‘Zelfdoding’ in Boeddhisme Vrienden van Boeddhisme Zondag 20 november De Roos © Henk Blezer VU & UL 2016 Perspectieven, Regels, Verhalen & Praktijken Oudesluis, 3 november 2010 ‘Aanrijding met een persoon’ Een Internationale Zorg (hulplijn Golden Gate Bridge, San Francisco Bay) Nieuwsbericht | 12-10-2016 | 22:00—Kabinet: Ruimte voor hulp bij zelfdoding bij voltooid leven Mensen die weloverwogen menen dat hun leven voltooid is, moeten onder strikte en zorgvuldige criteria in staat worden gesteld dit leven op een voor hen waardige wijze af te sluiten. Het kabinet wil in overleg met verschillende zorgpartijen een nieuwe wet uitwerken, waarin dit uitgangspunt wordt vormgegeven. Het gaat dan om een systematiek aanvullend op en naast de huidige euthanasiewet. De ministers Edith Schippers (VWS) en Ard van der Steur (VenJ) schrijven dit vandaag namens het kabinet in een brief aan de Tweede Kamer. Zij reageren hiermee op het rapport ‘Voltooid Leven’ van de commissie-Schnabel. 8.2.2 geen aanleiding tot wijziging van de wtl 8.2.3 verruiming juridische mogelijkheden inzake hulp bij zelfdoding niet wenselijk (WTL: Wet Toetsing Levensbeëindiging) Nog een Feit Fire in the Land of Snows Per oktober 2016 en sedert 27 februari 2009, hebben meer dan 150 Tibetanen zichzelf in brand gestoken, vooral in Tibet en China, maar 8 daarvan ook in ballingschap. Hoor het getuigenis van: Ngawang Norphel (samen met Tenzin Khedrup), verbrand in Dzatoe, Kyegudo (Qinghai, PRC); VoA, Fire in the Land of Snow: A Documentary on SelfImmolations in Tibet; timing: 52:12 – 56:38 min. Zelfdoding, Euthanasie & Abortus Nota bene: deze lezing gaat over zelfdoding en in mindere mate ook over euthanasie. Het panel zal waar nodig nader op abortus ingaan. Programma I. Definities II. Perspectieven, Regels, Verhalen & Praktijken III. Conclusies (discussie) Deel I Definities Émile Durkheim (1858–1917) … the term suicide is applied to all cases of death resulting directly or indirectly from a positive or negative act of the victim himself, which he knows will produce this result. An attempt is an act thus defined but falling short of death. Durkheim 2006 (1897), p.xlii. Egoistic, altruistic, anomic, and fatalistic. Willem van der Does (2005) Dat moet mij weer gebeuren ... Zwartkijkers, zeur-pieten en pechvogels Hoofdstuk 5, Suïcide, pp.71–84 Nog een (Non-)Definitie: Boeddhisme Na rond de twee en een half millennia van ontwikkelingen, over een groot en divers deel van de wereld, en zonder veel centraal gezag, is boeddhisme thans heel veel verschillende dingen voor heel veel verschillende mensen; en dat is de meeste tijd van zijn geschiedenis ook al wel zo geweest, en zal naar het zich laat aanzien ook wel zo blijven, zolang boeddhisme bestaat. Selectie Secundaire Literatuur Anālayo Bhikkhu (2010), “Channa’s suicide in the Saṃyukta-āgama”, in Buddhist Studies Review 27 (2), pp.125–37. — (2011), “Vakkali’s suicide in the Chinese Āgamas’, in Buddhist Studies Review 28 (2), pp.155–70. Benn, James A. (2007), Burning for the Buddha, Self-immolation in Chinese Buddhism, in Studies in East Asian Buddhism, Vol.19, Honolulu. Delhey, Martin (2006), “Views on suicide in Buddhism: some remarks”, in Buddhism and Violence, pp.25–63, M. Zimmermann (ed.), Lumbini. — (2009), “Vakkali: A New Interpretation of his Suicide”, in Journal of the International College for Postgraduate Buddhist Studies 13. (2009): pp.67–108. Harvey, Peter (2000), An introduction to Buddhist ethics: Foundations, values and issues, Cambridge. Keown, Damien (1996), “Buddhism and Suicide, The case of Channa”, in Journal of Buddhist Ethics 6, pp.260–70. Zie ook Keown over