Conventionele Branddetectie, neutraal lastenboek beschrijving BRANDDETECTIE ALGEMEEN MET MELDING PER ZONE Er moet rekening gehouden worden met de Europese normen aangaande automatische branddetectie (EN-54, NBN-S21-100 en NEN2535). Merken en types Ten behoeve van een goede service zullen zowel de centrale, de sirenes, de detectoren als de handbrandmelders van hetzelfde merk zijn. Detectielussen Systeem met identificatie van de lussen a. Algemeen : De verschillende types detectoren (thermisch/thermodifferentiaal, optisch en optischthermisch) moeten in een uniforme detectorsokkel gemonteerd kunnen worden. In geval van verandering van het dienstdoel van een bepaald lokaal, zal het systeem opnieuw volledig efficiënt gemaakt kunnen worden door eenvoudige omwisseling van detectortype en dit zonder fundamentele wijzigingen aan de bestaande installatie te moeten uitvoeren. Het uitdraaien van een willekeurige detector uit een lus, zal de werking van de andere kringen niet beïnvloeden. De alarmmeldingen moeten steeds prioriteit hebben t.o.v. de storingsmeldingen. b. Bepaling van het aantal lussen : - Een lus van detectoren strekt zich ten hoogste uit over één verdieping / constructieniveau. ( met een maximum van 30 detectoren per lus) Elke traphal of liftkoker moet bewaakt worden door een afzonderlijke lus met detectoren. Handbrandmelders moeten in afzonderlijke lussen gekoppeld worden waarbij er maximum 10 handbrandmelders per lus aanwezig zijn en dit onafhankelijk van het aantal niveaus. Ontruiming Het moet steeds mogelijk zijn om vanaf de centrale of met behulp van de in het gebouw verspreide handbrandmelders het gebouw te ontruimen. Het aantal sirenes moet zodanig worden bepaald dat elke persoon die zich in het betreffende gedeelte van het gebouw bevindt het ontruimingssignaal hoort. Bekabeling De detectoren en de handbrandmelders zullen verbonden worden met de centrale door middel van een tweedraadsverbinding. Er zal gebruik gemaakt worden van geleiders met een doorsnede van minimum 0,8 mm. Bij grote afstanden dient de draaddoorsnede van de geleiders aangepast te worden. De geleiders die verbruikers zoals sirenes en deurmagneten moeten voeden zullen minstens een doorsnede van 1,5 mm hebben. 1 Conventionele Branddetectie, neutraal lastenboek beschrijving De kabels van de handbrandmelders en de detectoren die zich in onbewaakte ruimtes bevinden dienen uitgevoerd te worden in F3 terwijl deze die zich in bewaakte ruimtes bevinden in F2 kunnen uitgevoerd worden. De voedingskabels van de sirenes moeten steeds in F3-kabel uitgevoerd worden. De leidingen van de branddetectieinstallatie moeten gescheiden zijn van alle andere en mogen nooit parallel lopen met sterkstroomleidingen. Zelfsluitende deuren Indien er zelfsluitende deuren aanwezig zijn, moeten deze in normale toestand open gehouden worden door elektromagneten die constant onder spanning (24V) staan. In geval van alarm moet de brandmeldcentrale ervoor zorgen dat de spanning onderbroken wordt en dat de deuren sluiten. De voeding van de deurmagneten moet gebeuren door middel van een afzonderlijke voeding + noodvoeding met batterijen. Automatische telefoondoormelder In geval van alarm zal de brandmeldcentrale een signaal kunnen geven aan de automatische telefoondoormelder, waardoor deze in werking treedt. De telefoondoormelder zal via de gewone telefoonlijn 3 verschillende nummers kunnen oproepen waaraan hij een vooraf opgenomen bericht overmaakt. 