Uploaded by User3387

Syllabus nascholing leerkrachten LO - Reddend Zwemmen

advertisement
Syllabus nascholing leerkrachten LO - Reddend Zwemmen
Onderwerp:
Reddend zwemmen. Maak het ‘boei’end!
Federatie:
Vlaamse Reddingsfederatie vzw (RedFed)
Gemeenteplein 26 – 3010 Kessel-Lo – www.redfed.be
Lesgever:
Carmen Lecluyse – Sporttechnisch Coördinator recreatief RedFed
1. Reddingsvaardigheden in eindtermen .............................................. 4
1.1 Basisonderwijs ....................................................................................... 4
1.2 Secundair onderwijs: ............................................................................... 4
1ste graad (12-14) ...................................................................................... 4
2de graad (14-16) ..................................................................................... 5
3de graad (16-18) ...................................................................................... 6
2. Reddingssport .......................................................................... 6
2.1 Ontstaan .............................................................................................. 6
2.2 De Vlaamse Reddingsfederatie .................................................................... 7
2.3 Reddend Zwemmen, inspiratie voor je sportles ................................................ 8
3. Inhouden voor lessen .................................................................. 9
3.1 Zelfredding ........................................................................................... 9
3.1.1 Drijven ........................................................................................... 9
3.1.2 Luchtzakken maken........................................................................... 10
3.1.4 Gespecialiseerde hulpmiddelen ............................................................. 10
3.2 Redding van derden................................................................................ 11
3.2.1 Eigen veiligheid eerst ........................................................................ 11
3.2.2 Communicatie ................................................................................. 11
3.2.3 Droge redding.................................................................................. 11
3.2.4 Natte redding .................................................................................. 11
3.2.5 Ondersteunen van een vermoeid slachtoffer ............................................. 12
3.2.6 Prioriteiten reddingsactie ................................................................... 13
3.2.7 SO op de kant brengen ....................................................................... 14
3.2.8 Andere vaardigheden ......................................................................... 14
3.2.9 Basic Life Support (BLS) ...................................................................... 14
3.3 Praktijkvoorbeelden ............................................................................... 14
3.3.1 Spelvormen .................................................................................... 15
3.3.2 Lesvoorbereidingen ........................................................................... 21
3.3.3 Oefenvormen allerlei ......................................................................... 30
4. Interessante links i.v.m. reddend zwemmen ..................................... 33
5. Bijlagen ................................................................................ 34
5.1 Beschrijving reddingssport ........................................................................ 34
2
5.2 Brevetten Redder goud – zilver – brons ......................................................... 34
5.3 Kijkwijzers/instructiewijzers..................................................................... 34
5.4 Eenvoudige simulaties ............................................................................. 34
5.5 Leuk (zelfgemaakt) materiaal voor in je les reddend zwemmen ........................... 34
5.6 Hinderniszwemmen: de techniek en hindernis maken........................................ 34
5.7 Uit het water! Veilig, maar snel! ................................................................ 34
5.8 ERC richtlijnen reanimatie ....................................................................... 34
5.9 Presentatie ................................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
5.10 Lesvoorbereiding nascholing leerkrachten .................................................... 34
3
1. Reddingsvaardigheden in eindtermen
Hieronder kan je enkele van de eindtermen terugvinden die van toepassing kunnen zijn
binnen het redden, het reddend zwemmen.
1.1 Basisonderwijs
De leerlingen:
-
kunnen veiligheidsafspraken naleven
(motorische competenties, zelfredzaamheid in kindgerichte bewegingssituaties,
verantwoord en veilig bewegen, n°1.2)
-
kennen de gevaren en risico's van bewegingssituaties en kunnen deze inschatten en
signaleren
(motorische competenties, zelfredzaamheid in kindgerichte bewegingssituaites,
verantwoord en veilig bewegen, n°1.3)
-
kunnen ongeremd en spelend bewegen in het water
(groot-motorische vaardigheden en acties in gevarieerde situaties, bewegen in
verschillende milieus, n°1.24)
-
voelen zich veilig in het water en kunnen zwemmen (groot-motorische vaardigheden
en acties in gevarieerde situaties, bewegen in verschillende milieus, n°1.25)
-
kunnen de hulp inroepen van een volwassene in een noodsituatie (wereldoriëntatie –
natuur, gezondheid, n°1.20)
-
kunnen elementaire hulp toedienen bij brandwonden (wereldoriëntatie – natuur,
gezondheid, n°1.21)
1.2 Secundair onderwijs:
1ste graad (12-14)
De leerlingen:
-
kunnen onder begeleiding veiligheidsvoorschriften, afspraken en regels naleven
(motorische competentie, verantwoord en veilig bewegen, n°2)
4
-
beheersen voorbereidende vormen van reddend zwemmen
(motorische competentie, bewegen in verschillende milieus, n°26)
-
passen veiligheidsvoorschriften toe en nemen voorzorgen voor een veilige leef- en
werkomgeving (vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen, lichamelijke
gezondheid en veiligheid, n°11)
-
roepen hulp in en dienen eerste hulp en cpr toe (vakoverschrijdende eindtermen en
ontwikkelingsdoelen, lichamelijke gezondheid en veiligheid, n°12)
2de graad (14-16)
De leerlingen:
-
kunnen in welbepaalde bewegingssituaties verantwoordelijkheid opnemen omtrent
elkaars veiligheid door afspraken en regels na te leven