euthanasie. Lamotte, Etienne (1965), “Le suicide religieux dans le Bouddhisme ancient”, in Bulletin de la classe des lettres et des sciences morales et politiques, Bruxelles, pp.156– 168 (Engelse vertaling in Buddhist Studies Review vol. 4, 1987 (2), pp.105–118). Deel II Perspectieven, Regels, Verhalen & Praktijken Perspectieven Open-Deur Stellingen Suïcide—Zelfdoding • Moord en zelfdoding worden vrij universeel afgekeurd. • Er wordt meestal wel verschil gemaakt tussen het (intentioneel) doden van jezelf en een ander (karma). • Echter, zelfdoding betreft zelden de persoon alleen (noch v.w.b. de oorzaken als v.w.b. de gevolgen ervan). • Er is dus een wereld van verschil (in perspectief) tussen zelfmoord (vaak theïstisch ingekaderd) en zelfdoding. • Hiermee hangt samen of het leven als intrinsiek heilig wordt beschouwd (bijvoorbeeld door God gegeven). • Sensibiliteiten rond zelfdoding verschillen sterk en tonen een culturele horizon en situationeel zelf-begrip. Culturele horizon: romantisch verbeelding Ophelia, singing before she drowns in a river in Denmark (William Shakespeare’s Hamlet) door John Everett Millais (Wikipedia) Chris feels Annie's pain as the tree is stripped of its flowers What Dreams May Come (1998) Chris feels Annie’s pain as the tree is stripped of its flowers Robin Williams (1951–2014) & Annabella Sciorra (b. 1960) 1-0-1 Stellingen Het ‘Oudere Boeddhisme’ • Boeddhisme is ideologische gebaseerd op zogenaamde wereld-‘verzaking’ (sāmañña). • Een volledig gewijde monnik of non is in rituele zin al overleden, en heeft afstand genomen van wat hem in deze wereld dierbaar was: volledige onthechting. • Meeste aandacht gaat uit naar monniken, niet leken. • De karmische last van doden hangt fundamenteel en nauw samen met wat je een ander intentioneel aandoet. • Het grote verschil tussen verlangen naar niet bestaan (vibhavatahā) en naar bevrijding of ‘uitblussing’ (moka, nirvāa) wordt te onzent vaak niet onderkend. Dhammacakkappavattanasutta (SN 56.11) And this, monks is the noble truth of the origination of dukkha: the craving that makes for further becoming — accompanied by passion & delight, relishing now here & now there — i.e.: • craving for sensual pleasure, • craving for becoming, • craving for non-becoming (trsl. Thanissaro Bhikkhu). Ophouden (cessation), Nirodha(samāpatti) M.i, 296: “In him who is dead, and whose life has come to an end, the bodily (in-and-out breathing), verbal (thought-conception and discursive thinking), and mental functions (s. saṅkhāra, 2) have become suspended and come to a standstill, life is exhausted, the vital heat extinguished, the faculties are destroyed. Also in the monk who has reached ‘extinction of perception [HB: cognition] and feeling’ (saññā-vedayita-nirodha), the bodily, verbal and mental functions have been suspended and come to a standstill, but life is not exhausted, the vital heat not extinguished, and the faculties are not destroyed.” De Vier Waarheden voor Nobele Lieden Waarheid (satya, sacca) van 1) Het onbevredigende, lijden, pijn, stress (duḥkha-satya, dukkha-sacca) 2) De oorzaak (c.q. dorsten, begeerte) (samudaya-satya/sacca) 3) Het ophouden (cessation) (nirodha-satya/sacca) 4) Het (edele achtvoudige) pad (mārga-satya/sacca) Regels Vervolg ‘Oudere Boeddhisme’ • Het ‘oudere boeddhisme’ blijkt tussen de verschillende scholen (cf. achtervoegsel -vāda) en zelfs binnen scholen opmerkelijk verdeeld over de kwestie van zelfdoding. • De uitspraken, regels en verhalen rond zelfdoding verschillen sterk in hun redactie en tonen tekenen van veranderende sensibiliteiten door de tijd heen. • Opmerkelijk is dat zelfdoding door