2 Conventionele Branddetectie, neutraal lastenboek beschrijving BRANDDETECTIE TOT 6 ZONES MET MELDING PER ZONE Branddetectiecentrale Algemeen De installatie dient volgens het traditionele systeem te werken oftewel 'identificatie per zone'. Opbouw van de centrale Uit praktisch en esthetisch oogpunt dient de brandmeldcentrale ingebouwd te zijn in een neutrale plaatstalen kast van lichtgrijze kleur, waarop zich de noodzakelijke aanduidingen en bedieningen bevinden. De centrale dient gebruik te maken van de meest recente microprocessortechnologie. In de kast dient de nodige plaats voorzien te zijn voor de noodvoeding. De centrale dient uitgerust te zijn met 6 zones. De voeding De centrale dient vanuit het openbaar elektriciteitsnet gevoed te worden met 230 V AC. De voeding van de centrale moet de werkingsspanning van 24V DC verzekeren en terzelfdertijd zorgen voor het steeds in geladen toestand houden van de noodvoeding. De noodvoeding dient te bestaan uit een set onderhoudsvrije hermetische loodbatterijen, die een autonomie verzekeren van 24h. in rusttoestand, gevolgd door 30 min. in alarmtoestand. Het overschakelen van de primaire voeding naar de secundaire (nood-) voeding en omgekeerd dient automatisch te gebeuren en dit zonder het verwekken van een alarm. Het ontbreken van de primaire voeding dient aangeduid te worden door een geel oplichtende LED en het in werking treden van een geluidssignaal. Aanduidingen en bedieningen Wanneer de centrale zich in normale werkingstoestand bevindt moet op elke actieve zone een groene LED 'in bedrijf' oplichten. Elke storing zal aangeduid worden door geel oplichtende LED's en het in werking treden van een intermitterend zoemsignaal in de centrale. Minstens volgende storingsled's dienen aanwezig te zijn : - algemene storing lijnbreuk : in geval van lijnbreuk dienen de zone-LED's van de betreffende zones continu op te lichten. kortsluiting : bij kortsluiting dienen de zone-LED's van de betreffende zones flikkerend op te lichten. batterijstoring netstoring 3 Conventionele Branddetectie, neutraal lastenboek beschrijving Elk alarm dient aangeduid te worden door rood oplichtende LED's en het in werking treden van een continu geluidsignaal in de centrale. Naast de algemene alarm-LED dient ook de alarm-LED van de betreffende zone op te lichten. Het geluidssignaal moet gestopt kunnen worden door op de toets 'signaal uit' te drukken, de optische aanduidingen blijven bewaard. Indien er zich nu een alarm voordoet in een andere kring dient het geluidssignaal opnieuw geactiveerd te worden met aanduiding van de betrokken zone. Het dient mogelijk te zijn de centrale opnieuw in zijn rusttoestand te brengen door gebruik te maken van de 'Reset' toets. Alle optische en akoestische signalen dienen gewist te worden voor zover hun oorzaak verdwenen is. Het moet mogelijk zijn om 3 vertragingstijden te programmeren door middel van de toetsen van de centrale waarvan 1 tijd de werkingstijd van de sirenes zal bepalen. Men moet kunnen programmeren of een zone direct of vertraagd moet werken. Teneinde ongewenste meldingen te vermijden, kan de centrale indien gewenst bij alarm eerst een alarmbevestiging vragen. Wanneer binnen een opgegeven tijdsspanne dan opnieuw een melding wordt gegeven, zal dan pas een alarm worden gegenereerd (dubbeltoetstijd ). De mogelijkheid om een lampentest uit te voeren moet aanwezig zijn. Het dient mogelijk te zijn om een handbediende algemene ontruiming te geven door de betreffende knop in te drukken, de bijhorende rode LED dient op te lichten en de evacuatiemiddelen worden geactiveerd (sirenes treden in werking, branddeuren sluiten,...). Elke zone dient afzonderlijk buiten dienst gesteld te kunnen worden. Dit moet wel als storing gemeld worden. De centrale dient uitgerust te zijn met 2 vrij programmeerbare relaiscontacten. De kast dient uitgerust te zijn met een