1. Aanvullende Architectuur eisen voor de WRO De gemeente heeft een eigen ICT omgeving waarbinnen de applicatie moet werken. Naast de technische architectuur is er ook een beschrijvende informatiearchitectuur waarbinnen de toepassing moet werken. Dit betekent dat er een open datamodel verwacht wordt waarbij het leggen van verbindingen en koppelingen geen probleem vormt en de applicatie volgens de eigen processen ingedeeld kan worden. De gemeente moet dan ook kunnen beschikken over de (systeem)modellen van de applicatie. In dit document staan de functionele eisen nogmaals opgesomd en de daarbij behorende architecturale eisen. 1.1 Algemene Eisen Najaar 2008 beschikken over pakket 31 maart 2009 acceptatie toepassing en proefdraaien, trainingen Aan de nieuwe applicatie stellen wij dat deze op een gebruikersvriendelijke en zo integraal mogelijke wijze in staat moet zijn het proces van digitale ruimtelijke plannen, dat wil zeggen het opstellen controleren, presenteren, uitwisselen en beheren uit te voeren. Zelf kleine planherzieningen kunnen opstellen Gebruikersvriendelijke applicatie voor codering Een volledig overzicht van de functionele eisen staan verder vermeld in het functioneel ontwerp. 1.2 De Wereld van WRO en gemeente Sneek Burgers Ingenieursbureaus Inter Provinciaal Overleg (IPO) VNG Ministeries van VROM, LNV, VenW, EZ, OC&W en Defensie Andere overheden Kadaster Afdeling Ontwikkeling Automatisering (beheer) DIV Stedenbouwkundige bureaus 1 1.3 Applicatie Criteria Applicatie criteria kunnen vanuit verschillende views opgesteld worden. In het document WRO vinden we de functionele eisen terug. De eisen vanuit de architectuur zijn toegepast op de situatie voor de WRO. Er is ook een nota opgesteld met alle principes voor de ICT omgeving. Deze nota geldt als aanvulling op de functionele en technische eisen. Dit doen we om er zeker van te zijn dat de applicatie aansluit bij de ICT omgeving zoals wij die wenselijk achten. Op verzoek kan deze nota toegezonden worden. Onderstaand volgen de regels voor applicaties: Applicatie Principe 1: De stijl service oriëntatie betekent op applicatieniveau een scheiding tussen database, logica en presentatie, wat leidt tot een betere beheersbaarheid en ontsluiting van informatie. Voor de WRO hebben wij onderscheid gemaakt tussen een beheerapplicatie en een viewer. De GIS-viewer valt buiten deze aanvraag. Regels: Alle nieuwe applicaties en services dragen bij aan de verdere digitalisering van de dienstverlening. Alle nieuwe applicaties zijn open applicaties (service georiënteerd, hergebruik functies, transparantie etc). Gesloten applicaties worden gezien als legacy en dienen uitgefaseerd te worden. In 2010 zijn er geen applicaties meer die dezelfde functie hebben Een applicatie mag niet over informatiedomeinen heen gaan Elke applicatie heeft maximaal 1 functie Juridische consequenties zoals hergebruik / intellectueel eigendom moet van tevoren duidelijk zijn. Applicatie Principe 2: een applicatie voorziet in één functionaliteit welke ontsloten kan worden via services, wat bijdraagt aan de kwaliteit van de informatievoorziening Regels: Elke applicatie moet met de basisregistraties GBA, BAG en WOZ samenwerken en deze als bron gebruiken Elke applicatie maakt gebruik van de centrale autorisatie service active directory Elke applicatie kan overweg met een externe management rapportage tool. Van elke applicatie is duidelijk: - welke gegevens het verwacht en opslaat (integriteit) - welke functie het vervult (welke processen ondersteunt het) - welke interactie het heeft met de omgeving - welke handmatige acties vereist zijn - welke randvoorwaarden er zijn - wat het procesmodel is - wat het datamodel is - in welk domein het functioneert Elke applicatie is opgebouwd uit drie lagen (presentatie, logica, infra/data) Er wordt gestreefd naar leveranciersonafhankelijkheid (open source is hier een optie). Naast leveranciers onafhankelijkheid wordt gestreefd naar het minimaliseren van de technische diversiteit. Diversiteit in middleware, database management systemen, (netwerk) operating systemen, transactiebehandeling enz. dient geminimaliseerd en beheerst te worden. Standaarden: De referentiële integriteit van gegevens is gewaarborgd. Alle databases voldoen aan de standaard ANSI SQL 2. 