Tien tijdvakken van Geschiedenis (bron: Histoforum en website kunst-en-cultuur.) Prehistorie/de tijd van de jagers en boeren tot 3000 v. Chr. Oudheid/de tijd van Grieken en Romeinen 3000 v. Chr. – 500 n. Chr. De tijd van monniken en ridders 500 – 1000 De tijd van de steden en staten 1000 – 1500 Renaissancetijd/de tijd van ontdekkers en hervormers 1500 – 1600 De tijd van regenten en vorsten 1600 – 1700 Tijd van Pruiken en Revoluties 1700 - 1800 De tijd van burgers en stoommachines 1800-1900 Tijd van wereldoorlogen 1900-1950 Tijd van televisie en computer 1950 - ?? Prehistorie/de tijd van de jagers en boeren tot 3000 v. Chr. 1. De levenswijze van de jager-verzamelaars: Samenleving van jager-verzamelaars: mensen die rond trekken en ze leven van de dingen die ze in de natuur vinden. Dit doen ze door middel van jagen(de wapens maakten ze van vuurstenen), vissen en het verzamelen van bessen en bramen etc. Als er niet genoeg eten meer was op een plek trokken ze verder naar een andere plek. De mensen leefden in groepen van tientallen mensen. Het grootste deel van de prehistorie leefden ze op deze manier. 2. Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen: ·De landbouw ontstond doordat nomaden in de wild producten werden verzameld, zoals gerst en tarwe. Door de kennis die opdeden over deze planten, gingen ze zelf zulke producten verbouwen. Op het begin was het een aanvulling op de overige producten die hadden verzameld of het gejaagde voedsel. De nomaden gingen ook beesten temmen, zo ontstond de veeteelt. Zo ontstond er een landbouwsamenleving. Landbouwsamenleving: Is een samenleving waarbij ze landbouw de meeste voorkomende bestaan is van overleven. Tijdens een landbouwsamenleving is er weinig handel en zijn er weinig ambachten. De eerste voorkoming van een landbouwsamenleving was rond het jaar 10000 v. C. in het Midden-Oosten. Een grote verandering met de jagerverzamelaars is dat ze op een plaats bleven wonen. Ze gingen ook opzoek naar nieuwe technieken om hun productie te verbeteren. 3. De ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen De boeren ontdekken steeds betere technieken, waardoor ze meer konden produceren. Hierdoor hadden ze producten over. Deze producten konden ze verhandelen en sommige boeren gingen zich specialiseren in een bepaald product. Hierdoor ontstonden er ambachten, zoals het maken van gereedschap, aardewerk of kleding. Doordat de handel opgang kwam, groeiden de dorpen uit tot steden. In zulke steden werden producten verhandeld en vestigen ambachten zich om de producten makkelijker te kunnen verhandelen. Oudheid/de tijd van Grieken en Romeinen 3000 v. Chr. – 500 n. Chr. 4. De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat Het denken over de burgerschap in een Griekse stadstaat was heel verschillend omdat ze vaak wisselden van de regeringsvorm, bijv, monarchie, tirannie, aristocratie, oligarchie of democratie. Per stadstaat was dit verschillend. Een stad als Athene had eerst een monarchie, daarna een aristocratie en vervolgens een tirannie. Binnen de tirannie mochten alleen de vrije mannen stemmen, vrouwen, kinderen en slaven mochten niet stemmen. Deze waren van de burgerschap uitgesloten. De mensen die de wetten bepalen waren de ekklesia. Het wetenschappelijk denken in Griekenland ontstond in de 6e eeuw voor v. C. in Ionië. Ze gingen op een wetenschappelijke manier kijken naar de natuur. Ze vroegen zich verschillende dingen af. Zoals alles begon met een oerstof, welk vorm heeft de aarde. Ze gingen zich richten op verschillende dingen van de wetenschap. Ze bedachten verschillende natuurlijke wetten en wiskundige stellingen. Hippokrates legde ook de basis voor de medische wetenschap. 5. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur De Griekse architectuur is in het begin sterk beïnvloed door de Egyptische kunst. De beelden waren plat en stijf. Geleidelijk zagen de Griekse kunstenaars in dat beelden er beweeglijker uitzagen als niet alles vast op de grond stond en gezichten met een glimlach meer levendiger. De goden moesten niet op mensen lijken, hierdoor moest alles mooier en perfecter worden gemaakt. Perfect zagen de Grieken als teken van goddelijkheid. In de kunst, literatuur, architectuur etc. namen de Romeinen veel dingen over van de Grieken. De voorbeelden van klassieke cultuur werd een groot voorbeeld voor het hele rijk van de Romeinen. Nadat de tijd vorderde ontwikkelen de Romeinen een eigen stijl. De Romeinen gingen vooral voor realistische portretten. Ook in de bouwkunst is de invloed van de Griekse bouwkunst merkbaar. Zoals het Colosseum in Rome heeft een Griekse buitenkant met zuilen. 