sleutelschakelaar waarmee men elke ongewenste manipulatie door onbevoegde personen kan uitsluiten. De enige handeling die moet kunnen uitgevoerd worden bij vergrendeling d.m.v. de sleutelschakelaar is het stoppen van de geluidssignalen met de 'signaal uit'-knop. Inbedrijfstellen van de installatie en opleiding van het personeel Inbedrijfstelling van de installatie dient te gebeuren door de fabrikant van de materialen. Voor de opleiding van het personeel dient minstens een halve dag uitgetrokken te worden, zodanig dat bij oplevering het personeel blijk kan geven hoe om te gaan met de installatie. Onderhoudscontract Om de goede werking van de installatie te garanderen dient een onderhoudscontract te worden afgesloten. Dit onderhoudscontract dient voorgelegd te worden bij de voorlopige oplevering. Het is de fabrikant van de materialen of iemand die door de fabrikant is aangesteld, die zal instaan voor dit jaarlijks onderhoud conform S21-100. 4 Conventionele Branddetectie, neutraal lastenboek beschrijving BRANDMELDCENTRALE TOT 10 ZONES MET MELDING PER ZONE Bosec gekeurd Branddetectiecentrale Algemeen De installatie dient volgens het traditionele systeem te werken oftewel 'identificatie per zone'. De centrale zal samen met de thermovelocimetrische en optische detectoren goedgekeurd zijn door ANPI-NVBB. Het BOSEC attest dient bij de inschrijving gevoegd te worden. Opbouw van de centrale Uit praktisch en esthetisch oogpunt dient de brandmeldcentrale ingebouwd te zijn in een neutrale kast van donkergrijs plaatstaal met lichtgrijze, inliggende deur, voorzien van een slot en venster waarachter het frontpaneel met de noodzakelijke aanduidingen zichtbaar is. Teneinde bij eventueel defect een makkelijke toegang en een goed overzicht te hebben tot de algehele elektronica moet de kast zo geconstrueerd zijn dat de voorbouw van de kast eenvoudig te demonteren is van het achterpaneel. In de kast dient de nodige plaats voorzien te zijn voor de noodvoeding. De centrale dient gebruik te maken van de meest recente microprocessortechnologie. De centrale dient uitgerust te zijn met 10 zones. De voeding De centrale dient vanuit het openbaar elektriciteitsnet gevoed te worden met 230 V AC. De voeding van de centrale moet de werkingsspanning van 24V DC verzekeren en terzelfdertijd zorgen voor het steeds in geladen toestand houden van de noodvoeding. De noodvoeding dient te bestaan uit een set onderhoudsvrije hermetische loodbatterijen, die een autonomie verzekeren van 24h. in rusttoestand, gevolgd door 30 min. in alarmtoestand. Het overschakelen van de primaire voeding naar de secundaire (nood-) voeding en omgekeerd dient automatisch te gebeuren en dit zonder het verwekken van een alarm. Het ontbreken van de primaire voeding of de noodvoeding dient aangeduid te worden door een geel oplichtende LED en het in werking treden van een geluidssignaal. 5 Conventionele Branddetectie, neutraal lastenboek beschrijving Aanduidingen en bedieningen Wanneer de centrale zich in normale werkingstoestand bevindt moet de groene LED 'in bedrijf' oplichten. Elke storing zal aangeduid worden door geel oplichtende LED's en het in werking treden van een storingsrelais en een intermitterend zoemsignaal in de centrale. Minstens volgende storingsled's dienen aanwezig te zijn: - algemene storing Lijnbreuk : gaat altijd gepaard met het oplichten van de zone-storingsled van de betreffende zone. Kortsluiting : gaat altijd gepaard met het knipperen van de zone-storingsled van de betreffende zone. batterijstoring netstoring aardstoring sirenebewakingsstoring herhaalbordstoring alarm doormeldingsstoring. ... Elk alarm dient aangeduid te worden door rood oplichtende