162 Samenvatting De vrouwengeneeskunde op papier In de tweede eeuw na Christus heeft de Griekse arts Soranus een aantal belangrijke werken over de gynaecologie en de verloskunde geschreven. In de zesde eeuw worden deze samengevat en vertaald in het Latijn door een zekere Muscio. Binnen de monnikengeneeskunde worden zijn werken veel gebruikt. In de dertiende eeuw verandert de geneeskunde echter radicaal door de invloed van de GrieksArabische kennis. De geneeskunde wordt vanaf nu gepraktiseerd buiten het klooster en de tekst van Soranus/ Muscio raakt binnen de Latijnse, wetenschappelijke literatuur in de vergetelheid. De inhoud van de geneeskunde wordt vanaf dan bepaald door de theorieën van Aristoteles en Galenus. Gezondheid is het gevolg van een goede balans van de vier lichaamssappen. Een verstoring van deze balans moet worden opgeheven door middel van voeding, medicatie of aderlaten. Het onderscheid tussen de warme man en de koude vrouw is erg belangrijk. Hierdoor wordt de vrouw als minderwaardig aan de man beschouwd. Binnen de vrouwengeneeskunde zijn er twee belangrijke stromingen. De eerste stroming van de vrouwengeheimen wordt vertegenwoordigd door De Secretis Mulierum als belangrijkste bron. De lichamelijke minderwaardigheid van de vrouw wordt gekoppeld aan psychische, verstandelijke en morele aspecten. De menstruatie wordt als gevaarlijk beschreven (een fenomeen dat ik de ‘menstruatiemythe’ heb genoemd) en er is een duidelijke seksuele moraal. In de tweede stroming van de praktische vrouwengeneeskunde is geen plaats voor een moreel oordeel. Deze teksten zijn op de praktijk gericht en bestaan voornamelijk uit recepten en behandelingen. De theorie heeft een ondergeschikte rol. De Trotula-teksten zijn de belangrijkste teksten in deze categorie. De vrouwengeneeskunde in de praktijk De geneeskunde wordt in de middeleeuwen beoefend door verschillende artsen. De medecijns zijn academisch geschoold. Zij richten zich op de theorie en laten de praktijk over aan de anderen. De chirurgijns zijn de praktische artsen. Zij zijn verantwoordelijk voor al het medisch handelen, terwijl barbieren kleine medische ingrepen doen. Verloskundigen zorgen voor de zwangerschap, de bevalling, de zuigelingenzorg en een deel van de vrouwengeneeskunde. In de dertiende tot de vijftiende eeuw zijn er ook vrouwelijk chirurgijns en barbieren. De vrouwengeneeskunde is voornamelijk in hun handen. Vanaf de vijftiende eeuw worden de vrouwen echter steeds meer geweerd uit het medische werkveld. Pas dan wordt de vrouwengeneeskunde een onderdeel van de taak van de mannelijke arts. De verloskunde blijft echter in handen van vrouwen. Een vrouwonvriendelijke tijd? In de vijftiende/ zestiende eeuw zijn er twee vrouwonvriendelijke tendensen. In 1484 verschijnt De Heksenhamer, een boek van de inquisitie waarin uiteen wordt gezet wat heksen zijn en wat ze doen. In deze tekst worden de ideeën uit de vrouwengeheimentraditie nog verder uitgewerkt en wordt elke vrouw verdacht gemaakt vanwege haar seksuele lusten. De verloskundige wordt meer dan andere vrouwen beschuldigd van hekserij. Daarnaast is er in de populaire literatuur veel aandacht voor vrouwen op een negatieve manier. De vrouw wordt afgeschilderd als een bazig, kwaad wijf. Ze denkt alleen aan seks en tovenarij, ze bedriegt haar man, scheldt hem uit en slaat hem in elkaar en ze wil de baas over hem zijn. Ook in deze literatuur komt de verloskundige niet gunstig naar voren. Er zijn echter ook vrouwvriendelijke geluiden te horen, bijvoorbeeld in de traditie van de vrouwenprivileges. In de geestelijke literatuur worden veel heilige vrouwen beschreven, die 163 positief worden beoordeeld. Hun voorbeeld is echter moeilijk na te volgen. Onder invloed van het humanisme komt er een herwaarderin voor het huwelijk en het moederschap, waardoor het ideaalbeeld van de vrouw verandert van een heilige, godsdienstige maagd naar een moederlijke huisvrouw. Hierdoor krijgen vrouwen toch (enige) ruimte om zich te ontwikkelen. In de praktijk valt het mee met de angst voor en haat jegens verloskundigen. Ze worden door stadsbesturen aangesteld en betaald en hun getuigenis speelt een belangrijke rol in veel rechtszaken. Ook de tekst van Der Rosengarten/ De Roseghaert bevestigt het vermoeden dat de praktijk voor de verloskundige er anders uitzag dan de literatuur en deze kerkelijke bron doen vermoeden. Der Rosengarten 1513 Rösslin is een stads-medecijn. In die functie schrijft hij in 1513 een handboek ten behoeve van de opleiding van de verloskundigen. Der Rosengarten verschijnt in Stuttgart. Rösslin baseert zich op de tekst van Soranus/ Muscio. Hij maakt met zijn werk een belangrijke bron die in de vergetelheid was geraakt weer beschikbaar. Van de beide tradities van vrouwengeheimen en vrouwengeneeskunde is slechts sporadisch iets terug te vinden. De tekst van Der Rosengarten is puur verloskundig van aard. Het bevat geen theoretische achtergronden en behandelt uitsluitend de bevalling, de kraamdagen en een aantal aandoeningen van de zuigeling. Problemen bij de bevalling komen ook aan de orde, even als ongewone bevallingen (zoals miskramen en bevallen van een dood kind). De zwangerschap zelf en andere gynaecologische