6. De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde Rome werd in 754 v. C. gesticht. Vanuit Rome werd Italië veroverd rond 500-300 v. C. Hierna veroverde ze de landen Spanje en Portugal. Na een strijd van honderd jaar versloegen ze machtige Carthago. Hij had een gebied rond de Middellandse Zee. In het oosten werd Macedonië, Balkan en Griekenland aan het gebied toegevoegd. Hierna werden nog verschillende delen aan het rijk toegevoegd. Rome was altijd republiek totdat Julius Ceasar de macht greep. In het hele rijk verspreidde de Grieks-Romeinse cultuur. Ze bouwden overal bruggen, aquaducten en amfitheaters. Ze bouwden tempels en Griekse stijl en maakten wegen. In het hele rijk wordt Latijn gesproken of een taal wat erg op het Latijns lijkt. 7. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa. De Romeinen vielen rond 12 v. C. Nederland binnen. Ze wouden dit toevoegen aan hun rijk. Maar ze worden door de Germaanse stammen verdreven. De Romeinen trokken zich terug tot de Rijn, de Rijn bleef 400 jaar de grens tussen de Romeinen en de Germanen. Op den duur raakte de grens in verval, de Germanen namen stukken grond over en eigen koninkrijken en gingen de oorspronkelijke bewoners overheersen. Maar ze namen wel de Romeinse cultuur en talen over. De Germanen bewonderen de cultuur van de Romeinen. 8. De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstisch godsdiensten Monotheïsme: Godsdienst met een god, vb. jodendom, christendom en de islam. Volgens het jodendom zag Abraham als eerste dat er maar een god was die de aarde en hemel had geschapen. De profeet Mozes ging terug naar het beloofde land, dat ze eerst hadden verlaten door een hongersnood. Op de berg Sinai ontving Mozes de Tien geboden, de wetten voor de joden en christenen. Rond 1000 v. C. verenigde de joodse stammen zich in Israël. Maar dit rijk viel uiteen. Tijdens de Romeinse overheersing raakten ze verstrooid over het grote rijk van de Romeinen. Rond de 30 n. C. trok Jezus rond in Judea. Hij werd gearresteerd door de Romeinen, die een opstand vreesden. Hij werd aan een kruis geslagen en werd in een grot gelegd. Hij stond weer op na 3 dagen. Hierdoor werd hij gezien als de zoon van God. De eerste volgelingen van Jezus vormden een stroming binnen het jodendom. Paulus zorgde ervoor door lange reizen van de verspreiding van het geloof. Hierdoor ontstonden er overal christelijke gemeenschappen. 200 jaar n. C. kwam er een kloof tussen het jodendom en het christendom. De verhalen werden eerst verteld maar werden nu in een boek opgeschreven, het nieuwe testament. Het oude testament werd de Bijbel genoemd. De tijd van monniken en ridders 500 – 1000 9. De verspreiding van het christendom in geheel Europa In West-Europa bleef het christendom in het gedrang. Dit kwam door de Germaanse invasies en het uiteenvallen van het Romeinse rijk. Hierdoor probeerden monniken het geloof te verbreidden naar Ierland. Het keerpunt in dit proces is de bekering van Clovis. Clovis en zijn opvolgers bevorderen het christendom in Frankrijk. Rond 600 brachten de Ierse monniken het geloof terug naar Engeland. De paus stuurde mensen naar de Friezen en Duitsland. Door de overwinningen van Frankrijk onder leiding van Karel de Grote werd het christendom vergroot. Na de dood van Karel kwam het christendom weer in het gedrang. Maar door de hulp van Duitse keizers bekeerden de Polen, enkele Slavische vorsten en Scandinavische vorsten zich tot het christendom. 10. Het ontstaan en de verspreiding van de islam Het begon toen Mohammed een visioen kreeg op de berg Hira. Hij weigerde drie keer, maar hierna liet Allah de woorden uit zijn mond stromen. Tot hij zijn dood kreeg hij visioenen door die zijn volgelingen uit de kop leerden. Na zijn dood werd alles opschreven en ontstond het heilige boek de Islam. De islam was een ander soort godsdienst dan het christendom, ze moesten helpen het geloof te vergroten(de jihad. Mohammed werd in 622 verdreven in Mekka en vestigde zich in Medina, hier kreeg hij de politieke macht zodat dit de eerste islamitische staat werd. Steeds meer stammen erkenden zijn gezag. Hierdoor kon hij zonder iemand te doden Mekka veroveren. Na de dood van Mohammed vergroten de volgelingen de islam met een groot tempo. Ze vielen Het Byzantijnse Rijk binnen en veroverden het. Rond 660 gingen ze verder, hun rijk was tot de rivier de Indus en ver in Centraal-Azie. In het westen veroverden ze Noord-Afrika. Rond 711 stoken ze over naar Spanje en drongen door het hart van het Frankische Rijk. Het Frankische Rijk werd verslagen en verborgen zich achter de Pyreneeën. 