KATTENTONGEN EN VARKENSPOTEN. KOKEN EN ETEN IN VLAANDEREN IN DE 20STE EEUW Inleiding De voeding op het Vlaamse platteland is omstreeks 1900 eenvoudig en relatief monotoon: aardappelen, spek, vet, boter en karnemelk. Verder worden ook nog vlees en groenten gegeten, maar zeker niet in overvloed. Eigen productie en zelfvoorziening primeren. Nieuwe producten, technieken en inzichten over een gezonde voeding dringen slechts langzaam door. De voedingsgewoonten zijn er weinig onderhevig aan verandering. Opvallend ook is dat plattelandsvrouwen en boerinnen weinig kennis hebben van koken en aan het bereiden van eten weinig tijd besteden. Wat men weet wordt mondeling doorgegeven van moeder op dochter. Kookboeken zijn er nauwelijks: ze zijn lange tijd te duur en lang niet iedereen kan lezen. Zelfs eenvoudige bereidingen lukken niet altijd. De Boerinnenbond (opgericht in 1911) meldt in één van de eerste nummers van haar ledenblad: “Menige huisvrouw weet niet al te best hoe aardappelen moeten gekookt worden, zoodat deze waterachtig en smakeloos op tafel komen. En daar arm en rijk ze dagelijks gebruikt, achten we het nuttig voorop de gewone bereiding van aardappelen te geven”. De jonge organisatie erkent snel het gebrek aan kennis van een gezonde en voedzame keuken op het Vlaamse platteland. Meer recepten en keukentips volgen in latere nummers van het tijdschrift De Boerin en groeien uit tot een populaire column. Jaren later, in 1927, verschijnt voor het eerst Ons Kookboekje. Het is de start van het meest succesvolle Vlaamse kookboek. Ons Kookboek is voor voedings- en landbouwhistorici een prachtige bron. De samenstellers registreren niet alleen wat er wordt gegeten in Vlaanderen. Het kookboek wordt tevens ingeschakeld voor educatieve en zelfs promotionele doeleinden. Ons Kookboek biedt zodoende ook een beeld van hoe de visie op koken, voeding en eetcultuur in een (oorspronkelijk) agrarisch, landelijk milieu evolueert tijdens de voorbije eeuw. In de geest van de tijd De eerste Belgische boerinnenkring wordt opgericht in Alveringem (West-Vlaanderen) in 1906. Op de eerste foto’s staan een vijftigtal goedgeklede en duidelijk welgestelde boerinnen. Vijf jaar later verzamelen diverse boerinnengilden zich in de Belgische Boerinnenbond. De nieuwe vereniging groepeert aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog reeds 140 lokale kringen, samen goed voor ruim 15.000 leden. Het doel van de organisatie is duidelijk: bijdragen tot de vooruitgang van de landbouw en het welzijn van de boerenstand, trouw aan het katholieke geloof en de christelijke moraal. De Boerinnenbond mikt met haar activiteiten op de vorming van goede huishoudsters en moeders. Via voordrachten, lessenreeksen, brochures en wedstrijden worden boerendochters richting landbouwhuishoudonderwijs georiënteerd. Het maandblad De Boerin dat vanaf 1909 wordt uitgegeven, fungeert als uithangbord van de koepelorganisatie. Het is geschreven in de geest van de tijd: belerend van toon en in het defensief tegen zedenbederf. Maar het blad en de vereniging hebben succes: in 1914 verschijnt het al op 13.500 exemplaren. Er wordt trouwens al snel gezegd dat het drukwerk voor vele aspiranten een belangrijke en soms de eerste reden is om zich lid te maken. Het tijdschrift bevat artikels over zuivel, kippen, kalveren en zwijnenkweek, de moestuin en voeding. 