA kan ontstaan door verschillende risicofactoren, deze zijn onder te verdelen
in factoren die u wel of niet zelf kunt beïnvloeden.
Niet beïnvloedbare risicofactoren zijn onder andere:
• Leeftijd en geslacht:
Het risico op hart- en vaatziekten neemt toe met de leeftijd en is voor mannen
groter dan voor vrouwen.
• Erfelijkheid en familiaire voorgeschiedenis.
Herseninfarcten zelf zijn zelden erfelijk. Erfelijke aanleg kan de kans op een
beroerte wel verhogen. Iemand kan door erfelijke aanleg een hoge bloeddruk
hebben, veel LDL-cholesterol, homocysteine in zijn bloed of diabetes krijgen.
Hersenbloedingen daar in tegen zijn soms wel erfelijk. Zwakke plekken in de
bloedvatwand kunnen namelijk erfelijk zijn. In sommige families komt een
plaatselijke verwijding van een bloedvat veel voor (aneurysma).
Er zijn echter ook een aantal factoren waar u zelf eventueel in samenspraak met
uw behandelend arts, verpleegkundig specialist of huisarts wel wat aan kunt doen.
Dit noemen we:
De beïnvloedbare risicofactoren
• Bloeddruk.
Een verhoogde bloeddruk of hypertensie is de belangrijkste risicofactor voor
het krijgen van een hersenbloeding. De wanden van de bloedvaten staan
constant onder hoge druk. Een hoge bloeddruk bevorderd ook
slagaderverkalking en dit is een risicofactor voor het krijgen van een TIA of een
beroerte.
• Roken.
Roken beschadigt de wanden van de bloedvaten en versnelt daardoor het
proces van slagaderverkalking, het verhoogt het cholesterolgehalte in het
bloed. Roken vernauwt de bloedvaten en verhoogt de bloeddruk. Ook heeft
roken tot gevolg dat bloedplaatjes sneller samenklonteren. Het effect op de
bloedplaatjes is binnen één dag na het stoppen verdwenen. Ook is er binnen
enkele maanden herstel te zien in de bloedwand, verlaging van het cholesterol
en daling van de bloeddruk Alleen de opgelopen slagaderverkalking blijft
bestaan.
• Cholesterol.
Cholesterol is een vetachtige stof die in verschillende soorten vetbolletjes
vervoerd wordt in het bloed. Afhankelijk van de samenstelling van de
vetbolletjes onderscheiden we ‘goed’ en ‘slecht’ cholesterol. Het
‘goede’cholesterol (High Density Lipoproteins, HDL) gaat naar de lever, het
slechte cholesterol (Low Density Lipoproteins, LDL) dringt door in de
bloedvatwand en veroorzaakt slagaderverkalking (atherosclerose)
• Lichaamsbeweging
Lichaamsbeweging verhoogt de hoeveelheid goed cholesterol in het bloed. Vet
eten, vooral in de vorm van verzadigde vetzuren of dierlijk vet (de harde
boter/vetten), verhoogt de hoeveelheid slecht cholesterol. Lichaamsbeweging
verlaagt de bloeddruk, verlaagt het gehalte aan slecht cholesterol (LDL) in het
bloed en heeft een gunstige invloed op het lichaamsgewicht. Het is dus niet
verwonderlijk dat een gebrek aan lichaamsbeweging de kans op hart- en
vaatziekten vergroot. Drie keer tien minuten of twee keer een kwartier aan
lichaamsbeweging is per dag voldoende. Kortere periodes heeft geen zin.
4/8
•
•
•
•
Alcohol.
Mensen die dagelijks meer dan twee glazen alcohol drinken hebben een hoger
risico op hart- en vaatlijden.
Overgewicht.
Mensen met ernstig overgewicht hebben een verhoogde kans op een
chronische ziekte. De genoemde risicofactoren gaan vaak samen met
overgewicht bv. hoge bloeddruk.
Diabetes mellitus.
Het bloed vervoert suiker in de vorm van glucose. Bij mensen met diabetes
mellitus (suikerziekte) kan het lichaam zelf niet goed de hoeveelheid glucose in
het bloed regelen.
Hart- en vaatlijden.
Bij hartritmestoornissen of afwijkingen aan de hartkleppen kan zich een stolsel
in het hart vormen. Een embolie (een afgebroken stukje stolsel) uit het hart kan
vast gaan zitten in een bloedvat en daar een TIA of herseninfarct veroorzaken.