LED's en het in werking treden van een continu zoemsignaal in de centrale. Naast de algemene alarmled dient ook de alarmled van de betreffende zone op te lichten. Het geluidssignaal moet gestopt kunnen worden door op de toets 'signaal uit' te drukken, de optische aanduidingen blijven bewaard. Indien er zich nu een alarm voordoet in een andere kring dient het geluidssignaal opnieuw geactiveerd te worden met aanduiding van de betrokken zone. Het dient mogelijk te zijn de centrale opnieuw in zijn rusttoestand te brengen door gebruik te maken van de 'Reset' toets. Alle optische en akoestische signalen dienen gewist te worden voor zover hun oorzaak verdwenen is. De centrale moet uitgerust zijn met een sirenebewakingszone voor 8 sirenes. De mogelijkheid om een lampentest uit te voeren moet aanwezig zijn. Het dient mogelijk te zijn om een handbediende algemene ontruiming te geven door de betreffende knop in te drukken, de bijhorende rode LED dient op te lichten en de evacuatiemiddelen worden geactiveerd (sirenes loeien en branddeuren sluiten,…). De centrale moet sturingen kunnen doen per zone en kan hiervoor uitgerust worden met een potentiaalvrije relais per zone. De centrale moet een bewaakt uitgangscontact bezitten om in geval van alarm een automatische telefoondoormelder aan te sturen. Het moet mogelijk zijn 2 nevenpanelen aan te sluiten op de centrale via een driedraadssysteem. Het herhaalbord dient een kopie te zijn van de centrale (dezelfde functies als op de centrale moeten ook op het nevenpaneel kunnen). Elke zone dient afzonderlijk buiten dienst gesteld te kunnen worden. 6 Conventionele Branddetectie, neutraal lastenboek beschrijving Teneinde ongewenste meldingen te vermijden, kan de centrale indien gewenst bij alarm eerst een reset geven. Wanneer binnen een bepaalde tijdspanne dan opnieuw een melding wordt gegeven, zal dan pas een alarm worden gegenereerd ( dubbeltoetstijd ). Het moet mogelijk zijn om 3 vertragingstijden te programmeren door middel van de toetsen van de centrale waarvan 1 tijd de loeitijd van de sirenes zal bepalen. Men moet kunnen programmeren of een zone direct of vertraagd moet werken. De mogelijkheid moet bestaan om de centrale in teststand te zetten, waardoor men op eenvoudige wijze de goede werking van elke detector en handbrandmelder kan testen zonder dat de alarmmiddelen geactiveerd worden. Er zal een inschuifvenster in het front van de centrale ingewerkt zijn waarin men een kaart kan schuiven waarop een duidelijke tekstomschrijving staat van elke zone. De kast dient afgesloten te worden met een yaleslot; dit om elke ongewenste manipulatie door onbevoegde personen uit te sluiten. De maximale afmetingen van de kast zijn : Hoogte : 380 mm. Breedte : 390 mm. Diepte : 130 mm. Inbedrijfstellen van de installatie en opleiding van het personeel Inbedrijfstelling van de installatie dient te gebeuren door de fabrikant van de materialen. Voor de opleiding van het personeel dient minstens een halve dag uitgetrokken te worden, zodanig dat bij oplevering het personeel blijk kan geven hoe om te gaan met de installatie. Onderhoudscontract Om de goede werking van de installatie te garanderen dient een onderhoudscontract te worden afgesloten. Dit onderhoudscontract dient voorgelegd te worden bij de voorlopige oplevering. Het is de fabrikant van de materialen of iemand die door de fabrikant is aangesteld die zal instaan voor dit jaarlijks onderhoud. 