Een boeddhistische economie als oplossing voor de Chinese

advertisement
Universiteit Gent
Academiejaar 2009 - 2010
Een boeddhistische economie als oplossing
voor de Chinese milieuproblematiek?
Masterproef
Line Cabbeke
Promotor: Prof. Dr. Bart Dessein
25 mei 2010
I Inhoudstafel
I Inhoudstafel ......................................................................................................................................... 1
II Woord vooraf..................................................................................................................................... 4
III Inleiding ............................................................................................................................................ 5
IV De Chinese Economie en Milieu onder het beleid van Mao Zedong en Deng Xiaoping ................... 7
1. Chinese economische groei en milieu ............................................................................................ 7
1.1 De jaren van Mao Zedong en Deng Xiaoping .............................................................................. 7
1.1.1 Inleiding ................................................................................................................................ 7
1.1.2 Het beleid van Mao Zedong: 1949 – 1978 ............................................................................ 8
1.1.3 Het beleid van Deng Xiaoping (1978 – 1996) ..................................................................... 17
2. Milieuproblematiek ...................................................................................................................... 20
3. Conclusie ...................................................................................................................................... 25
V Boeddhistische visie op economie .................................................................................................... 26
1. Inleiding ....................................................................................................................................... 26
1.1 Inleiding boeddhisme ................................................................................................................. 26
1.1.1 Het leven en de leer van de Boeddha ................................................................................... 26
1.1.2 Ecologie en ethiek in het leven van de boeddha .................................................................. 29
1.2 Inleiding boeddhistische economie ............................................................................................. 30
2. De boeddhistische invloed in de theorie ....................................................................................... 31
3. Vertegenwoordigers ..................................................................................................................... 32
3.1 Ernst Friedrich Schumacher ....................................................................................................... 32
3.2 Lazlo Zsolnai .............................................................................................................................. 35
3.2.1 Vijf kernbegrippen uit de boeddhistische economie ............................................................ 37
3.3 Andere invloedrijke denkers ....................................................................................................... 42
1
4. Boeddhistische ecologische beweging .......................................................................................... 47
5. Geluk, vrede en duurzaamheid en „economy of happiness‟ .......................................................... 48
6. Kritiek .......................................................................................................................................... 48
7. Slaagkansen van deze visie........................................................................................................... 49
8. Maatschappelijk verantwoord ondernemen .................................................................................. 50
9. Conclusie ...................................................................................................................................... 52
V Bibliografie ...................................................................................................................................... 53
1. Artikels en boeken ........................................................................................................................ 53
2. Krantenartikels ............................................................................................................................. 58
3. Internetsites .................................................................................................................................. 58
4. Afbeeldingen ................................................................................................................................ 58
2
Overzicht:
In deel IV bespreek ik de Chinese economische groei onder het beleid van Mao Zedong
en Deng Xiaoping en de milieuproblematiek die deze economische groei met zich meebracht
We bekijken de economische ontwikkelingen en de implicaties op het milieu. Ik bespreek
ook enkele milieuproblemen en rond af met een algemene conclusie. In dit deel is het vooral
belangrijk te bekijken hoe de
milieuproblematiek tot stand kwam in de economische
vooruitgang en met welke milieuproblemen China te kampen heeft.
In deel V komt dan de boeddhistische visie op economie aanbod. Eerst geef ik een
algemene inleiding op het boeddhisme en de ecologische en ethische punten in deze religie.
De boeddhistische invloed in deze visie zal zo verduidelijkt worden. Een derde onderdeeltje
in dit deel zijn de belangrijkste vertegenwoordigers van deze visie, namelijk E.F. Schumacher,
de grondlegger van deze visie en Laszlo Zsolnai, die zich tegenwoordig met deze visie
bezighoudt. Daarnaast komen er ook enkele andere belangrijke denkers aan bod. Hierna
bespreek ik de „economy of hapiness‟ die vaak in verband wordt gebracht met de
boeddhistische economie. Dan volgt de kritiek op deze visie. Ook bespreek ik de eventuele
slaagkansen vanuit mijn optiek, bij gebrek aan wetenschappelijk bronnen maar wel
gefundeerd met eerder aangehaalde punten. Daarna bespreek ik enkele andere visies die net
als de boeddhistische visie ijveren voor het milieu. Dit geheel is ook afgerond met een
algemene conclusie.
Na de eigenlijke verhandeling volgt de uitgebreide bibliografie. Deze biedt alle lectuur
die ik raadpleegde en geeft ook verdere aanwijzingen tot verder lectuur over de verschillende
themata.
3
II Woord vooraf
De keuze voor een thesisonderwerp was helemaal niet evident, want mijn persoonlijke
interesses zijn heel uiteenlopend. Na het doornemen van heel wat literatuur, vooral met
betrekking tot de Chinese economie, vond ik een heel interessante visie op economie. Deze
visie wekte mijn enthousiasme op om deze te leren kennen.
Mijn oprechte dank gaat uit naar Prof. Dr. Bart Dessein, tevens mijn promotor.
Vooreerst voor de jaren onderricht tijdens de Bachelor en de Master, zowel voor Chinees als
de algemene vakken. Ten tweede ook voor de hulp en bijstand als promotor voor deze thesis.
Dankzij zijn begeleiding tijdens mijn tocht doorheen de Chinese economie kon deze
verhandeling tot stand worden gebracht.
Graag wil ik ook alle professoren en assistenten van de vakgroep Talen en Culturen van
Zuid – en Oost – Azië, Sinologie bedanken voor de jaren onderricht tijdens Bachelor en
Master. Ook een woordje dank aan de Chinese lectrice mevrouw Yang voor de begeleiding
voor de Chinese presentatie van deze verhandeling.
Ik wil ook graag mijn ouders bedanken, omdat ze mij de kans gegeven hebben om te
studeren en voor hun onvoorwaardelijke steun. Ook gaat een woordje van dank uit naar mijn
vriend en mijn familie voor hun steun.
Line Cabbeke
4
III Inleiding
Geprikkeld door China en economie, zette de huidige financiële en economische crisis
mij aan het denken. Hoe kon het zover komen? Denken de mensen enkel aan meer en meer, in
materiële zin, terwijl we met veel minder ook meer dan voldoende hebben? Want onder
andere een oorzaak van de crisis is toch het uitgeven van leningen om zo winst te maken, aan
mensen of bedrijven die de leningen helemaal niet konden terugbetalen. Het is trouwens ook
niet de eerste keer dat een financiële crisis uitbreekt. Eind jaren ‟90 had ook China een heuse
bankcrisis, bijna zo erg als die in Japan. De Chinese regering pompte tussen 1998 en 2001
ongeveer 200 miljard dollar in de vier grootste banken van China – The Industrial and
Commercial Bank of China, Agricultural Bank of China, Bank of China en de China
Reconstruction Bank – die allemaal in handen van de staat waren. De banken waren in de
problemen gekomen doordat ze te veel leningen uitgegeven hadden aan verliesmakende
bedrijven. Daarbij werkten de banken zelf niet efficiënt, met veel te veel werknemers. In een
poging de banken overeind te houden, werden de vier grote banken deels geprivatiseerd, ze
ondergingen een sterke reorganisatie, de verlieslatende kantoren werden gesloten en de niet productieve werknemers werden ontslagen1.
Toch meent Laszlo Zsolnai ( die in deze verhandeling nog uitgebreid aan bod komt)
dat de financiële crisis in zeker zin een positief effect kan hebben. We krijgen signalen dat de
economie te groot geworden is, de economie is overgroeid, zeg maar. Er zijn vele
overschotten en die moeten drastisch gereduceerd worden 2 . Deze reductie en een betere
manier van leven kan geleid worden door een boeddhistische levenswijze en een
boeddhistische visie op economie. Een goed model voor de nieuwe standaard is het Butan –
project.
De koning van Butan merkte op dat de klassieke economische modellen niet
toepasselijk waren voor zijn rijk. Hij introduceerde de „happiness economics‟ ten voordele
van het geluk en de welvaart van zijn volk3.
Sinds Deng Xiaoping de openstelling in 1978 realiseerde, werd China aantrekkelijk
voor de buitenwereld. De Westerse wereld en de industrielanden werden vooral aangetrokken
door de lage loonkost wat leidt tot hogere winsten. Is winstmaximalisatie het enige doel van
1
Frederic S. Mishkin, Stanley G. Eakins, Financial Markets & Institutions, London: Pearson Addison Wesley,
2006, p. 533.
2
Christian Egge, Interview on Buddist Economics with Laszlo Zsolnai, Cambridge, 18 november 2009.
3
Christian Egge, Interview on Buddist Economics with Laszlo Zsolnai, Cambridge, 18 november 2009.
5
ondernemingen? Rijken worden alsmaar rijker en armen worden steeds armer. Ik kan niet
geloven dat dit een wenselijk resultaat is van economische activiteiten. De mens moet terug
voorop staan, waarden en ethiek moeten geïntegreerd worden in een economisch systeem.
Niet enkel de huidige financiële en economische crisis domineerden het afgelopen jaar
in de media, ook de globale milieuproblematiek was prominent aanwezig. Er zijn veel
factoren die de milieuvervuiling in de hand werken. Toch zijn er al veel maatregelen getroffen
maar vooral ons denken moet nog aangepast worden. We kennen allemaal zoveel dingen die
beter zijn voor het milieu, maar wij ondernemen geen acties. Door de globalisering heeft ook
deze problematiek een internationale dimensie aangenomen, we moeten globaal en actief
deelnemen aan de strijd tegen milieuvervuiling. Net nu verschijnt er een vernietigend rapport
over het Belgische milieu. Twee Amerikaanse top universiteiten – de universiteiten van Yale
en die van Columbia – hebben onderzoek verricht naar de kwaliteit van leefmilieu. België
zakt van de 57ste plaats ( in 2008) naar de 88ste plaats. België scoort zo zwak omwille van de
volgende factoren: (1) povere resultaten in de strijd tegen de opwarming van het klimaat, (2)
de luchtvervuiling, (3) de hoge uitstoot van CO² en broeikasgassen, (4) de slechte kwaliteit
van de waterlopen, en (5) de druk omtrent biodiversiteit. Vooral de luchtkwaliteit is heel
slecht. In vergelijking met onze buurlanden stijgt de uitstoot van CO² door transport4.
De enorme economische groei van het afgelopen decennium in China legde ook een
grote druk op het milieu. Was die economische groei een overschatting van China zonder
rekening te houden met desastreuze gevolgen met betrekking tot milieu? Milieu was vooral in
de Maoïstische periode van geen belang, er werd uit ideologie gestreefd naar economische
vooruitgang. Nu meent de globale opinie dat er zonder China geen oplossing voor
milieuproblematiek zal worden gevonden. Tegenwoordig is China één van de belangrijkste
krachten in de het debat omtrent globale milieuproblemen.
In mijn zoektocht naar deze onderwerpen, vond ik een boeddhistische visie op de
economie, die economie en milieu in harmonie brengt. Maar is die visie wel een (degelijke)
oplossing?
4
Het laatste nieuws: België vuilste in West – Europa, krant van woensdag 12 en donderdag 13 mei 2010, p. 6.
6
IV De Chinese Economie en Milieu onder het beleid van Mao
Zedong en Deng Xiaoping
1. Chinese economische groei en milieu
1.1 De jaren van Mao Zedong en Deng Xiaoping
1.1.1 Inleiding
Mao Zedong 毛泽东 (1893 –1976) 5 en Deng Xiaoping 邓小平 ( 1904 – 1997) 6
domineerden het politieke veld in China aan het begin van de Volksrepubliek. Ze gingen
samen in de Lange Mars (1934) 7 en waren beiden communistische revolutionairen.
Desondanks hun gezamenlijke ervaringen, hadden ze een erg verschillende kijk hoe het
socialistisch gedachtegoed om te zetten in politieke praktijk8. Het leiderschap van Mao was
helemaal anders dan van Deng Xiaoping. Mao leidde zijn land als een charismatisch leider,
die opriep tot constante revolutie. Hij had de oppermacht in politiek en economie, zijn wil was
wet. Mao stuurde vooral aan op (economische) vooruitgang, geleid door zijn utopisch
gedachtegoed. Toen Mao aan het hoofd van het land stond, was Deng Xiaoping verbannen
van het politieke toneel en had dus helemaal geen macht. In zowel de machtsperiode van Mao
als die van Deng Xiaoping was de politieke macht toegewezen aan slechts een kleine groep
mensen van de partij en van de militaire elite9. Pas na de dood van Mao op 9 september 1976,
kon Deng Xiaoping aan de macht komen. Zijn leiderschap was van een totaal ander type dan
dat van Mao, hoewel het toch gekarakteriseerd is door een sterke, autocratische regering.
Vooral zijn beslissing in 1978, om China open te stellen was zeker een historische mijlpaal.
Hij schakelde de economie om van zware industrie naar lichte industrie en landbouw en
5
s.n., Cihai 辭 海 Cihai 辭 海 (Zee van woorden), 3 vols., Shanghai 上海: Shanghai Cishu Chubanshe 上海辞书
出版社, [1938/ 1979/1982] 1989. p. 1641.
6
Wolfgang Bartke, Who‟s who in the people‟s republic of China, München, New York, London, Oxford and
Paris: K. G. Saur, 1987, p. 72 – 74.
7
Yvonne Oudshoorn, Leer mij ze kennen, de Chinezen: sociaal psychologische aspecten van de Chinese
samenleving, Uitgeverij Samsom, 2000, p. 18.
8
Richard Sanders, „„The Political Economy of Chinese Environmental Protection: Lessons of the Mao and Deng
Years‟‟ , Third World Quarterly, Vol. 20, No. 6, Published by: Taylor & Francis, Ltd., 1999, p. 1201.
9
Suisheng Zhao, „„Deng Xiaoping's Southern Tour: Elite Politics in Post-Tiananmen China‟‟, Asian Survey, Vol.
33, No. 8, Published by: University of California Press, Aug., 1993, p. 739.
7
verwezenlijkte „de vier moderniseringen‟ si ge xiandaihua
四个现代化. Dit leidde onder
andere tot de ontbinding van de communes10.
De implicaties op de levensstandaard van de Chinese bevolking waren onder het
leiderschap van Mao en Deng Xiaoping anders van aard. Het bewind van Mao liet het volk
arm achter, terwijl ze met Deng Xiaoping het tijdperk van ongekende economische groei
binnentraden11.
1.1.2 Het beleid van Mao Zedong: 1949 – 1978
Na het beëindigen van de Chinese burgeroorlog (1945 – 1949)
12
door het
volksbevrijdingsleger ( de nieuwe naam voor het communistische leger)13 onder leiding van
Lin Biao 林彪 ( 1907 – 1971)14, riep Mao Zedong op 1 oktober 1949 op het Plein van de
Hemelse Vrede tiananmen 天安门 in Beijing 北京 de Volksrepubliek China Zhonghua
Renmin Gongheguo 中华人民共和国 uit. Het Han kernland was terug ééngemaakt, enkel
Hong Kong xianggang 香港, Macau aomen 澳门 en Taiwan 台湾 waren nog bezet15. De
overwinning door de communisten in de Chinese burgeroorlog16, luidde het communistische
tijdperk in.
Aan het begin van de Volksrepubliek was de eerste noodzaak de heropbouw van het
land. Het land had nood aan degelijk bestuur dat vrede en economische stabiliteit kon
garanderen. Eender welk systeem of partij die deze twee noodzakelijkheden het Chinese volk
kon garanderen, zou de overhand krijgen. Het isolerend socialistische systeem kon het
Chinese volk bieden wat ze vereisten. Het isolement werd een verdediging tegen de Westerse
kolonialisten en imperialisten waar tegenover ze een zeer sterke apathie hadden ontwikkeld.
In de periode 1839 – 1949 onderging de Chinese bevolking heel veel leed, vaak veroorzaakt
door Westerse mogendheden.
Daarbij bracht het socialistische gedachtegoed vrede en
10
Richard Sanders, „„The Political Economy of Chinese Environmental Protection: Lessons of the Mao and
Deng Years‟‟, p. 1205.
11
Richard Sanders, „„The Political Economy of Chinese Environmental Protection: Lessons of the Mao and
Deng Years‟‟, p. 1205.
12
Suzanne Pepper, Civil war in China, the political struggle: 1945 – 1949, Lanham, Maryland: Rowman &
Littlefield Publishers Inc., 1999, p. xx.
13
Ralph Thaxton, Catastrophe and contention in rural China: Mao‟s Great Leap Famine and the origins of
righteous resistance in Da Fo Village, New York: Cambridge University Press, 2008, p. 75.
14
s.n., Cihai 辭 海 (Zee van woorden), p. 1433.
15
Chris Brahmall, Chinese Economic Development, London and New York: Routledge, 2009, p. 79.
16
Liyan Liu, The Man Who Molded Mao: Yang Changji and the First Generation of Chinese Communists,
Modern China, Published by: Sage Publications Inc., 2006, Vol. 32, No. 4, p. 483.
8
economische stabiliteit. De aanvaarding door het Chinese volk van een isolerend socialistisch
systeem is dus zo te verklaren17. Niettegenstaande dat de Chinese Communistische Partij
(CCP) vanaf dan aan zonder onderbreking het land leidde, onderging de Chinese bevolking
heel wat leed door de sociale en politieke veranderingen door de aanhoudende onenigheid
tussen fracties binnen de hiërarchie van de CCP18.
Ook is het belangrijk op te merken dat China, aan het begin van de Volksrepubliek
arm was, maar ontwikkeling was reeds begonnen: er was wat kapitaal aanwezig, een klein
systeem van educatie was opgezet en in het buitenland waren reeds Chinezen opgeleid 19. De
oorlog had veel schade aangericht, zeker ook ten nadele van industrie en landbouw en er was
hyperinflatie. Daarnaast werd de Volksrepubliek China niet overal aanvaard en zorgde de
inval van Noord – Korea in Zuid – Korea voor een negatieve houding van kapitalistische
Westerse mogendheden tegenover de Volksrepubliek, geleid door de CCP20. Deze factoren
duwden China in een bondgenootschap met de Sovjet – Unie.