2 Informatiemodel principe: Het informatiemodel geeft de verschillende unieke informatiegebieden binnen de gemeente weer en de onderlinge relaties. Door het informatiemodel als basis voor de informatiehuishouding te hanteren weten we precies waar welke informatiebehoefte en ondersteuning daaraan benodigd is. Tevens vermijden we redundantie en zorgen we ervoor dat pakketten en applicaties niet over informatiegebieden heen gaan. Regels: Er is een applicatiemodel waarin aangegeven wordt welke applicaties er binnen de organisatie onderkend worden, inclusief de onderlinge interfaces, eigenaarschap en richtlijnen voor communicatie. De kern van het gemeentelijk informatiemodel wordt gevormd door het geïntegreerd stelsel van zes basisregistraties en straks zeven: Personen, Bedrijven, Adressen, Gebouwen, Percelen en Topografie en binnenkort WOZ. Elk van deze registraties is een weergave van een register. Ze vormen een samenhangend stelsel en worden landelijk uitgewisseld. Data Consistentie Principe: Door database consistentie middels standaarden zal de snelheid en kwaliteit van de informatievoorziening, en met name die van primaire bedrijfsapplicaties fors omhoog gaan en zullen de beheerinspanningen en kosten verlagen. Regels: Gegevens moeten relevant moeten zijn voor het doel waarvoor ze bedoeld zijn te worden gebruikt, en voor zover nodig in relatie tot dat doel, juist, volledig en up-to-date. Daartoe moeten kwaliteitsborgingprocessen ingericht worden (systematische checks met de werkelijkheid, crosschecks met andere gegevens). Een voorbeeld hiervan is de landelijke terugmeld voorziening (TMV). Standaarden: Alle databases zijn ANSI SQL 2 compliant De standaard database voor de gemeente Sneek is Oracle (momenteel versie 10). Indien Oracle niet mogelijk is wordt voor SQL server gekozen. 3 Rechten Principe: De concepten authenticatie en autorisatie zijn een centrale service, wat zorg draagt voor het beveiligen van de informatievoorziening. Regels: De meeste applicaties kennen een eigen authenticatiefunctie en autorisatiefunctie. Aan de hand van een applicatie-eigen userdatabase of –directory, waarin usernamen, wachtwoorden en profielen zijn opgeslagen, wordt toegang en bevoegdheden toegekend. De authenticatie- en autorisatie functie is een oneigenlijke applicatiefunctie. Bij voorkeur vindt authenticatie van gebruikers buiten de applicatie plaats aan de hand van gegevens in een applicatie-onafhankelijke directory. Standaardpakket Principe: Functionaliteiten en taken worden ondersteund door middel van standaardpakketten wat bijdraagt aan een beter beheersbaarheid en ondersteuning van de informatievoorziening. Regels: De gemeente Sneek krijgt beschikking over alle bijbehorende systeem- en gebruikersdocumentatie. Een standaardpakket kent meestal meer opties dan nodig zijn. Daarom moet bij de implementatie van een standaardpakket van te voren een functioneel ontwerp gemaakt worden waarin de afbakening van functionaliteiten beschreven staat. Alle standaardpakketten zijn open-ended, wat betekent dat ze in een groter informatiesysteem (informatievoorziening) opgenomen kunnen worden). Centralisatie principe: Door gebruik te maken van centrale generieke voorzieningen voor informatiebeheer zorgen we voor uniformering, kostenbesparing en kwaliteit van informatie. Regels: Dislocaties van de gemeente Sneek die niet via glasvezel zijn verbonden worden van applicaties voorzien middels het concept service based computing (bijv. Citrix). Alle bedrijfskritische applicaties maken via het ESB gebruik van de centrale voorzieningen (BAG, GBA, WOZ, DMS, BPM). Een Visie, doelstellingen, een Programma van Eisen, een procesbeschrijving, gevolgd door een pakketselectie vormen de basis voor een constructie keuze. 