7 Conventionele Branddetectie, neutraal lastenboek beschrijving CONVENTIONELE OPTISCHE DETECTOR Opbouw: De detectoren zijn opgebouwd uit een eenvoudig te monteren detectorsokkel voorzien van de nodige aansluitklemmen, waarin de detectorkop geplugd wordt. De detectorkop kan zonder speciaal gereedschap in de sokkel bevestigd en geborgen worden. Zij werken op een tweedraadssysteem. Werkingsprincipe: De detectoren beslissen zelfstandig over het doorgeven van een alarm aan de centrale en beschikken daarvoor over verschillende meetelementen. De detector is beschikbaar met volgende detectie methoden : - Optisch (O) Als optische detector: berust op het Tyndall principe. In de meetkamer zijn hiervoor de infrarode lichtbron en de foto-elektrische diode, die dienst doet als ontvanger, zodanig geplaatst dat ze optisch niet in dezelfde lijn liggen. Indien er zichtbare rook in de detector komt, zullen de aanwezige rookdeeltjes het infrarode licht weerkaatsen waardoor de ontvanger de nodige pulsen krijgt. Een elektronische schakeling zal hieruit de rookconcentratie bepalen. In geval van alarm gaan 2 rode LED's oplichten. Deze alarmindicatoren zijn diametraal geplaatst zodat steeds één LED-indicator zichtbaar is bij het betreden van het lokaal. De detector zal een nevenindicator kunnen aansturen met een vermogen tot 60 mA. Deze uitgang moet kortsluitvast zijn, dwz. bij kortsluiting van deze uitgang moet de detector verder blijven functioneren. Afmetingen : Diameter : Hoogte : 55 / 90 mm 76 mm incl. sokkel 8 Conventionele Branddetectie, neutraal lastenboek beschrijving CONVENTIONELE THERMOMAXIMAAL + THERMOVELOCIMETRISCHE DETECTOR Opbouw: De detectoren zijn opgebouwd uit een eenvoudig te monteren detectorsokkel voorzien van de nodige aansluitklemmen, waarin de detectorkop geplugd wordt. De detectorkop kan zonder speciaal gereedschap in de sokkel bevestigd en geborgen worden. Zij werken op een tweedraadssysteem. Werkingsprincipe: De detectoren beslissen zelfstandig over het doorgeven van een alarm aan de centrale en beschikken daarvoor over verschillende meetelementen. De detector beschikt over volgende detectie methoden : - Thermomaximaal + Thermovelocimetrisch (T+TVC) Als thermomaximaal detector : wanneer de omgevingstemperatuur een bepaalde drempel overschrijdt, wordt er een alarm gemeld. Als thermovelocimetrische detector : wanneer er zich binnen een bepaalde tijdspanne een zekere temperatuursstijging voordoet (conform EN 45- 5 reactiegraad l), zal er een alarm gemeld worden. In geval van alarm gaan 2 rode LED's oplichten. Deze alarmindicatoren zijn diametraal geplaatst zodat steeds één LED-indicator zichtbaar is bij het betreden van het lokaal. De detector zal een nevenindicator kunnen aansturen met een vermogen tot 60 mA. Deze uitgang moet kortsluitvast zijn, dwz. bij kortsluiting van deze uitgang moet de detector verder blijven functioneren. Afmetingen : Diameter : Hoogte : 55 / 90 mm 76 mm incl. sokkel 9 Conventionele Branddetectie, neutraal lastenboek beschrijving CONVENTIONELE OPTISCHE + THERMISCHE / THERMOVELOCIMETRISCHE DETECTOR Opbouw: De detectoren zijn opgebouwd uit een eenvoudig te monteren detectorsokkel voorzien van de nodige aansluitklemmen, waarin de detectorkop geplugd wordt. De detectorkop kan zonder speciaal gereedschap in de sokkel bevestigd en geborgen worden. Zij werken op een tweedraadssysteem. Werkingsprincipe: De detectoren beslissen zelfstandig over het doorgeven van een alarm aan de centrale en beschikken daarvoor over verschillende meetelementen. De detector is beschikbaar met volgende detectie methoden : - Optisch + Thermisch/Thermovelocimetrisch (O+TVC) Als optische detector : berust op het Tyndall principe. In de meetkamer zijn hiervoor de infrarode lichtbron en de foto-elektrische diode, die dienst doet als ontvanger, zodanig geplaatst dat ze optisch niet in dezelfde lijn liggen. Indien er zichtbare rook in de