Voor de heropbouw kregen ze de hulp van de toenmalige Sovjet-Unie onder leiding
van Stalin, hun enige maar weliswaar ook communistische bondgenoot. Daarnaast zag ook de
Sovjet-Unie China als hun belangrijkste bondgenoot, maar uiteraard ondergeschikt aan hen.
Met hun verleende hulp, die China broodnodig had, „kocht‟ de Sovjet – Unie Chinese hulp21.
Stalin had in 1928 de planeconomie ingevoerd, die dus nu ook in China ingevoerd werd naar
het Sovjet-voorbeeld. De alliantie tussen China en de Sovjet – Unie werd opgetekend in de
Sino – Sovjet – akkoorden 22 , opgesteld op 14 februari 1950. Dit akkoord omvatte onder
andere vriendschap en alliantie, Sovjet – krediet, en een akkoord omtrent een spoorlijn van
Changchun23 长春, een zeemachtbasis in Port Arthur 24 en de zeehaven van Dalian 25 大连.
17
Barry Naughton, The Chinese Economy: Transitions and Growth, London: The MIT press, 2006, p. 50.
Richard Sanders, „„The Political Economy of Chinese Environmental Protection: Lessons of the Mao and
Deng Years‟‟, p. 1201.
19
Barry Naughton, The Chinese Economy: Transitions and Growth, p. 51.
20
Barry Naughton, The Chinese Economy: Transitions and Growth, p. 64.
21
Yan Mei, „„The Maturing of Soviet-Chinese Relations‟‟, Annals of the American Academy of Political and
Social Science, Vol. 481, Soviet Foreign Policy in an Uncertain World; Published by: Sage Publications, Inc. in
association with the American Academy of Political and Social Science, ( Sep. 1985), p. 71.
22
Chin Szu-k‟ai, Communist China‟s relations with the Soviet Union, 1949 – 1957 , Communist China problem
research series, Hong Kong, 1961, p. 5.
23
Tan Qixiang 谭其骧, Jian ming Zhongguo lishi dituji 简明中国历史地图集, (Historische atlas van China),
Beijing 北京: Zhongguo ditu chubanshe 中国地图出版社, 1996, p. 64.
24
Tan Qixiang 谭其骧, Jian ming Zhongguo lishi dituji 简明中国历史地图集, (Historische atlas van China), p.
70.
25
Tan Qixiang 谭其骧, Jian ming Zhongguo lishi dituji 简明中国历史地图集, (Historische atlas van China), p.
64.
18
9
China werd vooral economisch en technisch heropgebouwd, met nadruk op wegenbouw,
transport en (zware) industrie 26 .
De economische vooruitgang was de taak van het
Politbureau onder leiding van Mao. Zhou Enlai 周恩来 (1898 – 1976) 27 die het beleid
bepaalde zat in de regering, net als Chen Yun 陈云 ( 1905 – 1995)28 , die in 1953 het eerste
vijfjarenplan opstelde.
In de jaren 1950 zijn drie politieke aspecten heel duidelijk aanwezig. Ten eerste is de
dominante rol van de CCP, zowel op politiek, sociaal en maatschappelijk vlak. Ten tweede
het bondgenootschap met de Sovjet – Unie. Gedurende de periode 1949 – 1955 volgt China
steevast het Sovjet – voorbeeld. Ten derde het isolement van de buitenwereld, vooral van de
Westerse wereld. Mao slaagde erin China, met zijn één miljard inwoners economisch af te
sluiten van de rest van de wereld29. Op economisch vlak is vooral de collectivisatie van de
landbouw belangrijk, de controle op kapitaal en de beperking van buitenlands kapitaal.
De belangrijkste economische strategie die China volgde, was een socialistische zware
industrie ontwikkelingsstrategie30. Het Sovjetmodel voorzag erin dat de helft van het kapitaal
in de industrie moet geïnvesteerd worden, en dit bijna volledig in zware industrie. De
landbouw op zijn beurt, zorgde voor grondstoffen en kapitaal, dat verkregen werd door
export van landbouwproducten. China volgde het Sovjetmodel tot aan het overlijden van
Stalin, op 5 mei 1953. Na het overlijden van Stalin, kondigde Chroetsjov de destalinisatie aan.
De veranderingen op economisch vlak hadden vooral betrekking op het stalinistisch
economisch model.
De Kleine Sprong Voorwaarts ( januari – april 1956)
volgde op de versnelde
collectivisatie van 1955. Landbouw werd in deze periode nog sneller gecollectiviseerd, de
industrie werd genationaliseerd, en de privéhandel werd door de staat overgenomen. Onder
het motto „ meer, sneller en economischer‟ werden de productiequota‟s opgedreven. De
gevolgen waren niet te overzien. Onbruikbare voorwerpen werden massaal geproduceerd en
door de slechte houding tegenover de collectivisatie was er een crisis in de aanvoer van graan.
26
Sylvain Plasschaert, China: Inzicht in zijn doorbraak, Leuven: Davidsfonds, 2007, p. 97.
s.n., Cihai 辭 海 (Zee van woorden), p. 228.
28
Wolfgang Bartke, Who‟s who in the people‟s republic of China, p. 54 – 55.
29
Paul De Grauwe, Waar gaat het naartoe met onze economie, Tielt: Uitgeverij Lannoo, 2006, p. 83.
30
Barry Naughton, The Chinese Economy: Transitions and Growth, p. 56.
27
10
Nadat tijdens de „Anti-rechtse Campagne‟ (1957 – 1958)
31
intellectuelen
weggezuiverd werden die tijdens de „Laat de Honderd Bloemen Bloeien Campagne‟ (1956 –
1957) kritiek op het beleid hadden gegeven 32 , zoals gevraagd werd door Mao, kon het
„Twaalfjarenplan‟ opnieuw gelanceerd worden.
De Grote Sprong Voorwaarts Dayuejin 大跃进 ( 1958 – 1961)33
had vooral een
ideologisch opzet. Het kernkenmerk van deze Grote Sprong Voorwaarts was de utopische
dringendheid om te moderniseren34. Ze wilden veel bereiken, en de verwezenlijkingen zouden
grotere, snellere, betere en meer economische resultaten teweegbrengen. Het opzet was een
alternatief vinden voor een zodanige ontwikkeling zoals het Sovjetmodel China bood. Ze
probeerden letterlijk een sprong vooruit te maken in de productie door de boeren te
herorganiseren in communes en de maatschappij aan te zetten tot technologische vooruitgang
in de landbouw 35 . Deze radicale koersverandering van decentralisatie was helemaal niet
gepland in het vijfjarenplan. De decentralisatie was ook van een volkomen andere aard dan
het Sovjetmodel dat ze ooit volgden. Het Sovjetmodel was traditioneel gebaseerd op de
uitbouw van de industrie en niet op die van de landbouw, terwijl China een evenwicht wou
tussen de uitbouw van landbouw en industrie. Door het radicale karakter van de revolutionaire
omschakeling vanuit de boerenbevolking, trok de Sovjet- Unie in 1960 zijn steun aan China
terug. De Sovjet - Unie was zeer elitair, met een sterke leiding, die revolutie vanuit de
onderste lagen van de bevolking niet zou toestaan. De tweedeling tussen de twee grote
communistische machten wekte het wantrouwen en vijandschap op36.
De „people‟s daily‟, de officiële krant van de CCP, maakte indertijd de aankondiging
dat de Grote Sprong Voorwaarts Groot-Brittannië in 15 jaar zou overstijgen in industriële
productie, en de Verenigde Staten binnen 20 of 30 jaar. Natuurlijk was de Chinese bevolking
in vervoering gebracht en de industriële en agriculturele productie brak los37. Mao verklaarde
31
John King Fairbank, Merle Goldman, China: a new history, Cambridge and London: The Belknap Press of
Harvard University Press, [1992/ 1998] 2006, p. 365.
32
John King Fairbank, Merle Goldman, China: a new history, p. 364.
33
David W. Pearce, xiandai jingjixue cidian 現代經濟學辭典 (Dictionary of modern economics), wunan tushu
chuban gongsi 五南图书出版公司, 2006, p. 340.
34
Judith Shapiro, Mao‟s war against nature: Politics and the environment in Revolutionary China, Cambridge:
Cambridge University Press, 2001, p. 70.
35
Xizhe Peng, „„Demographic Consequences of the Great Leap Forward in China's Provinces‟‟, Population and
Development Review, Vol. 13, No. 4, Published by: Population Council, December 1987, p. 639.
36
Mark Van Den Wijngaert en Herman De Prins, Oost tegen West, Noord tegen Zuid, De Wereldgeschiedenis
van af 1950, Antwerpen: Garant, 2005, p. 111.
37
Wei Li and Dennis Tao Yang, „„The Great Leap Forward: Anatomy of a Central Planning Disaster‟‟, The
Journal of Political Economy, Vol. 113, No. 4, Published by: The University of Chicago Press , 2005, p. 841.
11
ook dat als de Sovjet – Unie Groot – Brittannië zou bijbenen, China zeker in 15 jaar ook zover
zou staan38. Toen Chroetsjov eind juli 1958 een bezoek bracht aan China en zijn bedenkingen
had bij Mao zijn plannen, ging Mao zelfs nog een stapje verder. Mao zei dat tegen het einde
van het jaar de output van de Chinese staalproductie verdubbeld zou zijn in vergelijking met
de output van 195739.
In 1957 werden grote coöperaties
dashe
大 社 opgericht en in 1958 werd de
landbouw gemechaniseerd. Helaas waren er niet voldoende financiële middelen en werden de
boeren opgeroepen om de problemen op te lossen. In 1958 worden de grote coöperaties
uitgebreid tot de zogenaamde volkscommunes
renmen gongshe
人 民 公 社 . Deze
volkscommunes werden gevormd naar de modelcommune dazhai 大寨 in de provincie
Shanxi40, met Jia Jincai als modelarbeider. Deze modelcommune en de modelarbeider waren
zo beroemd dat mensen van ver kwamen om ze met eigen ogen te zien 41.
De collectivisatie was zeker geen goed voorbeeld van milieubehoud. Bossen werden
gekapt om er landbouwgrond van te maken, zonder rekening te houden met het feit dat de
bodem zanderig is. Het jaar erna was er een overstroming en het zand spoelde weg naar de
rijstvelden, die op hun beurt dichtslibden. Een ander voorbeeld is de omschakeling van
grasland naar landbouwgrond die woestijnvorming in de hand werkte42. Niet alleen de natuur
leed onder Mao‟s utopische visie, ook de dieren moesten het ontgelden. Naast het voorbeeld
van de mussen (zie onder), lijden ook dieren die hun habitat in de bossen hebben eronder. Zo
werd er ook bamboe gekapt, ten nadele van de panda43.
In de periode dat de Grote Sprong Voorwaarts gerealiseerd werd, werden de
doelstellingen stelselmatig opgedreven. Er moest steeds meer geproduceerd worden, tot deze
doelstellingen zelfs ongekende hoogten bereikten en dus onrealistisch waren. Vooral de
staalproductie, onderdeel van de zware industrie, was een prioriteit ten koste van de lichte
industrie en landbouw44. De voorspelling dat China in 15 jaar Groot – Brittannië zou inhalen
38
Judith Shapiro, Mao‟s war against nature: Politics and the environment in Revolutionary China, p. 73.
Judith Shapiro, Mao‟s war against nature: Politics and the environment in Revolutionary China, p. 74.
40
Mitch Meisner, „„Dazhai: The Mass Line in Practice‟‟, Modern China, Vol. 4, No. 1, Published by: Sage
Publications, Inc., Jan., 1978, p. 28, 30.
41
Judith Shapiro, Mao‟s war against nature: Politics and the environment in Revolutionary China, p. 99.
42
Judith Shapiro, Mao‟s war against nature: Politics and the environment in Revolutionary China, p. 107.
43
Judith Shapiro, Mao‟s war against nature: Politics and the environment in Revolutionary China, p. 108 – 109.
44
Wei Li and Dennis Tao Yang, „„The Great Leap Forward: Anatomy of a Central Planning Disaster‟‟, p. 841.
39
12
op vlak van economische productie, had zelfs sneller bereikt kunnen worden, tot in 1959 de
eerste hongersnoden uitbraken45.
Eén van de meest directe
aanvallen tegen de natuur was zeker de
nationale
campagne tegen de mussen. In de utopische visie voor een socialistische toekomst was een
aspect schoonheid of properheid en hygiëne. In deze visie hoorden de zogenaamde „ vier
pesten‟ si hai 四害 - ratten, vliegen, muggen en mussen - niet thuis.
(Cf. www.nfdaily.cn/.../07/content_5723524.htm)
(Cf. http://blog.roodo.com/miklos/888260d8.jpg)
Daarom lanceerde Mao de campagne „Vernietig de vier pesten‟ chu si hai 除四害
tegen deze vier diersoorten. Deze campagne werd heel sterk gepropagandeerd en echt
iedereen werd aangemaand mee te doen46. Een schoolkind uit de provincie Sichuan 四川 zei
hetvolgende:
„„It was fun to „ Wipe out the Four Pests‟. The whole school went to kill sparrows. We made
ladders to knock down their nests, and beat gongs in the evenings, when they were coming
home to roost. It was many years before we knew that sparrows are good birds. At the time,
45
46
Wei Li and Dennis Tao Yang, „„The Great Leap Forward: Anatomy of a Central Planning Disaster‟‟, p. 841.
Judith Shapiro, Mao‟s war against nature: Politics and the environment in Revolutionary China, p. 86.
13
we only knew they ate grain.‟‟ (Uit: Judith Shapiro, Mao‟s war against nature: Politics and the
environment in Revolutionary China, p. 87.)
De effectiviteit van deze campagne was niet te onderschatten. Alle Chinezen deden
gretig mee. Ook de synchroniteit van deze campagne bewerkstelligde de grote graad van
effectiviteit. De gevolgen waren immers niet te overzien. Boeren hadden opgemerkt dat de
mussen47 eigenlijk hun grootste bondgenoot waren in de strijd tegen de insecten. Door de
„uitroeiing‟ van de mussen, hadden de insecten vrij spel. In 1960 werden de mussen geschrapt
van de lijst van de „vier pesten‟ en de kakkerlak vervoegde de lijst. Toch was het al te laat.
De hoeveelheid graan en gewassen die verloren gingen door de insectenplaag was enorm48.
Tijdens de periode 1959 – 1961 – de drie donkere jaren49 door de mislukking van de
Grote Sprong Voorwaarts – heerste er een enorme voedsel- en bevolkingscrisis, met als
gevolg een grote mortaliteit vooral onder ouderen50, en een sterke afname van de nataliteit. In
deze jaren zouden ongeveer 30 miljoen extra doden zijn gevallen 51 , ongeveer 5% van de
toenmalige 660 miljoen tellende bevolking 52. Deze periode zette de grote leiders aan het
denken. Ze moesten gaan nadenken of de voedselproductie de grote bevolkingsgroei aankon 53.
47
Huang Xinyuan 黄新原, chu sihai shiqi de maque yuan’an 除四害时期的麻雀冤案 (het lijden van de mussen
tijdens de ‘roei de 4 pesten uit’ – champagne) , zhongguo xinwen zhoukan 中国新闻周刊, 2006.
48
Judith Shapiro, Mao‟s war against nature: Politics and the environment in Revolutionary China, p. 88.
49
Xizhe Peng, „„Demographic Consequences of the Great Leap Forward in China's Provinces‟‟, p. 640.
50
Jean-Claude Chesnais and Shuxin Wang, „„Population Ageing, Retirement Policy and Living Conditions of
the Elderly in China‟‟, Population: An English Selection, Published by: Institut National d‟Etudes
Démographiques, Vol. 2, 1990, p. 4.
51
Justin Yifu Lin, „„Collectivization and China‟s Agricultural Crisis in 1959-1961‟‟, The Journal of Political
Economy, Vol.98, No. 6, Published by: The University of Chicage Press, 1990, p. 1228.
52
James Kai-sing Kung and Justin Yifu Lin, „„The Causes of China's Great Leap Famine, 1959-1961‟‟ ,
Economic Development and Cultural Change, Vol. 52, No. 1, Published by: The University of Chicago Press,
Oktober 2003, p. 51.
53
Judith Shapiro, Mao‟s war against nature: Politics and the environment in Revolutionary China, p. 35.
14
( Uit: Chris Brahmall, Chinese Economic Development, p. 127.)
Mao moest door het fiasco van de Grote Sprong Voorwaarts zich terugtrekken uit zijn
verantwoordelijke economische functies. Tevens werd het Sovjetmodel deels terug ingevoerd
om wat orde op zaken te stellen. Op economisch vlak werd een plan ter redding van de
landbouw opgesteld. Alle arbeiders moesten op het veld gaan werken en er werden vanaf
1962 opnieuw stukjes privégrond ingevoerd.
De Grote Proletarische Culturele Revolutie ( 1966 – 1976) had ook een ideologisch
opzet, net zoals de Grote Sprong Voorwaarts. Ze wilden de revolutionaire ideologie, die zeer
duidelijk aanwezig was in het politieke en economische niveau, overbrengen naar de culturele
niveau, wat zou leiden tot een nieuwe mens. In het kader van de internationale politiek in de
jaren ‟60 zag China de Sovjet – Unie en de Verenigde staten als bedreiging voor hun industrie.
De Sovjet – Unie was een bedreiging geworden door hun recente breuk met China en de
Verenigde Staten was sterk militair aanwezig in Vietnam. China was strategisch geïsoleerd en
de dreiging van oorlog werd reëel54. De enige uitweg die Mao zag, was de verplaatsing van
54
Chris Brahmall, Chinese Economic Development, p. 265.
15
de industriële zones van zware economie, die nog altijd de belangrijkste soort van economie
was, naar het zuidwesten. Deze nieuwe gecreëerde grote en veilige zone werd het „derde
front‟ sanxian 三线 genoemd55, met de provincie Sichuan als de kern van dit derde front. In
een periode van 1965 tot in het begin van de jaren ‟70 werd er massaal geïnvesteerd in deze
regio‟s omdat ze als het veiligst bestempeld werden tegen aanvallen56.