11. De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrische-urbane cultuur door een zelfvoorzienend agrarische cultuur, georganiseerd via hofstel en horigheid De mensen leefden in Romeinse rijk in een argrarische-urbane cultuur. Dit was een cultuur waarin er steden waren waarin handel werd gedreven in de producten die de boeren overhadden en de producten van ambachten. Door het vervallen van het Romeinse Rijk, ging West-Europa ten onder aan de chaos en geweld. De steden verdwenen en hierdoor verdween de handel en nijverheid. De economie bestond op dit punt bijna alleen uit de agrarische sector. Grotendeels werden de mensen autarkisch: mensen leefden van het eigen land en consumeren het grootste deel zelf. De vrije boeren en slaven bleven bestaan. Maar er kwam een nieuw soort klasse van mensen de horigheid. De horigen waren niet helemaal rechteloos en hadden vaak land. Ze moesten in ruil allerlei verplichtingen aangaan, in ruil kregen ze wel bescherming van de heer. Zo ontstond het hofstelsel, grootgrondbezitters hadden hun landgoed een hof, vroonland(dit was van de heer hier stonden bijgebouwen en het hoofdgebouw) en het hoevenland(dit was van de boeren). 12. Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur Vanaf de 8e eeuw ontstond het feodalisme. Het feodale stelsel kwam erop neer dat een heer een stuk grond in leen gaf aan een dienaar/vazal/leenman. In ruil hiervoor moest een vazal zijn leven lang trouw blijven aan de heer. Het kwam het eerst voor onder de Frankische Rijk van Karel de Grote. Karel deelde zijn rijk in en paar honderd districten met aan edelen. Deze heren moesten namens dat gebied recht spreken en besturen. Karel gaf er niets voor in ruil omdat er in die tijd geen geldeconomie was. De tijd van de steden en staten 1000 – 1500 13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een landbouwstedelijke samenleving De groeiende bevolking kon worden gevoed doordat de landbouw steeds werd uitgebreid en verbeterd. Door de betere technieken was er een groot overschot aan producten. De producten die ze over hadden konden ze door verhandelen. Er waren ook boeren die zich gingen specialiseren in een product. Op de plaatsen waar ze de producten verhandelen ontstonden er steden of de Romeinse steden bloeiden weer op. Door de opkomst van de steden ontstond er weer een landbouwstedelijke samenleving. De mensen in de steden waren heel erg afhankelijk van de productie van de boeren in de buurt. 14. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden Mensen kregen toestemming van de heren om een aparte gemeenschap te vormen, in ruil voor belasting. De heer liet wel een man in de stad toezicht houden, de schout of baljouw. Dit was het enige wat de heer in de stad bepaalde. Over de rest maakten de burgers de dienst uit, ze zaten in de rechtbank en rechtsbestuur. De heersers verdienden goed aan de stadsrechten want de mensen in de stad hadden steeds meer geld. Ze waren hierdoor minder afhankelijk van de opbrengst van hun eigen land en hadden zo geen horigen meer nodig. Maar door dat steden steeds machtiger werden nam de macht van de adel wel af. Gemiddeld gingen er in de steden meer mensen dood dan dat er geboren worden, deze werden aangevoegd door de burgers op het platte land. Veel van deze boeren wouden dit omdat ze liever in de woonden dan op het hof van een ridder. 15. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke, dan wel geestelijke macht het primaat moest hebben De Duitse keizer en de paus zagen zichzelf allebei als opvolger van de Romeinse keizers. Door hun toenemende macht leidde dit toch de vraag wie de hoogste macht had. Volgens de Paus was het zo, die door Jezus wordt aangewezen als zijn vervangers, had de paus het laatste woord. Hier moesten alle vorsten naar luisteren. De Duitse keizer zag het niet zo. Hij had een grote invloed in de kerk en dit wou hij behouden. Hij benoemde bisschoppen tot hertog of graaf, hierdoor hadden ze wereldlijke macht. Hierdoor waren ze steunpilaren van de macht van de Duitse keizer. De strijd kwam echt los toen Hendriks een aartsbisschop van Milaan benoemde, maar dit had de paus al gedaan. Hierdoor werd de keizer verband uit de kerk. Hij moest dit bijleggen van de vorsten in zijn rijk. Anders zouden ze een andere keizer kiezen. 16. De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van de kruistochten Expansie: Uitbreiding, dit werd onder andere via kruistochten bereikt. Urbanus stuurde christelijke ridder op om naar Palestina te gaan, dit deed hij niet alleen om het geloof. Het had ook te maken met de economische situatie van Europa. Maar dit deed hij omdat het keizerrijk van Byzanium werd aangevallen door Turkmenen. Op deze manier begonnen de kruistochten. Een paar van de ridders die mee gingen deden dit om een rijk te creëren. Dit konden ze niet in Europa. Ze veroverden Palestina, maar in 1187 raakten ze Jeruzalem kwijt aan de Turkmenen. Nadat ze werden verdreven kwam er steeds meer kruistochten. Waarmee meerdere koningen meededen. Maar rond 1300 hadden de Turkmenen alle grond van Palestina veroverd. 