ver gevorderde monniken in de vroegste recensies vaak niet afgekeurd wordt (latere recensies tonen zich soms kritischer). • Zelfdoding door leken wordt i.h.a. afgekeurd, tenzij het in naam van de dharma of voor het heil van anderen gebeurt: zelfopoffering (cf. Durkheim: altruïstisch). Vervolg ‘Oudere Boeddhisme’ • Vergelijking van de regelgeving (in Vinaya en casuïstiek) in de verschillende overgebleven recensies suggereert dat de Boeddha in de gegeven gevallen vooral bezorgd was over het doden van anderen, hetgeen een pārājika vergrijp (defeat) zou zijn—zelfdoding is dat niet—en dat lijkt de oudste stand en de meest gangbare positie. • Het doden van zichzelf wordt door sommige scholen (Sarvāstivāda) dan ook expliciet als de enige niet problematische vorm van doden benoemd. • De Mahīśāsaka’s verbieden het wel expliciet; maar het valt ook daar niet onder de derde pārājika regel, maar vormt een ander, geringer vergrijp (sthūlātyaya). Vinaya, Suttavibhaga, III. 71-III. 1, 4-1 ‘Defeat’ (Pārājika) III Whatever monk should intentionally deprive a human being of life, or should look about so as to be his knife-bringer, he is also one who is defeated, he is not in communion (trsl. Horner). Merk op: zelfdoding wordt niet genoemd. Toch is de voorafgaande casus: Vesāli bhikkhus die zichzelf doden na beoefening van contemplatie over het onreine (asubhabhāvanā), aanbevolen door Boeddha, als hij zelf twee weken op retraite gaat. Vinaya, Suttavibhaga, III. 68-9-III. 1, 1, ‘Defeat’ (Pārājika) III • ... those monks who are troubled by their own bodies, ashamed of them and loathing them, both by themselves deprive themselves of life, and (also) deprive one another of life. Having come up to Migalaṇḍika, a sham recluse, they said: “Be so good, your reverence, as to deprive us of life; this bowl and robe will become yours (trsl. Horner).” • NB. de recensie uit Theravāda Pāli Nikāyas staat dicht bij die van de (Mūla)sarvāstivāda Āgama-versie, maar de mogelijk oudere Mahāsāṃghika Āgama-versie noemt zelfdoding niet in het antecedent dat aanleiding gegeven heeft tot de regel. Verdere aanduiding aanleiding voor de Pārājika III regel Cf. Mahāvagga, SN V, 54.9-V, 320 ff.: “As to this body, they worried about it, felt shame and loathing for it, and sought for a weapon to slay themselves (cf. Bodhi: “looked for an assailant”). Nay, as many as ten monks did so in a single day; even twenty, thirty of them slew themselves in a single day (trsl. Woodward).” Vergelijk: Bhikkhu Pāimokkha Pārājika: ‘Defeat’, expulsion from the Sangha 3. Should any bhikkhu intentionally deprive a human being of life, or search for an assassin for him, or praise the advantages of death, or incite him to die (saying,): “My good man, what use is this evil, miserable life to you? Death would be better for you than life,” or with such an idea in mind, such a purpose in mind, should in various ways praise the advantages of death or incite him to die, he also is defeated and no longer in affiliation (trsl. Thanissaro Bhikkhu). Étienne Lamotte in de Buddhist Studies Review (Religious Suicide in Early Buddhism), pp.105vv. Naast ‘oudere’ scholen zoals Sarvāstivāda en Theravāda verschijnt de positie over doden van zelf & ander ook in latere tradities. Lamotte vertaalt deVinaya-regel (op p.105) en voorziet haar dienovereenkomstig van commentaar, en haalt ter ondersteuning op p.106 een tekstpassage aan uit het aan Nāgārjuna toegeschreven Mahāprajñāpāramitāśāstra, waar dit ondubbelzinnig expliciet gemaakt wordt, en waar specifiek naar de Vinaya verwezen wordt: “According to the Treatise on Discipline, suicide is not murder. Fault and merit