(Uit: Barry Naughton, „„The Third Front: Defence Industrialization in the Chinese Interior‟‟, p. 354)
De doelstelling het derde front was, naast het zich veilig stellen tegen de dreiging van de
Sovjet – Unie en de Verenigde staten, vooral van economische aard. Ze wilden een industriële
55
Barry Naughton, „„The Third Front: Defence Industrialization in the Chinese Interior‟‟, The China Quarterly,
No. 115, Published by: Cambridge University Press on behalf of the School of Oriental and African Studies,
Sep., 1988, p. 354.
56
Terry Cannon, „„Regions: Spatial Inequality and regional policy‟‟ in Terry Cannon and Alan Jenkins, The
Geography of Contemporaty China, The Impact of Deng Xiaoping‟s Decade, London and New York: Routledge,
1990, p. 37.
16
structuur uitbouwen, beginnende met de productie van energie en mijnbouw en als
belangrijkste sectoren elektronica, chemie en machinebouw en luchtvaart voor militaire
doeleinden57.
1.1.3 Het beleid van Deng Xiaoping (1978 – 1996)
Na de dood van Mao op negen september 1976, kreeg Deng Xiaoping de macht in
1978, na twee jaar interne strijd binnen de CCP. China was toen gekarakteriseerd door een
leninistische organisatie, die zelfvoorzienend was op vlak van ontwikkeling en buitenlandse
zaken. Deng Xiaoping besloot in 1978 de „vier moderniseringen‟, die Zhou Enlai reeds in
1964 in een toespraak vermelde58, in praktijk te brengen59. De vier moderniseringen hebben
betrekking tot de moderniseringen van de landbouw, industrie, defensie en van technologie en
wetenschap. De hervormingen gebeurden onder de controle van de CCP, onder leiding van
Hu Yaobang 胡 耀 邦 ( 1915 – 1989) 60 en werden voortdurend bijgestuurd, maar echt
gepland zoals in de maoïstische periode, waren de economische hervormingen niet.
De belangrijkste verwezenlijking van Deng Xiaoping was zonder twijfel de
openstelling van China in 1978, na decennia van isolement. De hele wereld was enorm
geïnteresseerd in China en de buitenlandse directe investeringen ( BDI) stroomden China
binnen. Deze openstelling maakte het voor China mogelijk een rol te spelen in de
wereldeconomie. Aan de hand van vier voorbeelden maken we die rol duidelijk61.
(1) De export van goederen en diensten bedroeg in 1970, 20 miljard dollar. In 2005
bedroeg de export maar liefst 760 miljard dollar62.
(2) Hierbij is de inhoud exportpakket veranderd naar producten met een meerwaarde.
De arbeidintensieve producten, zoals kledij, schoenen en speelgoed bedroegen in
2004 slechts 9% van de totale export, terwijl het aandeel van elektronica intussen
57
Barry Naughton, „„The Third Front: Defence Industrialization in the Chinese Interior‟‟, p. 356.
Terry Cannon and Alan Jenkins, „‟Introduction: a basic guide to development from 1949 to 1989”, in Terry
Cannon and Alan Jenkins, The Geography of Contemporaty China, The Impact of Deng Xiaoping‟s Decade,
London and New York: Routledge, 1990, p. 12.
59
Gerrit De Vylder, Globalisering, groei en ontwikkeling: een andere kijk op de hedendaagse economische
wereldgeschiedenis ( 1776 – 2005) , Antwerpen: Garant, 2006, p. 228.
60
Wolfgang Bartke, Who‟s who in the people‟s republic of China, p. 159.
61
Sylvain Plasschaert, China: Inzicht in zijn doorbraak, p. 134.
62
Sylvain Plasschaert, China: Inzicht in zijn doorbraak, p. 135.
58
17
22% bedroeg. De rol van China als onderontwikkeld land verschoof naar een land
in snelle ontwikkeling, dat opklimt via technologie63.
(3) De graad van openheid van China bedroeg in 2004 69%. Dit is heel wat. Een hoge
graad van openheid is vooral terug te vinden bij kleine landen, want die hebben
meestal (te) een klein draagvlak voor een grote ( machine - ) sector64.
(4) China had in 2004 de meeste buitenlandse directe investeringen en sinds 2002
stootte China de VS van hun troon als land met de meeste BDI‟s 65.
Deze opening was een totale ommezwaai voor China. Ook was het niet in lijn met het
eerder gevolgde Sovjet – model, want dit model prijst zelfstandigheid en autarchie aan. Ook
impliceert dit model volgens Lenin de uitbuiting van arm ten voordele van de rijken 66.
De grote stroom aan BDI‟s maakten het noodzakelijk om een nieuwe wetgeving te
voorzien met betrekking tot fiscaliteit, deviezenverwerving en deviezenbesteding. Deze
kapitalistische aanpak werd in de Chinese planeconomie geïmplementeerd 67. Daarom werden
er in 1979 ook vier speciale economische zones (SEZ) opgericht in Shenzhen 深圳, Shantou
山头, Zhuhai 珠海 en in 1980 ook Xiamen 厦门. Met de oprichting van deze SEZ wilde
China de BDI‟s nog meer laten toenemen, en de technologische transfers en export promoten.
Deze zones werden strategisch bij Hongkong 香港 geplaatst, en niet in de industriële zones in
Liaoning 辽 宁 of Shanghai 上 海 . De provincies Guangdong en Fujian waren
onderontwikkeld en mochten deze zones falen, zou er weinig verloren gaan 68. Later werd ook
het eiland Hainan 海南 en Shanghai een SEZ.
In 1986 braken protesten uit toen de hervormingen tot oververhitting van de economie en de
verarming van de boeren leidden. Hu Yaobang viel in ongenade en werd opgevolgd door
Zhao Ziyang 赵 紫 阳 ( 1919 – 2005) 69 , die in 1989 zelf in ongenade viel door nieuwe
opstanden. In 1992 werden de moderniseringen hergelanceerd na Deng Xiaoping zijn
„zuidelijke tour‟ 70 nanxun 南 巡. Hij bezocht in zijn „zuidelijke tour‟ Shanghai 上 海 en
63
Sylvain Plasschaert, China: Inzicht in zijn doorbraak, p. 135.
Sylvain Plasschaert, China: Inzicht in zijn doorbraak, p. 136.
65
Sylvain Plasschaert, China: Inzicht in zijn doorbraak, p. 137.
66
Sylvain Plasschaert, China: Inzicht in zijn doorbraak, p. 137.
67
Sylvain Plasschaert, China: Inzicht in zijn doorbraak, p. 139.
68
Chris Brahmall, Chinese Economic Development, p. 333.
69
Wolfgang Bartke, Who‟s who in the people‟s republic of China, p. 681 – 682.
70
Suisheng Zhao,„„Deng Xiaoping's Southern Tour: Elite Politics in Post-Tiananmen China‟‟, p. 739, 741.
64
18
Shenzhen 深圳. Na het bezoek van Deng Xiaoping aan Shenzhen kenden de BDI‟s veel
succes.
De belangrijkste economische onderwerpen in de jaren ‟90 waren onder andere de
opening van China voor buitenlandse investeringen en handel en de pogingen om de
effectiviteit van de industrie op te krikken71.
( Cf: http://www.unu.edu/unupress/unupbooks/uu11ee/uu11ee1f.gif)
71
Chris Brahmall, Chinese Economic Development, p. 353.
19
Bij de dood van Deng Xiaoping in 1996 was China toch niet helemaal een
markteconomie. Eigendomsrechten waren nog vaag en onzeker. De provincie Guangdong was
relatief open, terwijl de economie in de rest van China nog eerder gesloten karakteristieken
vertoonde. Misschien ook nog het belangrijkste punt is dat de industrie stevig in handen van
de staat was. De rol van de staat was zelfs nog uitgebreid naar het platteland, en in de steden
bleven de grote staatsbedrijven overeind72. Het staatsaandeel bedroeg nog ongeveer 70%.
2. Milieuproblematiek
Sinds de oprichting van de Volksrepubliek in 1949 was de verdubbeling van de
Chinese bevolking de belangrijkste oorzaak van toenemende milieuproblemen. De enorme
groei zorgde onder meer voor extra vervuiling, watertekorten, een versnelde ontbossing,
verzilting, bodemerosie en woestijnvorming. Daarnaast zag China een grote bevolking niet als
een probleem. Ze kwamen net uit een oorlogsperiode en waren bezig aan de heropbouw.
Daarbij ziet de Chinese traditie een grote bevolking als kenmerk van een groot en
onafhankelijk rijk en ze hadden geen idee van bevolkingsaantallen in de rest van de wereld73.
( Uit: National Research Council (U.S.), Development, Security, and Cooperation, National Academy of
Engineering, Urbanization, Energy, and Air Pollution in China: The Challenges Ahead -- Proceedings of a
Symposium, Washington D. C. : The National Academies Press, 2004, p. 12.)
72
73
Chris Brahmall, Chinese Economic Development, p. 355.
Judith Shapiro, Mao‟s war against nature: Politics and the environment in Revolutionary China, p. 29.
20
De volgende belangrijke oorzaak na de enorme bevolkingsgroei is de industrialisatie
en economische groei. De Chinese regering had heel veel acties ondernomen om China‟s
centrale planeconomie om te schakelen naar een „socialistische markteconomie met Chinese
karakteristieken‟ Jùyǒu Zhōngguó tèsè de shèhuìzhǔyì
具有中国特色的社会主义. De
economische vooruitgang sinds de openstelling in 1978 was spectaculair. Maar de keerzijde
van deze verwezenlijkingen is allesbehalve rooskleurig. De expansie van de economie zorgde
ook voor een versnelde degradatie van het milieu74.
In de periode voorafgaand aan het eerste vijfjarenplan (1953 – 1957) was milieu
helemaal geen punt 75 .
Wetenschappelijk onderzoek in de jaren ‟50 toonde aan dat
milieuproblemen de kop op staken. De voornaamste problemen waren in verband met water –
en luchtvervuiling en afvalwater problemen. Dit resulteerde in 1956 in enkele belangrijke
wetten en regels ter bescherming van de algemene gezondheid van arbeiders en de
stadsbevolking. De wetgeving stipuleerde dat industriële ondernemingen niet stroomopwaarts
mochten gebouwd worden en de rook mag niet naar het stedelijk centrum geblazen worden
( onder de „normale‟ windrichting). De ondernemingen mochten zich ook niet in
waterbeschermingsgebieden vestigen. De eerste resultaten werden in de late jaren ‟50
bekomen76.
Ten tijde van de Grote Spong Voorwaarts werden deze wetten en regelgeving
verwaarloosd 77 . Pas in de jaren ‟70 kwam de milieuproblematiek weer op de voorgrond.
China verliet de „ environmental hygiene‟ – idee van de Sovjet – Unie en namen de Westerse
term „ environmental protection‟ over 78 . Vanaf dan aan werd de milieuproblematiek een
belangrijk punt op de politieke agenda.
De belangrijkste ecologische problemen waar China mee kampt zijn op te delen in
twee categorieën. Een eerste categorie is de vervuiling op zich, de tweede categorie is de
milieudegradatie.
74
Xiaoying Ma and Leonard Ortolano, Environmental Regulation in China: Institutions, Environment, and
Compliance, Lanham, Maryland: Rownman & Littlefield Publlishers, Inc., 2000, p. 1.
75
Bernhard Glaeser, „„The environmental impact of economic development: problems and policies”, p. 249, in
Terry Cannon and Alan Jenkins, The Geography of Contemporaty China, The Impact of Deng Xiaoping‟s
Decade, London and New York: Routledge, 1990.
76
Bernhard Glaeser, „„The environmental impact of economic development: problems and policies”, p. 250.
77
Bernhard Glaeser, „„The environmental impact of economic development: problems and policies”, p. 250.
78
Bernhard Glaeser, „„The environmental impact of economic development: problems and policies”, p. 251.
21
De categorie van de milieuvervuiling:
(1) Watervervuiling: De watervervuiling verhoogde vooral in de jaren ‟70 als gevolg
van het grote bevolkingsaantal en de toenemende industrie na de openstelling in
197879. De watervervuiling trof vooral rivieren in het noorden aangezien die een
tragere stroom hebben. In de jaren ‟90 werden ook rivieren in het zuiden getroffen.
Dus kunnen we ook stellen dat de vervuiling erger is in het oosten, dan in het
westen, doordat in het oosten het bevolkingsaantal groter is80.
(2) Luchtvervuiling:
a. Broeikasgassen: De meeste uitstoot van broeikasgassen komt van de
energie – consumptie. De Chinese landbouw is ook verantwoordelijk voor
de uitstoot van het broeikasgas methaan, afkomstig van overstroomde
rijstvelden, winderige dieren en organisch afval, en distikstofoxide,
afkomstig van de meststoffen81.
b. Deeltjes vervuiling: negen van de tien meest vervuilde steden door
luchtvervuiling bevinden zich in China, vooral in het noorden. In het
noorden wordt de luchtvervuiling versterkt door de temperatuurinversie
tijdens de winter. Deze vorm van vervuiling aan wetgeving onderhevig
maar meestal worden deze normen overschreden. De deeltjes vervuiling
wordt ook nog eens versterkt door de uitlaatgassen, wat bijdraagt tot de
lood – vervuiling. Deze lood – vervuiling kan leiden tot cardiovasculaire
aandoeningen, en in het bijzonder tast het de lever, de nieren en het
zenuwstelsel aan.
Nu wordt er van de petroleum industrie verwacht dat ze lood – vrije
petroleum produceren en de auto – industrie moet auto‟s maken die
geschikt zijn voor lood – vrije benzine82.
c. Zwaveldioxide en zure regen: Ook zwaveldioxide komt vaker voor in het
noorden van China tijdens de winter, zoals in de steden Beijing, Xi‟an 西安
en Shenyang 沈阳. Toch lijden enkele oostelijke steden, zoals Chongqing
79
Meng Xuejing 孟雪靖, nongcun shuiwuran jingji wenti yanjiu ‘‘农村水污染经济问题研究‟‟ (Research on
the Economic Problem of Water Pollution in Rural Areas), dongbei linye daxue 东北林业大学, 2007.
80
Richard Louis Edmonds, „„ China‟s environmental problems‟‟ in Czeslaw Tubilewics, Critical Issues in
Contemporary China, London and New York: Routledge, 2006, p. 122.
81
Richard Louis Edmonds, „„ China‟s environmental problems‟‟, p. 125.
82
Richard Louis Edmonds, „„ China‟s environmental problems‟‟, p. 125 – 127.
22
重庆 en Guiyang 贵阳 er tijdens de zomer ook onder ( en zelfs nog meer
dan enkele noordelijke steden)83.
Het zuiden van China lijdt vooral onder de zure regen 84.
(3) Geluidvervuiling: De geluidvervuiling treft de bevolking die in de grote steden
wonen, vooral in Beijing, Tianjin 天津 en Shanghai. Deze vervuiling is afkomstig
van industrie en transport ( industriële geluidvervuiling) en wordt versterkt door de
slecht kwaliteit van de gebouwen en de smalle straatjes ( sociale geluidvervuiling).
De effecten zijn iets subtieler, maar veroorzaken een tekort aan slaap en verhoogde
stress85.
De categorie van de milieudegradatie:
(4) Ontbossing: In China werd in de Maoïstische periode vooral bossen gekapt om
grond vrij te maken voor landbouwgrond. Deze ontbossing leidt tot andere
milieuproblemen, zoals erosie en woestijnvorming.
In 2003 waren er enkele bebossingprojecten
86
: zoals enkele duurzame
bosontwikkelingsprojecten, het „Continual Production Timber Forest Base
Construction Project‟, groene projecten…
(5) Verzilting: In water zit zout. Als water niet goed gedraineerd wordt, zoals
irrigatiewater, blijft er een zoutresidu achter. Het proces van zoutopstapeling zodat
landbouwgrond onvruchtbaar wordt, heet verzilting87. De Gele rivier Huanghe 黄
河 is er erg aan toe. Enkel de Ganges in Bangladesh en India benadert de graad van
verzilting van de Gele rivier88.
83
Richard Louis Edmonds, „„ China‟s environmental problems‟‟, p. 127.
Richard Louis Edmonds, „„ China‟s environmental problems‟‟, p. 128.
85
Richard Louis Edmonds, „„ China‟s environmental problems‟‟, p. 128 – 129.
86
Richard Louis Edmonds, „„ China‟s environmental problems‟‟, p. 130.
87
Fleur De Meyer, Blauw goud: de strijd tegen de privatisering van water door multinationals, Amersfoort :
Drukkerij Wilco, 2003, p. 58. ( oorspronkelijk: Maud Barlow and Tony Clarke, Blue gold: The Battle Against
Corporate Theft of the World‟s Water, Toronto, Canada: Stoddart Publishing Co. Limited, 2002.)
88
Richard Louis Edmonds, „„ China‟s environmental problems‟‟, p. 131.
84
23
( Uit: Mei Chengrui and Harold E. Dregne, „„Review Article: Silt and the Future Development of China's
Yellow River‟‟, The Geographical Journal, Vol. 167, No. 1, Published by: Blackwell Publishing on behalf of
The Royal Geographical Society (with the Institute of British Geographers), 2001, p. 9.)
(6) Bodemerosie: 40% van China‟s landoppervlak ( 3 569 200 km²) lijdt onder
bodemerosie. De erosie door water en wind is aan de gang in rurale gebieden, in
steden en nabij fabrieken en mijnen. Als het tempo zo verdergaat, voorspellen de
experts dat binnen 50 jaar, het landbouwareaal in het noord – oosten van China
( het meest vruchtbare land), met 40% verminderd zal worden89.