17. Het begin van staatsvorming en centralisatie De koningen moesten in de tijd van ridders en monniken steeds van het ene hof naar het andere reizen. Ze moesten hier hun macht tonen. Gaandeweg werd dit veranderd. De vorsten kozen een stad als centrale plaats en proberen daardoor meer macht te krijgen in hun koninkrijk. Dit noemen we centralisatie. Om dit te kunnen hadden de koningen meer geld nodig. Door de komst van de geldeconomie maakte het makkelijker om het rijk te besturen. Ze konden nu makkelijker belasting heffen en met geld konden ze leenmannen kopen en het leger en de ambtenaren mee betalen. Met behulp van ambtenaren probeerden de koningen regels in te voeren die voor alle inwoners gelden. Dit was het begin van de staatsvorming, de ontwikkeling waarbij een gebied meer als een eenheid wordt bestuurd door een overheid vanuit een hoofdstad. Renaissancetijd/de tijd van ontdekkers en hervormers 1500 – 1600 18. Het begin van de Europese overzeese expansie Rond de 15e eeuw kenden de Europeanen maar een klein deel van de aarde. Ze dachten dat de aarde plat was of dat ze naar de evenaar vaarden dat ze levend werden verbrand. Het verre China en Indië lokten, door de Oosterse producten als zijde en specerijen. Ze gingen opzoek naar nieuwe vaarroutes omdat de islamitische heersers in het Midden-Oosten ze niet doorlieten. In 1488 ronde Diaz als de eerste de Kaap de Goede Hoop. In 1493 bereikte Columbus Indi via een vaarroute in het westen. In 1498 voer Vasco de Gama als eerste Europeaan naar Indie. Door de ontdekking van het nieuwe werelddeel gingen de Spanjaarden opzoek naar nieuwe delen in het nieuwe werelddeel. De Spanjaarden en Portugezen probeerden hun concurrenten van hun zeeroutes te weren. Daarom zochten de Engelsen, Fransen en Hollanders de rijkdommen via andere wegen. Nederland probeerde via een noordelijke zeeroute Indië te bereiken. 19. Het veranderde mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling De renaissance werd de vroegmoderne tijd genoemd. De renaissance ontstond in grote Italiaanse steden. De rijke mensen gingen steeds meer de goede kant van het leven zien. Verder hielden ze zich ook minder bezig met God en het hiernamaals. Verder kwam er weer belangstelling voor de Griekse en Romeinse beelden. Ze werden nu beoordeeld op de schoonheid. Oude klassieke boeken werden vertaald en het bestuderen. Er ontstond een nieuwe stroming het humanisme. Deze nieuwe stroming kenmerkte vooral door de studie van de klassieke filosofie, literatuur of kunst. Ook de natuurwetenschappers gingen anders denken ze kwamen erachter dat de zon een stilstaand middenpunt was van het heelal en dat de aarde hieromheen draaide. De kunstenaars richten zich meer op de natuur. 20. De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke Oudheid. Aan het eind van de middeleeuwen ontstond in Italië belangstelling voor de Grieks-Romeinse beelden, architectuur en ruines. Ook filosofen en schrijvers lieten zich inspireren door de klassieke oudheid. Dit waren de humanisten. De humanisten wilden de mens bestuderen los van wat de kerk zei. Ze gingen veel teksten bestuderen uit de Griekse oudheid. Veel teksten in de bijbel werden in de loop veranderd ten goede van de kerk. De humanisten wilden dit herstellen. Een voorbeeld van een humanist was Erasmus. 21. De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had. Erasmus maakte een nieuwe vertaling van de bijbel, hierdoor kreeg hij kritiek van de kerk. Hij bleef wel katholiek want hij wilde geen kerkscheuring. Maar hij was wel de voorloper op de kerkhervorming. Er was al tijden kritiek op de kerk, maar er kwam wel mensen in opstand. Maar dan werden ze beschuldigd van ketterij. Maar dit lukte niet in 1517 toen Luther zich verzette tegen de kerk. Dit veroorzaakte een splitsing van de kerk. De paus dreigde Luther uit de kerk te zetten, maar deed hij niets op uit. Hij werd nog uitgenodigd voor een gesprek maar dit weigerde hij. Maar enkele Duitse vorsten boden hem bescherming. Calvijn zorgde ervoor dat het protestantisme zich uitbreidde. In het begin werd het in veel landen onderdrukt daardoor was het nog niet echt zichtbaar. Er werden geheime bijeenkomsten georganiseerd in Nederland. Toen ze in 1566 zich verzetten bleek het veel aanhangers te hebben. 22. Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van de Nederlandse staat Rond 1515 werd de Nederlanden bestuurd door Karel V. Maar alle gewesten hadden eigen gewoontes en regels. Maar hij kreeg het steeds lastiger met het bestrijden van het protestantisme en richtte een eigen rechtbank tegen misdrijven tegen het geloof. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Filips II, hij stelde zijn zus aan als landvoogdes. Maar doordat de calvinisten openlijk bijeen kwamen stelde Filips de hertog van Alva aan om de orde te herstellen in de Nederlanden. Door de harde aanpak vluchtten veel mensen naar Duitsland, onder wie Willem van Oranje. Onder leiding van hem werd er begonnen een invasie te organiseren. Op 1 april 1572 namen de geuzen Den Briel in. In de weken daarna liepen veel steden over naar de Opstand. De Spanjaarden kregen het steeds moeilijker. Ze werden verdreven uit de Nederlanden. Maar Filips pikte dit niet en benoemde hertog van Parma tot landvoogd, die wist met een aantal zuidelijke gewesten een verbond. De andere gewesten sloten een bondgenootschap: de Unie van Utrecht. Het leek dat de Spanjaarden wonnen, maar doordat hij opeens de opdracht kreeg om een invasie te beginnen tegen Engeland. Hij ging ten onder voor de Engelse kust. De Nederlanden gingen verder als Republiek der Verenigde Nederlanden. Door veroveringen werd hun gebied steeds groter. De tijd van regenten en vorsten 1600 – 1700 23. Het streven van vorsten naar absolute macht. De vorsten streefden steeds naar meer. Dit leidde tot absolute macht waardoor de macht van de adel en de steden af nam. Een goed voorbeeld hiervan is Lodwijk XIV. Ze beslissen alles zelf zonder toestemming te vragen aan andere mensen. De vorsten probeerden gezag af te dwingen zodat het volk niet in opstand kwam. 24. De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economische en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek. De Republiek werd niet bestuurd door vorsten, maar door een groep regenten. Maar eigenlijk werden de gewesten apart bestuurd met aparte regels en wetten. De steden werden bestuurd door een vroedschap. De stadhouder was de hoogste functie in de gewesten. In de Staten-Generaal werden beslist over de buitenlandse politiek, in- en uitvoerrechten en het leger/vloot. Amsterdam was de belangrijkste stapelmarkt van Europa. Ze werden vooral groot doordat veel rijke protestanten naar Amsterdam vluchtten. Ze brachten hierdoor kennis, geld en contacten mee naar de Republiek. De Staten-Generaal ondersteunde de handel. Doordat de economie opbloeide gingen steeds meer rijke ondernemers geld investeren in kunst. Ze probeerden door de kunst te pronken tegen andere ondernemers. Ook doordat er veel aandacht was voor de wetenschap konden ze verder groeien en trokken veel buitenlandse studenten naar de Republiek. 25. Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie Kooplieden uit Nederland en andere landen uit Europa investeren in handel met landen uit Afrika, Amerika en Azië. Deze kooplieden zorgden dat producten en geld de hele wereld rondgingen, de wereldeconomie kwam tot stand. In Nederland werd de Verenigde Oost-Indische Compagnie(VOC) opgericht. De VOC dreef handel in de Azië. Ze hadden in Nederland een monopolie naar Azië, andere Nederlanders mochten geen handel drijven in Azië. Nederland dreef ook handel naar West-Afrika en Amerika. De West-Indische Compagnie richtte zich op de handel in slaven en goud vanuit Afrika en suiker en andere tropische producten uit Zuid-Amerika. De WIC beheerde verder kolonies in o.a. Brazilië en Noord-Amerika. 26. De wetenschappelijke revolutie Een nieuwe manier van denken brak door. Dingen zoals de plat was, de aarde en andere planeten rond de zon draaiden. Dit leidde tot nieuwe ontdekkingen De wetenschappelijke revolutie brak door eigen observaties, experimenten en logische redeneren. Maar veel wetenschappers werden onderdrukt door de kerk. Ze vonden dat ze niet moesten ingaan op de ideeën van de kerk. Tijd van Pruiken en Revoluties 1700 - 1800 27. rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen. In de 18e eeuw dachten filosofen dat met het verstand alles was te verklaren en dat iedereen in de samenleving met deze gedachten moest leven. Dit noemden ze de verlichting. Het verlicht denken zal een einde maken aan de duistere tijd van domheid etc. Ze hadden ook nieuwe gedachten over God. Door de ideeën van de verlichte denkers werden alle mensen ook als gelijk beschouwd. 