result respectively from a wrong done to others or the good done to others. It is not by caring for one’s own body or killing one’s own body that one acquires merit or commits a misdeed.” Verhalen Sīhā en Sappadāsa (zie handout, p.1) Uit: Women in the footsteps of the Buddha, Struggle for liberation in the Therīgāthā Kathryn R. Blackstone, p.101, Delhi-Motilal 2000 Vervolg ‘Oudere Boeddhisme’ • Vergelijking van de verhalen over arhats (zoals, o.a., Channa, Vakkali, en Godhika) in de verschillende recensies suggereert dat volgens de oudste overlevering de Boeddha vooral bezorgd was over hun verlossing. • Hij lijkt zich in die gevallen niet te hebben uitgelaten over de kwestie van zelfdoding als zodanig. • Veel discussie daarover gaat over aannames van westerse geleerden: projectie (zie vooral Keown 1996). • Het verhaal van Channa in zijn Pāli (Sayukta)nikāya recensie suggereert een andere, dissonante verhaallijn, van een oudere redactie. In de (Mūla)sarvāstivāda Sayuktāgama versie (Chinees) is dat weggepoetst. Vervolg ‘Oudere Boeddhisme’ • Men neemt i.h.a. aan dat een arhat niet intentioneel kan doden (Saṅgītisutta), maar men neemt ook aan dat deze zelf niet meer naar de dood verlangt (vibhavatahā). • Men neemt i.h.a. aan dat een arhat vrij is van karma en niet meer geboren hoeft te worden. • De discussie of deze monniken al arhats waren op het moment dat zij een einde aan hun leven maakten, lijkt een latere zorg van commentatoren en een enkele latere recensie (Vakkali, in de Ekottarikāgama, sommigen menen overigens dat dit een Mahāsāṃghika Āgama is). • De oudste stand rond de verhalen van Channa en Vakkali suggeert sterk dat zij wel al arhats waren. Sagītisutta, DN 33-DN iii, 235 (10) [5.10] Five impossibles, to wit, for an Arahant intentionally to take life, or to take what is not given, so as to amount to theft, or to commit sexual offences, or to lie deliberately, or to spend stored up treasures in worldly enjoyments, as in the days before he left the world. (trsl. Rhys Davids, T.W. and C.A.F.) 1-0-1 Stellingen Het ‘Noordelijke Boeddhisme’ • Het zelf is niet enkel een bron van gehechtheid en lijden, het onderscheid tussen zelf en ander is ook een illusie en een blijk van fundamentele onwetendheid. • Er is dus au fond geen onderscheid tussen het lijden van zelf en ander, al is het ook niet hetzelfde—alle lijden, van wie dan ook, is evenzeer een probleem. • Wie zichzelf doodt, ontneemt de wereld een potentiele arhat, boeddha, of later en meer pregnant: bodhisattva. • In radicaal non-dualistisch perspectief schaadt men de boeddhanatuur, de potentie tot ontwaken, en in zekere zin dus ook ‘anderen’, indien men zichzelf doodt. Verdere Stellingen Het ‘Noordelijke Boeddhisme’ • De ultieme perfectie van geven (dānapāramitā) is het geven van het eigen lijf en leden (o.a. Lotos Soetra). • Van de andere kant zijn, vanuit de leegte bezien, niet alleen zelf en ander, maar ook leven en dood, en verdienste en schuld, uiteindelijk, illusies—zij het uiteraard niet op conventioneel niveau. • Vajrayāna (‘Tantra’) bedient zich van de mogelijkheid van het vaardig ‘bevrijden’ van anderen (Tib. sgrol ba). • Van de andere kant, in tantrische visie doodt men bij zelfdoding de meditatiegodheid waarmee men zich identificeert of de ‘godheden’ in het eigen continuüm. Legio Verhalen over Zelfopoffering van Bodhisattvas (Jātakas en Avadānas) • Zie bijvoorbeeld de Jātakas over de uitgehongerde tijgerin en over de vrijgevige haas, zoals verteld door de dichter Āryaśūra (4e eeuw AD). • Bodhisattva, de toekomstige Boeddha, offert zich zelfloos op voor een hongerige tijgerin die op het punt staat haar