(7) Watertekort: het aantal beschikbare water per persoon in China daalt. Dit is vooral
te wijten aan het feit dat in China weinig regen valt. Vooral in het noorden en
noord – oosten is er weinig neerslag. Zelfs de hoeveelheid neerslag in enkele
oostelijke provincies, waar het overvloedig kan regenen, bedraagt de hoeveelheid
neerslag slechts twee derde van Japan. Daardoor kan China niet profiteren van de
reinigende functie van de neerslag en zo blijft stof en luchtvervuiling langer in het
Chinese milieu hangen90.
(8) Woestijnvorming: Woestijnvorming is een direct gevolg van de ontbossing. Dit is
één van China‟s ernstigste vorm van landdegradatie. In 1997 was 17.6 % van
China‟s landoppervlak woestijn91.
89
www.chinaview.cn: editor: Yan, soil erosion threatens China, 20 november 2008.
Richard Louis Edmonds, „„ China‟s environmental problems‟‟, p. 120.
91
Richard Louis Edmonds, „„ China‟s environmental problems‟‟, p. 133.
90
24
3. Conclusie
In de periode dat Mao aan het hoofd van China stond, wou hij China economisch
ontwikkelen. Hiervoor gebruikte hij het socialistisch gedachtegoed om de economische
vooruitgang te bewerkstelligen. De economie in China ontwikkelde zich heel goed, maar met
de gevolgen op vlak van milieu werd geen rekening gehouden. Pas in 1956, na
wetenschappelijk onderzoek naar milieuvervuiling, werden de eerste milieuwetten uitgegeven,
maar deze wetten werden volledig verwaarloosd ten tijde van de Grote Sprong Voorwaarts.
Onder leiding van Deng Xiaoping ging China het tijdperk van ongekende
economische groei binnen. Na de openstelling in 1978 trok China buitenlandse directe
investeringen aan. Daardoor verhuisden vele ondernemingen hun productie naar China. De
extra productie legde terug extra druk op het Chinese milieu.
Niet enkel de economie zorgde voor milieuproblemen, ook het grote bevolkingsaantal
versterkte de milieuverontreiniging. China had helemaal geen zicht op het bevolkingsaantal in
de rest van de wereld en daarbij zagen ze een grote bevolking als kernmerk voor een sterk en
onafhankelijk rijk.
China kampt tegenwoordig met zowel milieuvervuiling als milieudegradatie. De
voornaamste problemen zijn: lucht –, water – en geluidvervuiling, ontbossing, bodemerosie,
woestijnvorming en watertekort.
Er is geen eenvoudig antwoord op deze problematiek, maar er zijn zeker maatregelen
die kunnen helpen. In het volgend onderdeel stel ik een boeddhistische visie voor die
misschien een antwoord kan bieden.
25
V Boeddhistische visie op economie
1. Inleiding
1.1 Inleiding boeddhisme
Het boeddhisme is een Oosterse religie en filosofie. Het boeddhisme werd ontwikkeld
als een filosofische reactie op de vedische traditie en behoort tot de nastika 92 filosofie93. De
historische Boeddha, prins van de Sakya-clan is de grondvester van het boeddhisme. Hij
leefde in Kosala in de vijfde – vierde eeuw voor Christus94.
De boeddhistische leer heeft kenmerken ontleend aan de vedische traditie. De
begrippen wedergeboorte ( samsāra ) en karman staan centraal. De werking van karman kan
door menselijke wil stopgezet worden en zo stopt ook de kringloop van samsāra. Ascese is
ook een belangrijk begrip in andere filosofische reacties op de vedische tradities, zoals bij het
jainisme en de ajivika‟s, maar Boeddha heeft ascese afgewezen als middel om het nirvana te
bereiken95.
Er zijn twee belangrijke voertuigen in het boeddhisme, het kleinere voertuig
( hinayāna ) en het grotere voertuig ( mahayāna).
De boeddhistische leer heeft zich vanuit Indië verspreid naar Centraal – en Oost –
Azië, China, Korea en Japan en zijn er mengvormen ontstaan door contact.
1.1.1 Het leven en de leer van de Boeddha
De historische Boeddha werd geboren als prins Siddharta Gautama in de Sakya – clan.
Siddharta betekent „iemand die zijn doel bereikt heeft‟. Kort na zijn geboorte stierf zijn
moeder en hij werd opgevoed door zijn vader en stiefmoeder. Daarna liet zijn vader zijn
toekomst voorspellen. De waarzegger voorspelde dat zijn zoon een groot religieus leider zou
worden. De vader wou de voorspelling afwenden door zijn zoon te omringen met alle
denkbeeldige luxe. Op een dag verliet de prins toch het huis en hij ontmoette een oud mens,
92
De denkrichtingen die trouw waren aan de Vedische traditie worden astika ( trouw, orthodox) genoemd, de
richtingen die de Vedische traditie niet volgen, worden nastika ( ontrouw, onorthodox) genoemd. Cf. Bart
Dessein en Ann Heirman, Boeddha, zijn Leer en zijn Gemeenschap – Een inleiding tot geschiedenis, filosofie en
kloosterleven, Gent: Academia Press, 2005, p. 3.
93
Bart Dessein en Ann Heirman, Boeddha, zijn Leer en zijn Gemeenschap – Een inleiding tot geschiedenis,
filosofie en kloosterleven, p. 4.
94
Bart Dessein en Ann Heirman, Boeddha, zijn Leer en zijn Gemeenschap – Een inleiding tot geschiedenis,
filosofie en kloosterleven, p. 14.
95
Bart Dessein en Ann Heirman, Boeddha, zijn Leer en zijn Gemeenschap – Een inleiding tot geschiedenis,
filosofie en kloosterleven, p. 14 – 15.
26
een zieke, een lijk en een asceet. Siddharta vond dat de asceet er gelukzalig uitzag en besloot
ook voortaan zo te leven 96 .
Hij volgde zes jaar lang de praktijk van versterving
( duskaracarya ). Op een moment slaagde hij erin zich los te maken van de begeerte, maar
deze methode leidde niet tot de verlichting. Deze methode bracht enkel pijn voort. Daarom
wees hij deze methode af en zocht hij een middenweg tussen luxe en strenge ascese 97. De
historische Boeddha overleed op 80 – jarige leeftijd.
Het
hinayāna
boeddhisme
stelt
dat
ieder
individu
voor
zijn
verlossing
98
verantwoordelijk is. Deze verlossing ligt in het arhat – schap . Er is nooit een boeddhistische
groepering geweest die naar zichzelf refereerden als een vorm van hinayāna. Hina, of klein, is
een wat denigrerende term. Daarom wordt er liever van sravakayāna gesproken, wat zoveel
betekent als het voertuig van de discipel die de verlossing voor zichzelf tracht te bekomen 99.
Toen de historische Boeddha zijn verlossing bereikte, predikte hij de vier nobele waarheden.
De eerste nobele waarheid is de waarheid van het lijden ( dukha) 100 . De tweede is de
waarheid van de oorzaak van het lijden. De derde is de opheffing van de oorzaak van het
lijden en de vierde nobele waarheid is het pad dat leidt tot de opheffing van de oorzaak van
het lijden. Dit pad is het achtvoudige pad en houdt de volgende aspecten in: (1) de juiste visie,
(2) de juiste overweging, (3) de juiste spraak, (4) de juiste handelingen, (5) de juiste
levenswijze, (6) de juiste inspanning, (7) de juiste bedachtzaamheid en (8) de juiste
concentratie.
所謂正見正分別。正語正業。正命正精進。正念正定。 汝等比丘。此是中路。我已證知。
Vertaling: „„Dat wil zeggen de juiste visie (i.e. alles is leeg) en de juiste overweging (de dingen zien
zoals ze zijn), de juiste spraak en de juiste handeling, de juiste levenswijze en de juiste inspanning, de
juiste bedachtzaamheid en de juiste concentratie. Jullie, monniken, dit is de Middenweg. Ik heb het
reeds bewezen en ik weet het.‟‟ ( Uit: 佛本行集經 – Verzamelde Teksten van de oorspronkelijke daden
van de Boeddha)
96
Bart Dessein en Ann Heirman, Boeddha, zijn Leer en zijn Gemeenschap – Een inleiding tot geschiedenis,
filosofie en kloosterleven, p. 64 – 68.
97
Bart Dessein en Ann Heirman, Boeddha, zijn Leer en zijn Gemeenschap – Een inleiding tot geschiedenis,
filosofie en kloosterleven, p. 68 – 70.
98
Bart Dessein en Ann Heirman, Boeddha, zijn Leer en zijn Gemeenschap – Een inleiding tot geschiedenis,
filosofie en kloosterleven, p. 81.
99
Bart Dessein en Ann Heirman, Boeddha, zijn Leer en zijn Gemeenschap – Een inleiding tot geschiedenis,
filosofie en kloosterleven, p. 82.
100
Kiely, R., et al, Zijne heiligheid de Dalai Lama, het Goede hart – Het nieuwe testament in een boeddhistische
perspectief, Tielt: Uitgeverij Lannoo, 1997, p. 166. (Oorspronkelijke titel: The World Community for Christian
Meditation, Boston: Wisdom Publications, 1996.)
27
Het mahayāna boeddhisme kenmerkt zich door een interne evolutie en beïnvloeding
van buitenaf. In deze vorm van boeddhisme, die nog steeds naast het hinayāna boeddhisme
bestaat, werd de bodhisattva101 belangrijker. Dit is het gevolg van een herinterpretatie van het
arhat – schap102.
Boeddhisme heeft zich ook na verloop van tijd vermengd met inheemse filosofieën.
De Huayan – school is één van de Oost – Aziatische scholen die zich op één tekst gebaseerd
hebben, op die van de „Avatamsakasutra‟ ( bloemen – ornament). Huayan staat in Japan
bekent als Kegon.103 Ook de Tiantai – school heeft zich op één werk gebaseerd, op namelijk
de „ Saddharmapundarikasutra’ ( de lotus van de goede doctrine). Tiantai probeerde vooral
een eclectische school te zijn, met zowel verschillende boeddhistische vormen als Chinese
filosofieën. Deze school kende in Japan grote navolging onder de naam Tendai104. De eerste
boeddhistische termen werden verklaard aan de hand van taoïstische begrippen. Dit leidde tot
het ontstaan van de Chan – school, die in Japan bekend staat als Zen – boeddhisme105. Jingtu
(reine land) legt de nadruk op de verering van de Boeddha Amithabha. Ook deze school had
navolging in Japan onder de naam Jodo106. Het tantrisme, een magisch vorm van boeddhisme,
heeft een belangrijke plaats veroverd in Tibet107.
Het boeddhisme verspreidde zich langzaamaan doorheen Azië108. In de 19e eeuw kreeg
ook de westerse wereld aandacht voor het boeddhisme109.
101
Kiely, R., et al, Zijne heiligheid de Dalai Lama, het Goede hart – Het nieuwe testament in een boeddhistische
perspectief, Tielt: Uitgeverij Lannoo, 1997, p. 163.
102
Bart Dessein en Ann Heirman, Boeddha, zijn Leer en zijn Gemeenschap – Een inleiding tot geschiedenis,
filosofie en kloosterleven, p. 151.
103
Bart Dessein en Ann Heirman, Boeddha, zijn Leer en zijn Gemeenschap – Een inleiding tot geschiedenis,
filosofie en kloosterleven, p. 195.
104
Bart Dessein en Ann Heirman, Boeddha, zijn Leer en zijn Gemeenschap – Een inleiding tot geschiedenis,
filosofie en kloosterleven, p. 201.
105
Bart Dessein en Ann Heirman, Boeddha, zijn Leer en zijn Gemeenschap – Een inleiding tot geschiedenis,
filosofie en kloosterleven, p. 207.
106
Bart Dessein en Ann Heirman, Boeddha, zijn Leer en zijn Gemeenschap – Een inleiding tot geschiedenis,
filosofie en kloosterleven, p. 217.
107
Bart Dessein en Ann Heirman, Boeddha, zijn Leer en zijn Gemeenschap – Een inleiding tot geschiedenis,
filosofie en kloosterleven, p. 221.
108
Bart Dessein en Ann Heirman, Boeddha, zijn Leer en zijn Gemeenschap – Een inleiding tot geschiedenis,
filosofie en kloosterleven, p. 283, 293.
109
Bart Dessein en Ann Heirman, Boeddha, zijn Leer en zijn Gemeenschap – Een inleiding tot geschiedenis,
filosofie en kloosterleven, p. 311.
28
1.1.2 Ecologie en ethiek in het leven van de boeddha
Het leven en de leer van de Boeddha staat volledig in het teken van de natuur. Vooral
in zijn geboorteverhaal, de jataka - verhalen of geboorteverhalen. Een rode draad in alle
verhalen is zeker Boeddha‟s leer en centrale boodschappen, alsook belangrijke kenmerken
van respect voor de natuur en alle levende wezens 110. Deze verhalen handelen over de vorige
levens van Boeddha en bevatten een morele boodschap. Boeddha neemt daarbij niet zijn
menselijke vorm aan, maar neemt de vorm van een dier aan. Deze dieren verklaren dan het
aanvaardbare of verwerpelijke menselijk gedrag.
Enkele voorbeelden van jatakaverhalen:
(1) Een aap legde zich over een ravijn, zodat de mensen konden ontsnappen aan het
vuur.
(2) Er was eens een jager die gered werd door een olifant. Maar die jager moest net die
olifant doden omdat de koningin zijn slagtanden wou. De olifant trok zelf zijn
slagtanden uit en schonk ze aan de jager.
(3) Een haas gooide zichzelf in het vuur om de mensen de redden van de hongersnood
(4) Een duif wou zichzelf opofferen tegen de hongersnood, maar de Boeddha schonk
zichzelf.
De geboorteverhalen staan vol symbolen voor de liefde voor da natuur en alle levende
wezens. Dieren zijn onder andere belangrijk in de jataka – verhalen, maar in het leven van de
Boeddha waren ze prominent aanwezig. Zo werd Boeddha‟s moeder Maya van een witte
olifant met zes slagtanden zwanger, zijn eerste prediking was in een hertenpark…
De liefde voor de natuur uit zich vooral in de aanwezigheid van bomen, parken en
bloemen. Hierbij is de lotus belangrijk, als symbool voor de leer. Deze prachtige bloem groeit
in moerassen en vuile poelen, net zoals het boeddhisme een prachtige religie is in een
verderfelijke wereld, vol lijden, haat en waanzin.
Boeddha bereikte de verlichting onder de Bodhi – boom en hij ging naar het
parinirvana tussen de Shala – bomen.
110
David L. Gosling, Religion and ecology in India and Southeast – Asia, London and New York: Routledge,
2001, p. 84.
29
Naast het feit dat er in het boeddhisme respect is natuur en alle levende wezens, is
deze religie ook zeer ethisch111. Het boeddhisme denkt aan het welzijn van de mens en alle
levende wezens.
1.2 Inleiding boeddhistische economie
In dit hoofdstuk laat ik jullie kennismaken met de idee van een „Boeddhistische
economie‟ fojiao jingjixue 佛教经济学. Op het eerste zicht denken vele mensen dat het gaat
om economie binnen het Boeddhisme112, maar deze term handelt daar niet over. Nog een
ander misvatting is dat Boeddhisme en economie in feite een tegenstelling inhoudt. Dit is
eigenlijk ook niet zo, want zoals uit de vertaling van mijn kernartikel blijkt, waren
Boeddhistische kloosters zich heel bewust van de economie. Zij moesten wel een soort
economisch systeem gebruiken om hun klooster te laten draaien. Daarnaast exploiteren ze ook
de Boeddhistische heiligdommen voor de toeristische sector. Onder andere deze opbrengsten
investeerden ze in hun klooster en in hun gemeenschap. Deze misvatting is ook te verklaren
omdat ons beeld, ook wel het meest typische beeld, de Westerse economie als uitgangspunt
neemt. Zeker omdat dit het traditionele model is, economie heeft te maken met geld, met
transacties. Daar hoort een monnik die bedelt om aalmoezen niet bij113.
Een boeddhistische economie is een andere visie op economie dan alle andere
traditionele modellen. Een eerste belangrijke opmerking die ik wil maken is dat deze
boeddhistische economie slechts een visie is, een idee is, misschien zelfs een mogelijke
levenswijze is, maar is helemaal geen aangenomen of aanvaard systeem. Doordat het geen
systeem is, kan deze visie in eender welke economische omstandigheid toegepast worden. De
boeddhistische economie gaat ervan uit dat de klassieke economische modellen mens en
milieu te kort doen, en erger nog, ze schaden mens en milieu. Moraliteit, waarden en ethiek
zijn helemaal naar de achtergrond verdwenen achter economische begrippen zoals
winstmaximalisatie (zodat mens en milieu eronder lijden). Deze boeddhistische visie plaatst
mens en milieu terug op de voorgrond ter bevordering van geluk, vrede en duurzaamheid114.
111
Wei Chengsi 魏承思, 中国佛教文化论稿, Shanghai 上海: renmin chubanshe 人民出版社, 1991, p. 76.
Toen ik gevraag werd wat het onderwerp van mijn verhandeling is en ik de term „boeddhistische economie‟
liet vallen, was de algemene reactie of het iets te maken heeft met de economie van een klooster.
113
Peter L. Daniels, „„Buddhist economics and the environment, Material flow analysis and the
moderation of society‟s metabolism‟‟, International Journal of Social Economics, Vol. 30 No. 1/2, 2003, p. 8.
114
Laszlo Zsolnai and Zsolt Boda, „„Buddhist Economics for Business‟ in Ethical Prospects: Economy, Society
and Environment, Springer, 2009, p. 89.
112
30
Er zijn drie basisprincipes van de boeddhistische economie. Een eerste principe duidt
op de voordelen voor zichzelf, maar ook van anderen ( in tegenstelling tot de kapitalistische
visie van Adam Smith, die de navolging van uw eigen belangen promoot). Een tweede
principe is een economie die tolerant en vredevol is, terwijl in de Westerse economie de
concurrentie moordend is. Het derde principe is dat de boeddhistische economie ijvert voor
een economie die de natuur en omgeving en alle levende wezens beschermd als tegenstelling
van de „après moi le déluge‟ – houding115.