4 1.3.1 De software omgeving De applicatie zal binnen het bestaande applicatielandschap van de gemeente Sneek moeten functioneren. Bovendien moet het gegevens “klaarzetten” voor externe partijen. Dit betekent dat er een aantal relaties bestaan. Deze relaties staan hieronder benoemd samen met de regels voor de bestaande ICT omgeving. Relaties o RO online (extern) o Eigen viewer o CAD-GIS o Midoffice o BPM o DMS o Testomgeving Midoffice Principe: Het concept midoffice zorgt voor het uitwisselen van informatie tussen front en backoffice, wat leidt tot betere dienstverlening. Het orkestreert informatiestromen naar de juiste plek in de organisatie. Het vormt de geautomatiseerde kern van de organisatie. In het geval van de WRO betekent dat dus dat informatie tussen de applicatie en Viewer via het midoffice moet verlopen op basis van services. Regels: Het midoffice wordt het centrale punt voor de informatiehuishouding en is daarmee een waardevol artefact binnen de organisatie. Het midoffice moet een oplossing zijn die in eigen beheer en leverancieronafhankelijke is. Voor het midoffice geldt dat het gevuld wordt met standaardproducten, waardoor aansluiting met andere applicaties en organisatie vereenvoudigd wordt. Standaarden: Het midoffice moet voldoen aan de standaard dikke midoffice zoals deze door het ICTU is gedefinieerd. Het midoffice moet aansluiten op de standaard GFO zaken (ICTU). Service Bus Principe: Een ESB draagt zorg voor het uitwisselen van services tussen applicaties, wat leidt tot ontsluiting van functionaliteiten binnen de organisatie. Deze functionaliteiten kunnen daar toegepast worden om de één loket gedachte te realiseren. Regels: In Sneek wordt met behulp van een servicebus de volgende functionaliteiten gerealiseerd. Communicatie tussen diensten van de website en de verwerkende applicaties in de backoffice Communicatie tussen het KCC en applicaties in de backoffice Het regelt in samenwerking met BPM (Opentext) de workflow voor de organisatie. Synchronisatie tussen applicaties voor de informatiegebieden adressen, personen en objecten Alle applicaties die aangemerkt zijn als basisregistratie of kernsysteem kennen een koppeling met de enterprise service bus en wisselen via dit kanaal informatie uit. Een servicebus is platformonafhankelijk om optimale communicatie en aansluiting te realiseren. De gemeentelijke servicebus sluit aan op de servicebus van de Rijksoverheid om zo landelijke dekking te realiseren. 5 De servicebus realiseert in ieder geval de functionaliteiten Orkestratie, history, accounting, queing, loadbalancing, application and services monitoring, error handling, security, replicatie / synchronisatie. Standaarden: De standaarden waarvan de servicebus gebruik dient te maken zijn: BPEL SOAP STUF2 XML JBI WUS ebXML Koppelvlak Principe: Koppelvlakken zijn componenten die data vertalen en transformeren en zorg dragen voor een connectie tussen applicaties of services en een broker of servicebus. Regels: Voor de applicaties die zijn aangeduid als bedrijfskritische applicaties dient een koppelvlak te komen. Standaarden: Koppelvlakken voldoen aan de specificaties zoals deze in de NORA beschreven zijn. De overdracht tussen de koppelvlakken van applicaties dient te gebeuren volgens gemeentelijke standaarden over de overdracht (StUFbg) en volgens open standaarden. Koppelingen Beheersbaarheid Principe: Als het aantal noodzakelijke koppelingen tussen applicaties groeit dan wordt het geheel onbeheersbaar indien de koppelingen overwegend van het type point-to-point zijn. Als de koppelingen adapters zijn die aan een centrale broker