Brink Jansen Kole Goed werk is een doel geen middel

advertisement
Brink Jansen Kole Goed werk is een doel geen middel. In socialisme &Democratie
2011 9/10 p. 75-84
Auteurs pleiten voor alternatieve besturingsfilosofie die uitgaat van deskundigheid,
vaardigheid, beroepsethiek en intrinsieke motivatie van degene die op de werkvloer
het echte werk doen.
Auteurs stellen dat prestatiebeloning in het onderwijs leidt tot een soort Mc. Donald
medewerker van de week; afgunst en demotivatie. 7-van 10 leraren wijzen deze
vorm af (aob enquête 3900 leraren).
Auteurs stellen ook dat het opvallend is dat beleidsmaatregelen vaak dwars tegen
advies van uitvoerende professionals in worden gevoerd. Het is de vraag of dit
opdringen van maatregelen leidt tot betere dienstverlening.
In tegenstelling tot alle ontwikkelingen in de wereld is in het Westen nog steeds de
strategie om professionals uit naam van een strikt gedefinieerd publiek belang van
bovenaf aan te sturen. En tweede aspect op basis van concurrentie. Daarbij wordt
uitgegaan van de veronderstelling dat als mensen strijden tegen anderen dit hun
verlangen om beter te presteren stimuleert. Hier horen ind. beloningen bij.
Sennett stelt dat beide recepten gefaald hebben.
In het functioneren van de politiek zit veel angst. Het gaat vooral over angst wat de
media over hen schrijven, ambtenaren die het als hun hoogste taak zien de minister
uit de wind te houden. Het is een systeem gebaseerd op angst en wantrouwen.
Auteurs stellen een neo-republikeinse politieke besturingsfilosofie voor gebaseerd op
deskundigheid, vaardigheid, beroepsethiek en intrinsieke motivatie van degene die
het echte werk doen.
Republikeins verwijst hier naar zelfbewust commitment voor dat wat we als burgers
in de samenleving aan gemeenschappelijk goed delen.
Beroepstrots kan gestimuleerd worden binnen de kaders van een modern
republicanisme.
Voor het leveren van goed werk is een werknemer nodig die als een professional
opstelt. Een professional is iemand die goed wil leveren en dat ook kan waarmaken
omdat hij de noodzakelijk expertise heeft en deze naar eer en geweten aanwendt
voor het uitvoeren.
Er zijn drie dimensies voor het leveren van goed werk:
1. voor degene die het werk uitvoert is het werk betekenisvol en hij of zij kan
betrokkenheid er in kwijt (engagement)
2. het werk vodloet aan technisch en ambachtelijk hoge maatstaven
(excellence)
3. het werk voldoet moreel aan hoge maatstaven (ethical)
de krachtigste en beste drijfveer is ZELFRESPECT. Zelfrespect heeft drie lagen:
a. het gevoel voor eigenwaarde
b. beroepstrots
c. beroepseer
de eigenlijke kern van een professioneel leven is het streven om steeds beter te
worden in wat je doet om steeds beter werk te leveren. De ambachtelijke vakman
die werk wil leveren dat aan de hoogste kwaliteitsmaatstaven voldoet.
Rawls Filosoof stelt dat dit voortkomt uit het zgn aristotelische principe. De mens
schept er plezier in om zijn aangeboren of aangeleerde vermogens te ontwikkelen en
plezier neemt toe als er daar meer uitdagingen plaats vinden.
Zelfdiscipline speelt een belangrijke rol bij streven naar professionele kwaliteit.
Beroepsvaardigheid duurt lang voordat deze onder de knie is. Nodig leergierigheid,
kritisch vermogen om naar jezelf te blijven kijken. Belangrijkste motivatie: het
vergrote gevoel van eigenwaarde als dingen lukken.
Trots op je werk is beloning voor vaardigheid en toewijding. De drijfveren van een
vakman of vakvrouw zijn steeds beter willen worden in een complexe vaardigheid.
Het proces van erkenning gebeurt in 2 stappen. Allereerst het openlijk trots zijn op je
(tussengebied). Komt dan zelfbewust in het openbaar naar buiten voor prestatie en
je vindt dat je hiervoor erkenning kan vragen. Zij willen deze prestatie en waardering
op zijn minst gerespecteerd word en nog liever gedeeld.
Gaat de professional met deze prestatie de maatschappij in dan komt de beroepseer
om de hoek. Trots kun je hebben (eer niet) eer kun je krijgen (trots niet).
Eer is sterk gericht op erkenning door anderen.
Drie belangrijke drijfveren voor goed werk:
Gevoel van eigenwaarde
Trots kunnen zijn
En beroepseer krijgen
Er zijn 4 krachtenvelden rondom goed werk die invloed uitoefenen op de motivatie:
a. Culturele krachtenveld
(On)geschreven regels en gewoontes van een beroep en beroepscultuur.