2. De boeddhistische invloed in de theorie
In deze theorie zijn er belangrijke elementen aanwezig, die de Boeddhistische invloed
duidelijk maken. Hier bespreek ik kort enkele kernelement, maar deze invloeden worden nog
verduidelijkt in de onderdeel „vertegenwoordigers‟.
Eén van de eisen van het Edele Achtvoudige pad van het boeddhisme is een
„behoorlijk bestaan‟ 116 . Het welzijn van de mens is zeer belangrijk in de boeddhistische
economie.
Leven volgens het juiste pad, de middenweg is een belangrijk concept van de
boeddhistische economie. We moeten leven volgens een middenweg tussen overconsumptie
en geen consumptie ten voordele van onszelf en milieu.
Eén van de belangrijkste aspecten van de boeddhistische economie is de minimalisatie
van de lijden. In het boeddhisme vinden we dit aspect terug in de „vier nobele waarheden‟.
Vooral de eerste twee nobele waarheden bieden een stevige basis 117 . De eerste nobele
waarheid is de waarheid van het lijden. De tweede nobele waarheid is de oorzaak van het
lijden. Hierbij is de oorzaak van al het lijden de westerse economie, het kapitalisme, de
(over)consumptie… Het lijden is natuurlijk niet naïef voor te stellen als pijn en ellende, maar
dit lijden is de totale frustratie van het bestaan, onder anders als we te maken hebben met
ziekte, ouderdom en dood. Hierin zien we de symboliek van Boeddha‟s levensverhaal 118.
115
Jacques Cory, Activist Business Ethics, USA: Springer, 2005, p. 61.
E. F. Schumacher, Hou het klein – Een economisch studie waarbij de mens weer meetelt, Schoten: Uitgeverij
Westland n.v., 1973, p. 51. ( Vertaling door J. Bernard, oorspronkelijke titel: Small is beautiful – economics as
if people mattered, London: Blond & Briggs, 1973.)
117
P. L. Daniels, „„Climate change, economics and Buddhism – Part I: An integrated environmental analysis
framework‟‟, Ecological Economics, Volume 69, Issue 5, 2010, p. 958.
118
Ulrich Libbrecht, Oosterse filosofie: Een inleiding, Leuven: Davidsfonds, 2002, p. 113.
116
31
De opbrengsten die een klooster verzamelt, zijn vooral bedoeld voor de directe
werking van de kloostergemeenschap. De Boeddhistische invulling van het verzamelen van
opbrengsten is niet gelijk aan deze van een klassieke economie. In een klassieke economie is
vooral winstmaximalisatie een doel van de onderneming, terwijl het bij het Boeddhisme
vooral een noodzaak is, ze „verdienen‟ het bedrag dat nodig is.
3. Vertegenwoordigers
In dit onderdeel bespreek ik enkele belangrijke auteurs en hun invulling van de
boeddhistische economie. De kern van al deze verschillende visies zijn gelijklopend, maar de
invulling en interpretatie kan verschillen.
3.1 Ernst Friedrich Schumacher
Ernst Friedrich Schumacher was bij de eersten die zich inlieten met deze visie. Het
was niet meer dan normaal dat er een boeddhistische economie bestond, want boeddhistische
landen hebben altijd al verklaard trouw te willen blijven aan hun boeddhistisch gedachtegoed.
Daarom namen ze altijd aan dat zij hun economische ontwikkelingsplannen vorm kunnen
geven aan met behulp van Westerse economieën en de raad van Westerse economen. Een
boeddhistisch levenspatroon heeft zeker en vast een boeddhistische economie nodig119.
In zijn werk “ Small is beautiful: Economics as if people mattered” beschreef hij in
een hoofdstuk de boeddhistische economie. Later werd dit werk ook meermaals vertaald, en
in 1984 werd er een Chinese vertaling van het boek uitgebracht120. Dit klassieke werk wordt
vaak als manifest gezien van de boeddhistische economie. De link tussen Schumacher en de
boeddhistische economie is ondertussen al zo ingeburgerd, dat de context overschaduwd
wordt. In het desbetreffende hoofdstuk toont hij aan wat er zou gebeuren als we afstappen van
onze typische Westerse economie en zijn materialisme en als er een meer spirituele „leer‟ in
de plaats komt121. Schumachers visie is lange tijd ongekend gebleven, maar in de decennia na
de publicatie van „ Small is beautiful‟ groeide de interesse stilaan maar zeker. Westerse
economen bekeken maar al te graag een alternatief voor neo-klassieke economische systemen,
die tevens bijdraagt voor milieubehoud. Samen met de boeddhistische visie, kreeg ook de
119
E. F. Schumacher, Hou het klein – Een economisch studie waarbij de mens weer meetelt, p. 51.
Ye Shuxian 叶舒宪, fojiao jingjixue de ganzhao 佛教经济学”的感召 ( de inspiratie van de boeddhistische
economie) ,yue haifeng 粤海风, 1999.
121
Stephen Batchelor, "Buddhist economics reconsidered" in Allen Hunt Badiner, Dharma Gaia: a harvest of
essays in Buddhism and ecology, California: Parallax Press, 1990, p. 178.
120
32
„deep ecology‟ aandacht door zijn aandacht voor de effecten van economie op milieu 122 .
( „deep ecology‟ wordt in een volgend punt behandeld bij vertegenwoordiger Arne Naess).
Hij stelde tevens dat de keuze voor het boeddhisme als „model‟ voor deze visie, louter
bijkomstig is. De leer van het Christendom, de Joodse leer of de Islam zouden evengoed
dienst kunnen doen, want de kernzaak is dat we het Westerse materialisme moeten loslaten en
een ander leer in de plaats moeten stellen. In dit geval werd de leer van Boeddha gekozen 123.
Zelf was hij nochtans geen boeddhist. Maar hij vond dat de herontdekking van het spirituele
een belangrijke bijdragen kon leveren voor de verdere ontwikkeling van het economische
leven124.
Desondanks Schumacher zelf stelde dat de keuze voor boeddhisme als model voor een
alternatieve economie louter toevallig is, is het toch soms moeilijk te geloven. Hij slaagde er
wonderwel in de economische gedachten te transformeren naar een boeddhistische alternatief,
dat het bijna geen toeval kan zijn. De identificatie van zijn boeddhistische economie met het
effectieve boeddhisme is heel erg transparant125. In het boeddhisme zijn alle elementen van
liefde voor de natuur en alle levende wezens heel duidelijk aanwezig, en daarbij is het
boeddhisme ook nog eens zeer ethisch.
Schumacher is ook beïnvloed door Gandhi. Sommige edities van zijn boek „ Small is beautiful‟
hadden een foto van Gandhi op de cover. Met dit boek vonden ook Gandhi‟s economische
gedachten ingang in het Westen en kwamen ze ook op de voorgrond om ernstig bestudeerd te
worden. Schumacher bestudeerde de gedachten van Gandhi en zag dat Gandhi‟s economische
gedachten niet overeen kwamen die van de traditionele economieën126.
„„Gandhi claimed that True economics never militates against the highest ethical standard just as all true
ethics, to be worth its name, must at the same time be also good economics ... True economics stands
for social justice; it promotes the good of all equally, including the weakest and is indispensable for
decent life' (Harijan, 9 October 1937); and that he had to confess that he did not 'draw a sharp line or
make any distinction between economics and ethics (Young India, 13 October 1921).‟‟ (Uit: Thomas
122
Jason Monson, „„Review of Business within Limits: Deep ecology and Buddhist Economics‟‟, Journal of
Buddhist Ethics, Vol 15, 2008, p. 23 – 24.
123
E. F. Schumacher, Hou het klein – Een economisch studie waarbij de mens weer meetelt, p. 50.
124
Stephen Batchelor , "Buddhist economics reconsidered", p. 178.
125
Stephen Batchelor, "Buddhist economics reconsidered", p. 179.
126
Thomas Weber, „„Gandhi, Deep Ecology, Peace Research and Buddhist Economics‟‟, Journal of Peace
Research, Vol. 36, No. 3, Published by: Sage Publications, Ltd., May, 1999, p. 356.
33
Weber, „„Gandhi, Deep Ecology, Peace Research and Buddhist Economics‟‟, Journal of Peace
Research, Vol. 36, No. 3, Published by: Sage Publications, Ltd., May, 1999, p. 356.)
Over het algemeen wordt aangenomen dat menselijke arbeid de fundamentele bron
van welvaart is. Deze arbeid is noodzakelijk, want deze kan niet volledig uitgeschakeld
worden ( bijvoorbeeld door de hoge kosten van automatisatie). In deze visie is het voor de
werkgever interessanter om zonder werkmensen te werken, en voor de werknemer is het
interssanter inkomsten te verdienen zonder werk, want door te gaan werken offert hij zijn
vrije tijd op. De meest ideale methode is de „arbeidsverdeling‟. Hierbij wordt het gehele
productieproces verdeeld in kleinere onderdelen. Zodat er efficiënt en effectief geproduceerd
kan worden127. Het boeddhistische standpunt echter beweert dat arbeid zeker drie functies
heeft. Een eerste functie is dat arbeid de mens zijn vermogens laat gebruiken en verder laat
ontwikkelen. Een tweede functie is dat arbeid de mens zijn egocentrische neigingen laat
overwinnen door samen voor de gemeenschappelijke taak te werken. De derde functie is dat
arbeid producten en diensten produceren die levensnoodzakelijk zijn voor leven en een
behoorlijk bestaan. Arbeid moet wel nuttig zijn, anders is de werknemer onnuttig en zou de
geleverde producten en diensten boven de mens staan. 128 Arbeid en vrije tijd moeten
evenwichtig verdeeld worden zodat de vreugde van arbeid en het zalig niets doen in de vrije
tijd blijven bestaan129.
Schumacher had ook opgemerkt dat moderniseringen vaak leiden tot verval van rurale
economieën en stijging van de werkloosheid. Daarbij lijdt het proletariaat honger; honger
naar eten, maar zeker ook honger naar educatie130.
Tevens was hij ook voorstander van een aangepast technologie, die met een minimum
aan consumptie een maximum aan welzijn teweegbrengt. Het aantal middelen die ingezet
worden, is geen weerspiegeling van het gewenste doel. Het is vooral de bedoeling dat je met
een minimum aan input een maximum aan output bekomt131.
127
E. F. Schumacher, Hou het klein – Een economisch studie waarbij de mens weer meetelt, p. 52.
E. F. Schumacher, Hou het klein – Een economisch studie waarbij de mens weer meetelt, p. 52.
129
E. F. Schumacher, Hou het klein – Een economisch studie waarbij de mens weer meetelt, p. 53.
130
Brian Peter Harvey, An introduction to Buddhist ethics: foundations, values, and issues, Cambridge:
Cambridge University Press, 2000, p. 216.
131
Sun Jianling 孙健灵, fojiao jingjixue lun gang 佛教经济学论纲 ( de theorie en het principe van een
boeddhistische economie) , fojiao yanjiu 佛教研究 ( onderzoek naar boeddhisme), 2002, p. 27.
128
34
Volgens Schumacher hebben vrouwen
geen baan buitenshuis nodig. Vrouwen
inzetten voor economische doeleinden betekent het economisch falen. Het is zeker
oneconomisch jonge moeders in te zetten, terwijl de kinderen verloren lopen132.
Het hoogste doel is de bevrijding en niet het materiële zoals bij de klassieke economie.
De kern van deze boeddhistische economie is eenvoud en geweldloosheid. Het pad is heel
rationeel; geringe middelen kunnen leiden tot buitengewone resultaten133.
Nu, anno 2010, is deze boeddhistische economische visie zeker nog actueel. Ook komt
het realisme in Schumachers woorden naar voor. De huidige economische bewegingen die
zich inzetten voor het milieu, betreden het pad dat Schumacher – lang geleden – al voorbereid
had134. Aangezien voor de huidige milieuproblematiek nog steeds geen definitieve of concrete
oplossing gevonden is (denk maar aan de mislukte klimaattop in Kopenhagen in 2009) , is het
belangrijk alle visies met betrekking tot milieubehoud in acht te nemen.
3.2 Lazlo Zsolnai
Tegenwoordig is Laszlo Zsolnai, een Roemeense bedrijfsethicus, gespecialiseerd in
zakenethiek, een belangrijke vertegenwoordiger van deze visie. Hij combineert de
boeddhistische economie met het bedrijfsleven.
Zijn werk bestaat vooral uit kritiek op de klassieke economische visie. Hij gaat niet
akkoord dat de mens louter een op winst belust wezen is. Hierbij steunt hij op empirische
proeven, die vaak psychologisch van aard zijn. Hij gebruikt vaak het werk van zowel Tversky
en Kahneman om kritiek te uiten op het „homo economicus model‟135. Volgens Zsolnai is de
mens eerder een moreel economisch wezen.
Het „homo economicus 136 ‟ model stelt dat mensen rationele wezens zijn die hun
eigenbelang willen maximaliseren. Empirische studies tonen aan dat mensen niet enkel aan
hun eigen denken, want ze overwegen zeker en vast de belangen van anderen. Ze schatten de
situatie in, en offeren hun eigen ( materieel) op om anderen in nood te helpen, of nemen het
heft zelf in handen om degenen die hun onrecht hebben aangedaan, te straffen. Er zijn twee
132
E. F. Schumacher, Hou het klein – Een economisch studie waarbij de mens weer meetelt, p. 55.
E. F. Schumacher, Hou het klein – Een economisch studie waarbij de mens weer meetelt, p. 55.
134
Padmasiri De Silva, Environmental philosophy and ethics in Buddhism, London: MacMillan Press Ltd, 1998,
p. 161.
135
Laszlo Zsolnai, „„Moral responsibility and economic choice‟‟, International Journal of Social Economics, Vol.
24 No. 4, 1997, p. 355.
136
s.n., Cihai 辭 海 (Zee van woorden), p. 1312.
133
35
belangrijke factoren die hierbij een rol spelen, één factor is het morele karakter van degene
die handelt, en de relatieve kost van ethisch gedrag 137.
In zijn theorie hecht hij veel belang aan de verantwoordelijkheid van de huidige
generatie naar de maatschappij, de aarde, het milieu en naar de latere generaties toe. In een
economische
omgeving
heeft
een
economische
instantie
een
contractuele
verantwoordelijkheid tegen over zijn stakeholders en stockholders. Vooral de stakeholders
zijn belangrijk, dit zijn alle partijen die baat hebben of kunnen lijden onder de beslissingen.
Stockholders zijn ook stakeholders, dit zijn de aandeelhouders. In de discussie omtrent
duurzame ontwikkeling staat de stakeholder centraal. Naast de belangen van de
aandeelhouders moeten zeker ook de sociale en ecologische belangen aan bod komen. Dit
noemt met de triple P – bottomline: personen, planeet en profijt138.
In zijn werk en onderzoek met betrekking tot een boeddhistische economische visie en
verantwoordelijkheid steunt Zsolnai op het werk van Hans Jonas ( 1903 – 1993), een Duits –
Amerikaanse filosoof139. Het was Jonas die de morele verantwoordelijkheid in het discours
bracht in zijn werk „Das Prinzip Verantwurtung‟140. Hij stelde dat de aard van menselijke
activiteiten zo radicaal veranderd is, zodat deze nood hebben aan een transformatie van de
ethiek. Ethiek was toen enkel deel van het directe contact tussen mensen en de mens met
zichzelf, zoals in alle traditionele benaderingen is ethiek iets antropocentrisch. Nu moeten we
onze verantwoordelijkheid opnemen omdat de natuur een deel geworden is van de menselijke
verantwoordelijkheid. Daarbij is de menselijke impact op de natuur onomkeerbaar en is onze
verantwoorlijkheid in deze omstandigheden van primair belang. Onze verantwoordelijkheid is
niet wederzijds, maar wel van allergrootst belang ter bescherming van degene die invloed
ondervinden van onze activiteiten 141 .
Wij hebben vooral verantwoordelijkheid voor de
machteloze stakeholders ( de armen, kwetsbaren, kwetsbare gemeenschappen, de natuur,
dieren, toekomstige generaties…)142. Hun belangen mogen we zeker niet vergeten.
137
Laszlo Zsolnai (ed.) Ethics in the Economy - Handbook of Business Ethics, Oxford - Bern - Berlin Bruxelles - Frankfurt am Main - New York - Wien , Peter Lang Academic Publisher, 2002, p. 2.
138
Rob van Tulder en Alex van der Zwart, International business-society management: linking corporate
responsibility and globalization, Oxon and New York: Routlegde, 2006, p. 153.
139
Laszlo Zsolnai, ‘‘Extended Stakeholder Theory‟‟, Society and Business Review, no. 1, 2006, p. 37 – 44. Ik
vond dit artikel op de site http://laszlo-zsolnai.net en deze site biedt enkel het artikel aan. De informatie die ik
raadpleegde staat op pagina 6.
140
Hans Jonas , Das Prinzip Verantwortung: Versuch einer Ethik für die technologische Zivilisation, Frankfurt
am Main: Suhrkamp taschenbuch 1085, 1979.
141
Laszlo Zsolnai, ‘‘Extended Stakeholder Theory‟‟, de pdf-versie die ik raadpleegde; p. 6 – 8.
142
Laszlo Zsolnai, et al., 'Globalization and the Community', European Business Forum, 2004, p. 3 – 4.
36
Zoals Jonas zelf zei: “Act so that the effects of your action are compatible with the
permanence of genuine human life”. Of negatief gesteld: “Act so that the effects of your
action are not destructive of the future possibility of such life”. ( Uit: Laszlo Zsolnai, ‘‘Extended
Stakeholder Theory‟‟, p. 37 – 44, de versie die ik raadpleegde; p. 7.)
Jonas maakt ook een verschil tussen natuurlijke verantwoordelijkheid en contractuele
verantwoordelijkheid. Deze is best te vergelijken tussen een ouder en een staatsman. Een
ouder heeft verantwoordelijkheid over zijn kind, maar niet doordat het kind dat wil. Een
staatman heeft verantwoordelijkheid door een politiek contract.
