DNA Het menselijk lichaam bestaat uit zeer veel en verschillende cellen (dit zijn hele kleine zelfstandige onderdelen van het lichaam die alleen onder een microscoop zichtbaar zijn, zie figuur 1). Bepaalde groepen cellen lijken op elkaar en andere verschillen, zo zijn er bijvoorbeeld bloedcellen, botcellen, huidcellen en maagcellen. De verschillen tussen cellen hangen samen met de functie van de cel. Cellen in de maag moeten bijvoorbeeld zuren produceren voor de spijsvertering en cellen in de hersenen vervullen taken die nodig zijn voor het vasthouden van herinneringen. De functie van een cel staat vastgelegd in de genen. Genen liggen op chromosomen. Het menselijk lichaam bestaat uit 23 chromosoomparen, dus 46 chromosomen. De chromosomen zijn de dragers van de erfelijke informatie, DNA (zie figuur 2). Cellen zijn onderling verschillend, doordat verschillende cellen verschillende stukken van de 46 chromosomen, dus verschillende genen aflezen. Behalve dat er verschillen zijn tussen cellen in één persoon, zijn er ook verschillen tussen mensen. Deze verschillen zijn er, doordat bij de meeste mensen het DNA onderling verschilt. Daardoor hebben sommige mensen blond haar en andere mensen weer rood haar. Figuur 1) Het menselijk lichaam bestaat uit vele cellen. Deze cellen bevatten DNA. Hoe wordt erfelijk materia al doorgegeven? In tegenstelling tot de gewone lichaamscellen bevatten de eicellen van de vrouw en de zaadcellen van de man slechts 23 enkele chromosomen (zie figuur 3). Bij de bevruchting ontstaat een kind dat 23 paar chromosomen in de lichaamscellen heeft. Van ieder paar heeft het kind één chromosoom van zijn vader gekregen en één chromosoom van zijn moeder. Op deze manier wordt het erfelijke materiaal van de vader en moeder doorgegeven aan hun kinderen. In figuur 3 kunt u zien hoe dit werkt. Van de 23 chromosoomparen zijn er voor de duidelijkheid maar 2 getekend. Een- en twee-eiige tweelingen Bij een eeneiige tweeling vindt kort na 2) Genen liggen op chromosomen en de bevruchting een splitsing van de Figuur chromosomen zijn gemaakt van DNA. bevruchte eicel plaats. Er ontstaan dan twee kinderen die precies hetzelfde erfelijke materiaal van hun ouders hebben gekregen. Bij het ontstaan van een twee-eiige tweeling worden tegelijkertijd twee eicellen bevrucht. De twee kinderen krijgen erfelijk materiaal dat niet helemaal hetzelfde is. Het kan immers voorkomen dat ze ieder een ander chromosoom krijgen van vader, moeder of van allebei. Twee-eiige tweelingen lijken genetisch net zoveel op elkaar als broertjes en zusjes die geen tweeling zijn. Hoe wordt bepaal d of een tweelin gpaar een- of tweeeiig is? Bij eeneiige tweelin gen is het DNA hetzelfd e en daarom zien ze er ook precies hetzelfde uit. Bij twee-eiige tweelingen is het DNA netzo verschillend als bij andere broers en zussen die niet tegelijk geboren zijn, daarom lijken ze ook minder op elkaar dan eeneiige tweelingen. Bij een zygositeitstest wordt bekeken of het DNA van de tweeling hetzelfde of verschillend is. In figuur 4 is een voorbeeld gegeven van zo’n test, DNA fingerprinting. Wanneer het DNA helemaal hetzelfde is, is de tweeling eeneiig. Wanneer het DNA verschillend is, is de tweeling twee-eiig. Het erfelijke materiaal van een eeneiige tweeling kan immers niet verschillend zijn. Figuur 4) Voorbeeld van DNA fingerprinting