of enterprise service bus zitten, wordt het geheel vele malen beheersbaarder. Regels: Waar mogelijk worden applicaties gekoppeld aan het centrale ESB. Point-to-point verbindingen worden zoveel mogelijk uitgefaseerd. Standaarden: Koppelvlakken voldoen aan de specificaties zoals deze in de NORA beschreven zijn. Data Distributie Principe: Door alleen applicaties te kopen die toelaten via open data uitwisselingsformaten te communiceren, wordt de organisatie onafhankelijker en weerbaarder tegen producenten van applicaties met proprietary data uitwisselingsmogelijkheden. De informatievoorziening wordt in deze situatie ook te weinig flexibel. Men is soms voor de eigen innovatie afhankelijk van de ontwikkelingsprogramma’s van leveranciers. Dit is uitermate ongewenst. Regels: Een applicatie dient minimaal via xml alle (relevante) informatie te kunnen ontsluiten voor gebruik door andere applicaties. De gemeente Sneek is en blijft eigenaar van alle informatie opgeslagen in applicaties en mag dit naar eigen gelieven gebruiken. Applicaties moeten ingericht kunnen worden volgens het procesmodel van de gemeente Sneek, om data distributie te vereenvoudigen. Standaarden: Datadistributie dient te voldoen aan de standaard zoals deze door ICTU en EGEM voorgeschreven zijn. 6 Berichten Principe: Componenten communiceren met elkaar met behulp van gestandaardiseerde berichten in een generieke open infrastructuur die interoperabiliteit tussen domeinen garandeert Regels: Voor het uitwisselen van berichten wordt gebruik gemaakt van de door het Rijk voorgeschreven standaard StUF2. StUF is de berichtenstandaard om in het gemeentelijke veld systemen aan elkaar te koppelen. StUF voorkomt dat elke gemeente maatwerk moet ontwikkelen voor koppelingen tussen systemen. Als gemeente kun je StUF gebruiken als universele standaard voor gegevensuitwisseling, ongeacht de leverancier. De StUF-standaard wordt toegepast binnen gemeenten, tussen gemeenten onderling, en tussen gemeenten en externe partijen, zoals de landelijke basisregistraties, en andere partners, zoals de Belastingdienst, Waterschappen en zorginstellingen. Standaarden: Voor het berichtenverkeer (messaging) wordt de standaard SOAP gebruikt Service Principe: Een service is een set van statusloze en roaming applicatiefunctionaliteiten die beschikbaar worden gesteld aan andere applicaties of gebruikers via een platformonafhankelijke interface. Niet elke set van applicatiefunctionaliteiten is automatisch een service. Regels: Een service is een duidelijk omschreven (geautomatiseerde en handmatige) functie die relevant is voor bedrijfsprocessen, onafhankelijk van andere services kan worden gecreëerd en los van andere services kan opereren, maar tevens zonder problemen kan samenwerken met andere services en makkelijk te vinden is. Een service kan worden aangeroepen met een eenduidig voorgeschreven verzoek en levert een eenduidig vastgelegd resultaat op. Generieke services gericht op het primaire proces: dit zijn services die door meer dan één dienst gebruikt worden en bedoeld zijn om het primaire proces te ondersteunen, denk hierbij aan services als incasso, registreren van objecten etc. Generieke services gericht op het ondersteunende proces: dit zijn services gericht op ondersteunende processen als financiën, personeel en organisatie, distributie etc. Specifieke services: dit zijn services die gemaakt zijn voor één dienst Externe services: dit zijn services die ontwikkeld en beheerd worden door andere partijen. Hierbij valt te denken aan DigiD, RDW kentekeninformatie, GBA-V, Digitaal Klant Dossier etc. Workflow Principe: Het concept workflowmanagement is een centrale service, wat zorg draagt voor het beheersen van processen. Regels: Er is een centrale oplossing voor workflowmanagement namelijk BPM van Opentext, andere applicaties kunnen daarmee samenwerken In de workflow applicatie is