aandoeningen blijven echter onbesproken. De lichamelijke ondergeschiktheid van de vrouw wordt in zijn werk niet verbonden aan psychische, verstandelijke of morele aspecten van de vrouw. Zowel de menstruatiemythe als de seksuele moraal krijgen geen aandacht. Rösslin gaat er van uit dat de verloskundige voor haar taken is opgeleid en hij neemt haar geen taken uit handen. Ze moet van hem zelfstandig medicijnen bereiden, voorschrijven en toedienen. Ook chirurgische handelingen voert ze zelf zonder supervisie uit. Doordat zijn werk wordt gedrukt, krijgt het een groot publiek. De verspreiding van het werk is enorm en het wordt heel snel in alle volkstalen vertaald. Den Roseghaert 1528 In het Middelnederlands verschijnt de eerste vertaling al in 1516 bij Thomas van der Noot onder de titel Den Roseghaert vanden bevruchten Vrouwen. In 1528 wordt deze vertaling opnieuw gedrukt in Antwerpen. Er zijn in deze druk toevoegingen aangebracht door een Antwerpse bewerker. Deze bewerker heeft een geheel ander publiek voor ogen. Hij geeft meer theoretische achtergrondinformatie gericht op leken. Bovendien voegt hij veel praktische tips en adviezen met betrekking tot voeding en gedrag tijdens de zwangerschap en de kraamperiode toe. Hierdoor heeft hij de toepassingsmogelijkheden va het werk uitgebreid van de bevalling naar de gehele periode van zwangerschap tot kraambed. Het aantal behandelde kinderziektes wordt door de bewerker verdubbeld. Een nog bredere medische interesse blijkt uit het volledig toegevoegde dertiende hoofdstuk. Hierin worden recepten uit huis- tuin- en keukeningrediënten beschreven voor allerhande aandoeningen dei niets met zwangerschap of zuigelingen te maken hebben. De toevoegingen putten uit de traditie van de vrouwengeheimen, maar ze geven vooral veel dingen uit de ‘volkskennis’ door. De bewerker heeft een publiek voor ogen dat niet medisch geschoold is, maar dat wel een medische belangstelling heeft voor de zwangerschap en alles wat daar bij komt, maar ook voor de verzorging van kinderen en allerhande dagelijkse aandoeningen. Vrouwen uit de zestiende eeuw die binnen het gezin een geheel eigen taak vervulden, dei zich uitstrekte van het huishouden tot de ethische opvoeding van de kinderen 164 en het personeel en die zich door middel van boeken voor hun taak ontwikkelden, lijken perfect te passen in het publiek van de bewerker. In alle latere drukken van de Roseghaert worden deze toevoegingen integraal overgenomen. Rond 1540 wordt de Roseghaert opnieuw uitgebreid door een (andere?) Antwerpse bewerker. Deze addicien zijn later zelfstandig uitgegeven onder de titel Dat profijt der Vrouwen. Deze uitbreiding gaat terug op de Trotula-teksten. Ze behandelen veel gynaecologische aandoeningen, maar geven ook een aantal cosmetische adviezen. De seksualiteit komt uitvoerig aan bod en ook de mannelijke impotentie wordt behandeld tot profijt van de vrouw. Het publiek van de zestiende eeuwse huisvrouw blijft ook bij deze addicien in beeld. De kennis over voortplanting en seksualiteit behoorde tot het terrein van vrouwen. Doordat er in de addicien opnieuw veel eenvoudige recepten staan, wordt de Roseghaert door de uitbreiding een nog betere medische vraagbaak voor de leek. De Roseghaert-traditie In de Middelnederlandse Roseghaert-traditie wordt de oorspronkelijke tekst van Der Rosengarten, een gebruiksvriendelijk op de verloskundige praktijk gericht handboek en naslagwerk, omgevormd en uitgebreid tot een op de vrouw gerichte vraagbaak met allerlei informatieve en relatief neutrale kennis over het lichaam en de seksualiteit van de vrouw, zwangerschap en bevalling, de kraamdagen en de borstvoeding, aandoeningen van kinderen en volwassenen en praktische, medische toepassingsmogelijkheden van gewone ingrediënten. Hierin wordt een positief beeld van de verloskundige geschetst (als een zelfstandige capabele vrouw) en de vrouwelijke lichamelijkheid wordt voor zo ver dat mogelijk is binnen het middeleeuwse wereldbeeld en medisch denken neutraal of zelfs positief benaderd. Uit de drukgeschiedenis van de Roseghaert-traditie blijkt bovendien dat het lekenpubliek veel groter was dan het professionele publiek. De druk zonder toevoegingen is immers nooit herdrukt, terwijl de druk met toevoegingen een grote verspreiding kent. De addicien rond 1540 bevestigen deze gedachte. ‘Gewone’ vrouwen uit de zestiende eeuw werden door drukkers als groot potentieel publiek van gedrukte, praktische handboeken gezien. Getuige het aantal herdrukken was een dergelijke inschatting volkomen terecht. Verantwoording van de werkvertaling De hertaling in hedendaags Nederlands is een werkvertaling. Ik heb deze vertaling voor mijzelf gemaakt tijdens het editeren van de tekst. Het heeft mij geholpen om in te zien of ik de tekst begreep en waar ik woordverklaringen en dergelijke nodig had. Ik heb de tekst niet nauwkeurig gevolgd, omdat ik de hertaling als een werkvertaling gebruikte. Het is een snelle, doorlopende hertaling van de tekst geworden. Ik heb de hertaling als bijlage opgenomen ten behoeve van die lezers die wel geïnteresseerd zijn geraakt in de tekst, maar die het Middelnederlands niet voldoende machtig zijn om de kritische editie in zijn geheel te bestuderen.