(motorische competenties, verantwoord en veilig bewegen, n°1)
-
kunnen het belang van veiligheidsafspraken toelichten
(motorische competenties, verantwoord en veilig bewegen, n°2)
-
kunnen medeleerlingen in welbepaalde bewegingssituaties helpen en ondersteunen
(ontwikkeling van de motorische competenties, verantwoord en veilig bewegen, n°3)
-
zoeken, behouden en herstellen evenwicht in verschillende situaties
(ontwikkeling van de motorische competenties, reflecteren over bewegen, n°9)
-
kunnen veilig vallen en landen in verschillende situaties
(motorische competenties, reflecteren over bewegen, n°13)
-
herkennen en reageren gepast op onveilige bewegingssituaties
(gezonde en veilige levensstijl, n°20)
-
passen veiligheidsvoorschriften toe en nemen voorzorgen voor een veilige leef- en
werkomgeving (vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen, lichamelijke
gezondheid en veiligheid, n°11)
-
roepen hulp in en dienen eerste hulp en cpr toe (vakoverschrijdende eindtermen en
ontwikkelingsdoelen, lichamelijke gezondheid en veiligheid, n°12)
-
zijn in staat op een sociaal aanvaarde wijze verschillende rollen te vervullen in
welbepaalde bewegingssituaties
(ontwikkeling van het zelfconcept en het sociaal functioneren, n°24)
5
-
aanvaarden hun eigen mogelijkheden
(ontwikkeling van het zelfconcept en het sociaal functioneren, n°27)
3de graad (16-18)
De leerlingen:
-
in nieuwe bewegingssituaties verantwoordelijkheid opnemen door gezamelijk
afgesproken veiligheidsregels toe te passen
(ontwikkeling van de motorische competenties, verantwoord en veilig bewegen, n°1)
-
medeleerlingen helpen wanneer de bewegingssituatie dit vereist
(ontwikkeling van de motorische competenties, verantwoord en veilig bewegen, n°2)
-
gekende motorische vaardigheden uitvoeren op een hoger beheersingsniveau
(ontwikkeling van de motorische competenties ,verbreden en verdiepen van
motorische competenties, n°12)
-
hun kennis rond reanimatie vertalen naar risicovolle bewegingssituaties (ontwikkeling
van een gezonde en veilige levensstijl, n°17)
-
eerste hulp bieden bij ongevallen in bewegingssituaties
(ontwikkeling van een gezonde en veilige levensstijl, n°18)
-
in bewegingssituaties leiding nemen over en leiding aanvaarden van medeleerlingen
(ontwikkeling van het zelfconcept en het sociaal functioneren, n°23)
-
passen veiligheidsvoorschriften toe en nemen voorzorgen voor een veilige leef- en
werkomgeving (vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen, lichamelijke
gezondheid en veiligheid, n°11)
-
roepen hulp in en dienen eerste hulp en cpr toe (vakoverschrijdende eindtermen en
ontwikkelingsdoelen, lichamelijke gezondheid en veiligheid, n°12)
Bron: http://www.ond.vlaanderen.be/dvo/ , april 2013
2. Reddingssport
2.1 Ontstaan
De rode draad doorheen de geschiedenis van ‘lifesaving’ is vrijwilligershulp. In Europa
ontwikkelde het redden zich vooral in zwembaden en aan vlakke waters. In onze regionen had
6
het redden en helpen van mensen in nood altijd al een belangrijke waarde en men richtte
zich hier vooral naar het humanitaire deel. Lifesaving als sport werd, samen met de groeiende
surfcultuur,
zeer
populair in landen als
Zuid-Afrika,
Australië en Nieuw-Zeeland.
Het eerste lifesaving-team zag het daglicht in november 1894, in Australië op Bondi Beach.
Een kleine groep surfers bekwaamde zich in reddingstechnieken onder leiding van Major Bond.
Zij vormden het eerste vrijwilligersteam om surfers in nood te helpen.
Ook elders organiseerden vrijwilligers zich in plaatselijke clubs (de surflifesaving clubs) en
patrouilleerden op het strand. Zij hielden surfers en baders in de gaten, waarschuwden voor
stromingen en haaien, en redden mensen die in het water in de problemen gekomen waren.
Verschillende clubs organiseerden jaarlijks een ‘carnival’. Dit is een wedstrijd tussen de leden
van 1 club, of tussen verschillende clubs uit dezelfde regio. Hiermee ontstond de
reddingssport of het surf lifesaving.
In zonnige en strandrijke landen als Australië is vooral het surf lifesaving populair. De sport
ontwikkelde zich daar aan open water en in de branding van de oceaan. Australië is dan ook
de bakermat van de Surf lifesaving:
- 1932: 1ste Australisch kampioenschap op Bondi Beach naar aanleiding
van de opening van Harbour Bridge
- 1939: Invoering van de rood - gele CAPS
- 1955: 1ste WK
- 1956: 2de WK met eerste Belgische deelname
- 1956: Internationaal Carnival in Torquay tijdens de Olympische Spelen van Melbourne
- 1960: Eerste Inflatbale Rescue Boat (IRB) wedstrijd
- 1966: Eerste Ironman tijdens het Australisch kampioenschap
- 1971: Oprichting World Life Saving (WLS)
- 1994: WLS en FIS fusioneren tot International Lifesaving Federation (ILS)
2.2 De Vlaamse Reddingsfederatie
De Vlaamse Reddingsfederatie vzw (RedFed) is een door het Bloso erkende en gesubsidieërde
sportfederatie. Ze werd opgericht in 1985 en is de Vlaamse vleugel van de Belgische
Reddingsfederatie (BRF). De RedFed is tevens erkend door de International Lifesaving
7
Federation (ILS), het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC) en de Vlaamse
Sportfederatie (VSF).
De RedFed promoot de reddingssport en een veilige watersportbeoefening. Ze is actief op het
sportieve vlak én het op het vlak van de hulpverlening bij water(sport)ongevallen.
Opleidingen Initiator en Trainer B Reddend Zwemmen worden door de RedFed georganiseerd.
De Vlaamse Reddingscentrale is daarnaast ook bevoegd voor de opleidingen en bijscholingen
‘Hoger Redder’. Dit diploma wordt door Bloso erkend en werd in de Vlaremreglementering
(Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning) opgenomen als verplicht diploma voor
tewerkgestelde redders in Vlaamse zwembaden.
Daarenboven staat de RedFed in voor verschillende reddersopleidingen zoals Basisredder,
Bootredder (1,2 en 3-ster), Duiker-redder, Bedrijfseerstehulp, AED,...
2.3 Reddend Zwemmen, inspiratie voor je sportles
De slogan ‘
die de reddingssport kenmerkt,
verklapt onmiddellijk haar dubbele bodem. Naast het sportieve, fysieke aspect komt ook het
aspect van de hulverlening aan bod. Het is dus méér dan zwemmen alleen!
Wat de reddingssport, ook lifesaving genoemd, zo aantrekkelijk maakt, is het gevarieerde
aanbod.
De reddingssport wordt zowel in een zwembad als in open water (meer, zee, ..) beoefend.
Elk heeft een eigen reeks van proeven, zowel individueel als aflossingen. Tijdens deze
wedstrijden demonstreren de atleten verschillende technieken en handelingen die een redder
moet beheersen, bv. zwemmen met poppen, met zwemvliezen, een reddingsgordel, onder