1 Een van de grootste aantrekkingspunten in de werking en activiteiten van de Boerinnenbond is het cursusaanbod inzake koken en voeding. Medewerksters en lesgeefsters trekken van gilde naar gilde. Ze vertellen over de principes van een gezonde voeding en (belangrijk) ze demonstreren dat ook in de praktijk. Het ledenblad De Boerin telt van bij de start een zeer populaire kookrubriek, waarin alternatieve recepten voor de traditionele, eenzijdige voeding worden voorgesteld en waar wordt ingegaan op de voedingswaarde van de verschillende producten. De voeding van landbouwers en in het algemeen op het platteland is te eenzijdig. De Boerinnenbond wenst deze situatie via voorlichting te verbeteren. De werking van de boerinnengilden moet eveneens begrepen worden als een instrument om een (verdere) leegloop van het platteland te voorkomen. Dat kan door de materiële levensomstandigheden te verbeteren, door het creëren van een gezellige sfeer thuis, waarbij gezond en lekker eten een centrale plaats innemen. Wanneer in 1910 De Jonge Keukenmeid het auteurschap van de stukjes en artikels opeist, komt er meer structuur in de keukenrubriek. Er wordt telkens een driegangen menu met soep, hoofdschotel en dessert voorgesteld, waarbij het ritme van de seizoenen de invulling dicteert. De verspreiding op het platteland van de Leuvense stoof met de lange platte kookplaat maakt die verschuiving mogelijk. Niet langer dient alles samen te sudderen in één ketel boven het haardvuur. En er zit ook meer lijn in de recepten, met eerst de ingrediënten en verder de bereiding. De Jonge Keukenmeid vraagt van de abonnees ook suggesties, overigens met succes. Een succesvolle start De cursussen voeding en koken van de Boerinnenbond leiden niet onmiddellijk tot een eigen handboek. De deelneemsters noteren in schriftjes de recepten en tips. De eerste publicaties worden pas gerealiseerd tijdens de Eerste Wereldoorlog. Eentje over het bewaren van groenten en fruit en een meer algemene brochure met “Nuttige raadgevingen over de voeding”. Het succes van beide publicaties doet bij de leiding het idee ontstaan om in functie van de kookcursussen een handleiding uit te geven. Zo verschijnt in 1927, naast de inmiddels 60.000 maandelijkse exemplaren van het ledentijdschrift, ook een eerste boekversie getiteld Ons Kookboekje. De doelstelling van Ons Kookboekje is duidelijk: het verbeteren van de voeding van de landbouwer. Vooral het gebrek aan variatie wordt op de korrel genomen: “Er is heel dikwijls groot gebrek aan afwisseling in de spijzen: aardappelen, brood, spek, melk of botermelk zijn de hoofdbestanddeelen en komen bijna alle dagen onder denzelfden vorm op tafel”. Het voedselpallet bevat een overvloed aan koolhydraten uit aardappelen en brood. Er worden te weinig groenten gegeten (zelfs minder dan stedelingen). Ook het vooroordeel dat vlees het beste voedsel zou zijn wordt bestreden. Het gebruik van vlees dient te worden gematigd, omdat het niet gezond is en bovenal (te) duur. Stukken van mindere kwaliteit hebben immers evenveel voedingswaarde. Het devies is uitdrukkelijk: eenvoudig doch voedzaam eten. Ons Kookboekje is opgebouwd in drie delen. Het eerste deel reikt basiskennis aan over voedingsleer, het tweede deel bevat menukaarten (voor alledag, zon-, feest- en kermisdagen) waarin het belang van afwisseling wordt beklemtoond. In het laatste deel volgen de recepten. Het is in de eerste plaats een basiskookboek, klaar en eenvoudig geschreven, zonder veel emotie of anekdotiek. Het is een boek om mee aan de slag te gaan. 2 De receptuur van Ons Kookboekje sluit nauw aan bij de huishoudscholen