detector komt, zullen de aanwezige rookdeeltjes het infrarode licht weerkaatsen waardoor de ontvanger de nodige pulsen krijgt. Een elektronische schakeling zal hieruit de rookconcentratie bepalen. Als thermisch/thermovelocimetrische detector : wanneer er zich binnen een bepaalde tijdspanne een zekere temperatuursstijging voordoet (conform EN 45- 5 reactiegraad l), + wanneer de detector een bepaalde temperatuursdrempel overschrijdt zal er een alarm gemeld worden. In geval van alarm gaan 2 rode LED's oplichten. Deze alarmindicatoren zijn diametraal geplaatst zodat steeds één LED-indicator zichtbaar is bij het betreden van het lokaal. De detector zal een nevenindicator kunnen aansturen met een vermogen tot 60 mA. Deze uitgang moet kortsluitvast zijn, dwz. bij kortsluiting van deze uitgang moet de detector verder blijven functioneren. Afmetingen : Diameter : Hoogte : 55 / 90 mm 76 mm incl. sokkel 10 Conventionele Branddetectie, neutraal lastenboek beschrijving CONVENTIONELE THERMOMAXIMAAL DETECTOR Opbouw: De detectoren zijn opgebouwd uit een eenvoudig te monteren detectorsokkel voorzien van de nodige aansluitklemmen, waarin de detectorkop geplugd wordt. De detectorkop kan zonder speciaal gereedschap in de sokkel bevestigd en geborgen worden. Zij werken op een tweedraadssysteem. Werkingsprincipe: De detectoren beslissen zelfstandig over het doorgeven van een alarm aan de centrale en beschikken daarvoor over verschillende meetelementen. Als thermomaximaal detector : wanneer de omgevingstemperatuur een bepaalde drempel overschrijdt, wordt er een alarm gemeld. In geval van alarm gaan 2 rode LED's oplichten. Deze alarmindicatoren zijn diametraal geplaatst zodat steeds één LED-indicator zichtbaar is bij het betreden van het lokaal. De detector zal een nevenindicator kunnen aansturen met een vermogen tot 60 mA. Deze uitgang moet kortsluitvast zijn, dwz. bij kortsluiting van deze uitgang moet de detector verder blijven functioneren. Afmetingen : Diameter : Hoogte : 55 / 90 mm 76 mm incl. sokkel 11 Conventionele Branddetectie, neutraal lastenboek beschrijving U.V. VLAMDETECTOR Werkingsprincipe : Voor het detecteren van een beginnende vuurhaard vanaf grote hoogte maakt men gebruik van een U.V.-vlamdetector. Deze detector reageert op ultraviolet licht, ontstaan bij vlammen. Het detectie-element van deze melder is een speciaal voor deze doeleinden ontworpen U.V.-lamp die zeer gevoelig is voor ultraviolette straling veroorzaakt door vlammen. (spectrum 190-270 nm.). De detector is dusdanig opgebouwd dat andere invloeden buiten het toegelaten spectrum gefilterd worden en een storingsvrije werking gegarandeerd wordt. De detector is geheel beveiligd tegen netstoring en statische elektriciteit. De alarmtoestand, waarin een detector verkeert, wordt aangegeven door middel van 2 diametraal geplaatste rode LED's. De mogelijkheid om een nevenindicator aan te sturen moet bestaan. 12 Conventionele Branddetectie, neutraal lastenboek beschrijving HANDBRANDMELDER De handbrandmelder dient uitgevoerd te zijn in zelfdovende, slagvaste kunststof (ABS). Volgende kleurencode wordt gehandhaafd indien van toepassing : - rood : brand alarm of waarschuwing - geel : evacuatie België - blauw : naar keuze - wit : naar keuze - groen : openen nooduitgang Door het wegdrukken van het polycarbonaat venster wordt deze microswitch veranderd van toestand, verschijnt de tekst “activated” en licht de rode led op. Daar het polycarbonaat venster niet breekt maar wegklikt bij bediening is er geen kans op verwonding. De Module kan eenvoudig worden getest door indrukken, daarna kan men het polycarbonaat venster eenvoudig herbewapenen met de meegeleverde