water zwemmen, peddelen op een rescue board, een drenkeling slepen in de reddingsgordel,
...
De reddingssport kan zeker inspiratie vormen voor leuke reddingsestafettes, creatieve
reddingsproeven. Dit in combinatie met de nadruk op het ‘humanitaire’ deel van de
reddingssport kan een de les reddend zwemmen een zeer leerrijke bewegingsles zijn die
8
zeker kan voldoen aan de eindtermen.
Voor de proeven van het reddend zwemmen, zie bijlage.
3. Inhouden voor lessen
Onderstaande onderwerpen kunnen samengevoegd worden of ingebouwd worden in een les
(reddend) zwemmen. Sommige dingen zijn eerder bedoeld om ‘al gaande weg’, ‘ter info’ mee
te geven aan de leerlingen.
Onderstaande inhouden zijn niet allesomvattend.
Het blijft natuurlijk de kunst van de lesgever om dit zo ‘boei’end mogelijk aan te brengen!
3.1 Zelfredding
3.1.1 Drijven
Drijven is een zeer belangrijke vaardigheid! Het leren drijven zou een standaard onderwerp
voor de zwemlessen moeten zijn! Wie zichtzelf drijvende kan houden, kan in nood langer
overleven! Blijven drijven is vaak een slimmere keuze dan zwemmen.
-
Drijven op de rug (X-vorm, Y-vorm, I-vorm)
-
Kwaldrijven
Hierbij maakt de leerling ‘een bolletje’. De bovenrug komt boven water.
Bij deze techniek is er een warmtebehoud. Ademen doet de leerling door het hoofd uit
het water te tillen.
-
Verticaal drijven
Zeker nuttig voor leerlingen waarbij de benen snel ‘zakken’)
Verschillende materialen kunnen gebruikt worden om het drijven te vergemakkelijken:
vlottende matten, plankjes, stukken hout,...
9
3.1.2 Luchtzakken maken
Een lange broek en een hemd met lange mouwen zijn het eenvoudig om luchtzakken mee te
vormen. Maar evengoed een rok, een T-shirt, kussensloop,... kan gebruikt worden.
Voorbeeld: luchtzak met lange broek
Voorbeeld: luchtzak met hemd
Niet enkel kledij kan gebruikt worden om luchtzakken te maken. Laat de leerlingen zeker ook
nadenken over alternatieve materialen en leer hen om creatief om te springen met
beschikbaar materiaal. Bv.: emmer, laars, plastic zak, vuilniszak, lege jerrykan, bal, ...).
3.1.4 Gespecialiseerde hulpmiddelen
Rescueflare:
Zwemvest:
Reddingsboei:
...
10
3.2 Redding van derden
3.2.1 Eigen veiligheid eerst
Eigen veiligheid is prioritair. De leerlingen moeten zich bewust zijn van het feit dat, van het
moment ze als hulpverlener zich in het water begeven, ze zichzelf in gevaar brengen.
Daarom moet er steeds geprobeerd worden om eerst vanop het droge de drenkeling/ het
slachtoffer te helpen. Daarom dus ook: droge redding eerst!
3.2.2 Communicatie
Communicatie is van groot belang. Vraag en informeer. Op die manier kan de hulpverlener
heel wat te weten komen. Ook tijdens de reddingsactie zelf is communicatie belangrijk. Niet
alleen naar de medehulpverleners toe, zeker ook naar het slachtoffer toe.
Leerlingen moeten dit leren! Laat leerlingen een rollenspel vervullen tijdens de les.
“Ik ben hier om je te helpen, houd je rustig”
“Geen paniek mevrouw/meneer, er is hulp onderweg”
“Wees kalm, ik kan je beter helpen zo”
3.2.3 Droge redding
Droge redding heeft de voorkeur.
Van op de kant helpen kan op verschillende manieren:
-
dichtbij: hand reiken
-
net buiten handbereik: materiaal aanreiken
-
ver buiten handbereik: materiaal werpen (steeds
voorbij het slachtoffer en binnen handbereik van het slachtoffer)
Leer leerlingen inventief te zijn met materiaal: (houten) stok, touw, bal in plastic zak met
een touw aan (= reddingsbal), drijvende matten, flexibeam, ...
Je kan ook een mensenketting vormen.
3.2.4 Natte redding
Indien een droge redding geen effect heeft, of niet mogelijk is (bv. slachtoffer is buiten
bewustzijn), dan is een natte redding noodzakelijk.
11
Veilig te water, onder water gaan is belangrijk!
-
voorzichtig te water gaan met contact a.d. muur/rand
-
redderssprong
-
oppervlakteduik (voeten eerst, onbekend water)
-
eendenduik (hoofd eerst, veilig of gekend water)
-
startduik is meestal niet de beste manier
Laat de leerlingen ook niet duiken in het ondiepe
deel van het zwembad!
-
alle vervoersgrepen en bevrijdingsgrepen kunnen zeker in de lessen ingevoegd worden
Oppervlakteduik (voeten eerst):
Eendenduik (hoofd eerst):
Zie ook instructiewijzers oppervlakteduik en eendenduik in bijlage.
3.2.5 Ondersteunen van een vermoeid slachtoffer
Begeleid zwemmen met een redder
De redder ondersteunt: de redder zwemt zijslag en houdt de drenkeling
boven water door hem vlakbij de oksel aan de bovenarm te ondersteunen.
Dit wordt toegepast bij kinderen of zwemmers in moeilijkheden maar die
niet in paniek slaan.
De redder sleept: de drenkeling ligt in buiklig achter de redder en grijpt met
beide handen de schouders van de redder. De armen moeten gestrekt zijn.
Eventueel kan de vermoeide zwemmer meehelpen door een beenslag uit te
voeren.
De redder duwt: de drenkeling ligt in ruglig voor de redder, zijn handen
liggen op de schouders van de redder, de armen zijn gestrekt, de benen zijn
gestrekt en zijwaarts gespreid.
12
Het voordeel van deze positie is dat men de vermoeide zwemmer continu in het oog kan
houden en gemakkelijker zwemt.
Begeleid zwemmen met twee redders
De redders ondersteunen de vermoeide zwemmer elk onder de
oksel. De drenkeling kan zich in
buiklig of in ruglig bevinden. De
redders zwemmen in zijslag.
De redders duwen: de drenkeling ligt in ruglig voor de redders en
wordt tussen hen in genomen terwijl zij in buiklig zwemmen, de
vermoeide zwemmer grijpt met gestrekte armen de dichtstbijgelegen
schouder van elke redder.
De redders slepen en duwen (brug): de vermoeide zwemmer ligt
tussen twee redders die achter elkaar zwemmen in buiklig. Hij legt
zijn handen (armen gestrekt) op de schouders van de eerste
redder en zijn voeten op de schouders van de achterste redder en
klemt ze binnenwaarts gedraaid rond de nek.
Begeleid zwemmen met drie redders
De redders slepen en duwen: de vermoeide zwemmer ligt in
buiklig tussen twee redders en grijpt met gestrekte armen de
dichtsbijgelegen schouder van elke redder vast. Een derde
redder zwemt achter dit trio en neemt de voeten van de
drenkeling op zijn schouders.
3.2.6 Prioriteiten reddingsactie
Deze zijn verschillend van de ‘medische prioriteit’. Het doel is om zoveel mogelijk mensen te
redden bij een ongeval waar meerdere mensen in betrokken zijn.
-
red eerst de mensen die zelf nog mobiel zijn
-
daarna de mensen die slechts tijdelijk hulp nodig hebben (bv. een drijvend voorwerp
aanbieden, persoon met een kramp aan de kant brengen,...)
-
als laatste die slachtoffers die permanente hulp nodig hebben (bv. bewusteloos
slachtoffer, ernstig letsel,...)
13