en volkse versies van de negentiende-eeuwse burgerlijke kookboeken. Het is niet onmiddellijk de traditionele boerenkeuken die op de voorgrond treedt, wel integendeel. Men wil de onvolkomenheden ervan overstijgen. Terwijl op het platteland nog dikwijls vier tot vijf maaltijden per dag worden gebruikt, propageert Ons Kookboekje het stedelijke driemaaltijdenstelsel: ontbijt, middag- en avondmaaltijd. Een centrale rol hierin is weggelegd voor de lunch, bestaande uit drie gangen: soep, hoofdgerecht en dessert. De recepten en seizoensspijskaarten in het ledenblad sluiten hierbij aan. Het hoofdgerecht krijgt in de loop van de twintigste eeuw vaste vorm, een samenstelling die het vandaag nog steeds kent. Het gaat om afzonderlijk gekookte en tevens apart opgediende gerechten zoals aardappelen, groenten en een dierlijk product (vlees, vis of eieren), eventueel met een saus. Het patroon en de samenstelling van de maaltijden wordt geleidelijk aan op het platteland en bij de landbouwers overgenomen van de burgerij. De eerste druk van Ons kookboekje heeft een oplage van 1000 exemplaren en bevat bijna 400 recepten. De oplage is zeer snel uitverkocht, wat niet verwonderlijk is gezien de populariteit van de kookcursussen. Omstreeks 1930 worden jaarlijks circa 3000 vrouwen bereikt. Ook het ledenbestand van de Boerinnenbond explodeert tijdens de jaren 1920 en 1930. Het succes van de beweging reflecteert zich in de verkoopcijfers van het kookboek, dat vanaf de 13de druk in 1939 door de Boerinnenbond wordt uitgegeven. In minder dan 15 jaar tijd worden ongeveer 150.000 à 200.000 exemplaren verkocht. Dat is niet niks, zeker niet omdat de concurrentie bijzonder groot is. Alles bij elkaar verschijnen tussen 1900 en 1950 in België een tweehonderdtal kookboeken en kookboekjes, geschreven in het Nederlands. De verschillende herdrukken en edities van Ons Kookboekje ondergaan tijdens het Interbellum weinig grondige aanpassingen. Een aantal recepten verdwijnen en nieuwe duiken op, maar de filosofie en de indeling blijven ongewijzigd. De Boerinnenbond publiceert tijdens de Tweede Wereldoorlog, inspelend op de schaarsheid van levensmiddelen (ook op het platteland), een Oorlogskookboekje, in opdracht geschreven door Gaston Clément. Het boekje bevat tal van tips voor een spaarzame en zuinige keuken. Stoofpotten en andere gerechten van vroeger treden opnieuw op de voorgrond. En ook het ledentijdschrift promoot de teelt van bijna vergeten basisproducten, zoals rogge en boekweit. Eiwitten moeten opnieuw komen van erwten en bonen. En zelfs de hooikist wordt terug van de zolder gehaald. Slingerend tussen traditie en moderniteit In 1950 is het diminutief weggevallen en prijkt voor het eerst op de voorpagina Ons Kookboek. Met de druk uit 1953 wordt de kaap van 235.000 verkochte exemplaren overschreden. Blijft de inhoud en het concept van Ons Kookboek tijdens het Interbellum quasi ongewijzigd, de jaren 1950 en vroege jaren 1960 vormen een overgangsperiode. Het aantal gerechten neemt verder toe: van 635 in 1939 naar ongeveer 700 in de edities 1957 en 1963. De verruimde keuze betekent evenwel niet dat het monotone karakter van de voeding op het platteland al helemaal is doorbroken. De Monographies sur le bien-être rural en Belgique meldt in 1951 dat ondanks alle verbeteringen er nog steeds weinig groenten worden gegeten en er weinig variatie in het menu is. Tal van huisvrouwen zijn zo druk bezig op de boerderij dat zij wel verplicht zijn “de préparer des mets