Sommige beroepsgroepen leggen gemeenschappelijk normen en waarden
vast in beroepscode. De hoge eisen die men stelt is om de eer van de
beroepsgroep hoog te houden.
b. Sociale krachtenveld
Krachten die in het veld voorkomen, die gewoon zijn in de dagelijkse gang van
zaken op de werkvloer tussen beroepsgenoten
c. Persoonlijke maatstaven
Waarden en normen van het sociale krachtenveld en het culturele
krachtenveld die de professional in zijn zelfbeeld internaliseert
d. Opbrengstenkrachtenveld
Alles wat het uitoefenen van het beroep oplevert. Het gaat om erkenning,
beroepstrots en beroepseer.
Alle vier de krachtenvelden moeten in balans zijn en op elkaar worden afgestemd.
Dat kan alleen als er erkend wordt dat in ieder krachtenveld verschillende waarden in
het geding zijn en dat je daarover een dialoog moet voeren.
De professional werkt in een glazen huis met veel formele toezichthouders en een
prominent aanwezige media (opbrengstkrachtenveld overbenadrukt). Druk om
efficiënter te werken wordt opgevoerd ook betere kwaliteit. Professional moet zich
op veel manieren intern en extern verantwoorden. Echter professional heeft te
maken met een grote diversiteit aan waarden en normen (4 krachtenvelden). Een
Pagina 2
23-7-2017
groot aantal instanties bemoeit zich met zijn beroepspraktijk maar hebben ook
moreel en cognitief allemaal hun eigen verhaal.
Al deze waarden zijn in te delen in 4 beginselen (hiermee krijgt de professional te
maken):
1. professionele beginselen
2. rechtsstatelijke beginselen
3. bedrijfsmatige beginselen
4. humane beginselen
al deze partijen die werken vanuit hun beginselen hebben een eigen idioom en
volgend daarbij vaak een eigen logica. In het slechtste geval leidt dot
spraakverwarring omdat alle partijen de situatie vanuit hun eigen beginselen bezien.
Elke partij die kwaliteit vanuit één perspectief beziet is weinig overtuigend.
Op microniveau moet de professional zijn keuzes maken op basis van afweging van
alle 4 de beginselen. Het omgaan met deze divergente waarden moet dus een
onderdeel zijn van de beroepsopleiding waarbij voldoende ruimte is voor het
individuele geweten en praktisch oordelingsvermogen. Ma.w. we moeten in de
beroepsopleiding alle beroepskrachten trainen om verder te kijken dan hun
beroepsneus lang is.
Professionals moeten dus afwegingen maken en andersoortige waarden ook serieus
nemen om te kunne voldoen aan alle professionele eisen. In ruil daarvoor moet er
wel geluisterd worden naar de professional.
De auteurs constateren dat het daarmee juist zeer slecht gesteld is bij de Ned.
Politiek, ned. Bestuur en management.
De toegevoegde waarde van het management op de werkvloer moet zijn dat zij een
buffer vormen naar de buitenwereld en intern vooral gericht zijn op het bevorderen
van kwaliteit. Ze moeten letten op de eisen van buiten naar binnen en van binnen
naar buiten. Uit den boze is dat professional onder druk zetten in naam van de druk
van de buitenwereld. Daarnaast hebben zij een belangrijke taak bij het scheppen van
voorwaarden en ruimte waarin de professional zijn werk kan doen. Tot slot heeft de
manager de taak vorm te geven aan de dialoog over uiteenlopende waarden zodat
die met elkaar in balans gebracht worden.
De manager doet dit op basis van vertrouwen. Zie voorbeeld Buurtzorg!!!
Het bewaken van de kwaliteit is niet alleen een taak van de overheid maar ook van
maatschappelijke beroepsorganisaties. Echter dit gebeurt nauwelijks in Nederland.
Meeste raden van toezicht zijn vooral bezig met eigen status en weinig dienstbaar
aan de werkvloer.
Ook beroepsorganisaties zijn hier nauwelijks mee bezig. Er zijn beroepsorganisaties
die zich sterk vertegenwoordigen b.v. medici, maar dat is dan op het behoud van
financiële aspecten. De meer inhoudelijke beroepsverenigingen hebben een veel
zwakkere rol in het polderoverleg.
Er moeten beroepsverenigingen komen die werk maken van beroepskwaliteit. In
deze beroepsvereniging moet het afwegen van de verschillende waarden aan de ode
komen. Hier moet de dialoog plaats vinden over deze waarden met de professionals.
Pagina 3
23-7-2017
Een platform dat het meest in de buurt zou kunnen komen van dit ideaal is de
Onderwijscoöperatie als deze Onderwijscoöperatie de beroepskwaliteit op de
politieke en maatschappelijke agenda krijgt.
Van de ervaringen van de coöperatie kan veel geleerd worden over de
mogelijkheden en onmogelijkheden om in het polderlandschap beroepskwaliteit
als eerste prioriteit te verklaren!!!
Het gaat over de dialoog die gevoerd moet worden op micro, meso en macro niveau,
wetenschap en beleid over de kwaliteit van het echte werk. Er kan dan een nieuwe
ordening ontstaan zoals Wijffels dit zou willen waar gemotiveerde professionals de
pijlers vormen
Pagina 4
23-7-2017
Download