Zsolnai past Jonas zijn theorie toe op het zakenleven, waarvan hij zegt dat „business‟
dezelfde verantwoordelijkheid heeft over zijn stakeholders 143, zowel tegenover de primaire
( degene met relationeel contract), als tegenover de secundaire ( die rechtstreeks of
onrechtstreeks contact hebben)144.
3.2.1 Vijf kernbegrippen uit de boeddhistische economie
Laszlo Zsolnai stelt vijf elementen voor als de kern van de boeddhistische economie.
Deze plaatst hij tegenover vijf kernelementen van de Westerse economie.
(1) Winstmaximalisatie – minimalisatie van het lijden
Winstmaximalisatie is één van de belangrijkste doelen van een bedrijf. Deze zorgt
ervoor dat een bedrijf kan blijven bestaan. Hierbij is ook efficiëntie belangrijk. De winst moet
op een meest effectieve en efficiënte manier tot stand komen.
Het minimaliseren van het lijden is het boeddhistisch alternatief van de
winstmaximalisatie. Zoals winst maken voor een bedrijf en voor de economie een belangrijke
doelstelling is, is voor de mens het belangrijkst dat ze niet lijden. In plaats van winst maken,
wordt er vooral gezorgd dat er geen verliezen worden gemaakt. De verliezen gaan niet enkel
over het verliezen van geld, zoals in de economische zin gedacht zou worden. Maar aangezien
de boeddhistische economie vooral mens en natuur ten goed komt, gaat het over veel meer
dan enkel geld verliezen. Mensen zijn heel kwetsbaar als het gaat over iets verliezen. Dit is
wetenschappelijk onderzocht door Kahneman en Tversky. Mensen zijn gevoeliger om iets te
143
Laszlo Zsolnai, ‘‘Extended Stakeholder Theory‟‟, p. 37 – 44. ( de versie die ik raadpleegde; p. 6 – 8.)
David I. Cleland and Lewis R. Ireland, Project management: strategic design and implementation, VSA: The
McGraw Hill Companies, 2006, p. 153 – 154.
144
37
verliezen dan om iets te verkrijgen. Dit lijden is het grootste kwaad volgens de boeddhisten145.
Het minimaliseren van het lijden geldt niet alleen voor mensen, maar ook voor dieren, want
dat zijn ook levende wezens. Men mag geen dieren meer gebruiken voor proeven ( medisch
onderzoek, testen voor cosmetica…), geen last – en trekdieren meer146.
(2) Begeerte cultiveren – begeerte vereenvoudigen
Begeerte wordt in de huidige maatschappij opgewekt en marketeers spelen daar graag
op in. Ze laten ons maar al te graag geloven dat we dat nieuwe snufje broodnodig hebben.
We willen steeds meer, maar dat maakt ons zeker niet gelukkiger. Hetgeen we echt
nodig hebben, zijn de basisvoorzieningen tot „over‟leven. Minder willen geeft zeker
voordelen voor de persoon als individu, voor de natuur en voor de gemeenschap 147. Hiervoor
is volgens mij de piramide van Maslow, geesteskind van Abraham Harold Maslow ( 1908 –
1970)148 een prima uitgangspunt. Deze boeddhistische economisch visie beveelt een matige
consumptie aan en wil via meditatie, analyse… de voorkeuren veranderen. Voor deze theorie
steunt Zsolnai op het werk van Serge – Christopher Kolm. Ook op gebied van geld is meer
geld niet altijd beter dan minder geld, wat de Westerse economieën wel beweren Uit studies
blijkt dat overbetaalde werknemers daarom niet beter presteren149.
De piramide is zo opgebouwd dat men vanuit de basis verder kan gaan in zijn
behoeften. Men kan geen niveau overslaan, je moet vanuit de basis alle stappen doorlopen. In
feite biedt dit model een mooi schema voor de behoeften. Slechts deze hebben we nodig, en
hetgeen wat we niet nodig hebben zijn slechts verlangens en staan niet in het model.
145
Laszlo Zsolnai and Zsolt Boda, „„Buddhist Economics for Business‟ in Zsolnai, L., Boda, Zs. & Fekete, L.
(eds.) Ethical Prospects - Economy, Society and Environment. Springer, 2009, p. 90 – 91.
146
De Standaard Online, INTERVIEW: Laszlo Zsolnai over Boeddha in de economie, Bevrijding van het lijden
in plaats van het vervullen van behoeften, 23/10/2004.
147
Laszlo Zsolnai, „„Buddhist Economics for Business‟‟, p. 91 – 92.
148
P. Vermeren, De HR-ballon: tien populaire praktijken doorprikt, Gent: Academia Press, 2007, p. 105.
149
Laszlo Zsolnai, „„Buddhist Economics for Business‟‟, p. 92.
38
( Uit: P. Vermeren, De HR-ballon: tien populaire praktijken doorprikt, Gent: Academia Press, 2007, p. 106.)
(3) Markten – geweldloosheid
Markten zijn een krachtige instelling. De markten voorzien ons van de nodige
producten en diensten. Ze zijn flexibel en productief, al hebben ze hun eigen beperkingen,
door de oorspronkelijke stakeholders, niet-vertegenwoordigde stakeholders en de bijziende
stakeholders. De oorspronkelijke stakeholders ( natuur, toekomstige generaties) hebben geen
stem om hun belangen te verdedigen. De niet – vertegenwoordigde stakeholder ( zoals de
armen) hebben niet genoeg koopkracht om hun voorkeuren te laten gelden. De bijziende
stakeholder zijn goed vertegenwoordigd want ze hebben wel genoeg koopkracht maar ze zijn
verblind. Marktprijzen vertegenwoordigen vooral de belangen van de sterkste stakeholders.
Deze marktbeperkingen zorgen ervoor dat de markten een onvolledige en partijdige lijn
trekken in hun economische activiteiten. Door de globalisatie zijn deze markten enkel nog
39
sterker en groter geworden, en is de verdere ontwikkeling van de markten in een
stroomversnelling terechtgekomen150.
Een geweldloze omgeving is de beste omgeving voor alle levende wezen en predikt
dan ook geweldloosheid tegenover alle levende wezen. Dit is ook wel logisch, want geweld
veroorzaakt lijden, en vooral net dit willen ze vermijden.
Om ecologische duurzaamheid en geweldloosheid te verkrijgen, vereist het een
wijziging in de structuren van de dominerende economische macht. Dit houdt in dat de nadruk
van winstmaximalisatie en markten verschuift naar een nadruk op klein - schalige economieën
en lokale economische acitiviteiten151.
(4) Wereld als instrument – eerlijke bezorgdheid
In de kapitalistische manier van denken is alles geinstrumentaliseerd. De mens is zeker
ondergeschikt aan het efficiënt produceren van goederen. Hierbij volgt Zsolnai de denkwijze
van Karl Marx. De economieën kennen de prijs van alles ( de prijs is slechts bepaald voor de
marginale bijdrage en de productie uitkomst), maar ze kunnen de echte waarde ervan niet
schatten. Daarbij maakt het Westerse denken geen onderscheid tussen dieren, of mensen of
materiaal stelt Zsolnai. Het enige wat telt is het economische nut, hun instrumentele waarde.
Het zijn slechts instrumenten dat je gebruikt, zo lang als nodig is, en achteraf kunt vernietigen.
Het maakt in deze veronderstelling niet uit of het om een levend wezen gaat of niet152.
Zorgorganisaties worden hoger beloond door hun sociale inzet153.
(5) Zelf-interesse – generositeit
De ethiek in Westerse economieen is ver te zoeken. We kunnen het wel terug vinden
in het feit dat de economische mens geïnteresseerd is in anderen als het zijn eigenbelang kan
dienen. Hoewel, deze vorm van ethiek is helemaal niet de juiste.
150
Laszlo Zsolnai, „„Buddhist Economics for Business‟‟, p. 93.
Laszlo Zsolnai, „„Buddhist Economics for Business‟‟, p. 93 – 94.
152
De Standaard Online, INTERVIEW: Laszlo Zsolnai over Boeddha in de economie, Bevrijding van het lijden
in plaats van het vervullen van behoeften, 23/10/2004.
153
Laszlo Zsolnai, „„Buddhist Economics for Business‟‟, p. 94 – 95.
151
40
Generositeit kan tot stand komen in een wederzijdse relatie van geven en nemen,
waarbij de teruggave meestal meer is dan hetgene dat verkregen is. Dit is wetenschappelijk
onderzocht door Ernst Fehr en Simon Gaetcher.
„„Ernst Fehr and Simon Gaechter designed a gift exchange game in which employer makes a wage offer
with a stipulated desired level of effort from the worker. The worker may then choose an effort level, with
costs to his or her rising in effort. The employer may fine the worker if his or her effort level is thought to be
inadequate. The surplus from the interaction is the employer‟s profits and the worker‟s wage minus the cost
of effort (and the fine, where applicable). Self-regarding worker would choose the minimum feasible level
of effort, and, anticipating this, the self-regarding employer would offer the minimum wage. But
experimental subjects did not conform to this expectation. Employers made generous offers and workers‟
effort levels were strongly conditioned on these offers. High wages were reciprocated by high levels of
efforts.‟‟ ( Uit: Laszlo Zsolnai and Zsolt Boda, „„Buddhist Economics for Business‟ in Zsolnai, L., Boda, Zs.
& Fekete, L. (eds.) Ethical Prospects - Economy, Society and Environment. Springer, 2009, p. 96.)
Het belang van deze generositeit is dat deze heel rationeel kan zijn door de verwachte
return. Volgens mij is dit nog altijd ambigue, omdat je uitgaat van een „verwachte‟ return. Al
moet ik eerlijk zijn, het is mooier om generositeit na te streven in plaats van eigenbelang 154.
Deze visie kan het best omschreven worden met de twee kernzinnetjes: „less is more‟
en „small is beautiful‟. Het lijden is inherent aan ons verlangen naar nodeloze behoeften en
net dit lijden is wat we moeten vermijden. Terwijl de boeddhistische economie deze
verlangens wilt vereenvoudigen om lijden uit de weg te gaan, cultiveert de Westerse
economie deze verlangens. Een middenweg tussen plezier van consumptie en plezier van
meditatie, onderzocht door Kolm, is de beste oplossing155.
154
155
Laszlo Zsolnai, „„Buddhist Economics for Business‟‟, p. 95 – 96.
Laszlo Zsolnai, „„Buddhist Economics for Business‟‟, p. 92.
41
( Uit: Laszlo Zsolnai and Zsolt Boda, „„Buddhist Economics for Business‟ in Zsolnai, L., Boda, Zs. & Fekete, L.
(eds.) Ethical Prospects - Economy, Society and Environment. Springer, 2009, p. 97.)
3.3 Andere invloedrijke denkers
In zijn artikel poneerde Thomas Weber de invloed van Gandhi in zowel de
boeddhistische economie als in de „deep ecology‟. Hij bekeek de bijdrage en de invloed van
het geweldloze activisme van Mahatma Gandhi op bekende en invloedrijke denkers zoals
Arne Naess, Johan Galtung en E. F. Schumacher en op hun respectievelijke domeinen „deep
ecology‟, „ vredesbewegingen‟ en de „boeddhistische economie‟156.
Arne Naess breidde de milieufilosofie uit naar nieuwe domeinen. Hij beweerde dat er
veel ecologische bewegingen zijn, maar die zijn ofwel oppervlakkig ( shallow ) en invloedrijk,
of toch diepgaand (deep) , maar niet invloedrijk. De oppervlakkige bewegingen pakken
bijvoorbeeld de luchtvervuiling aan om de gezondheid niet te schaden, terwijl de diepe
bewegingen een diepgeworteld respect hebben voor alle vormen van leven en vindt dat alle
levensvormen een gelijk recht hebben om te leven.
De eerste beweging vindt dat de
natuurlijke verscheidenheid waardevol is voor ons, terwijl de „deep ecology‟ – beweging de
intrinsieke waarde van de natuurlijke verscheidenheid inziet157.
156
157
Thomas Weber, „„Gandhi, Deep Ecology, Peace Research and Buddhist Economics‟‟, p. 349.
Thomas Weber, „„Gandhi, Deep Ecology, Peace Research and Buddhist Economics‟‟, p. 350 – 351.
42
Naess maakte het onderscheid tussen shallow en deep in 1972, waarmee hij ook zelf
filosofen beïnvloedde zoals George Sessions en Bill Devall. Het onderscheid tussen shallow
en deep zorgde voor heel erg veel discussie wat het nu moeilijk maakt om tot de essentie te
komen. Toch kunnen we het karakteriseren in drie kenmerken. Een eerste kenmerk is dat de
oppervlakkige economie de mens apart ziet van hun omgeving. De mens is waardevol en
maken de niet – menselijke omgeving tot hun instrument. In de opinie van de deep ecology is
de mens inherent aan natuur, ze staan er noch boven noch onder, maar ze maken samen deel
uit van één geheel 158 . Een tweede kenmerk is dat de shallow ecology de dominantie van
mechanisch materialisme aanvaardt, zonder ethiek. Terwijl in de deep ecology dit
materialisme bekritiseerd wordt, stellen zij een „code om de natuur te lezen‟ voor. Deze code
houdt in dat we in relatie zijn, dat we een geheel zijn, maar deze relatie en dit geheel zijn
dynamisch en constant aan verandering en progressie onderhevig. Als derde en laatste
karakteristiek is het feit dat de shallow ecology de economische groei en de gevolgen van
ecologische degradatie aanvaardt als gevolg van de gemaakte beslissingen. In de deep ecology
overtuiging wordt de economische groei vervangen door economisch duurzaamheid. Ze zien
de economie als ondergeschikte van de ecologie, met kernideeën als een duurzame
maatschappij, diversiteit, lokale autonomie, aangepaste technologie, enzovoort 159.
Naess heeft de leerstelling van Ghandi geschematiseerd waarin zelfrealisatie de norm
is en het bevat ook een hypothesis dat alle levende wezens één zijn160.
158
Warwick Fox, „„Deep ecology : A new Philosophy of Our Time?‟‟, in Andrew Light and Holmes Rolston III,
Environmental ethics: an anthology, Malden and Oxford: Blackwell Publishers Ltd., 2003, p. 252.
159
Warwick Fox, „„Deep ecology : A new Philosophy of Our Time?‟‟, p. 252 – 253.
160
Thomas Weber, „„Gandhi, Deep Ecology, Peace Research and Buddhist Economics‟‟, p. 353.
43
Figure 1: Naess‟ systematization of Gandhian Ethics ( Uit: Thomas Weber, „„Gandhi, Deep Ecology, Peace
Research and Buddhist Economics‟‟, p. 353.)
Johan Galtung verrichtte onderzoek naar vrede gebaseerd op de uitschakeling van
internationale gewapende conflicten. Hij werd ook beïnvloed door Gandhi zijn geweldloos
activisme. De perceptie van vrede is ook belangrijk, vrede werd geïnterpreteerd door het
afwezig zijn van oorlog, terwijl in religieuze tradities was vrede een totaliteit en helemaal niet
het afwezig zijn van oorlog. Daarom is het belangrijk die positieve visie van vrede als
heelheid verder te kunnen ontwikkelen. In deze visie is vooral de aanwezigheid van
geweldloosheid belangrijk161.
Ven. P. A. Payutto publiceerde in 1988 een boekje over boeddhistische economie.
Hij verduidelijke deze visie in drie fases. In de eerste fase verklaarde hij de beweringen aan de
hand van geschreven bronnen. In de tweede fase plaatste hij de boeddhistische economie
tegenover de markteconomie als directe kritiek. Hij had opgemerkt dat de moderne economie
zich volledig had afgescheiden van elke ethische en sociale basis, wat in een boeddhistische
visie ondenkbaar is. Hij voegde daarom het concept van „well – being‟ toe in de theorie van
markteconomie. De consumptie moet niet maximaal zijn, maar middelmatig, wat hij noemt
161
Thomas Weber, „„Gandhi, Deep Ecology, Peace Research and Buddhist Economics‟‟, p. 354.
44
wise - consumption wat leidt tot well – being162. Dit is de basis van zijn kritiek op de groei
van materialisme en van de consumptiemaatschappij163.
Niet enkel heeft boeddhistische economie navolging gekregen, ook zette het aan tot de
ontwikkeling van nieuwe visie, onder andere de „boeddhistische landbouw‟.
Professor
Prawase Wasi zag het belang van de landbouw in om deze te nemen als economische basis
en de landbouw te herwaarderen. De landbouw in Thailand had een boost nodig na een
enorme crisis. In deze visie is vooral de „self – reliance‟ gedachte belangrijk. Hierdoor zijn we
beschermd tegen de gevaren van de markteconomie en hebben we terug een vorm van
individuele vrijheid164.
Dhammaketu bekritiseerde ook de „méér is beter‟ van de Westerse economie. Hij
steld dat de problemen niet in de markt zelf ligt, maar in de manipulatie ervan. De manipulatie
ligt in monopolies, reclame, spitstechnologie, hefboomfondsen, durfkapitalisme enzovoort. Ze
leiden enkel naar nog meer geldopbrengsten en niet naar wat economisch nuttig is. Hierbij
wou hij de „méér‟ laten verschuiven naar „genoeg‟, pas dan zou de wereld veel gelukkiger en
ook rustiger worden. In de boeddhistische visie is genoeg beter dan meer. Milieuproblematiek
is prominent aanwezig en daar worden we ons bewust van. De boeddhistische economie die
alle levende wezens beschermt kan onze bewustwording ondersteunen 165.
Frederic Pryor onderzocht of de boeddhistische canon doctrines bevat die ons een
idee zouden geven hoe een modern economisch boeddhistisch systeem zou werken. Met enige
subjectiviteit zag hij een samenhangend kader vanuit zijn standpunt als Westerse econoom.
Pryor ondervond dat ethiek heel belangrijk is in de boeddhistische doctrine met de vier nobele
waarheden en het nobele achtvoudige pad als kernelement 166 . In zijn onderzoek was het
vooral belangrijk dat hij vanuit de boeddhistische canon vertrok om economische aspecten te
belichten. Pryor paste deze boeddhistische economie ook toe op de „ideale staat167‟.