demandant peu d’occupation: pain, lard et pommes de terre, menu qui devient rapidement monotone”. Maar eens de naoorlogse schaarste voorbij, manifesteert zich onder druk van de toenemende welvaart een (aanvankelijk) voorzichtige beweging naar een rijkere en 3 verfijndere keuken, een evolutie die ook in andere West-Europese landen opvalt. Deze ontwikkeling komt ook aan de oppervlakte in Ons Kookboek en in het ledentijdschrift, zij het nog zeer aarzelend. Aanvankelijk is de Boerinnenbond niet meteen opgezet met de verdere toenadering tussen burgerkeuken en plattelandskeuken. Vooral niet omdat traditionele voedingsgewoonten dreigen te verdwijnen. In Bij de haard verschijnen tijdens de jaren 1950 artikels die het verbruik van klassieke producten als aardappelen en spek promoten. De editie 1950 van Ons Kookboek neemt drie extra stamppotten op. Maar tevergeefs, de modernisering van de plattelandskeuken is ingezet. Aloude recepten als gestoofde aardappelen met ajuin, aardappelen in bouillon en hutsepot met overschot van soepvlees verdwijnen uit het kookboek. Een modern kookboek voor iedereen De hernieuwde editie 1964 van Ons Kookboek staat in meerdere opzichten symbool voor het aanbreken van een nieuwe periode. Vooreerst is er een opvallende modernisering van de layout. De vormgeving van het kookboek verandert ingrijpend. De editie 1964 heeft een hard cover en naast zwart-wit foto’s presenteren ook kleurenfoto’s de gerechten en schotels. Het boek bevat bovendien meer advertenties dan ooit. Met de nieuwe vormgeving begeven de samenstellers zich volop op de commerciële markt en lonken ze naar een breder publiek. Dat is een tweede punt van vernieuwing. De auteurs richten zich in de inleiding uitdrukkelijk tot elke vrouw en niet meer uitsluitend tot boerinnen. Ook de vereniging “an sich” kiest voor het doorbreken van de oude barrières. De verruiming van de organisatie weerspiegelt zich in de naam. In 1971 wordt de Boerinnenbond het Katholiek Vormingswerk voor Landelijke Vrouwen (KVLV). Tijdens de jaren 1970 wint het KVLV zelfs nog 25,000 leden bij en groeit het ledental uit tot meer dan 150,000. De grotere aanhang maakt dat er gaandeweg ook naar specifieke doelgroepen wordt gewerkt zoals jeugd, ouderen, jonge moeders, alleenstaande vrouwen of blinden. In 1975 verschijnt er een brailleversie van Ons Kookboek. En er komt een Franstalige versie op de markt, Cuisine d’aujourdhui, waarvan circa 25,000 exemplaren worden verkocht. Naast Ons Kookboek, dat nog steeds een basiskookboek is, verschijnen in deze periode tal van kleinere, afzonderlijke kookboekjes rond meer specifieke thema’s zoals “Koude buffetten” en “Het klein diepvriesboek”. Bovendien blijven de kooklessen succes genieten. In de jaren 1980 worden er 5000 kooklessen per jaar gegeven, verspreid over heel Vlaanderen. De lesgeefsters van de cursussen werken mee aan de samenstelling van het kookboek. Zij testen en geven tips voor nieuwe recepten. Hun praktijkervaring en contact met beginnende koks of gevorderden zorgt ervoor dat er wordt ingespeeld op nieuwe trends en op de verlangens van beginners. De meest recente en vernieuwde editie van Ons Kookboek verschijnt in 1999, waarmee een totale oplage van 2,3 miljoen exemplaren wordt bereikt. Het boek, dat ondertussen met meer dan 1000 pagina’s is uitgegroeid tot de Vlaamse culinaire bijbel, wordt niet zelden gekocht als geschenk voor jonge koppels die huwen of gaan samenwonen. En dat hoeft niet langer op het platteland te zijn… 4