Dit kan je tot uiting laten komen in ‘reddingssimulaties’. Je zal merken dat in het begin de
leerlingen te snel in het water springen om hulp te bieden. Ze dienen te leren dat ze eerst
een droge redding moeten trachten uit te voeren, vooraleer ze te water gaan.
3.2.7 SO op de kant brengen
Een slachtoffer kan op verschillende manieren op de kant gebracht worden.
Zie bijlage ‘Uit het water! Snel, maar veilig!’
Let op rugvriendelijk tillen! Laat de leerlingen ook steeds per twee iemand uit het water
halen (belasting per leerling is zo minder + iemand moet duidelijk de leiding nemen bij de
hukpverlening).
3.2.8 Andere vaardigheden
- Watertrappelen en wrikken zijn ook vaardigheden die binnen het reddend zwemmen
passen (zelfredding)
-
Onderwater zwemmen (zie verder)
3.2.9 Basic Life Support (BLS)
Leerlingen die het secundair onderwijs verlaten, moeten in staat zijn om een reanimatie uit
te voeren. Dit maakt het hen mogelijk om te kunnen handelen in een noodsituatie.
Reanimatie wordt vaak overgeslagen in de lessen LO. Er komt weinig beweging bij kijken
(alhoewel een correcte reanimatie uitvoeren best vermoeiend is) en er is specifiek materiaal
voor nodig. Toch is reanimatie een vaardigheid die iedereen zou moeten kunnen en
beheersen.
Materiaal kan ontleend worden bij de RedFed, de school kan opteren om een eigen pakket te
voorzien. Er kan ook beroep op gedaan worden op de Vlaamse Reddingsfederatie voor
lesgevers (incl. materiaal).
Voor het stappenplan van de reanimatie voor leken (ERC-richtlijnen 2010), zie bijlage.
3.3 Praktijkvoorbeelden
Zoals eerder gezegd, vormen de reddingsproeven uit het reddend zwemmen een basis. Deze
kan men aanpassen om te komen tot creatieve spelvormen, aflossingen, reddingsproeven.
Hieronder kunnen als extra een aantal oefeningen, lessen teruggevonden worden.
14
3.3.1 Spelvormen
‘Estafette’
Doelen :
Onder water zwemmen, oppervlakteduik, team spirit
Materiaal :
Eén grote bal, een verzwaarde hoepel per ploeg, een loden blokje voor iedere zwemmer.
Spelverloop :
De spelers stellen zich per ploeg op aan de kant van het zwembad. De eerste zwemmer heeft
de bal vast. Op het startsignaal gaat de eerste zwemmer te water ofwel met een startduik,
ofwel met een oppervlakteduik, op aanwijzing van de lesgever. De eerste loopt of zwemt tot
aan de ondergedompelde hoepel, zwemt er met de bal door, komt naar boven, draait zich om
en werpt de bal naar nummer twee. Deze zwemmer herhaalt hetzelfde terwijl nummer één
verder naar de blokjes zwemt, een blokje van de bodem neemt en aan de overzijde op de kant
legt.
‘Parelduikers’
Doelen :
Leren onder water zwemmen terwijl men een drijfvest aan heeft.
Materiaal :
Zwemvesten of andere opblaasbare materialen (zwemband, ...), gewichtjes, één emmer per
ploeg.
Spelverloop :
Er worden gewichtjes op de bodem van het zwembad gelegd. Alle leerlingen dragen een
zwemvest of zwembandjes die zo zijn opgeblazen dat ze nog onder water kunnen zwemmen.
Op het startsignaal van de leerkracht, krijgen de leerlingen gedurende één minuut tijd om
zoveel mogelijk gewichtjes in de emmer van hun ploeg te leggen. De winnende ploeg is deze
met de meeste gewichtjes in de emmer.
15
‘Black-out’
Doelen :
Het aanleren van overlevingstechnieken wanneer men niets kan
zien.
Materiaal :
Een verduisterd zwembrilletje per zwemmer.
Spelverloop :
De zwemmers worden per twee gezet alvorens de brilletjes aan te doen. Nadien worden ze
gescheiden van elkaar en worden ze gedesoriënteerd (door ze een aantal keren rond te
draaien). De partners trachten elkaar te vinden door naar elkaar te roepen. De zwemmers
verplaatsen zich zo dat ze zichzelf of anderen niet kunnen kwetsen. Wanneer ze elkaar
gevonden hebben, moeten ze stil zijn en wachten op de volgende instructies van de leerkracht.
Bijvoorbeeld om naar een stemgeluid toe te zwemmen of om elkaar te slepen naar de richting
van een geluid.
‘Peddelrace’
Doelen :
De vaardigheid van het peddelen leren.
Materiaal :
Een board of drijfmatten.
Spelverloop :
Elke eerste zwemmer van elke ploeg start aan de overzijde van het zwembad. Op het
startsignaal springt nummer één op de plank en zwemt naar de overzijde. Daar springt nummer
twee mee op het board. Beiden peddelen terug naar de overzijde. Nummer twee herhaalt deze
sequentie met nummer drie en zo verder totdat alle
leerlingen aan de overkant zijn.
‘Onderwaterestafette’
Doelen :
Onder water verschillende taken onder tijdsdruk uitvoeren.
Materiaal :
Twee verzwaarde emmers en een loden gewichtje voor elke
ploeg.
Spelverloop :
16
De emmers staan op een onderlinge afstand van 5 m op de bodem van het zwembad. Op het
startsignaal vertrekt de eerste zwemmer naar de eerste emmer, haalt het gewichtje eruit en
legt dit in de andere emmer. De eerste zwemmer komt aan de andere kant boven en tikt de
tweede zwemmer aan die de tegenovergestelde weg aflegt. Iedere zwemmer moet aan de
beurt komen.
‘Geheime documenten’
Doelen :
Verbeteren van de beenbeweging.
Materiaal :
Papieren document.
Spelverloop :
De eerste zwemmer van elke ploeg staat gereed aan
de kant van het zwembad. Op het startsignaal gaat de eerste zwemmer te water met zijn
document zonder dit nat te maken. Hij houdt het document boven water en brengt dit naar de
overzijde. Daar wordt het document door een tweede zwemmer overgenomen en zo verder
totdat elk ploeglid éénmaal gezwommen heeft. De ploeg die het document het eerst droog op
de kant kan leggen, is de winnaar.
‘Onderdompeling’
Doelen :
Verbeteren van de beenbeweging.
Materiaal :
Geen.
Spelverloop :
De zwemmers zetten zich per twee tegenover elkaar, elk met
één hand op het hoofd van zijn partner. Op het startsignaal trachten beide zwemmers elkaar
onder te duwen.
‘Chinese knoop’
Doelen :
Ogen onder water openen, taken onder water uitvoeren, adem
gedurende een bepaalde tijd inhouden.
17
Materiaal :
Een fel gekleurde dikke nylonkoord.
Spelverloop :
Elke leerling neemt een koord en bindt deze met drie knopen rond het been van een partner.
Deze springt in het water en tracht de koord onder water van zijn been te doen door de knopen
te ontrafelen.
‘Overlevingstocht onder water’
Doelen :
Leerlingen leren omgaan met stresssituaties in een
natuurlijke omgeving
Materiaal :
Hoepels, verduisterde brilletjes, boeien, plastieken slierten,
drijfmatten,...
Spelverloop :
Er wordt een ‘reis rond de wereld’ opgesteld in het water. Leerlingen moeten door drijvende
banden zwemmen met een verduisterd brilletje, door wier (hoepel met plastieken slierten aan)
zwemmen en een blokje in de hoepel zoeken (met verduisterd brilletje). Zwemmen onder