162
Peter Warr, Thailand beyond the crisis, London and New York: RoutledgeCurzon, 2005, p. 164 – 165.
Peter Warr, Thailand beyond the crisis, London and New York: RoutledgeCurzon, 2005, p. 165.
164
Gerrit De Vylder, Globalisering, groei en ontwikkeling: een andere kijk op de hedendaagse economische
wereldgeschiedenis ( 1776 – 2005), p. 231.
165
Diana Vernooij, „„Economie en hebzucht‟‟, Vorm & Leegte, kwartaalblad boeddhisme, mens, samenleving –
52, 2009.
166
Frederic L. Pryor, „„A Buddhist Economic System. In Principle: Non-Attachment to Worldly Things Is
Dominant but the Way of the Law Is Held Profitable‟‟, American Journal of Economics and Sociology, Vol. 49,
No. 3, American Journal of Economics and Sociology, Inc., 1990, p. 341.
167
Frederic L. Pryor, „„A Buddhist Economic System. In Practice: The Rules of State Policy Making of the Ideal
Kings Sought a 'Middle Way' between Right and Left‟‟, American Journal of Economics and Sociology, Vol. 50,
No. 1, American Journal of Economics and Sociology, Inc., 1991, p. 17-32.
163
45
Simon Zadek merkte op dat het werk van Pryor heel veel heeft bijgedragen tot de
economie. Vooral omdat Pryor rechtstreeks teruggrijpt naar de boeddhistische canon om de
economische aspecten te belichten. Toch hebben deze teksten ook hun grenzen want ze zijn
geschreven binnen een bepaalde sociale, politieke en economische context. Daarom is het
belangrijk deze aspecten die we in de canon terugvinden te interpreteren in hun context en in
de situatie waar wij onze nu bevinden. Zadek wou zich vooral bezighouden met de praktijk of
de uitoefening van de boeddhistische economie168.
Sulak Sivaraksa beschreef de economische aspecten van milieuproblematiek vanuit
een boeddhistisch perspectief. Hij vertrok vanuit de huidige economische realiteit waarin het
neoliberale kapitalisme winst en voordelen plaatst boven het welzijn van de mens en natuur.
Hij vond dit allerminst de goede manier van handelen ( zoals alle vertegenwoordigers binnen
de boeddhistische economie), maar stelde vast dat de leiders binnen het kapitalisme toch de
macht en de vrijheid hebben om zo te handelen 169 . Daarentegen breekt hij het huidige
kapitalistisch systeem niet volledig af.
Het kapitalisme is zeker efficiënt en het is een
rationeel sociaaleconomisch systeem, maar de moraliteit ervan stelde Sivaraksa in vraag. De
afwezigheid van moraliteit was zelfs opvallend. Het boeddhisme distantieerde zich van het
kapitalisme omdat ze zich niet inlaten met eigenbelangen en hebzucht170.
Het boeddhisme ziet de mens in een holistische setting. We moeten eerst onszelf
cultiveren waarbij we gevoed moeten worden met de natuur in onze menselijke relaties. In dit
individuele niveau moet je de Brahmaviharā beoefenen die via meditatie kunnen bereikt
worden171.
(1) Metta: vriendelijkheid voor jezelf en anderen om tot een staat van geluk en
harmonie te komen.
(2) Karuna: medeleven. Dit kan gecultiveerd worden als je het lijden kent en herkent
bij anderen en dit lijden wil beëindigen. Zo kan je een goed persoon worden.
Daarbij moet je hij lijden ook willen kennen. Indien je jezelf afsluit van het lijden,
168
Simon Zadek , „„The Practice of Buddhist Economics? Another View‟‟, American Journal of Economics and
Sociology, Vol. 52, No. 4, Published by: American Journal of Economics and Sociology, Inc., 1993, p. 434.
169
Sulak Sivaraksa, „„Economic Aspects of Social and Environmental Violence from a Buddhist Perspective‟‟,
Buddhist-Christian Studies, Vol. 22 , University of Hawai'i Press , 2002, p. 47.
170
Sulak Sivaraksa, „„Economic Aspects of Social and Environmental Violence from a Buddhist Perspective‟‟,
p. 48.
171
Sulak Sivaraksa, „„Economic Aspects of Social and Environmental Violence from a Buddhist Perspective‟‟,
p. 49.
46
kan je het lijden niet kennen. Zo kan je het niveau van medelijden niet bereiken en
ook geen goed persoon worden.
(3) Mudita: de altruïstische vreugde. Hierbij zijn wij blij als anderen gelukkig en/of
succesvol zijn zonder jaloers te zijn.
(4) Upekkha: gelijkmoedigheid. In dit niveau is de geest gecultiveerd en bereikt het de
staat van evenwicht en is neutraal. Men wordt niet meer bewogen door winst of
verlies, en succes en faling.
Deze vier sublieme verblijfplaatsen worden per niveau van het eerste tot het laatste
doorlopen.
Een belangrijke opmerking die hij maakt is dat de drie dingen waarvoor je het meest
moet oppassen volgens het boeddhisme, net door het kapitalisme gepromoot worden:
hebzucht, haat en waanzin172.
4. Boeddhistische ecologische beweging
Naast een boeddhistische visie, bestaat er ook een boeddhistisch ecologische beweging.
Deze beweging ontwikkelde zich in Thailand, waar er een groeiende aandacht was voor
milieubescherming,
en in andere boeddhistische landen. Deze beweging heeft dezelfde
beweegreden als de boeddhistische economie. Ze staan in voor lokale en nationale problemen
van ontbossing en ecologische degradatie.
De boeddhisten in deze beweging zien hun religie als kern voor zowel praktische en
morele richtlijnen. Het zijn de boeddhisten zelf die de richtlijnen in de praktijk omzetten.
Deze monniken worden dan ook de ecologische monniken genoemd. Ze werden
geconfronteerd met de ontbossing, met water – en luchtvervuiling … en ze voelden zich meer
dan geroepen om hun verantwoordelijkheid op te nemen, terwijl de mensen die vervuiling
veroorzaken gedreven worden door economische winst en de materiële voordelen van
industrialisatie en gedreven door het verlangen naar consumptie. De eco-monniken vinden dat
het hun taak, en zelfs hun plicht is, acties te ondernemen tegen deze kwaden173.
172
Sulak Sivaraksa, „„Economic Aspects of Social and Environmental Violence from a Buddhist Perspective‟‟,
p. 50.
173
Susan M. Darlington, „„The Ordination of a Tree: The Buddhist Ecology Movement in Thailand‟‟, Ethnology,
Vol. 37, No. 1, Published by: University of Pittsburgh- Of the Commonwealth System of Higher Education,
1998, p. 1.
47
5. Geluk, vrede en duurzaamheid en ‘economy of happiness’
De boeddhistische economie wordt ook in verband gebracht met de „economie van
geluk‟. Doordat deze visie mens en milieu centraal plaatst, wordt er terug naar hun standpunt
gekeken. De doelstelling is dat het milieu niet geschaad wordt en dat de mens verdient waar
hij recht op heeft. In de visie van de „economy of happiness‟ worden economische begrippen
tegenover elkaar gezet in een zodanige verhouding dat de toestand van geluk wordt verhoogd.
Economie heeft zeker een effect op de staat van geluk van individuen. Er zijn drie
elementen die het meeste effect hebben op de staat van geluk: het eerste is het inkomen, het
tweede werkloosheid en het derde element is de inflatie. Deze drie elementen zijn te vinden in
de macro-economische omgeving174.
Laszlo Zsolnai nam de case van Butan als praktisch voorbeeld van een boeddhistische
economie. In de jaren ‟90 had de koning van Butan opgemerkt dat de economie niet passend
was voor zijn koninkrijk. Butan is een homogeen boeddhistisch land. De economie vond hij
niet bijdragen tot het welzijn van zijn volk. Daarom liet hij wetenschappers de economie van
geluk ontwikkelen als tegengestelde van het bruto binnenlands product ( BBP). In deze
economie zijn er enkel indicators die de graad van geluk aangeven: (1) informatie omtrent
gezondheid, (2) inkomen, (3) onderwijs en (4) culture vorming. Deze visie heeft ook aanhang
in het westen, dit voorbeeld toon aan hoe een boeddhistische economie in een macro –
economische omgeving tot stand kan komen175.
6. Kritiek
De boeddhistisch economische visie bekritiseert het traditioneel Westers economisch
model, maar krijgt ook kritiek over zich.
De boeddhistische visie is zeer radicaal, maar ook zeer rationeel. Het streeft immers
naar de hoogste bevrediging met de minste consumptie. Hierbij wijst Laszlo Zsolnai de
internationale handel af want een lokale economie is de meest rationele. Waarom zou je
goederen van de ene kant van de wereld naar de andere kant transporteren, als je dezelfde
goederen dichtbij kunt produceren? Deze visie sluit zeker aan bij de visie van anti –
globalistische en groene bewegingen. Zsolnai ontkent niet dat de economische activiteit zal
174
Bruno S. Frey, Alois Stutzer, Happiness and economics: how the economy and institutions affect well-being,
New Jersey: Princeton University Press, 2002, p. 70.
175
Christian Egge, Interview on Buddist Economics with Laszlo Zsolnai, Cambridge, 18 november 2009.
48
inkrimpen als deze visie toegepast zou worden. Hij meent immers dat wat de mens aan
welstand verliest, winnen ze aan vrede en geluk en ecologisch evenwicht 176.
Schumacher stelde dat vrouwen geen baan buitenshuis nodig hadden, want dat zou een
teken zijn van economisch falen 177 . Als de vrouw zou gaan werken, lopen de kinderen
verloren, stelde hij. Hierop moet de feministe in mij zeker reageren, deze bewering is anti –
feministisch. Dit is helemaal geen vorm van economisch falen vind ik. Ik denk persoonlijk dat
Schumacher nogal ouderwets dacht. Natuurlijk zijn boek „ Small is beautiful‟ dateert al van
1973. De tijden zijn ondertussen enorm veranderd. Vrouwen zijn vrijer geworden en ze
kunnen zelfstandig „hun mannetje‟ staan. Deze vrijheid zal de vrouw zeker niet afstaan.
7. Slaagkansen van deze visie
Ik heb geen wetenschappelijk bronnen gevonden over de slaagkansen van deze visie
als systeem. Het is een algemene theorie die in eender welke economische omgeving
toegepast kan worden. Daarnaast staat deze visie ten dienste van alle levende wezens en de
natuur. Vooral het ecologisch aspect van deze boeddhistische economie is belangrijk in onze
strijd tegen milieuproblematiek. Deze visie is zeker na te volgen in onze huidige maatschappij
ter bevordering en ter verbetering van ons milieu. Daarbij heeft het boeddhisme een positieve
reputatie in het Westen178, zodat de visie in het Westen zeker en vast gehoord zal worden. In
China is deze visie ook niet onbekend. Talloze artikels wijzen erop. Deze artikels leggen deze
visie uit, maar vellen geen oordeel of deze boeddhistische economie al dan niet goed is.
Hoewel stelt deze visie het wel nogal drastisch. De boeddhistische economie stapt te
drastisch af om volgens mij, directe ingang te vinden en aanvaard te worden in onze
maatschappij. Ze bieden wel een mooi alternatief, maar het is geen verbetering van de huidige
Westerse economie, maar een kritiek erop. Daarbij, desondanks de voordelen voor ons milieu,
stelt deze visie dat globalisatie ook niet goed is voor het milieu. We zouden van de
globalisatie moeten afstappen en terug van lokale economieën gaan genieten. Volgens mij is
dit een brug te ver. We zijn het nu al gewoon aan de voordelen van de globalisatie, enkel
moeten we nog eens stilstaan bij de negatieve effecten van de globalisatie. In feite zien wij de
economie als te belangrijk om zomaar van de globalisatie af te stappen. Je kunt gewoon weg
geen stap in economische ontwikkeling terugzetten.
176
De Standaard Online, INTERVIEW: Laszlo Zsolnai over Boeddha in de economie, Bevrijding van het lijden
in plaats van het vervullen van behoeften, 23/10/2004.
177
E. F. Schumacher, Hou het klein – Een economisch studie waarbij de mens weer meetelt, p. 55.
178
Christian Egge, Interview on Buddist Economics with Laszlo Zsolnai, Cambridge, 18 november 2009.
49
Deze boeddhistische visie is zeker goed voor het milieu, maar het gaat in tegen de
huidige economische trends. Om deze ideeën te laten slagen zou er een „middenweg‟
gevonden worden tussen de Westerse economie en de boeddhistische economie.
Hiervan is de „economy of happiness‟ een mooi voorbeeld en ook een mooie
tegemoetkoming. Enkel de kern van de radicale ideeën is aanwezig, in een gemiddelde mate.
8. Maatschappelijk verantwoord ondernemen
De boeddhistische ideeën beschermen vooral mens en natuur, ze beschermen het
leven in het algemeen. In het huidige debat rond milieuproblematiek is het belangrijk deze
ideeën na te streven en de milieuproblematiek hardhandig aan te pakken.
Het bedrijfsleven draagt bij tot economische welvaart en tewerkstelling, maar deze
positieve bijdragen worden vaak teniet gedaan door grote schandalen ( vb. fraude),
milieurampen
( vb. olielek) en sociale schandalen (vb. kinderarbeid).
Daarom maakte
afgelopen decennia het „ maatschappelijk verantwoord ondernemen‟ ( corporate social
responsibility) zijn opgang. Verwante thema‟s zijn ook „ duurzaam ondernemen‟ en „ ethisch
ondernemen‟179. Maar wat betekent „maatschappelijk verantwoord ondernemen‟ nu? Het is
het vrijwillig aandacht schenken aan sociale kwesties en het milieu.
„„Corporate social responsibility is a commitment to improve community well-being throught
discretionary
business
practices
and
contribution
of
corporate
resources.‟‟
( Uit: Philip Kotler and Nancy Lee, Corporate Social Responsibility: doing the most good for your
company and your cause, Hoboken, New Jersey: John Wiley & Sons, 2005, p. 3.)
„„Maatschappelijk verantwoord ondernemen betekent dat een bedrijf bewust en structureel inhoud geeft
aan zijn maatschappelijke rol, op een wijze die verder gaat dan de wet verplicht, en die leidt tot
toegevoegde waarde voor bedrijf én maatschappij.‟‟ (Uit: M.P.M. Cooymans en E.F.M. Hintzen, Winst
en waarden: maatschappelijk verantwoord ondernemen als onderdeel van kwaliteit, Samsom, 2000, p.
16.)
De globalisering zorgde ongetwijfeld voor voordelen: werkgelegenheid, welvaart,
schaalvoordelen… enzovoort. Tevens is het belangrijk om eens stil te staan bij de nadelen.
Bedrijven gaan de strijd aan om nog goedkopere arbeidskrachten te vinden en activeren een
heuse „ race to the bottom‟. In heel veel ontwikkelingslanden bestaat er geen milieuwetgeving,
wat tot verregaande milieuvervuiling kan leiden, er is geen sociale wetgeving,… enzovoort.
179
M.P.M. Cooymans en E.F.M. Hintzen, Winst en waarden: maatschappelijk verantwoord ondernemen als
onderdeel van kwaliteit, Samsom, 2000, p. 16.
50
Deze tekortkomingen zetten bedrijven aan tot „onverantwoord gedrag‟. Daarnaast zorgt de
internationale context dat problemen ook een internationale dimensie aannemen180. Zsolnai
stelt dat de huidige vorm van globalisering daarom niet navolgbaar is. Globalisatie houdt ook
politieke, culturele en religieuze normen in, die een grote rol spelen bij „onverantwoord
gedrag‟ . Daarnaast is de geglobaliseerde economie niet in lijn met het doel van duurzame
ontwikkeling omdat het leidt naar ecologische homogenisatie. Tevens leidt het naar het
overgebruik van bronnen. De uitdaging is om de economische globalisatie om te buigen naar
„global gouvernance‟181. ( het globaal efficiënt en verantwoord goed leiding geven)
In het maatschappelijk verantwoord ondernemen is ook de triple P bottom – line
belangrijk: personen, planeet en profijt. In deze visie willen ze niet enkel economische
resultaten bereiken maar zowel economische, ecologische en sociaal – maatschappelijke
resultaten182.
(1) Personen: De aandacht voor mensen, zowel voor mensen die rechtstreeks of
onrechtstreeks invloed ondervinden183.
(2) Planeet: De aandacht voor milieu en natuur en hoe zij beïnvloed worden door
ondernemingsactiviteiten184.
(3) Profijt: De aandacht voor de factoren die leiden tot het voortbestaan van een
onderneming185.
Naast maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn er nog talloze alternatieve
economische visies en begrippen ter bescherming van ons milieu. Onlangs hoorde ik op de
radio nog een reclamespot voor auto‟s en die spraken over „consuminderen‟ in plaats van
„consumeren‟. Het begrip „consuminderen‟ past zeker in de boeddhistische visie en in onze
strijd tegen milieuvervuiling. Al geeft het „consuminderen – idee‟ enkel uitstel, in plaats dat
180
Arthur P. J. Mol, Globalization and Environmental Reform: The Ecological Modernization of the Global
Economy, Cambridge and London: The MIT Press, 2001, p. 71 – 72.
181
Laszlo Zsolnai (ed.) Ethics in the Economy - Handbook of Business Ethics, p. 6.
182
M.P.M. Cooymans en E.F.M. Hintzen, Winst en waarden: maatschappelijk verantwoord ondernemen als
onderdeel van kwaliteit, p. 15.
183
M.P.M. Cooymans en E.F.M. Hintzen, Winst en waarden: maatschappelijk verantwoord ondernemen als
onderdeel van kwaliteit, p. 15.
184
M.P.M. Cooymans en E.F.M. Hintzen, Winst en waarden: maatschappelijk verantwoord ondernemen als
onderdeel van kwaliteit, p. 15.
185
M.P.M. Cooymans en E.F.M. Hintzen, Winst en waarden: maatschappelijk verantwoord ondernemen als
onderdeel van kwaliteit, p. 16.