de gemeentelijke taak en functiescheiding in te regelen. Standaarden: Voor het uitwisselen van human workflow berichten wordt gebruik gemaakt van de standaard XPDL. Voor het uitwisselen van machine workflow berichten wordt gebruik gemaakt van de standaard BPEL. 7 DMS principe: Het concept DMS is een centrale service, wat zorg draagt voor het beheersen van documenten en documentstromen. Regels: Er is een centrale oplossing voor document en record management namelijk NGD van Opentext, andere applicaties kunnen daarmee samenwerken. Het DMS wordt van workflow voorzien middels het concept BPM Het DMS wordt ingericht volgens de processtappen zoals deze beschreven staan in het informatiemodel. Op basis van deze stappen kan het DMS als een service aangeroepen worden. Standaarden: In het DMS wordt zaaksgewijs gewerkt volgens het GFO-Zaken. Bestanden worden opgeslagen in het formaat ODF. Basisregistratie Principe: het concept basisregistraties maakt eenmalige opslag en meervoudig gebruik mogelijk, wat leidt tot een betere beheersing en kwaliteit van informatie en informatiestromen. Regels: Het aanwezig zijn van authentieke registratie dient te betekenen dat het voor de gebruiker van de betreffende gegevens in principe niet langer noodzakelijk is zelf onderzoek te doen naar de juistheid van dit gegeven (als er echter in het gebruik procedures zijn voor het bepalen van de juistheid, dan hoeven die zeker niet zonder meer te vervallen). Het gegeven kan met andere woorden voor de taakuitoefening van de gebruiker worden gehanteerd alsof deze gebruiker het gegeven zelfstandig heeft verzameld. Aan gegevens in een authentieke registratie worden vanwege het overheidsbrede belang hogere eisen gesteld, o.m. ten aanzien van de procedures voor signalering en correctie van onjuiste gegevens (terugmeld plicht). Door het brede gebruik zullen meer signalen van onjuistheden naar boven komen, waardoor een zelfreinigende werking ontstaat. Als afnemers twijfelen aan de juistheid van de gegevens in de authentieke registratie dan hebben zij de plicht dit te melden aan de houder. De houder heeft vervolgens ook de plicht de melding serieus te onderzoeken en zo nodig correcties door te voeren. De basisregistraties dienen aangesloten te worden op de TMV (Terug Meld Voorziening). De authentieke registratie wordt verplicht gebruikt door de hele overheid en de als authentiek aangewezen gegevens kunnen in de werkprocessen zonder nader onderzoek gebruikt worden. Het is niet toegestaan gegevens die reeds binnen een authentieke registratie aanwezig zijn, opnieuw te verzamelen. Omdat bij introductie van een authentieke registratie de directe band tussen het verzamelen van gegevens en het uitvoeren van een wettelijke taak vervalt, dient (over de grenzen van verschillende organisaties en wetgeving heen) glashelder te zijn wat de inhoud van de registratie is. Belangrijke aspecten zijn de definities van de gegevens in de authentieke registratie en het domein (de objecten van registratie) waarover gegevens worden vastgelegd. Deze gegevens dienen voor iedere authentieke registratie vastgelegd te zijn in een gegevenswoordenboek. Er zal binnen het stelsel van authentieke registraties sprake zijn van openbare en gesloten registraties, m.n. gezien de privacygevoeligheid van een groot aantal gegevens waarom het gaat. Bij openbare authentieke registratie zal de nadruk met betrekking tot de toegankelijkheid liggen op zaken als leveringsvoorwaarden terwijl bij gesloten authentieke registraties de nadruk zal liggen op autorisatieprocedures. Indien een houder van een registratie geautoriseerd wenst te worden voor het gebruik maken van gegevens die in een gesloten authentieke registratie zijn opgenomen, vindt hierover expliciete besluitvorming plaats volgens een geformaliseerde procedure. Autorisatieverzoeken worden getoetst aan de bij de inrichting van de authentieke