28. Voorbestaan voor het ancien regime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze te geven(verlicht absolutisme) Na de dood van de Zonnekoning zetten de opvolgers van hem in Frankrijk het absolutisme voort. Maar ze konden niet voorkomen dat de adel hun privileges herstelden. Sommige vorsten zoals Frederik de Grote, de Pruisische koning. Zetten het absolutisme wel voort en de rechten van adel bleven wel. Maar ze probeerden verlichte ideeën door te voeren, zoals de vrijheid van godsdienstvrijheid of vrijheid van meningsuiting. Er waren natuurlijk ook grenzen als iets te ver ging of schadelijk was voor zijn rijk. 29. Uitbouw van de Europese overheersing, voornamelijk in de vorm van plantageklonen en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel en de opkomst van het abolitionisten. Veel handelaren maakten verre reizen om hun producten/goederen te ruilen voor bepaalde producten/goederen. Door deze handel is de trans-Atlantische slavenhandel ontstaan. Dit was een onderdeel van de driehoekshandel tussen Europa, Afrika en Amerika. In Afrika werden de slaven verkocht aan Europese handelaren. Deze slaven werden naar Amerika gebracht, deze slaven werden geruild voor producten die daar werden verbouwd op het land. Deze producten werden weer naar Europa vervoerd. Rond 1700 kwam er blank protest tegen slavernij. Ze werden geïnspireerd door de verlichting, verlichte critici vonden dat slavernij in strijd was met de natuurlijke gelijkheid van de mensen. In 1787 werd er in Groot-Brittannië een afschaffingbeweging ontstaan. 30. De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap. In de 18e eeuw ontstond er een reeks van democratische revoluties, dit zijn revoluties waarbij een democratische grondwet wordt ingevoerd. Hierbij werden adellijke voorrechten afgeschaafd. Niet in elk land waren de resultaten hetzelfde. In Frankrijk werd de koning afgezet en werd de Staten-Generaal weer opgericht, hier had elke stand dezelfde inbreng. In Nederland werd de stadhouder afgezet, hierdoor werd Nederland een democratie. In Amerika werd een democratische grondwet ingevoerd, hierbij werd de Verenigde Staten opgericht. De tijd van burgers en stoommachines 1800-1900 31. De industriële revolutie de in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving. Eeuwenlang had de mensheid gewerkt met handen. Alles werd gedaan met spierkracht en wat kleine hulpmiddelen. Maar tijdens de industriële revoluties werden deze vervangen door machines, die aangedreven werden door stoom. Steeds meer mensen gingen van het platteland naar de stad om hier in fabrieken te gaan werken. Door de industriële revolutie werd de samenleving in plaats van een agrarische-urbane samenleving naar een samenleving waar een groot deel in de fabrieken werken. 32. Discussies over ‘de sociale kwestie’. Door de slechte werkomstandigheden en de landen werkdagen kwamen er wetten om de sociale kwestie in Nederland te verbeteren. Veel mensen werden in die tijd ziek door de slechte omstandigheden en slechte leefomstandigheden. Dit leidde er tot toe dat steeds meer mensen kwamen te overleden. Door sociale wetten wilden ze proberen de omstandigheden van arbeiders te verbeteren. 33. De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie. De Europese grootmachten kregen een strenge drang naar koloniale expansie. Ze vonden dat de pas meetelden als ze een groot koloniaal rijk in bezit hadden. Vooral in de jaren 1880-1900 ging het hard, in deze tijd werd zo’n beetje heel Afrika onderworpen. De expansie werd mogelijk gemaakt door de industriële revolutie, die raakte aan het eind van de 19e eeuw in een stroomversnelling. Er ontstonden nieuwe industrieën. De kolonies werden leveranciers van agrarische producten en delfstoffen. Europa zorgde voor industrieproducten, kapitaal en vervoer. 34. De opkomst van emancipatiebewegingen. De verlichte burgerij maakte in de 19e eeuw de dienst in Nederland uit. Confessionelen, socialisten en feministen eisten dat ze gelijk werden behandeld. Doordat de minderwaardige politieke-stromingen steeds meer zich gingen verzetten tegen de liberalen, ontstonden er protesten. Ze eisten verschillende dingen zoals vrouwenkiesrecht door de feministen en algemeen kiesrecht door andere stromingen. 35. Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen in het politiek proces. Nadat Nederland weer zelfstandig is, wordt Nederland samen met België het Koninkrijk der Nederlanden. Er kwam een grondwet en een parlement, maar de volksinvloed was er nauwelijks. Het parlement had geen macht. De eerste kamer werd gekozen door de koning en de tweede kamer door de provincies. In 1848 kreeg Nederland een nieuwe grondwet, de tweede kamer kreeg de meeste macht en werd gekozen door de burgers. De macht van de koning nam af. Nederland was nog niet een echte democratie omdat je stemrecht werd gekoppeld aan je inkomen. Vanaf 1870 kwamen de socialisten en linkse liberalen die kiesrechtuitbreiding eisten. Vanaf 1887 werd het kiesrecht toegekend aan mannen boven de 18. Dit werd in 1922 een algemeen kiesrecht en de vrouwen mochten ook stemmen. Dit kwam door het feminisme. 