51
we de aarde in pakweg 50 jaar vernietigen, zal het 100 jaar duren. Het is dus geen effectieve
methode186.
9. Conclusie
De algemene standpunten van een boeddhistische economie zijn ondertussen gekend.
Deze visie wilt de mens en natuur beschermen tegen slechte invloeden van buitenaf.
Verschillende denkers zoals E. F. Schumacher en Laszlo Zsolnai hebben zich in deze theorie
verdiept en hebben ons met deze visie kennis laten maken.
Ook de boeddhistische invloed in deze theorie is duidelijk. Het lijden, die de
boeddhisten ten alle kosten wil vermijden, is in deze visie ook prominent aanwezig. De mens
en natuur heeft recht op een behoorlijk bestaan zonder lijden, maar het huidig economisch
stelsel maakt ons dat niet mogelijk. Daarom biedt de boeddhistische economie een alternatief
aan voor de kapitalistische economie.
Nu zou een volgende stap kunnen zijn om deze theorie in praktijk om te zetten of om
tenminste een systeem op te zetten die zou kunnen werken én die rekening houdt met de
geleverde kritiek. Hier is de case van het koninkrijk van Butan een goed voorbeeld van. De
„economy of happiness‟ werd beïnvloed door de boeddhistische economie, maar werd zo
ontwikkeld dat het heel geschikt was voor en waarschijnlijk enkel voor Butan. China zou de
boeddhistische economie zelf in een economisch model kunnen gieten zodat het op China van
toepassing zou kunnen zijn.
De boeddhistische economie draagt zeker bij tot het welzijn van alle levende wezens
en de bescherming van de natuur, maar dit is nu slechts een theorie. Als de boeddhistische
economie minder radicaal zou zijn – vooral in verband met globalisatie – zou er over
nagedacht kunnen worden om enkele aspecten van de theorie om te zetten in een praktisch
model in overeenstemming met het land van toepassing.
186
Ann De Kelver, Warehouses: getuigen van welvaart, Tielt: Uitgeverij Lannoo, 2005, p. 186.
52
V Bibliografie
1. Artikels en boeken
Bartke, W., Who‟s who in the people‟s republic of China, München, New York, London,
Oxford and Paris: K. G. Saur, 1987.
Batchelor, S., "Buddhist economics reconsidered" in Allen Hunt Badiner, Dharma Gaia: a
harvest of essays in Buddhism and ecology, California: Parallax Press, 1990.
Boda, Z. and Zsolnai, L., „„Buddhist Economics for Business‟ in Zsolnai, L., Boda, Zs. &
Fekete, L. (eds.), Ethical Prospects - Economy, Society and Environment, Springer, 2009, p.
89 – 99.
Brahmall, C., Chinese Economic Development, London and New York: Routledge, 2009.
Cannon, T., „„Regions: Spatial Inequality and regional policy‟‟ in Terry Cannon and Alan
Jenkins, The Geography of Contemporaty China, The Impact of Deng Xiaoping‟s Decade,
London and New York: Routledge, 1990, p 28 – 60.
Cannon, T. and Jenkins, A., „‟Introduction: a basic guide to development from 1949 to 1989”,
in Terry Cannon and Alan Jenkins, The Geography of Contemporaty China, The Impact of
Deng Xiaoping‟s Decade, London and New York: Routledge, 1990, p. 1 – 27.
Chesnais, J-C. and Wang, S., Population Ageing, Retirement Policy and Living Conditions of
the Elderly in China, Population: An English Selection, Published by: Institute National
d‟Etudes Démographiques, Vol. 2, 1990, p. 3 – 27.
Chin, S., Communist China‟s relations with the Soviet Union, 1949 – 1957 , Communist
China problem research series, Hong Kong, 1961.
Cleland, D. I. and Ireland, L. R., Project management: strategic design and implementation,
VSA: The McGraw Hill Companies, 2006, p. 153 – 154.
Cooymans, M.P.M. en Hintzen, E.F.M., Winst en waarden: maatschappelijk verantwoord
ondernemen als onderdeel van kwaliteit, Samsom, 2000.
Cory, J., Activist Business Ethics, USA: Springer, 2005.
Daniels, P. L., „„Buddhist economics and the environment, Material flow analysis and the
moderation of society‟s metabolism‟‟, International Journal of Social Economics, Vol. 30 No.
1/2, 2003, p. 8 – 33.
Daniels, P. L., „„Climate change, economics and Buddhism – Part I: An integrated
environmental analysis framework‟‟, Ecological Economics, Volume 69, Issue 5, 2010, p.
952 – 961.
Darlington, S. M., „„The Ordination of a Tree: The Buddhist Ecology Movement in Thailand‟‟,
Ethnology, Vol. 37, No. 1, Published by: University of Pittsburgh- Of the Commonwealth
System of Higher Education, 1998, p. 1 – 15.
53
Dessein, B., Heirman, A., Boeddha, zijn Leer en zijn Gemeenschap – Een inleiding tot
geschiedenis, filosofie en kloosterleven, Gent: Academia Press, 2005.
Dregne, H. E., Mei, C., „„Review Article: Silt and the Future Development of China's Yellow
River‟‟, The Geographical Journal, Vol. 167, No. 1, Published by: Blackwell Publishing on
behalf of The Royal Geographical Society (with the Institute of British Geographers), 2001, p.
7 – 22.
Eakins, S. G., Mishkin, F. S., Financial Markets & Institutions, London: Pearson Addison
Wesley, 2006.
Edmonds, R. L., „„ China‟s environmental problems ‟‟ in Czeslaw Tubilewics, Critical Issues
in Contemporary China, London and New York: Routledge, 2006.
Fairbank, J. K., Goldman, M., China: a new history, Cambridge and London: The Belknap
Press of Harvard University Press, [1992/ 1998] 2006.
Fox, W., „„Deep ecology : A new Philosophy of Our Time?‟‟, in Andrew Light and Holmes
Rolston III, Environmental ethics: an anthology, Malden and Oxford: Blackwell Publishers
Ltd., 2003.
Frey, B.S., Stutzer, A., Happiness and economics: how the economy and institutions affect
well-being, New Jersey: Princeton University Press, 2002.
Glaeser, B.,„„The environmental impact of economic development: problems and policies”,
in Terry Cannon and Alan Jenkins, The Geography of Contemporaty China, The Impact of
Deng Xiaoping‟s Decade, London and New York: Routledge, 1990, p. 249 – 265.
Gosling, D.L., Religion and ecology in India and Southeast – Asia, London and New York:
Routledge, 2001, p. 84.
Grauwe, De, P., Waar gaat het naartoe met onze economie, Tielt: Uitgeverij Lannoo, 2006.
Harvey, B. P., An introduction to Buddhist ethics: foundations, values, and issues,
Cambridge: Cambridge University Press, 2000.
Huang Xinyuan 黄新原, chu sihai shiqi de maque yuan’an 除四害时期的麻雀冤案( het
lijden van de mussen tijdens de ‘roei de 4 pesten uit’ – champagne), zhongguo xinwen
zhoukan 中国新闻周刊, 2006.
Jonas, H., Das Prinzip Verantwortung: Versuch einer Ethik für die technologische Zivilisation,
Frankfurt am Main: Suhrkamp taschenbuch 1085, 1979.
Kiely, R., et al, Zijne heiligheid de Dalai Lama, het Goede hart – Het nieuwe testament in een
boeddhistische perspectief, Tielt: Uitgeverij Lannoo, 1997. (Oorspronkelijke titel: The World
Community for Christian Meditation, Boston: Wisdom Publications, 1996.
Kelver, De, A., Warehouses: getuigen van welvaart, Tielt: Uitgeverij Lannoo, 2005.
Kotler, P. and Lee N., Corporate Social Responsibility: doing the most good for your
company and your cause, Hoboken, New Jersey: John Wiley & Sons, 2005.
54
Kung, J.K. and Lin, J.Y., „„The Causes of China's Great Leap Famine, 1959-1961‟‟,
Economic Development and Cultural Change, Vol. 52, No. 1, Published by: The University
of Chicago Press, Oktober 2003, p. 51 – 73.
Li, W., and Tao Yang, D., „„The Great Leap Forward: Anatomy of a Central Planning
Disaster‟‟, The Journal of Political Economy, Vol. 113, No. 4, Published by: The University
of Chicago Press , 2005, p. 840-877.
Libbrecht, U., Oosterse filosofie: Een inleiding, Leuven: Davidsfonds, 2002.
Lin, J. Y., Collectivization and China‟s Agricultural Crisis in 1959-1961, The Journal of
Political Economy, Vol.98, No. 6, Published by: The University of Chicage Press, 1990, p.
1228 – 1252.
Liu, L., „„The Man Who Molded Mao: Yang Changji and the First Generation of Chinese
Communists‟‟, Modern China, Published by: Sage Publications Inc., 2006, Vol. 32, No. 4, p.
483-512.
Ma, X., and Ortolano, L., Environmental Regulation in China: Institutions, Environment, and
Compliance, Lanham, Maryland: Rownman & Littlefield Publlishers, Inc., 2000.
Mei, Y., „„The Maturing of Soviet-Chinese Relations‟‟, Annals of the American Academy of
Political and Social Science, Vol. 481, Soviet Foreign Policy in an Uncertain World,
Published by: Sage Publications, Inc. in association with the American Academy of Political
and Social Science, (Sep., 1985), p. 70-80.
Meisner, M., „„Dazhai: The Mass Line in Practice‟‟, Modern China, Vol. 4, No. 1, Published
by: Sage Publications, Inc., Jan., 1978, p. 27-62.
Meng Xuejing 孟雪靖, nongcun shuiwuran jingji wenti yanjiu ‘‘农村水污染经济问题研究‟‟
(Research on the Economic Problem of Water Pollution in Rural Areas), dongbei linye daxue
东北林业大学, 2007.
Meyer, De, F., Blauw goud: de strijd tegen de privatisering van water door multinationals,
Amersfoort : Drukkerij Wilco, 2003. ( oorspronkelijk: Maud Barlow and Tony Clarke, Blue
gold: The Battle Against Corporate Theft of the World‟s Water, Toronto, Canada: Stoddart
Publishing Co. Limited, 2002.)
Mol A. J. P., Globalization and Environmental Reform: The Ecological Modernization of the
Global Economy, Cambridge and London: The MIT Press, 2001.
Monson, J., „„Review of Business within Limits: Deep ecology and Buddhist Economics‟‟,
Journal of Buddhist Ethics, Vol 15, 2008, p. 23 – 30.
Naughton, B., „„The Third Front: Defence Industrialization in the Chinese Interior‟‟, The
China Quarterly, No. 115, Published by: Cambridge University Press on behalf of the School
of Oriental and African Studies, Sep., 1988, p. 351-386.
Naughton, B., The Chinese Economy: Transition and Growth, The MIT press, 2006.
Oudshoorn, Y., Leer mij ze kennen, de Chinezen: sociaal psychologische aspecten van de
Chinese samenleving, Uitgeverij Samsom, 2000.
55
Pearce, D. W., xiandai jingjixue cidian 現代經濟學辭典 (Dictionary of modern economics),
wunan tushu chuban gongsi 五南图书出版公司, 2006.
Peng, X., „„Demographic Consequences of the Great Leap Forward in China's Provinces‟‟,
Population and Development Review, Vol. 13, No. 4, Published by: Population Council,
December 1987, p. 639 – 670.
Pepper, S., Civil war in China, the political struggle: 1945 – 1949, Lanham, Maryland:
Rowman & Littlefield Publishers Inc., 1999.
Plasschaert, S., China: Inzicht in zijn doorbraak, Leuven: Davidsfonds, 2007.
Prins, De, H., Wijngaert, Van Den, M., Oost tegen West, Noord tegen Zuid, De
Wereldgeschiedenis van af 1950, Antwerpen: Garant, 2005.
Pryor, F. L., „„A Buddhist Economic System. In Principle: Non-Attachment to Worldly
Things Is Dominant but the Way of the Law Is Held Profitable‟‟, American Journal of
Economics and Sociology, Vol. 49, No. 3, American Journal of Economics and Sociology,
Inc., 1990, p. 339-349.
Pryor, F. L., „„A Buddhist Economic System. In Practice: The Rules of State Policy Making
of the Ideal Kings Sought a 'Middle Way' between Right and Left‟‟, American Journal of
Economics and Sociology, Vol. 50, No. 1, American Journal of Economics and Sociology,
Inc., 1991, p. 17-32.
Sanders, R., „„The Political Economy of Chinese Environmental Protection: Lessons of the
Mao and Deng Years‟‟, Third World Quarterly, Published by: Taylor & Francis, Ltd., 1999,
Vol. 20, No. 6, p. 1201-1214.
Schumacher E. F., Hou het klein – Een economisch studie waarbij de mens weer meetelt,
Schoten: Uitgeverij Westland n.v., 1973. ( Vertaling door J. Bernard, oorspronkelijke titel:
Small is beautiful – economics as if people mattered, London: Blond & Briggs, 1973.
Shapiro, J., Mao‟s war against nature: Politics and the environment in Revolutionary China,
Cambridge: Cambridge University Press, 2001.
Silva, De, P., Environmental philosophy and ethics in Buddhism, London: MacMillan Press
Ltd, 1998.
Sivaraksa, S., „„Economic Aspects of Social and Environmental Violence from a Buddhist
Perspective‟‟, Buddhist-Christian Studies, Vol. 22 , University of Hawai'i Press , 2002, p. 4760.
Sun Jianling 孙健灵, fojiao jingjixue lun gang 佛教经济学论纲 ( de theorie en het principe
van een boeddhistische economie) , fojiao yanjiu 佛教研究 ( onderzoek naar boeddhisme),
2002, p. 24 – 32.
Tan, Qixiang 谭其骧, Jian ming Zhongguo lishi dituji 简明中国历史地图集, (Historische
atlas van China), Beijing 北京: Zhongguo ditu chubanshe 中国地图出版社, 1996.
Thaxton, R., Catastrophe and contention in rural China: Mao‟s Great Leap Famine and the
origins of righteous resistance in Da Fo Village, New York: Cambridge University Press,
2008.
56
Tubilewics, C., Critical Issues in Contemporary China, London and New York: Routledge,
2006.
Tulder, van, R. en Zwart, van der, A., International business-society management: linking
corporate responsibility and globalization, Oxon and New York: Routlegde, 2006.
Vermeren, P., De HR-ballon: tien populaire praktijken doorprikt, Gent: Academia Press, 2007.
Vernooij, D., „„Economie en hebzucht‟‟, Vorm & Leegte, kwartaalblad boeddhisme, mens,
samenleving – 52, 2009.
Vylder, De, G., Globalisering, groei en ontwikkeling: een andere kijk op de hedendaagse
economische wereldgeschiedenis ( 1776 – 2005) , Antwerpen: Garant, 2006.
Warr, P., Thailand beyond the crisis, London and New York: RoutledgeCurzon, 2005.
Wei Chengsi 魏承思, 中国佛教文化论稿, Shanghai 上海: renmin chubanshe 人民出版社,
1991.
Weber, T., „„Gandhi, Deep Ecology, Peace Research and Buddhist Economics‟‟, Journal of
Peace Research, Vol. 36, No. 3, Published by: Sage Publications, Ltd., May, 1999, p. 349361.
Ye Shuxian 叶舒宪, fojiao jingjixue de ganzhao 佛教经济学”的感召 ( de inspiratie van de
boeddhistische economie) ,yue haifeng 粤海风, 1999.
Zadek, S., „„The Practice of Buddhist Economics? Another View‟‟, American Journal of
Economics and Sociology, Vol. 52, No. 4, Published by: American Journal of Economics and
Sociology, Inc., 1993, p. 433-445.
Zhao, S.,„„Deng Xiaoping's Southern Tour: Elite Politics in Post-Tiananmen China‟‟, Asian
Survey, Vol. 33, No. 8, Published by: University of California Press, Aug., 1993, p. 739-756.
Zsolnai, L., „„Moral responsibility and economic choice‟‟, International Journal of Social
Economics, Vol. 24 No. 4, 1997, p. 355-363.
Zsolnai, L., (ed.) Ethics in the Economy - Handbook of Business Ethics, Oxford - Bern Berlin - Bruxelles - Frankfurt am Main - New York – Wien: Peter Lang Academic Publisher ,
2002.
Laszlo Zsolnai, et al., 'Globalization and the Community', European Business Forum, 2004.
Zsolnai, L., „„Extended Stakeholder Theory‟‟, Society and Business Review, no. 1, 2006, p. 37
– 44.
s.n., Cihai 辭 海 (Zee van woorden), 3 vols., Shanghai 上海: Shanghai Cishu Chubanshe 上海
辞书出版社, [1938/ 1979/1982] 1989.
s.n., National Research Council (U.S.), Development, Security, and Cooperation, National
Academy of Engineering, Urbanization, Energy, and Air Pollution in China: The Challenges
Ahead -- Proceedings of a Symposium, Washington D. C. : The National Academies Press,
2004.
57
2. Krantenartikels
De Standaard Online, INTERVIEW: Laszlo Zsolnai over Boeddha in de economie,
Bevrijding van het lijden in plaats van het vervullen van behoeften, 23/10/2004.
Het laatste nieuws: België vuilste in West – Europa, krant van woensdag 12 en donderdag 13
mei 2010.
3. Internetsites
Omtrent mijn opzoekingen rond E. F. Schumacher was deze site van groot belang:
http://www.smallisbeautiful.org/
Op deze site staan veel artikels van Laszlo Zsolnai die ik gebruikt heb ik deze masterproef:
http://laszlo-zsolnai.net/
Christian Egge, Interview on Buddist Economics with Laszlo Zsolnai, Cambridge, 18
november 2009.
www.chinaview.cn: editor: Yan, soil erosion threatens China, 20 november 2008.
4. Afbeeldingen
http://blog.roodo.com/miklos/888260d8.jpg
http://www.nfdaily.cn/.../07/content_5723524.htm
http://www.unu.edu/unupress/unupbooks/uu11ee/uu11ee1f.gif
58
Download