Rope drawings Diane Steverlynck & workmates Objects by Diane Steverlynck, Maud Vande Veire and Chevalier-Masson 02.02.2012 – 10.03.2012 Valerie Traan gallery Reyndersstraat, 12 2000 Antwerpen belgium www.valerietraan.be thu – sat / 2 – 7pm or by appointment Veerle Wenes +32 475 75 94 59 In den beginne was de lijn Je zou de tentoonstelling van Diane Steverlynck, Maud Vande Veire, Anne Masson en Eric Chevalier als een soort scheppingsverhaal kunnen beschrijven. Een nieuwe versie van het boek Genesis: “In den beginne was de lijn”. En de lijn werd een werkwoord. De lijn werd een draad die gebogen en vervormd kan worden. De lijn werd knopen en haken die met mekaar verbonden kunnen worden. De lijn werd een weefsel. De lijn werd stokken, verbindingsstukken, hoeken en planken. De lijn werd tot objecten die je in mekaar kunt zetten: schragen, tafels, kapstokken, een hele serie van vormen en mogelijkheden...” De lijn, de combinatie van lijnen, het weefsel dat eruit resulteert is in dit verhaal een ‘pars pro toto’ voor de hele wereld. Een beetje zoals in het scheppingsverhaal dat Diane Steverlynck graag vertelt: de Berbers vergelijken de schepping van de wereld met een weefsel. De kettingdraden zijn de voren in de aarde. Het weven is het zaaien. En het weefsel is de vrucht van die schepping... Deze kosmogonie draait helemaal rond de lijn, de draad. Met een lijn kan je alles doen, met een lijn kan je alles te voorschijn toveren. Denk aan de reeks animatiefilms ‘La Linea’ van Osvaldo Cavandoli uit de late jaren zestig. Of de simpele lijnen waarmee Saul Steinberg driedimensionele ruimtes kon weergeven. Voor de aborginals in Australië bestaat een land niet uit een oppervlakte, een territorium om te bezetten, maar uit lijnen, routes die ze uit hun ervaring kennen. Een lijn is meervoudiger, minder dominant, minder ingrijpend, vredelievender. Diane Steverlynck maakte een lijstje met haast moreel geladen tegenstellingen bij het begin van het project: Lijn / oppervlakte Soepelheid / rigiditeit Beweging / statisch Groei / stilstand, structuur Het object dat deze filosofie belichaamt is een geplooid, geknoopt stuk touw dat ruimtes van allerlei omvang kan omvatten, dat een knoop evengoed als een paperclip als een draagtas wordt. En die ook aan mekaar vast gehaakt kunnen worden om zo een serie te vormen. Waar je zelfs een touwladder mee kan maken. WERKWOORD Het verhaal van deze tentoonstelling begint met een krukje dat niet met spijkers, vijzen of lijm samengehouden wordt, maar enkel met een strak gewikkeld stuk koord, een touw, een draad, een lijn. Het was de inspiratiebron om naar de essentie terug te gaan - waarbij de kunstenaar (Maud Vande Veire) de designers uitdaagde en vice versa. Het werd een verhaal waarbij uit het meest simpele een lijn, een stukje touw, een zelf ontworpen paperclip - complexe vormen ontstonden. Geen onafgewerkte objecten, maar mogelijkheden, potentialiteiten die de toeschouwer aangeboden worden. Geen dingen, geen zelfstandige naamwoorden, maar een reeks 'werkwoorden' die samen een bouwdoos vormen die naar de essentie van kunst en design peilt. Fundamenteel onderzoek dat herinnert aan de eerste, meest fundamentele pagina’s uit leerboeken waarmee Paul Klee of Vassily Kandinsky het kunstonderwijs begin jaren twintig aan het Bauhaus in Weimar heruitvonden: meditaties over wat punten, lijnen, vormen en kleuren eigenlijk zijn. Er zit iets (in de beste zin van het woord) 'didactisch' in deze tentoonstelling van Steverlynck, Vande Veire, Masson en Chevalier, een teruggaan naar de fundamenten van wat kunst, textiel en design verenigt. Geen toegeven aan de gemakkelijkheid van al wat verworven, gekend en gefabriceerd is, maar een teruggaan naar de oorsprong, naar het allereerste begin. Naar het allereenvoudigste, naar de lijn, de draad, een stuk touw, een leren riem. ‘To draw’ is tekenen in het Engels, maar ook ‘trekken’, stelt Diane Steverlynck. En ze toont een Zuidamerikaanse knoop die nooit loskomt als je eraan trekt. Maud Vande Veire heeft in Diane’s woning foto’s gemaakt van op het eerste gezicht onbenullige dingetjes, vormen van bricolage. Al die dingen die we ooit zullen oplossen, maar misschien de tijdelijke oplossing verkiezen boven de echte oplossing. Een stukje vilt onder een ladder dat het ding in evenwicht moet houden bijvoorbeeld. Alles wat “niet definitief”, “ondertussen’, “niet statisch” maar supermooi is, zegt zij. Een stapel vuile was bijvoorbeeld die een veranderende sculptuur vormt. Ze heeft ook een boek gemaakt met wat ze ‘Selfrebuses’ noemt. Het eerste deel ervan is een compendium van objecten, gebaren en lichaamsdelen die met werkwoorden als bijvoorbeeld “Raise / push” of “Wait / start” geassocieerd en met collages geïllustreerd worden. TOEEIGENEN ‘Toeëigening’ is een sleutelwoord in deze samenwerking. Kunstenaar en designers willen geen grenzen trekken tussen hun disciplines, maar de grenzen opzoeken, een parcours exploreren dat tegelijk design en kunst én geen van beiden is: ze willen een oneigenlijk gebruik van deze disciplines. Ze willen geen op zich staande, kant en klare objecten presenteren maar hun ontwerpen aanpassen aan de omgeving en vice versa. Zo ontstaan er nieuwe functies omdat het object dingen aanbiedt die je je moet toeëigenen, waarmee je zelf aan de slag moet. Dat resulteert in objecten die op een eerlijke, eenvoudige manier in mekaar gezet en gecombineerd kunnen worden, zonder vijzen, zonder metalen beslag. Met een minimum aan bouwelementen kan een maximum aan verschillende mogelijkheden geëxploreerd worden. De ontwerpers/kunstenaars willen met opzet geen afgewerkt, definitief object creëren. Ze prefereren een “ondertussen”, een groeiend, bewegend, evoluerend, soepel object gebaseerd op simpele lijnen. Geen eenduidig, eenvormig, uniek gebruiksvoorwerp, maar een woordenschat van elementen, een veelvormig meervoud aan gebruiksmogelijkheden. En idealiter misschien zelfs objecten “that are designed and assembled by you”. Marc HOLTHOF