cubs op te eten. • Bodhisattva, nu in vorig leven als ascetische haas in een woud (samen met de heremieten aap, jakhals en otter). Hij wordt op de proef gesteld door Sakka, ook in de vorm van een asceet. Hij offert zelf-loos zijn lichaam, op om de asceet als gast gepast te kunnen voeden. Praktijken (zelfimmolatie monniken, e e m.n. 5 – 10 eeuw China) Yongming Yanshou 永明延壽 (904–975 AD) • • • De keuze van deze passages gaat terug op de tekstuele evidentie die Yongming Yanshou 永明延壽 (904–975 AD) aanhaalt ter verdediging van zelfverbranding, in zijn Wanshan Tonggui ji 萬善同 歸集, The Common End of the Myriad Good Practices (T 48.2017), in secties 34-41 van die tekst. Zijn persoon en de tekst worden uitgebreid besproken in Benn, J.A. (2007), Burning for the Buddha, Self-immolation in Chinese Buddhism, 104vv., de vertaling verschijnt op p.130, Honolulu 2007. Yongming Yanshou staat bekend als adept van Chan en aanhanger van het reine land boeddhisme. Het eerste van de drie delen van de Wanshan Tonggui ji gaat hier dan ook over. Toch gebruikt hij veel verwijzingen naar Tiantai en Huayan (geïdentificeerd door Welter). Argumentatie en Motieven Yongming Yanshou • • • • • • Zelfimmolatie en zelfverbranding wordt meer in het algemeen als één van de “ myriad good practices” (wanshan 萬善) gepresenteerd die tot het “common end” (tonggui 同歸) van ontwaken leiden. Hij argumenteert ook dat het de perfectie van geven is. Zijn doctrinaire argumenten zijn verfijnd en complex (vaak vanuit Taintai en Huayan denken opgezet). Hoe dan ook, de praktijk geeft vaardig, directe toegang tot inzicht in de leegte (van zelf en al het andere) en aldus tot ontwaken. Mogelijk verband met verbod op lokale zelfverbranding van monnik Shaoyan 紹巖 (tot 971 AD) in 961 AD door Koning Zhongyi 忠懿 (r. 948–978 AD) van Wu-Yue. Ook mogelijk verband met vervolging van boeddhisme in noorden door Shizong (955 AD). Woodcut of Scene from the Lotus Sūtra: An earlier incarnation of the ‘Medicine King’ Bodhisattva burns his arm in homage to a pagoda containing the relics of the Buddha ‘Pure and Bright Excellence of the Sun and Moon’. Brontext I Locus Classicus Het Lotos Soetra Saddharmapuarikasūtra Miaofa lianhua jing 妙法蓮華經 (Scripture of the White Lotus of the Marvelous Law) Het Lotos Soetra van de Ware Leer • • • • Voor het eerst in 286 vertaald door Zhu Fahu 竺法護 (Dharmarakṣa, ca. 230– 308 AD). Het is bekend van een gereviseerde vertaling uit 290. Tsukamoto Zenryu heeft er op gewezen dat, ondanks dat de tekst in Noord China vertaald is, zijn invloed zeker niet tot dat gebied beperkt was. Al tamelijk vroeg circuleerde het soetra in de centrale vlakte, en zelfs ten zuiden van Yangzi Rivier. Maar het soetra werd pas echt populair na 406 AD, toen Kumārajīva (Jiumoluoshi 鳩摩羅什, 344–413 or 350–409) het opnieuw vertaalde als het Miaofa lianhua jing 妙法蓮華經 (Sutra of the Lotus Blossom of the Wondrous Dharma). Kumārajīvas mooie en toegankelijke proza, met veel naar de alledaagse spreektaal neigende elementen, maakte het Lotos Soetra ogenblikkelijk tot een blijvend succes in China. Gebruikte vertaling: Kubo, Tsugunari, and Yuyama, Akira (2007) trsl., Lotus Sutra, translated from the Chinese of Kumārajīva (Taishô Volume 9, Number 262), in BDK English Tripiṭaka Series, Vol.45-II, Berkeley: Numata Center for Buddhist Translation and Research, 2007. Bodhisattva Sarvarūpasamdarṣana: voor Boeddha • • • I have paid homage to the Buddha using my transcendent power. This is, however, by no means equal to the tribute of offering my body. “For a full one thousand two hundred years, he inhaled the fragrance of sandalwood, olibanum, frankincense, clove, aloeswood, and