registratie geformuleerde randvoorwaarden ten aanzien van de mate waarin de registratie openbaar is en de uitgangspunten aangaande de privacy. Omdat de eisen die worden gesteld aan een authentieke registratie in de loop van de tijd veranderen, zal soms bijsturing van de inhoud, organisatie, bestuurlijke ophanging en/of wetgeving van een authentieke registratie noodzakelijk zijn. De afnemers moeten hierop op een niet vrijblijvende wijze invloed kunnen uitoefenen. Het niet-vrijblijvende karakter is met 8 name van belang omdat afnemers voor het uitvoeren van hun taak afhankelijk zijn van gegevens uit een authentieke registratie. Standaarden: De basisregistraties voldoen in ieder geval aan de principes zoals deze geformuleerd zijn in de handreikingen GBA en BAG van EGEM. Basisregistratie Principe 2: een basisregistratie functioneert als bronbestand voor een specifieke set van gegevens, welke beschikbaar worden gesteld middels services aan applicaties. Regels: Elke applicatie moet met de basisregistraties GBA, BAG en WOZ samenwerken en deze als bron gebruiken. Kernsysteem Principe: kernsystemen zijn thema gericht en voldoen aan eenmalige opslag, meervoudig gebruik. Het toekennen van kernsystemen (naast basisregistraties) zorgt voor eenduidige en eenmalige gegevensopslag voor ondersteuning van secundaire processen, wat leidt tot betere interne dienstverlening. Regels: Een kernsysteem heeft een open interface en kan middels XML informatie naar andere applicaties ontsluiten. Een kernsysteem vervult maximaal 1 functie en ontsluit benodigde functionaliteiten via het ESB naar de organisatie. Een kernsysteem dient als bronbestand voor een specifieke set gegevens en alle andere applicaties maken daar gebruik van. Standaarden: De kernsystemen zijn: Gegevenset Personeelsgegevens Financiële gegevens Document gegevens Proces gegevens Zaak gegevens Transactiegegevens Vergunningen Geografisch kernbestand Applicatie (huidig) PIMS (Centric) Key2Financien (Centric) DMS (Opentext) BPM (Opentext) Nader te bepalen (project midoffice) Nader te bepalen (project midoffice) Nader te bepalen (project omgevingsvergunning) Nader te bepalen (project BAG, WKPB, omgevingsvergunning) Data Consistentie Principe: Door database consistentie middels standaarden zal de snelheid en kwaliteit van de informatievoorziening, en met name die van primaire bedrijfsapplicaties fors omhoog gaan en zullen de beheerinspanningen en kosten verlagen. Regels: Gegevens moeten relevant moeten zijn voor het doel waarvoor ze bedoeld zijn te worden gebruikt, en voor zover nodig in relatie tot dat doel, juist, volledig en up-to-date. Daartoe moeten kwaliteitsborgingprocessen ingericht worden (systematische checks met de werkelijkheid, crosschecks met andere gegevens). Een voorbeeld hiervan is de landelijke terugmeld voorziening (TMV). Standaarden: Alle databases zijn ANSI SQL 2 compliant De standaard database voor de gemeente Sneek is Oracle (momenteel versie 10). Indien Oracle niet mogelijk is wordt voor SQL gekozen. 9 1.4 Gegevensuitwisseling Standaarden: Vanuit functioneel oogpunt worden door de WRO de volgende standaarden gehanteerd. Voor standaarden op het gebied van berichtenverkeer verwijzen wij naar de regels over de Service Bus. IMRO 2008 GML XML Open GIS NEN bouw Input: Analoge plannen CAD tekeningen GML bestanden + toelichting, voorschriften, bijlage etc. Output: IMRO gecodeerde plannen Visualisaties van plannen CAD tekeningen met codering en IMRO codering IMRO gecodeerde GML plankaart Manifest bestanden Digitale plan bestanden voor RO online Plancontourenkaart Rapportage status digitale plannen Beveiliging: PKI certificaat Gegevens: Geometrische gegevens op basis van een digitale ondergrond (gesloten vlakken tekenen). Basisgegevens plan: plannaam, plannummer, plantype, locatiegebied Kenmerken en attributen: bestemmingen, aanduidingen, voorschriften 10