drijfmatten, ...
‘Striptease’
Doelen :
Uitdoen van kledij in het water.
Materiaal :
Broek, hemd, T-shirt, sokken.
Spelverloop :
De leerlingen werpen hun kledij in het water en laten deze zinken tot op de bodem. Nadien
duiken ze één voor één hun kledingstukken op en trekken deze vervolgens aan.
Ze kunnen na het uitdoen van de kledij (en het eventueel opduiken), de kledij werpen naar een
doel op de kant (bv. een kegel).
18
‘Reddingsgordel-aflossing’
Doelen :
Technieken voor het gebruik van de reddingsgordel aanleren.
Materiaal :
Eén reddingsgordel voor elk team.
Spelverloop :
Elke ploeg stelt zich op met de leider van de ploeg aan de ene kant van het zwembad en de rest
van de ploeg aan de andere kant van het zwembad. De reddingsgordel ligt op de grond vóór de
eerste zwemmer. Op het startsignaal doet de eerste zwemmer de gordel aan en springt in het
water. Hij zwemt naar de overkant, waar hij de gordel bij de tweede zwemmer aandoet.
Vervolgens brengt hij deze naar de overkant. Nummer twee neemt bij zijn aankomst de
reddingsgordel over en herhaalt de hele sequentie met zwemmer drie. Dit wordt herhaald
totdat alle leerlingen aan de beurt zijn geweest.
‘Redding in de branding’
Doelen :
Leren slepen van een drenkeling in golvend water.
Materiaal :
Geen.
Spelverloop : De leerlingen staan in het water met het
aangezicht naar de boord van het zwembad en de handen in de overloopgoot. Om golven te
maken duwen de leerlingen zich weg van de kant en trekken zich er terug naar toe. Terwijl de
leerlingen golven maken, neemt de eerste leerling van de rij de tweede vast en sleept hem
naar de overkant. Wanneer daar aangekomen sluiten ze achteraan de groep aan en vertrekken
nummers drie en vier. Varianten zijn mogelijk door verschillende vervoersgrepen toe te passen
en de intensiteit van de golven te verhogen.
‘De onbekende drenkeling’
Doelen :
Aanleren en verbeteren van bevrijdingstechnieken.
19
Materiaal :
Geen.
Spelverloop :
Verschillende leerlingen stellen zich op in een lijn in het water.
Een andere leerling komt aanzwemmen met de ogen gesloten.
Eén van de leerlingen uit de lijn heeft de opdracht gekregen de
zwemmer vast te grijpen op een door de leerkracht
aangegeven manier. De andere leerlingen in de lijn, camoufleren het geluid door op het water
te slaan. Elke leerling moet aan de beurt komen als zwemmer en als aanvaller. Bij deze
oefening wordt eveneens de ‘noodrem’ toegepast indien nodig. Wanneer een leerling niet uit
een greep kan ontsnappen, tikt hij op zijn aanvaller en moet deze onmiddellijk loslaten!
‘Reddingscircuits’
Doelen :
Verschillende reddings- en overlevingstechnieken in één les behandelen.
Materiaal :
Gewichtjes, drijfmatten, emmer, kledij, koord, ...
Spelverloop :
Alle vorige oefeningen en andere onderdelen van het reddend- of overlevingszwemmen kunnen
ook in een circuitvorm worden gegoten. Hierbij wordt er dan in verschillende standen gewerkt
en regelmatig doorgeschoven. Wanneer een dergelijke vorm wordt gebruikt, kan deze het best
enkele lessen achter elkaar worden uitgevoerd zodat de leerlingen hun vooruitgang kunnen
waarnemen. Het is eveneens aan te raden om de opstelling voor meerdere klassen te
gebruiken, zodat je niet teveel tijd verliest bij de opbouwen van het circuit. Het voordeel van
deze oefenvorm is dat een grote groep leerlingen constant bezig is. Zorg ervoor dat er
regelmatig rustpauzes worden ingelast.
De figuren en oefeningen van p.46-50 werden met toelating overgenomen uit ‘Wet Games’ van
Peter Meaney en Sarie Culka, 1994, Openbook Publishers.
20
3.3.2 Lesvoorbereidingen
Lessenreeks reddend zwemmen (zwembad – 35 à 40 min actieve leertijd)
Opmerkingen:
-
Lesvoorbereidingen worden enkel met de hoofdonderwerpen besproken. Concrete
oefeningen of spelvormen zelf aan te vullen
-
Afstanden aan te passen aan vaardigheden en conditie aanwezigen
-
Afhankelijk van materiaal: al dan niet alternatieven zoeken
Bv: pop kan vervangen worden door een zinkend voorwerp, een reddingsgordel kan
vervangen worden door een zelfgemaakt reddingsmiddel (bv. een lus met daaraan een
reddingsbal, een reddingsgordel kan ook nagemaakt worden)
LES 1
-
Wie is redder in het zwembad? Wat doet die? (korte voorstelling, vraagstelling,
interactief)
-
Opwarming
-
Eigen veiligheid:
-
o
Eigen veiligheid eerst!
o
Veilig te water gaan: redderssprong
Drijven/vlotten
o
-
Op rug, op buik
Zwemmen met kledij
o
Ervaren hoe het voelt
o
Kledij uitdoen zonder steun
o
Luchtzakken maken
LES 2
-
Redder aan openwater? Kustredder? (korte voorstelling, vraagstelling, interactief)
-
Opwarming (met begin redderssprong, eindigen met vlotpositie) - met kledij (kledij
aandoen in kleedkamers)
-
Onder water gaan (opp.duik, eendenduik)
-
Kledij uit en laten zinken
-
Droge redding (reiken, aanreiken)
o
Communicatie
21
o
-
Goede stabiele positie van op kant
Afsluiter: drijven met alternatieve dingen + kledij opduiken
LES 3
-
Nog andere redders? Bootredders, ambulancediensten, brandweer,…
-
Opwarming – met kledij (start met redderssprong, + duik naar bodem)
-
Veilig te water: een andere bv. inglijden
-
Droge redding: werpen
-
o
Communicatie (Help! Jij blijft hier! Jij, kom helpen!)
o
Goede stabiele positie van op kant
Natte redding
o
-
Vervoeren (hoofdgreep, pompiersgreep)
Afsluiter: hinderniszwemmen
LES 4
-
Veilig te water naar keuze + opwarming
-
Herhaling vervoersgrepen + 1 nieuwe (kingreep) + oefenen
o
Wisselen op teken van partner (wordt onrustig, hoofd valt in het water, tikken)
o
2 x 25m, wisselen na 25m
-
Onder water zwemmen + iets opduiken
-
Afsluiter: samen 1 lengte onder water zwemmen + aflossing vervoeren
LES 5
-
Opwarming
-
Natte redding (met reddingsgordel of bv. een touw met bal aan)
o
-
-
Drenkeling (partner) gaan halen, in de boei slagen, en terug zwemmen
Ondersteunen van een vermoeid slachtoffer
o
Met 2 – 3 – 4 redders
o
Elke 25m (of 12.5m) ondersteunen en ondersteund worden
Afsluiter: wedstrijd: zo veel mogelijk voorwerpen opduiken en naar kant brengen (!!
veiligheid!)
LES 6
-
Brevet zwemmen (RedFed maakt nieuwe schoolbrevetten op. Meer info: 016/35 35 00)
22
Lessenreeks reddend zwemmen (zwembad – 1 uur actieve leertijd)
Opmerkingen:
-
Afstanden aan te passen aan vaardigheden en conditie aanwezigen
-
Afhankelijk van materiaal: al dan niet alternatieven zoeken
Bv: pop kan vervangen worden door een zinkend voorwerp, een reddingsgordel kan
vervangen worden door een zelfgemaakt reddingsmiddel (bv. een lus met daaraan een
reddingsbal, een reddingsgordel kan ook nagemaakt worden)
Thema’s lessenreeks:
LES 1
-
Uitleg lessenreeks reddend zwemmen
o
Optie:

Rescue Cup (individueel/ploeg), dit kan een rode draad vormen
doorheen de lessenreeks. Scores bijhouden individueel of per ploegje

Brevet zwemmen (eventueel)
-
Nakijken vaardigheid zwemmen (ev. iets laten opduiken)
-
Redderssprong
-
o
Doel = hoofd boven water (SO in het oog kunnen houden)
o
Ver springen (niet hoog)
o
Grote stap/sprong voorwaarts
o
Romp naar voren laten neigen
o
Krachtig armen van achter naar voren slaan bij contact water
Onder water zwemmen
o
Hoe dieper onder water, hoe gemakkelijker
o
Stroomlijn
o
Hoofd in het verlengde van het lichaam
o
Onder water: schoolslag, sleutelgatbeweging of enkel benen met armen
vooraan
-
Eendenduik en oppervlakteduik
o
Eendenduik:

Water is gekend

Hoofd eerst
23

Horizontale snelheid overzetten naar vertikale snelheid (dus niet
vertragen voor duik)
o
Oppervlakteduik:

Ongekend water (planten, vuil,... op de bodem?)

Voeten eerst

Hoog uit het water komen

Vormspanning!

Wanneer lichaam onder water: armen gestrekt opwaarts brengen
LES 2
Opwarming (voorbeeld):
-
Redderssprong
-
2 x keuze
-
2 x benen rug, polsen uit het water (enkel de pols, ellebogen dicht bij lichaam)
-
Eendenduik + oppervlakteduik
Kern:
-
Vervoersgrepen (o/h droge)
o
2 handige: Hoofdgreep, okselgreep, bovenarmgreep, dubbele gesloten/ open
polsgreep
o
-
-
-
Enkelhandige: kingreep, zeemansgreep
Vervoeren per 2
o
Wisselen op teken van partner (wordt onrustig, hoofd valt in het water, tikken)
o
2 x 25m, wisselen na 25m
Popzwemmen
o
Grote en kleine poppen
o
Hoe vervoeren?
o
Demo
o
Laten proberen
Hinderniszwemmen (bv. hoepel, over en onder touw/baan, drijvende matten,...)
o
Ev. demo
o
Aflossing hindernis (Rescue Cup - ploeg)
Materiaal:
-
Kleine poppen
24
-
Hindernissen
LES 3
Opwarming:
-
Redderssprong
-
2 x SS + eendenduik
-
2 x partner vervoeren (elk 25m of 2 x 12.5m)
-
Hekje doorzwemmen + onder water
Kern:
2 groepen:
-
-
Pop vervoeren (ev. met zwemvliezen)
o
Zelf proberen (12.5 aanzwemmen, pop opduiken, 12.5m zwemmen met pop)
o
Pop kan vervangen worden door een medeleerling
Met reddingsgordel zwemmen (of bv. een touw met bal aan)
o
-
Drenkeling (partner) gaan halen, in de boei slagen, en terug zwemmen
50m popzwemmen (Rescue Cup – individueel) of aflossing popzwemmen of
familliepopgreep
Materiaal:
-
Ringen
-
Zwemvliezen
-
Hekjes
-
Poppen (of zinkende objecten)
-
Gordels of andere een reddingsmiddel
LES 4
Opwarming:
-
Zo ver mogelijk redderssprong
-
1 x SS + 1 x crawl
-
2 x 25m met zwemvliezen of 2 x 25m per 2 vervoeren (wisselen na 25m)
Kern
-
Popaflossing (Rescue Cup – ploeg)
25
-
-
Met kledij zwemmen
o
Ringen opduiken mbv eendenduik en oppervlakteduik
o
Partner vervoeren
Ondersteunen van een vermoeid slachtoffer
o
Met 2 – 3 – 4 redders
o
Elke 25m (of 12.5m) ondersteunen en ondersteund worden
Materiaal:
-
Zwemvliezen
-
Ringen
-
Kledij
-
Poppen
-
Kijkwijzers voor ondersteunen vermoeid slachtoffer
LES 5
Opwarming:
-
2 x SS met hoofd boven water
-
Ring opduiken
-
Vervoeren partner
-
Onder water zwemmen
Brevet zwemmen (Redder brons – zilver - goud)
Vrij zwemmen
Materiaal:
-
Ringen
26
Lesvoorbereiding reddend zwemmen (1 uur)
Opwarming
1
x keuze
2 lengtes
Heen : hoofd boven
Terug: benen rug
Kern 1
Vervoeren slachtoffer
Hoofdgreep, zeemansgreep → redder
← SO
Tikspel: bij fluitsignaal bodem tikken
Kern 2
Vervoeren slachtoffer met gordel – wissel redder en SO
Kern 3
Nipperboard – halen drenkeling
(nipperboard kan vervangen worden door een drijvende mat. Ideaal is het wanneer de
peddelbeweging mogelijk blijft).
Estafette
1. Slachtoffer 1 zwemt naar aangewezen punt
Redder 1 zwemt naar slachtoffer 1 en brengt het terug – vervoeren
slachtoffer 2 zwemt naar aangewezen punt
Redder zwemt naar slachtoffer 2 en brengt het terug – reddingsgordel
2. Aflossing nipperboard (kan vervangen worden door een grote drijvende plank)
27
Lesvoorbereiding zwembad (1u/groep – 6 banen)
Start:
-
Wat moet een redder kunnen?
o
-
-
Zwemmen, goed reageren,...
Eigen veiligheid is belangrijk!
o
Droge redding (wat is, hoe doen?)
o
Natte redding
Natte redding:
o
o
Redderssprong

Grote stap voorwaarts

Ver

Hoofd boven water
Vervoersgrepen

2-handige: hoofdgreep

Demo op het droge

SO in het midden, redder start met redderssprong, hoofd boven
water, SO vervoeren naar overkant
Wisselen aan overzijde

o
1-handige: zeemansgreep

Demo op het droge

Start beiden aan beging zwembad

½ lengte vervoeren, wissel in het middan
Standwerk:

Demo alle standen oh droge (vnl reddingsbal en gordel)

Wisselen na ± 10min

Stand 1: reddingsbal (best niet voor lln onder 4de leerjaar)


SO in het water, reddingsbal werpen, na enkele keren wisselen
Stand 2: vervoeren oranje vervoerspoppen (half gevuld)

Redder zwemt, medeleerling zwemt mee (wisselen aan
overzijde)

Stand 3: gele poppen, volledig gevuld


Redder zwemt, medeleerling zwemt mee (wisselen in midden)
Stand 4: reddingsgordels
28

SO aan overzijde zwembad, redder start met gordel, zwemt naar
SO (bewust), redder en SO komen terug (SO doet mee met
benen)
Wisselen
-
Afsluiting:
o
Wat geleerd?