36. De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: nationalisme, liberalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme. In de 19e eeuw ontstonden er kwamen politiek-maatschappelijke stromingen, dit is een beweging die deel wil nemen aan het bestuur vanuit bepaalde opvattingen over de inrichting van de maatschappij. Er ontstonden verschillende partijen Nationalisme: een beweging die zich sterk maakte voor het eigen volk. Ze streefden naar een eigen natiestaat. Liberalisme: stelden burgerrechten en individuele vrijheden voorop. Ze hadden zo weinig mogelijk wetten om de economie te bevorderen. Confessionalisme: een stroming die uitgaat van het geloof. Feminisme: Ze streven naar een gelijkwaardige positie van de vrouw, door bijv. Kiesrecht voor vrouwen. 37. De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie. In de 19e eeuw gingen politieke partijen massaal gebruik maken van propaganda, ze probeerden mensen voor zich te winnen. Ze gebruikten van alles om hun boodschap duidelijk te maken, zoals vlaggen, vaandels etc. Ook in de oorlogen werden propaganda en communicatiemiddelen belangrijk. Het effect werd vergroot door nieuwe middelen zoals radio en film. In de 2e oorlog werden massa’s mensen aangesloten aan een massaorganisatie, alle landen van Duitsland moesten bijv. Lid worden van het Arbeidsfront. 38. Het in praktijk brengen van totalitaire ideologieën: communisme en nationaalsocialisme. Na de 1e wereldoorlog kregen veel totalitaire ideologieën veel aanhangers. Zij kwamen in verschillende landen aan de macht zoals in Duitsland, Rusland en Italië. Een totalitaire ideologie is een politiek systeem dat de controle van de maatschappij nastreeft en ze hebben een geheel van opvattingen over de maatschappij. Communisme: In Rusland nam Lenin in Rusland de macht. Zij streefden er naar dat alle arbeiders gelijk werden behandeld. Alles werd verdeeld over de arbeiders, iedereen kreeg even veel. Het werkte niet echt overal ontstonden stakingen, maar de revolutie bleef bestaan. Nationaalsocialisme: Een stroming wat in Duitsland plaatsvond. Het zijn stromingen die geweld verheerlijken, antidemocratisch en anticommunistisch zijn en de nadruk leggen op de rassenleer. Het ene volk is meer waard dan een ander ras. In Duitsland was het Arische ras superieur en er waren minderwaardige rassen zoals joden. 39. De crisis van het wereldkapitalisme. De Verenigde Staten stonden er in de jaren ’30 er heel goed voor. Maar in 1929 werden de aandelen opeens minder waard. Hierdoor nam het bezit van mensen af en hierdoor konden de mensen geen producten meer kopen. Hierdoor nam de consumptie af en kwamen er steeds meer mensen op straat. Doordat mensen al veel producten hadden gekocht van geleend geld, maar ze dachten dat ze het wel konden terug betalen omdat alles mogelijk was. Maar op dat moment hadden mensen geen geld meer om leningen af te lossen en kwamen ze diep in de schulden te zitten. Tijd van wereldoorlogen 1900-1950 40. Het voeren van twee wereldoorlogen. Wereldoorlog I De aanleiding voor de eerste wereldoorlog is het vermoorden van de kroonprins van Oostenrijk-Hongarije. Dit was niet alleen de oorzaak, maar de spanningen in Europa liepen hoog op. Er stonden twee blokken tegen elkaar. Duitsland en Oostenrijk-Hongarije tegen Rusland, Frankrijk en Engeland. Veel mensen zich aan voor de oorlog, er kwamen nieuwe wapens en de mobiliteit nam toe. De oorlog werd grotendeels uitgevochten in loopgraven. Na de oorlog waren de meeste landen het voeren van oorlogen zat. Het Verdrag van Versailles werd getekend. Wereldoorlog 2 Door de economische crisis van de ‘jaren 30 kwam Hitler aan de macht. Doordat door zijn aanpak de economie weer op de rails was in Duitsland, had Hitler veel aanhang. Hij zorgde vooral voor banen in de fabrieken, hier werden vooral producten gemaakt voor het voeren van oorlogen. In 1939 viel Duitsland Polen binnen, dit is het begin van de tweede wereldoorlog. Het rijk van Duitsland breidde snel uit. Maar het keerpunt was toen Duitsland Rusland binnenviel. Ze werden vanaf dat moment steeds verder teruggedrongen. In 1945 gaven de Duitsers zich over. De meeste spraakmakende gebeurtenis van de oorlog was het doden van 6 miljoen joden. 41. Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden. Genocide: Volkerenmoord, uitroeiing van een volk of bevolkingsgroep, bij de joden Holocaust genoemd. In Duitsland was na 1918 al een vijandigheid tegen de joden. Hitler wist hier als geen ander op in te spelen op de bevolking van Duitsland. Hij zei dat de joden smerig en kwaadaardig waren en dat de joden geen normale mensen zijn. Bij hem waren de Ariers het oppervolk. In Duitsland werden steeds meer dingen van de joden afgenomen. De Kristalnacht was het begon van de volkerwoede tegen de joden in 1938. De SS werd opricht die moesten het probleem van de joden in het geheim oplossen. De Tweede Wereldoorlog maakte de weg vrij voor het vermoorden van joden. Veel joden werden vermoord in concentratiekampen of werden zo vermoord. Meestal een grote groep bij elkaar. 