sleutel. Men heeft dus geen speciaal gereedschap nodig om de handbrandmelder te testen. Een cover voor bescherming tegen ongewenst gebruik is in optie verkrijgbaar. Afmetingen : 100 X 100 X 28,5 mm. 13 Conventionele Branddetectie, neutraal lastenboek beschrijving ELEKTRONISCHE SIRENE De elektronische sirenes, bestaande uit een elektronische omvormer die een luidspreker voedt die in een behuizing van helderrode, slagvaste kunststof ingebouwd dient te zijn, mogen maximaal 80 mA verbruiken. De frequentie van het door de sirenes voortgebrachte geluid zal tussen 500 Hz en 1.200 Hz blijven. Systemen met piëzoelektrische geluidsbron die hogere frequenties genereren zijn niet toegelaten. De nominale spanning moet geleverd worden door de batterij van de centrale. De geluidsintensiteit bedraagt 103 dB op 1 m. Afmetingen : 110 X 153 X 50 mm. Het moet mogelijk zijn 4 verschillende tonen te genereren, te weten : - slow-whoop : In 3sec. gaande van 500 tot 1.200Hz met een pauze van 0,5sec. - op- en neergaand signaal : Van 500Hz tot 1.200Hz naar 500Hz. - onderbroken signaal : 600Hz gedurende 3sec, met tussenpauze van 0,5sec - continu signaal : 600Hz Bij gebruik van meerdere sirenes dienen deze gesynchroniseerd te zijn. Door de technologie van nauwkeurige kristaloscillatoren in deze sirenes is geen synchronisatiedraad nodig tussen de onderlinge sirenes. 14 Conventionele Branddetectie, neutraal lastenboek beschrijving ELECTROMAGNETEN De centrale moet meerdere types deurmagneten kunnen sturen. Bij alarm zal de spanning op de deurmagneten wegvallen en zullen de deuren automatisch dicht gaan. Op de deuren wordt een verstelbare ankerplaat geplaatst. Wandmontage : De magneet zit in een behuizing met onderbrekingsschakelaar. De magneet zelf heeft een beschermingsgraad IP65, de aansluitingen IP40. De magneet werkt op een spanning van 24V en heeft een verbruik van 80mA. De afmetingen van de behuizing: 65 x 120 x 40 mm. Vloermontage : De magneet zit in een behuizing met onderbrekingsschakelaar. De magneet zelf heeft een beschermingsgraad IP65, de aansluitingen IP40. De magneet werkt op een spanning van 24V en heeft een verbruik van 80mA. De afmetingen van de behuizing: 185 x 90 x 80mm. 15 Conventionele Branddetectie, neutraal lastenboek beschrijving SUPPLEMENTAIRE VOEDINGEN Indien er een te groot stroomverbruik is door gebruik van bvb. deurmagneten en/of sirenes, kan er naast de brandcentrale een extra voeding worden gezet om deze verbruikers te voeden. De voedingen werken op 24V, het vermogen van de gekozen voeding dient aangepast te zijn aan het verbruik. Voeding 24V 1A De voeding zit in een afgesloten kast. De voeding is voorzien van een batterijlader om onderhoudsvrije loodbatterijen onder spanning te houden. Bij netuitval zullen de noodbatterijen de voeding van spanning voorzien. Afmetingen van de kast : 295 x 220 x 90 mm Voeding 24V 3A De voeding zit in een afgesloten kast. De voeding is voorzien van een batterijlader om onderhoudsvrije loodbatterijen onder spanning te houden. Bij netuitval zullen de noodbatterijen de voeding van spanning voorzien. Afmetingen van de kast : 295 x 220 x 90 mm Voeding 24V 10A De voeding zit in een afgesloten kast. De voeding is voorzien van een batterijlader om onderhoudsvrije loodbatterijen onder spanning te houden. Bij netuitval zullen de noodbatterijen de voeding van spanning voorzien. Afmetingen van de kast : 280 x 390 x 130 mm 16 Conventionele Branddetectie, neutraal lastenboek beschrijving KABELVEREISTEN De kabels moeten voldoen aan de geldende normen en aan onderstaande vereisten. Zones: 2 aders (twisted pair) niet afgeschermde F3-kabel. Totale lusweerstand moet kleiner zijn dan 20 . (meten: sluit het einde van de lus kort en meet aan de centrale de weerstand van de lijn) Onderstaande tabel geeft weer hoe lang de lijn mag zijn voor een gekozen kabeldiameter of sectie: 0,6mm 160m 0,8mm 275m 1,5mm² 850m 2,5mm² 1400m Indien een vier aderige kabel wordt gebruikt dan kan men 2x 2 aders samen nemen: 2x0,6mm 320m 2x0,8mm 550m Zoals in telecommunicatie gebruikelijk is worden de kabels best op een afstand van 0,5 m gehouden van 230/400Vac kabels. Voor plaatsen waar veel elektrische storing niet valt uit te sluiten, kunnen er afgeschermde kabels gebruikt worden. In dit geval is het van uiterst belang om volgende zaken correct te doen: * De afscherming wordt in de centrale verbonden met de + van de zone. * De afscherming moet bij elke detector perfect worden doorverbonden naar de verdere lus. * De afscherming mag nergens in contact komen met vochtige muren. * De afscherming mag nergens worden verbonden met de aarde. 17 Conventionele Branddetectie, neutraal lastenboek beschrijving KABELVEREISTEN Aansluiting HerHaalBord (Nevenpaneel): Er kunnen tot 2 HHB-en op de brandmeldcentrale met 10 zones worden aangesloten. 3 aders niet afgeschermd. Weerstand per ader moet kleiner zijn dan 2,5 . Onderstaande tabel geeft weer hoe lang de lijn mag zijn voor een gekozen kabeldiameter of sectie: 1,5mm² 250m 2,5mm² 400m Indien slechts 1 HHB gebruikt wordt dan mag de kabel nog iets langer zijn. Zoals in telecommunicatie gebruikelijk is worden de kabels best op een afstand van 0,5 m gehouden van 230/400Vac kabels. Voor plaatsen waar veel elektrische storing niet valt uit te sluiten, kunnen er afgeschermde kabels gebruikt worden. In dit geval is het van uiterst belang om volgende zaken correct te doen: * De afscherming wordt in de centrale verbonden met de - van het HHB. * De afscherming moet bij elk HHB perfect worden doorverbonden naar het volgende HHB. * De afscherming mag nergens in contact komen met vochtige muren. * De afscherming mag nergens worden verbonden met de aarde. 18 Conventionele Branddetectie, neutraal lastenboek beschrijving KABELVEREISTEN SIRENES De kabels voor alle signaalgevers moeten altijd F3 zijn. Eentonige sirenes: (keuze uit 4 geluidssignalen) 2 aders van de centrale naar de eerste sirene, 2 aders naar de volgende sirenes. Meertonige sirenes: vb 2 tonige sirene: 3 aders van de centrale naar de eerste sirene, 3 aders naar de volgende sirene. (synchronisatie draad is niet meer nodig) vb 3 tonige sirene: 4 aders van de centrale naar de eerste sirene, 4 aders naar de volgende sirene. (synchronisatie draad is niet meer nodig) De weerstand per ader die kan worden toegelaten is afhankelijk van het aantal sirenes en de opstelling ervan op de lijn. Uiteindelijk criterium is dat men minstens 12V moet overhouden aan de sirenes indien op een bijna lege batterij (18Vdc) wordt gewerkt. Indien men een maximale geluidssterkte wil overhouden, dan moet men een nog strenger criterium hanteren. Een spanningsval van 6 V maximaal is dus aanvaardbaar. De stroom die doorheen de kabel loopt is 0,08A per sirene. Volgende tabel geeft de maximale lijnlengte voor de verschillende configuraties: aantal sirenes sirenes op gelijke afstanden verdeeld over de lijn alle sirenes op einde van de lijn 2 0,8mm 1,5mm 2,5mm 600m 1730m 2900m 0,8mm 1,5mm 2,5mm 440m 1300m 2200m 5 0,8mm 1,5mm 2,5mm 290m 860m 1460m 0,8mm 1,5mm 2,5mm 180m 500m 900m 10 0,8mm 1,5mm 2,5mm 160m 450m 820m 0,8mm 1,5mm 2,5mm 90m 250m 450m 20 0,8mm 1,5mm 2,5mm 84m 230m 420m 0,8mm 1,5mm 2,5mm 44m 120m 220m Indien één en ander problemen geeft dan moet men het aantal sirenes per kabel beperken, en twee of meer sirenekabels laten toekomen in de centrale. 19