Bij één op de vijf mensen die een beroerte krijgt, is de oorzaak een embolie uit
het hart.
Adviezen
Om uw risico op hart- en vaatziekten te verlagen is het belangrijk gezond te leven.
Dat kan betekenen dat u bepaalde leefgewoontes moet veranderen.
Als u rookt, is het héél belangrijk dat u hiermee stopt, omdat uw risico op hart- en
vaatziekten hierdoor sterk vermindert. Wanneer u stopt met roken, daalt uw risico
op hart- en vaatziekten zo sterk, dat medicijnen voor het verlagen van uw
bloeddruk of cholesterol soms niet meer nodig zijn.
Probeer gezond en gevarieerd te eten. Als u alcohol gebruikt: Drink niet meer dan
twee glazen alcohol per dag.
Zorg dat u tenminste vijf dagen per week een halfuur per dag actief beweegt.
Gezonde voeding en actief bewegen helpen ook om overgewicht tegen te gaan.
Als u samen met uw neuroloog, verpleegkundig specialist of huisarts uw
risicoprofiel bekijkt, kunt u samen beoordelen welke adviezen voor u het
belangrijkst zijn om uw risico en kans op een nieuwe TIA, beroerte of hart- en
vaatziekten te verlagen.
Hoe verder?
Er zal altijd in samenspraak met u worden besproken welke maatregelen mogelijk
zijn om uw risico op hart- en vaatziekten te verlagen. Daarna wordt er samen met u
een plan voor de verdere aanpak van uw risicofactoren gemaakt. U hoort bij uw
ontslag uit het ziekenhuis wanneer u voor een afspraak met de neuroloog en met
de verpleegkundig specialist neurologie (Renata Gierkink) op de polikliniek
verwacht wordt.
5/8
Autorijden na een TIA
Met ingang van 21 juli 2010 is de regeling wat betreft autorijden na een beroerte of
een TIA gewijzigd. Dit naar aanleiding van het advies van de Gezondheidsraad op
29 april 2010.
Globaal gezien geldt voor TIA’s:
•
•
Rijbewijzen van groep 1 (privégebruik personenauto): De termijn waarbinnen
men na een TIA of beroerte ongeschikt is, is twee weken, mits er geen
beïnvloedende cognitieve of lichamelijke functiestoornissen zijn. De CBRprocedure kan dan gestart worden. Indien er wel beïnvloedende cognitieve of
lichamelijke functiestoornissen zijn, is er een ongeschiktheid voor 3 maanden.
De aanvraagprocedure kan dan pas vanaf dit moment gestart worden. Een
rijtest van het CBR zelf is dan onderdeel van deze procedure.
Rijbewijzen van groep 2 (beroepsvervoer):De termijn gedurende welke men na
een TIA ongeschikt is voor rijbewijzen van groep 2 is vier werken, indien er
geen functiestoornissen zijn die rijgeschiktheid beïnvloeden. De maximale
geschiktheidtermijn is drie jaar, omdat uit onderzoek blijkt dat de groep van
personen die een TIA of beroerte hebben gehad een hoger risico heeft voor
andere vaatproblemen. Zijn er wel beïnvloedende functiestoornissen, dan kan
men niet geschikt worden verklaard voor groep 2. na de genoemde termijnen
blijft voor beide categorieën een positief rapport door een onafhankelijke
specialist vereist.
De procedure
Om weer in aanmerking te komen voor een rijbewijs adviseren wij u om een
aanvraagformulier “Eigen verklaring” op te sturen naar het CBR. De Eigen
verklaring is verkrijgbaar bij uw gemeente en bij de CBR-theoriecentra (tussen 9.00
en 15.30 uur, bel 0900 0210 voor de actuele openingsdagen per centrum).
Voor de rijbewijzen van de categorie A, B en BE geldt dat u de vragen van de
Eigen verklaring zelf invult. De achterkant van de Eigen verklaring laat u invullen
door een (huis)arts van eigen keuze. Bent u ouder dan 70 jaar dan moet u ook een
Geneeskundig verslag laten invullen door de arts.