42. De Duitse bezetting van Nederland. Nederland werd in 1940 in bezit genomen door Duitsland. De Nederlanders waren verbijsterd hierdoor ze dachten net als de Eerste Wereldoorlog weer neutraal te kunnen zijn. In het eerste jaar viel het mee het gewone leven ging gewoon verder. De Nederlandse Unie werd opgericht, het idee was om Nederland te vernieuwen. Maar in 1941 werd de Nederlandse Unie verboden omdat de Unie geen soldaten wou werven voor het oostfront. Sinds dat moment nam de onderdrukking en het terreur toe. Meer mensen gingen de Duitsers haten en er kwam steeds meer verzet tegen de Duitsers. In 1945 werd Nederland weer onafhankelijk van Duitsland. 43. Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering. Door de verbeterde productie van wapens etc. werden de wapens steeds sterker en dodelijker. Hierdoor ontstonden er nieuwe wapens zoals betere tanks, duikboten etc. In de 2e wereldoorlog werden door de Duitsers door middel van gifgas miljoenen mensen gedood en door de uitvinding van de atoombom in de tweede wereldoorlog werden in Japan duizenden mensen gedood. Door de uitvinding van steeds betere massavernietigingswapens werden steeds meer onschuldige burgers vermoord. Hierdoor werd de burgerbevolking betrokken bij de wereldoorlogen. 44. Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme. Na de 1e wereldoorlog kwamen er steeds meer koloniën in opstand tegen de heersers uit West-Europa zoals Engeland, Nederland en Frankrijk. Ze streefden naar onafhankelijkheid. Een goed voorbeeld hiervan is BritsIndië. In Nederlands-Indië was het verzet niet echt groot. Er was alleen verzet onder de hoogopgeleide Indonesiërs. Maar in 1933 braken de spanning los in demonstraties en onrust. Maar Nederland wou zich niet overgeven en er werden strengen wetten opgesteld. Het ging goed tot dat Japan Indonesië binnen viel. De Nederlanders werden gevangen genomen en werden onderdrukt. In 1945 werd Indonesië onafhankelijk. Tijd van televisie en computer 1950 - ?? 45. De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog. Nadat de Tweede Wereldoorlog voorbij was ontstond er een nieuwe oorlog, De Koude Oorlog. De VS en SovjetUnie hadden regels gemaakt over de machtsverdeling in Europa, Duitsland werd in twee delen gesplist. De wereld werd eigenlijk gesplist in twee machtsblokken. Dit hield stand tot 1989, de val de muur. Het Russische deel had het communisme en de Amerikaanse politiek. 46. De dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie in de wereld. Hegemonie: Overwicht in de wereld. Dekolonisatie: het onafhankelijk worden van kolonies. De Europese landen hadden veel macht door kolonies. Maar de kolonies werden steeds meer zelfstandig. Door de dekolonisatie nam de macht van West-Europa af. Hierdoor ontstond er een nieuwe hegemonie, dit waren de landen Rusland en de Verenigde Staten. 47. De eenwording van Europa. De Duitsers werden na de oorlog in heel Europa gehaat. Doordat de Duitsers na de oorlog snel het uit de puin herrees, groeide de angst voor een nieuwe oorlog. De Franse minister zag maar een uitweg, samenwerken met de aartsvijand. In 1952 werd de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal opgericht. Door deze samenwerking werd de Europese Economische Gemeenschap opgericht in 1958, ze hadden op het begin 6 leden maar het breid nog steeds uit. De Duitsers werden weer een eenheid door de val de muur. In Europa was weer de vrees dat er een nieuwe oorlog ontstond. Maar in 1992 werd er een verdrag opgesteld en dit leidde tot de Europese Unie. Deze heeft op het moment 25 leden. 48. De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen. Vanaf 1948 nam de welvaart in de westerse wereld toe. De regering in Nederland gaf ruim baan aan de industrie en begon met de opbouw van de sociale zekerheid, zoals de AOW. Hierdoor zochten mensen vrijheid en hadden nieuwe normen en waarden. In de jaren ’60 en ’70 gaven de Nederlanders steeds meer geld uit, mensen gingen minder naar de kerk, de komst van een seksuele revolutie en steeds meer huwelijken eindigen in scheidingen en er ontstonden vrouwenemancipaties. Deze zochten voor meer gelijkheid voor de vrouwen en hierdoor werd er anders tegen vrouwen aangekeken. 49. De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen. Door de komst van mensen uit koloniën naar Europa kwamen er steeds meer verschillende culturen in een land. Dit is een multiculturele samenleving. De mensen uit koloniën zagen in hun land geen toekomst meer en gingen naar Europa voor een betere toekomst. Alles leidde dit tot dat er steeds meer verschillende volken in Nederland en andere West-Europese landen.