glue trees and drank the fragrant oil of campaka flowers. He then anointed his body with scented ointment. In the presence of the Buddha Candrasūryavimalaprabhāsaśri he covered his body with a divine jeweled garment and with the fragrant oil. Through his transcendent power and vows he set his body alight, which illuminated worlds equal in number to the sands of eighty koṭis of Ganges Rivers. At the same time all the buddhas in these worlds praised him, saying: Splendid, splendid, O son of a virtuous family! This is the true perseverance. This is called the true Dharma offering to the Tathāgata. It [280] stands no comparison, even if one were to pay tribute with flowers, perfumes, necklaces, burning incense, scented powders, ointments, divine silk banners, canopies, perfumes of sandalwood from the inner seacoast of Mount Sumeru, and various other things like this. It stands no comparison, even if one were to offer ones kingdom or wife and children. O son of a virtuous family, this is the supreme offering. This is the highest and best of all offerings, because you offer the Dharma to the Tathāgatas. Bodhisattva Sarvarūpasaṃdarśana: voor Stoepa • • • • • • You should pay full attention: I will now pay homage to the relics of the Buddha Candrasūryavimalaprabhāsaśri. “Having said these words, he made an offering before the eighty-four thousand stūpas by burning his arms adorned with hundreds of merits for seventy-two thousand years. He thus made innumerable śrāvakas and immeasurable, incalculable people set forth toward highest, complete enlightenment. All of them were made to dwell in the samādhi called Sarvarūpasadarśana. [54a] “At that time all the bodhisattvas, devas, humans, and asuras saw that his arms were missing and became grieved and distressed. They said: This Bodhisattva Sarvarūpasaṃdarśana is our teacher. He has led and inspired us. He has now burned his arms, and his body is deformed. “Then Bodhisattva Sarvarūpasamdarśana made a vow and said to the great assembly: I have abandoned both my arms, and I shall definitely attain the golden body of the Buddha. If this is true and not false, then may both arms be restored as before. “Because this bodhisattva was endowed with profound merit and wisdom, after he had made this vow his arms recovered spontaneously. At that very time the great manifold cosmos quaked in six ways. It rained jeweled flowers from the heavens and all the devas and humans experienced an unprecedented marvel.” [283] Commentaar Boeddha • • The Buddha addressed Bodhisattva Nakṣatrarājasamkusumitābhijña, saying: “What do you think about this? Is Bodhisattva Sarvarūpasamdarśana someone unknown to you? He is none other than this Bodhisattva Bhaiṣajyarāja. He undertook the practice of giving by abandoning his body immeasurable hundreds of thousands of myriads of koṭis of nayutas of times in this way. O Nakṣatrarājasamkusumitābhijña! If there is anyone who sets forth and wishes to attain highest, complete enlightenment, he should pay homage to the stupas of the Buddha by burning either a finger or a toe. He is superior to those who pay homage by giving their countries and cities, their wives and children, or the mountains, forests, rivers, ponds, and many other rare treasures. “If there is anyone who pays homage to all the buddhas, great bodhisattvas, pratyekabuddhas, and arhats by filling the great manifold cosmos with the seven precious treasures, the merit of this person will not be equal to the surpassing merit of one who receives and holds to even a single verse consisting of four lines of the Lotus Sūtra. (…). Brontekst II Brahmajālasūtra Fanwang