Vervolgens stuurt u de gegevens op naar het CBR in bijgeleverde retourenvelop. U
ontvangt daarop binnen acht weken van het CBR nader bericht. Wij wijzen u erop
dat er volgens de nieuwe regels na een TIA of beroerte altijd een extra keuring
door een neuroloog verplicht is. Bij gebleken geschiktheid zal het CBR een
Verklaring van geschiktheid registreren, waarmee u een rijbewijs kunt aanvragen.
Voor de rijbewijzen van de categorie C, CE, D en DE geldt dat u de vragen van de
Eigen verklaring zelf invult. Het Geneeskundig verslag laat u vervolgens invullen
door een arts van een gecertificeerde arbodienst of door een geregistreerde
bedrijfsarts.
6/8
Tot slot
Bij wie kan ik terecht met vragen?
Misschien heeft u na het lezen van deze brochure nog vragen. Tijdens het verblijf
in het ziekenhuis kunt u bij de verpleegkundige voor algemene vragen terecht. Als
u de afdeling binnenkomt, bevindt zich aan de rechterzijde aan de muur een
whiteboard. Hier staan de kamernummers op met de naam van de
verpleegkundige erachter die de eerst verantwoordelijke voor uw partner of naaste
is. De verpleegkundigen zijn meestal in de personeelskamer aanwezig tijdens het
bezoekuur. Kom gerust binnen om uw vragen te stellen.
Wilt u antwoord op medische vragen, dan kunt u in overleg met de
verpleegkundige een afspraak maken met de behandelende neuroloog of
verpleegkundig specialist. Dit gesprek zal op de afdeling plaatsvinden. U zult voor
ontslag zeker één gesprek krijgen met één van beiden. Heeft u na ontslag vragen
dan kunt u hiervoor ook terecht bij de verpleegkundig specialist neurologie of uw
eigen huisarts.
Het SKB houdt jaarlijks bij hoeveel patiënten met een beroerte worden
opgenomen.
Wij geven dit, net als andere ziekenhuizen, door aan een kennisnetwerk in
Nederland. Daardoor kunnen we landelijk de kwaliteit van de zorg waarborgen en
zo nodig verbeteren. Uw persoonlijke gegevens geven wij niet door.
Verpleegkundig specialist neurologie
Renata Gierkink
Tel: 06 - 513 74510
E-mail: [email protected]
Enkele belangrijke telefoonnummers
Afdeling C1 neurologie
Polikliniek Neurologie
0543 - 544 525
0543 - 544 520
Andere belangrijke telefoonnummers en adressen:
•
Nederlandse Hartstichting
Postbus 300
2501 CH Den Haag
Informatielijn: 0800 300.0.300 (gratis)
www.hartstichting.nl
•
Nederlandse CVA-vereniging Samen Verder
Postbus 132
3720 AC Bilthoven
Telefoon 030 659 4650
Fax 030 656 36 77
E-mail: info.samenverder@shhv
www.cva-samenverder.nl
•
Hersenstichting Nederland
Korte Houtstraat 10
2511 CD Den Haag
Telefoon: 070 360 4816
Fax: 070 360 9946
E-mail: [email protected]
www.hersenstichting.nl
7/8
Geheimhouding en recht op privacy
Alle medewerkers van ons ziekenhuis, dus ook artsen en verpleegkundigen,
hebben een geheimhoudingsplicht. Alleen als u toestemming geeft, mogen zij
gegevens aan derden verstrekken. Degenen die bij uw behandeling betrokken zijn,
mogen alleen onderling gegevens opvragen en uitwisselen als dat voor uw
behandeling nodig is.
Het recht op privacy houdt nog meer in. Alle (para)medische, verpleegkundige en
verzorgende handelingen moeten worden uitgevoerd zonder dat anderen dat
kunnen zien. Een vertrouwelijk gesprek met een zorgverlener dient in een aparte
ruimte gevoerd te worden. Wij doen ons best om deze afspraken na te komen.
Meer informatie staat in de folder ‘De rechten en plichten van de patiënt’,
verkrijgbaar op de afdeling.
Adresgegevens SKB
Streekziekenhuis Koningin Beatrix
Bezoekadres:
Beatrixpark 1
7101 BN Winterswijk
Postadres:
Postbus 9005
7100 GG Winterswijk
T 0543 54 44 44
F 0543 52 23 95
E-mail [email protected]
Website www.skbwinterswijk.nl
________________________________
foldernummer: neu 306 versie: juni 2011
8/8
Download