Verwachtingen van de milieubeweging voor Cancun (COP 16) Rondetafel bij Minister Magnette 17 november 2010 1 Situering Ondanks de -met de dag duidelijker wordende- urgentie van de klimaatverandering, vorderen de internationale klimaatonderhandelingen na het debacle van Kopenhagen slechts zeer langzaam. Het wereldwijde klimaatprobleem kan echter slechts sluitend aangepakt worden onder de vleugels van de VN. Daarom moet de COP16 in Cancun significante vooruitgang boeken met het hoog op een eerlijk, globaal, ambitieus en bindend akkoord onder de vleugels van de VN in Zuid Afrika (COP 17). Het akkoord moet gebaseerd zijn op de bouwstenen van het Bali actie plan en moet ervoor zorgen dat de klimaatopwarming zo ver mogelijk onder de 2 °C, en bij voorkeur onder 1,5 °C blijft. Het principe van een gedeelde maar gedifferentieerde verantwoordelijkheid staat hierbij centraal. Hieronder volgen een aantal concrete aanbevelingen gebaseerd op de door de werkgroep van de FRDO geformuleerde kernvragen. De positie van de Europese Unie, met België als voorzitter, vormt hierbij een bijzonder aandachtspunt. Als bijlage vindt u een extensievere lijst met de concrete voorstellen en aandachtspunten onder andere over MRV, adaptie, REDD en technologie. 2 Mitigatie: overbruggen van de ‘gigaton gap’ Iedereen is het erover eens dat de pledges die werden ingediend in het kader van het Kopenhagenakkoord ruim onvoldoende zijn om een onomkeerbare klimaatverandering af te wenden. Met de huidige (bovendien vaak vrijblijvende) doelstellingen die op tafel liggen, stevenen we af op een opwarming van 2,9 tot 4,4°C . Er zal dus een gigantische “gigaton gap” moeten worden dichtgereden om een onomkeerbare klimaatverandering te vermijden. Dit terwijl recentere wetenschappelijke inzichten duidelijk maken dat de klimaatverandering harder en sneller toeslaat dan gedacht. De milieubeweging deelt dan ook de mening van deze wetenschappers dat de opwarming zal moeten beperkt worden tot 1,5°C. Ambitie niveau Doelstellingen moeten ingeschreven worden in een wettelijk verankerde 2 graden doelstelling, gekoppeld aan een COP beslissing om de wetenschappelijke, socio-economische en technische uitdagingen van een 1,5 graden grens in kaart te brengen. De lidstaten moeten ook de gigaton gap tussen wat nodig is en de engagementen van het Kopenhagen akkoord erkennen. De benodigde emissiereducties dienen top down verdeeld te worden volgens een gedeelde maar gedifferentieerde verantwoordelijkheid waarbij de historische verantwoordelijkheid van de geïndustrialiseerde landen in rekening wordt gebracht. De emissies van geïndustrialiseerde landen, alsook de luchtvaart- en scheepvaartemissies, moeten met minstens 40% gereduceerd worden tegen 2020. Geïndustrialiseerde landen moeten zich daarnaast engageren tot een langetermijn (2050) ‘zero-carbon action’ plan. Ontwikkelingslanden moeten streven naar een ontwikkeling met significant minder CO2 uitstoot dan BAU tegen 2020 en moeten ‘low carbon action plans’ uitwerken. Europese Unie Ondanks de recente wetenschappelijke inzichten en de impact van de economische crisis op de Europese emissies en het emissiehandelssysteem, blijft de Europese Unie vasthouden aan een achterhaalde reductiedoelstelling van 20% tegen 2020 (t.o.v. 1990) en laat ze een hogere emissiereductiedoelstelling van 30% afhangen van acties in andere landen. Een recente analyse van de Europese Commissie toont echter aan dat een doelstelling van 30%, ongeacht wat andere landen ondernemen, zeer haalbaar en betaalbaar is. Meer nog, het is nodig om niet achterop te geraken in de race naar een groenere economie. Bovendien is een hogere doelstelling voor 2020 nodig om de Europees beloofde reductie van 80 tot 95% tegen 2050 nog binnen bereik houden. België schreef als EU-voorzitter een presidency paper om deze discussie scherp te stellen. Het is lovenswaardig dat ons land het initiatief nam, maar we slaagden er niet in om de openlijke oproep van de belangrijkste Europese lidstaten voor een ambitieuzer