jing 梵網經 Brahma’s Net Soetra Brahmajālasūtra • Verscheen in China ergens tussen 440 en 480 AD. • Soetra gaat over bodhisattva voorschriften. • Deze passage gaat over het 16e kleinere voorschrift. • Zie de studie van J.J.M. de Groot, Le Code du Mahayana en Chine, son Influence sur la Vie Monacale et sur le Monde Laïque (Amsterdam: J. Muller, 1893). The Mahāyāna Fanwang jing 梵網經 (T 24.1484.1006a) says: • • If a son of the Buddha is to practice with a good mind, he should start by studying the proper decorum, the scriptures and the regulations of the Mahāyāna so that he thoroughly understands their meaning and sense. Later he will meet Bodhisattvas who are new to this study and who have come a hundred or a thousand li in search of the scriptures and regulations of the Mahāyāna. In accordance with the dharma he should explain to them all the ascetic practices, such as setting fire to the body, setting fire to the arm, or setting fire to the finger. If one does not set fire to the body, the arm, or the finger as an offering to the buddhas, one is not a renunciant Bodhisattva. Moreover, one should sacrifice the feet, hands, and flesh of the body as offerings to hungry tigers, wolves, and lions and to all hungry ghosts. Afterwards to each of them in turn one should preach the true dharma, so that one causes the thought of liberation to appear in their minds. If one does not behave in this way, then this is a lesser wrongdoing. Brontekst III Śūragamasūtra Shouleng'yan jing 首楞嚴經 Soetra van (het samādhi van) de Heldhaftige Voortgang Śūragamasūtra • • • • • Naar verluidt vertaald in 705 AD. De vertaling wordt toegeschreven aan Śramaṇa Pāramiti/Pramiti, uit Centraal India, samen met een ex-ambtenaar uit het hof van Wu Zetian, Fang Rong, in Guangzhou. Het vermoeden bestaat dat laatstgenoemde de eigenlijke auteur is. Mogelijk een reactie op de aanval van Yijing (635–713 AD) op de praktijk van zelfverbranding. Het traktaat van Yijing is ook verbonden met het hof van Wu Zetian. Yijing betuigt in zijn tekst respect aan Dazhou, de Grote Zhou Dynastie (Wu Zetian’s Zhou dynastie dus). Verscheidene geleerden hebben de tekst met boeddhistische leringen aan Nālandā in verband gebracht (waaronder Ron Epstein). In tegenstelling tot het hiervoor besproken soetra, is dit soetra meer op meditatie gericht, dan op voorschriften of gedragscodes. Niet te verwarren met het Śūragamasūtrasamādhisūtra dat waarschijnlijk tussen 402 en 409 AD door Kumārajīva uit het Sanskriet naar het Chinees werd vertaald en later weer door Śākyaprabhā and Ratnarakṣita uit het Sanskriet naar het Tibetaans, aan het begin van de 9e eeuw AD. The Mahāyāna Śūragamasūtra (T 19.945.132b) says: • The Buddha said to Ānanda, “After my death, if there is a monk who gives rise to a mental state wherein he is determined to cultivate samādhi, and he is able to burn his body as a torch or to set fire to a finger joint before an image of the Tathāgata, or even to burn a stick of incense on his body, then in a single instant he will have repaid the debts of his previous existences since the beginningless past. He will always avoid [being reborn] in the world and he will be eternally free of all outflow (lou 漏; Skt. āsrava). Even if he has not yet understood the supreme path of awakening, such a person has already focused his mind on the dharma. But if he does not have the subtle underlying cause for sacrificing the body, then even if he attains the unconditioned he must be reborn again as a human to repay the debts from his previous lives. Just as when we [had to] eat horse fodder.” Bronnen IV En nog vele andere bronteksten Bijvoorbeeld • De zelfverbranding die in het 33e hoofdstuk van het • • Samādhirājasūtra voorkomt is minstens zo dramatisch als die welke in het Lotos Soetra verhaald worden. Het betreft hier ook een jonge bodhisattva Kṣemadatta die zichzelf ten overstaan van een stoepa offert. Hoofdstuk 33 van het Samādhirājasūtra of Candrapradīpasamādhisūtra (Yuedeng sanmei jing 月燈三昧 經; Moonlight Samādhi Sūtra, T 15.639) heet Kemadattaparivarta. Het is in 557 AD door Narendrayaśas naar het Chinees vertaald, al waren er eerdere vertalingen van het soetra door An Shigao 安世高 (d. laat tweede of vroeg derde eeuw AD) en anderen. Hagiografische Collecties • Biographies of Eminent Monks, Gaoseng zhuan 高僧傳. • • T 50.2059, door Huijiao 慧皎 (497–554), gereed in 531 AD. Continued Biographies of Eminent Monks, Xu gaoseng zhuan 續高僧傳. T 50.2060, door Daoxuan 道宣 (596–667), gereedgekomen in 645 (voorwoord) tot 667 AD (toevoegingen). Biographies of Eminent Monks Compiled under the Song, Song gaoseng zhuan 宋高僧傳. T 50.2061, door Zanning 贊寧 (919?–1001?), gereed in 988 AD. Redenen Zelfverbranding (volgens Jan Yün-hua) • Navolging Lotos Soetra. • Ultieme daad van devotie (zonder expliciete verwijzing naar Lotos Soetra, vgl. Samādhirājasūtra). • Imitatie bodhisattvas (b.v. Jātakas en Avadānas). • Afkeer van lichaam en leven (verzaking). (vervolg Jan Yün-hua) • Inlossen belofte of karmische schuld, ook aan ouders (zie Śūragamasūtra). • Martelaarschap (beschermen boeddhistische leer, zie bijvoorbeeld Benn, Fire and the Sword). • Maar denk ook aan: promotie boeddhisme, opwekken devotie. • Meer in het algemeen tonen zelfloosheid en onthechting. De Conclusies Laat ik graag aan U over Opdracht Deze middag wil ik graag toewijden aan: Sonam Tso Losang Dawa Tsering Namgyal Dorjee Lhundrup Dargye Palden Choetso Kalsang Wangdu Konchok Woeser Wande Khar Tsewang Kyab Dorje Tseten Dawa Tsering Tashi Kyi Chugtso Sanggye Tashi Lhamo Tseten Choepak Kyap Tenzin Wangmo Sonam Tobgyal Kunchok Tsomo Kelsang Kyab Tsepo Sonam Norbu Damdrul Sangye Tso Konchok Tenzin Gonpo Tsering Tenzin Thubten Nyandak Rinpoche & Atse* Choepel Tenzin Gyatso Lhamo Kyab Kunchok Tsering Dorje Rinchen Kayang Chimey Palden Neykyab Kalkyi Wangyal Dhondup Kelsang Wangchuk Tenpa Darjey Yeshi Kandro Lobsang Thogme Sangay Dolma Lhamo Kyab Lobsang Kelsang Lobsang Sherab Norchuk Kunchok Wangmo* Tamdrin Kyab Tamdin Dorje Lobsang Kunchok Sonam Dargye Kalsang Yeshe Sangdag Tamdrin Dorjee Sangay Gyatso Tsewang Norbu Lobsang Tsultrim Tseypey Tsesung Kyab Lubhum Gyal Gudrub Phuntsog Jamyang Palden Sangye Khar Phagmo Dundrup Tsering Dundrup Yangdang Tapey Gepey Lhamo Tashi Rinchen Wangchen Norbu Passang Lhamo Kunchok Sonam Dhargye Sangdag Tsering Lobsang Damchoe Dorjee Dorjee Tsering Rinchen Thinley Namgyal Namlha Tsering Chagmo Kyi Lobsang KelsangLungtok Karma Ngedon Gyatso Tsering Kyi Dolma Lobsang Palden Drugpa Khar Khabum Gyal Tashi Drupchen Tsering (Druptse) Nangdrol Jigme Tenzin Lobsang Namgyal Tenzin Dolma Chopa Jampa Yeshe Damchoe Sangpo Lobsang Dorje Konchok Kyab Nyangchag Bum Dolkar Tso Bhutuk Lobsang Gyatso Phagmo Samdup Tsering Nyangkar Tashi Lobsang Tsultrim Sherab Tsedor Tenzin Choedron Tsultrim Gyatso Tsering Tashi Gonpo Tsering Losang Lozin Lhakpa Tsering Sonam Rabyang Kunchok Tseten Wangchen Kyi Jinpa Gyatso Tsewang Dorjee Thubten Ngodrup Rinzin Dorje Tsering Gyal Kunchok Pelgye Dorjee Dickyi Choezom Shichung Pema Dorjee Samdrup Ngawang Norphel Kunchok Sonam Lobsang Geleg Dorjee Kyab Tenzin Khedup Wangchen Dolma Sungdue Kyab Tamding Tso Tamdin Thar Tenzin Sherab Kunchok Kyab Tsegyal Rikyo Losang Jamyang Sonam Wangyal Tsultrim Tennyi Tenzin Phuntsog Dank Voor uw aandacht