Droge redding voorkeur

Nadien pas natte redding
29
3.3.3 Oefenvormen allerlei
Watertrappelen en wrikken
-
watertrappelen moet in zoveel mogelijk situaties ingeoefend worden b.v.: met gebruik
van handen en benen, met benen alleen, met 1 hand en 1 been, met gewichten, met
kleren...
-
watertrappelen en gelijktijdig een ballon omhoog tikken
-
watertrappelen en wrikken met de handen, op signaal verschillende opdrachten
uitvoeren: handen in de lucht, in de handen klappen boven het hoofd, om lengte- of
breedte-as draaien, eendenduik, ...
-
per groep staat men in een rij terwijl men watertrapt, de eerste geeft een bal door
boven het hoofd naar de volgende, de tweede geeft de bal door tussen de benen, de
derde terug boven het hoofd, enz... tot bij de laatste; deze zwemt naast de rij op de
rug met de bal in de handen naar voor en wordt eerste, de groep die eerst terug in
zijn beginpositie staat wint
-
watertrappelen met ballast : wie kan het langst watertrappelen terwijl hij het hoofd
van een drenkeling boven water houdt? Cf. watertrappelen met een voorwerp (bal,
lood,...) in de handen, het voorwerp mag het water niet raken
-
gecombineerde oefening : eerst een bepaalde afstand of een bepaalde tijd zwemmen,
daarna een bepaalde tijd watertrappelen, terug zwemmen, terug watertrappelen, (bv.
op fluitsignaal laten wisselen)
-
zo hoog mogelijk watertrappelen : watertrappelen en een opgehangen voorwerp
proberen aanraken
-
watertrappelen met een handicap : wie kan er het langst watertrappelen en wrikken
met één been en twee handen/met één been en één hand ...
-
balspelen : de bal naar elkaar gooien terwijl men watertrapt en wrikt, al dan niet met
en ballenjager die de bal tracht te onderscheppen
Vervoeren en bevrijden
-
alle vervoergrepen worden gedemonstreerd en uitgeprobeerd op het droge. Wanneer
ze goed gekend zijn, kunnen ze eerst uitgeprobeerd worden in ondiep en nadien in
diep water. Eerst zonder kledij, later met kledij
-
per twee : breedtes zwemmen, de ene is drenkeling, de andere redder, elke breedte
30
wisselen van functie en per breedte twee verschillende vervoergrepen toepassen.
-
aandacht vestigen op het wisselen van vervoergreep, de redder mag nooit zijn
drenkeling volledig loslaten bij het wisselen, hij verandert van greep door hand per
hand te wisselen
-
regelmatig oefenen met andere drenkelingen om het verschil van goed en slecht
vlottende personen te laten ervaren
-
enkele drenkelingen bevinden zich op verschillende plaatsen in het water, aan de
oppervlakte, onder water, ... Enkele redders bevinden zich op de rand, lokaliseren
hun drenkeling en beslissen op welke manier ze de drenkeling uit het water zullen
halen, waar ze te water gaan en waar ze eruit zullen komen
-
na de lokalisatie beslist iedere redder voor zich, hoe men te water gaat, afhankelijk
van de diepte van het water waar de redder zich bevindt, van het aantal personen dat
zich in het water bevindt,... Zoveel mogelijk verschillende situaties aanbrengen zodat
de verschillende manieren van te water gaan uitgeprobeerd worden
-
op de rand van het zwembad, in de turnzaal of in een leslokaal worden de
verschillende grepen systematisch aangeleerd en veelvuldig geoefend. Hierbij
verandert men regelmatig van partner
-
enkele drenkelingen lopen tussen een groep redders, op fluitsignaal grijpen zij de
dichtstbijzijnde redder vast. Deze past dan de geleerde bevrijdingsgrepen toe
-
nadat de grepen al deels geautomatiseerd zijn, oefent men in ondiep water, nadien in
diep water, eerst zonder kledij, later met kledij, (regelmatig rustperiodes inbouwen)
-
men zwemt willekeurig door elkaar, op fluitsignaal tracht men zo snel mogelijk
iemand vast te grijpen, de personen die vastgegrepen worden, moeten zich zo snel
mogelijk proberen te bevrijden
-
een redder en drenkeling staan tegenover elkaar in de breedte van het zwembad, met
de rug naar elkaar toe. Op fluitsignaal zwemmen ze beiden naar het midden. De
drenkeling valt de redder aan, de redder bevrijdt zich zo snel mogelijk. Nadien
wisselen van functie
Ademhaling - onder water zwemmen
-
men staat in handensteun aan de kant, ademt diep in, duikt onder en blaast de lucht
uit in het water via mond / neus / mond en neus samen, men komt weer boven; idem
zonder handensteun; idem al springend (onderbroken / continu), ritmisch herhalen
-
in buiklig (XYI) en blijven liggen met ademhalen
31
-
kwaldrijven met ademhalen
-
crawl-beenbeweging aan de kant met ademhaling
-
schoolslagbeenbeweging aan de kant met ademhaling
-
10 kleine sprongetjes maken, op 10 heel hoog opspringen en onder water gaan,
uitblazen tot men op de bodem zit of ligt, telkens tot één cijfer minder tellen : 9x, 8x,
... tot 1x
-
zich verticaal laten zinken door uitademing tot op de bodem (2 à 3 m)
-
vertrekken aan de kant, zich krachtig afstoten en zich laten uitdrijven terwijl men
uitademt, zich tot op de bodem laten zinken en blijven liggen (in buiklig en in ruglig)
-
ervaren van het opdrukpunt door de adem in te houden (lichaam drijft), onderbroken
uit te blazen (lichaam zweeft) en continu uit te blazen (lichaam zinkt)
-
uitademen terwijl men in een kring staat handen vast, zolang tot men op de bodem zit
of ligt (op de buik / op de rug )
-
Per twee, handen vasthouden, afwisselend uitademen tot men op de bodem zit.
-
In groepjes van vijf door uit te ademen onder water gaan in kringvorm. Terwijl je op
de bodem bent verwisselen twee personen van plaats. Nadien komt de groep weer
boven water
-
onder water duiken, uitademen in een omgekeerde emmer of een kleine gele pop tot
deze stijgt
-
ruglig, deel van de lucht uitblazen, omdraaien naar buiklig, eendenduik, door hoepels
zwemmen, stijgen en in ruglig drijven en even uitrusten, de oefening herhalen
In het reddend zwemmen wordt er veel onder water gezwommen. Het aspect van niet
ademen kan dus ook zeker aan bod komen:
-
enkele slagen onder water gevolgd door enkele slagen boven water.
o
schoolslag: 1 slag boven water, 1 – 2 - 3 - ... slag(en) onder water
o
in crawl: 6 slagen boven water – 8 beenslagen onderwater
o
hinderniszwemmen
-
parcours onder water water afleggen
-
spookrijders: er zwemmen 4 zwemmers in de juiste richting en twee in de
tegenovergestelde richting. De zwemmers die in de tegenovergestelde richting
zwemmen duiken steeds onder water om niet te botsen
-
boven elkaar zwemmen: in reeksen van 25m zwemt één persoon onder water met
zwemvliezen, de andere zwemt boven water in sprint crawl zonder zwemvliezen
32
-
boven elkaar zwemmen: in reeksen van 25m zwemt 1 persoon onder water met
zwemvliezen, de andere zwemt boven water in crawl met zwemvliezen
-
spelvorm: per twee naast elkaar onder water zwemmen en een voorwerp doorgeven.
Enkel bovenkomen om 1x te ademen wanneer het voorwerp niet in handen is
-
...
4. Interessante links i.v.m. reddend zwemmen
www.redfed.be
www.lfbs.org
www.brf-fbs.org
www.ilsf.org
www.slsa.com.au
www.rlssa.org.au
www.dlrg.de
www.rettungssport.com
www.lifesaving.nl
www.redned.nl
www.surflifesaving.ch
www.rlss.org.uk
www.surflifesaving.org.uk
www.lifesaving.co.za
www.ffss.fr
33
5. Bijlagen
5.1 Beschrijving reddingssport
5.2 Brevetten Redder goud – zilver – brons
5.3 Kijkwijzers/instructiewijzers
5.4 Eenvoudige simulaties
5.5 Leuk (zelfgemaakt) materiaal voor in je les reddend zwemmen
5.6 Hinderniszwemmen: de techniek en hindernis maken
5.7 Uit het water! Veilig, maar snel!
5.8 ERC richtlijnen reanimatie
5.9 Lesvoorbereiding met voorbeeldoefeningen
34
Bijlage 1
Beschrijving van de Reddingssport
Onderstaand kan je uitleg vinden over de verschillende proeven. Deze kunnen zeker een
inspiratiebron vormen voor de lessen reddend zwemmen.
1 Inleiding
Elke vorm van redderscompetitie (openwater, zwembad, SERC, Surf boat, IRB) is uiteindelijk
tot stand gekomen met het doel om de vaardigheden van de redder te verbeteren. Een
bijkomend voordeel van de sport is dat ook NIET-REDDERS de gevaren van de zee en het
zwembad leren trotseren. Iemand die reddend zwemmen als sport beoefent, zal zichzelf en
anderen beter kunnen beschermen tegen eventuele ongevallen.