klimaatbeleid (een unilateraal engagement voor 30% reductie) in raadsconclusies te verankeren. Europa kan moeilijk van andere landen verlangen om hun klimaatinspanningen te verhogen als ze zelf vasthoudt aan een zwakke doelstelling. Wil Europa een eerlijk aandeel leveren in de strijd tegen de klimaatverandering, zou ze haar emissiereductiedoelstelling moeten optrekken naar 40%. Achterpoortjes sluiten Om een uitholling van de doelstelling te vermijden, is het bovendien essentieel dat achterpoortjes gesloten worden: • Er moet een oplossing komen voor het overschot aan emissiekredieten (AAU’s) en ‘nieuwe hete lucht’ moet ten allen tijde vermeden worden. • De veranderingen in landgebruik (LULUCF) dienen verplicht en op een correcte manier in rekening gebracht te worden. De voorstellen die nu circuleren zijn hiervoor hoogst ontoereikend. Creatieve tellingen om de CO2 doelstelling kunstmatig op te krikken, kunnen niet. • Het gebruik van flexibele mechanismen moet tot een absoluut minimum herleid worden. Daarnaast is het essentieel dat er een hervorming komt van het CDM mechanisme zodat de milieu-integriteit alsook effectief additionele reducties gegarandeerd worden. Europa moet minstens 30% van haar reducties binnen de eigen grenzen realiseren. 3 Klimaatfinanciering • • • 4 Over de door Europa en in het Kopenhagenakkoord aangegane engagementen voor financiering op de korte termijn, moet transparant gerapporteerd worden. Deze middelen moeten additioneel zijn aan de reeds beloofde ontwikkelingshulp. In Cancun moet een klimaatfonds geïnstalleerd worden onder de vleugels van de VN. Dit fonds dient op een transparante manier beheerd te worden op basis van een evenredige vertegenwoordiging van de verschillende UN regio’s met specifieke vertegenwoordiging van de meest kwetsbare landen. Innovatieve alternatieve financieringsbronnen vormen de sleutel tot succes. In Cancun moet onder het UNFCCC een proces opgestart worden om innovatieve financieringsbronnen en publieke financiering te verzekeren tegen de COP17 in Zuid Afrika. Het proces en de wettelijke instrumenten Een lacune tussen de Kyotoperiode en een post Kyoto akkoord moet ten allen tijde vermeden worden. In Cancun moet dringend duidelijkheid geschapen worden over de wettelijke vorm van een nieuw globaal klimaatakkoord dat moet bezegeld worden op de COP 17. Een minimaal wettelijk mandaat na Cancun moet bestaan uit een tweede verbintenisperiode van het Kyotoprotocol met een complementair akkoord onder het conventiespoor, inclusief vergelijkbare emissiereductiedoelstellingen van de VS, financiële engagementen van geïndustrialiseerde landen en acties van ontwikkelingslanden. De beide sporen moeten uitmonden in een wettelijk bindend en afdwingbaar akkoord in lijn met de principes van een gedeelde maar gedifferentieerde verantwoordelijkheid. Bovendien moet in Cancun een duidelijk tijdspad uigetekend worden op weg naar de COP17. 5 REDD Er dient in Cancun een framework vastgesteld te worden voor tropisch bosbehoud (REDD). Dit moet een aantal basisprincipes zoals de nationale accounting van koolstofreserves, de bescherming van natuurlijke bossen tegen conversie naar plantages, het vrijwaren van de biodiversiteit en de bescherming van de rechten van de lokale bevolking vastleggen. Daarnaast moet onder het klimaatfonds een luik voor REDD financiering gecreëerd worden. 6 Nood aan een eigen voorloperbeleid Tot slot wil de milieubeweging erop drukken dat het uitblijven van een globaal klimaatakkoord een Europees en Belgisch voorloperbeleid niet mag tegenhouden. De impasse in het Belgisch klimaatbeleid ( in het bijzonder de interne lastenverdeling en het actieplan hernieuwbare energie) moet dringend doorbroken worden. De milieubeweging vraagt om werk te maken van en doortastend klimaatbeleid met een duidelijke langetermijn visie voor een koolstofneutrale samenleving tegen 2050. Om een draagvlak voor het klimaatbeleid te garanderen, is het essentieel om de verschillende stakeholders in dit proces te betrekken.