In de competitie onderscheiden we 5 disciplines:
Zwembadcompetitie
Openwater competitie
SERC: Simulated emergency response competition
IRB: Inflatable Rescue Boat
Surfboat
Onderstaand worden de 5 disciplines met hun respectievelijke proeven besproken. Daar de
oorsprong van de meeste onderdelen uit Australië komen worden er dikwijls Engelse termen
gebruikt.
2 Zwembadcompetitie
In de zwembadcompetitie worden verschillende technieken en materialen benut: zwemmen
met en zonder zwemvliezen, al dan niet onder water, eendenduik, onder een hindernis
zwemmen, vervoeren van een pop of partner, met en zonder zwemvliezen. De sterkte van het
reddend zwemmen ligt in het feit dat deelnemers met verschillende fysieke eigenschappen in
de verscheidene proeven aan bod kunnen komen. Doordat er hulpmiddelen gebruikt worden,
is de sport minder selectief voor zijn atleten. Een zwemmer met stijve enkels ondervindt in
het reddend zwemmen bijvoorbeeld minder nadeel dan in het zwemmen, omdat hij
aangepaste zwemvliezen kan gebruiken. Via dit hulpmiddel kan hij zeer doelmatig redden. In
vele landen behoren zwemvliezen zelfs tot de vaste uitrusting van de redder. De technische
handelingen zoals het vastklikken van de pop en het snel aandoen van de zwemvliezen en
gordel zorgt voor een extra moeilijkheid die enkel beheerst kan worden na doorgedreven
trainingen.
2.1 Individuele proeven
A1. Hindernisredden (100m/200m)
Obstacle swim (200m)
De atleet zwemt 200m vrije slag en zwemt hierbij 8
maal onder een hindernis door van 70cm.
Er bestaan verschillende manieren voor het nemen
van een hindernis. De hindernissen liggen op 12,5m
van de kant. In een 25m bad ligt er dus maar 1
hindernis en in een 50m bad liggen er 2 hindernissen
per baan.
Voor de benjamins en miniemen is de afstand
gehalveerd en zij zwemmen dus 4 keer onder een
hindernis door.
A2. Popredden met zwemvliezen (50m/100m)
De atleet zwemt eerst 50m vrije slag met
zwemvliezen (zwemvliezen). Vervolgens duikt
de atleet naar een pop, brengt ze binnen de
10m aan de oppervlakte en vervoert de pop dan
naar de aankomst. Het vervoeren kan op
verschillende manieren gebeuren naar gelang de
voorkeur van de atleet, zolang de neus en de
mond van de pop maar boven blijven. Bij
benjamins
gehalveerd,
en
miniemen
zij
is
zwemmen
de
25m
afstand
met
zwemvliezen, nemen de pop op en zwemmen
dan verder naar de aankomst. Naast een kortere
afstand zwemmen de jongeren ook met zachte
zwemvliezen en een kleinere pop.
Manikin carry with fins (100 m)
A3. Reddingscombiné (50m/100m)
Rescue medley (100m)
De atleet zwemt 50m vrije slag. Na het keren moet hij onmiddellijk onder water naar een pop
zwemmen (17,5m). Hij brengt de pop binnen de 5m naar de oppervlakte en vervoert ze
verder naar de aankomst. Ook hier bestaan er verschillende technieken voor het vervoeren
van de pop. De benjamins en miniemen zwemmen 25m vrije slag, daarna 10m onder water tot
aan de pop en vervolgens 15m met de kleine pop.
A4. Popredden (50m)
Manikin carry (50m)
De atleet zwemt 25m vrije slag en duikt vervolgens naar de
pop. Hij brengt ze binnen de 5m naar de oppervlakte en
vervoert ze dan naar de aankomst.
A5. Lifesaver (50m/100m)
Manikin tow with fins (100m)
De atleet zwemt 50m vrije slag met zwemvliezen en
reddingsgordel, klikt de gordel rond de pop en sleept ze
50m naar de aankomst.
De benjamins en miniemen zwemmen 25m vrije slag met
zwemvliezen en gordel, klikken de gordel rond de pop en
slepen de pop 25m naar de aankomst.
A6. Superlifesaver (100m/200m)
Superlifesaver (200m)
De atleet zwemt 75m vrije slag, duikt vervolgens de pop op en
vervoert ze 25m. Na het aantikken wordt de pop losgelaten en
moet de atleet, in het water, de zwemvliezen aantrekken en de
reddingsgordel aan doen. Vervolgens zwemt hij 50m vrije slag,
klikt de gordel rond de pop en sleept ze 50m naar de aankomst.
Bij de benjamins en miniemen wordt er 25m vrije slag
gezwommen. Na het opduiken van de pop wordt deze 25m
vervoert. Vervolgens worden de zwemvliezen en gordel in het
water aangetrokken waarna de zwemmer 25m vrije slag zwemt.
Na het vastklikken van de pop wordt de laatste 25m afgelegd.
2.2 Team proeven
B1. Hindernisaflossing (4x50m)
Obstacle relay (4x50m)
Om de beurt zwemmen vier 50m vrije slag. Ze gaan daarbij elk 2 maal onder een hindernis
door. De volgende zwemmer mag pas vertrekken als de vorige aangetikt heeft.
B2. Popaflossing (4x25m)
Manikin relay (4x25m)
Vier atleten zwemmen elk 25m met een pop.
Alle
atleten
starten
in
het
water
(aan de kant of in het midden van het zwembad).
B3. Reddingsgordelaflossing (4x50m)
Medley relay (4x50m)
In deze aflossing zwemmen de vier atleten elk een ander
onderdeel.
Zwemmer 1: 50m
vrije
Zwemmer 2: 50
m
vrije
Zwemmer 3: 50
m
vrije
Zwemmer 4: 50m
vrije
slag
slag
slag
slag
met
zonder
zwemvliezen
met
zwemvliezen
met
reddingsgordel
zwemvliezen,
gordel
en
slachtoffer
Zwemmer 4 neemt de reddingsgordel over van zwemmer 3
Zwemmer 4 sleept hiermee zwemmer 3 (die enkel een beenslag mag gebruiken om te helpen)
naar de aankomst.
B4. lijnwerpen
Line throw
Een ploeg bestaat uit 2 atleten: een 'slachtoffer'
en
een
'redder'.
De 'redder' staat aan de kant van het zwembad.
Na het binnnenhalen van het touw werpt hij dit
vervolgens naar het 'slachtoffer' dat zich in het
water bevindt, op 12 m van de kant. Zodra het
slachtoffer'
3 Beschrijving van de openwatercompetitie
De openwaterproeven kunnen we opdelen in een aantal subdisciplines omwille van de
verscheidenheid. Enerzijds zijn er de proeven waar zwemmers in het voordeel zijn (Surfrace,
Boardrace, Rescue tube rescue, Rescue board rescue), de proeven waar lopers (sprinters) een
voordeel hebben (Beach sprint, Beach flags, Beach relay) en de proeven waar kajakkers aan
hun trekken komen (Surf ski race). Voor de allrounder is er de Oceanman.
In de lifesaving landen bij uitstek (zoals Australië) heeft men specialisten voor elk individueel
nummer.
Het zwemmen, boarden en kajakken in openwater heeft daarenboven extra moeilijkheden
wat het geheel nog aantrekkelijker maakt. De deelnemers kunnen immers veel voor- of
nadelen ondervinden van de zee, haar golven en de stromingen. Ook tactisch komt er heel
wat kijken bij de Beach flags, Boardrace,…
In tegenstelling tot het zwembadgedeelte is er in het openwatergedeelte wel ruimte om
elkaar te hinderen of de pas af te snijden. Posities kiezen en afdwingen is daarom ook vaak
van cruciaal belang.
Daarnaast dienen de atleten hun race goed te kunnen indelen en vormen explosiviteit, kracht,
uithouding, snelheid, techniek en tactiek de rode draad in deze tak van de sport.
3.1 Individuele proeven
Surf race
Voor deze zwemproef wordt een rij boeien parallel met het strand uitgezet op een afstand
tussen 120 en 200m. De startlijn ligt op het strand, op 5m van de waterlijn. Op het
startsignaal lopen de atleten naar het water, zwemmen tot aan de boeienlijn, ronden deze en
keren dan terug naar de aankomstlijn op het strand.
Boardrace
De atleten moeten een bepaalde afstand zo snel mogelijk afleggen op een rescue board.
Zij mogen dit al zittend of liggend doen.
De startlijn ligt op het strand, ongeveer 5 m van de waterkant. Het midden van de
startlijn ligt recht tegenover de linkse boei.
De aankomstlijn ligt op 5 m van de waterkant en is 20 m breed. Het midden van de
aankomstlijn ligt recht tegenover de rechtse boei en is aangegeven met twee vlaggen.
Beach flags
In het onderdeel 'beach flags' wordt de reactiesnelheid en de
behendigheid van de redder getest.
Elke atleet tracht een beach flag te veroveren. Er is echter
steeds 1 beach flag minder dan het aantal atleten. De atleet
die geen beach flag kan bemachtigen is uitgeschakeld.
De atleten gaan op de grond liggen, aangezicht naar
beneden, tenen op de startlijn, hielen tegen elkaar, de
handen op elkaar met de vingertoppen tot aan de polsen
en het hoofd rechtop. De ellebogen worden op één lijn
naar voor geplaatst, zodat de borstkas plat op het zand
komt te liggen. Het lichaam vormt met de startlijn een
hoek van 90°.
Het terrein is 20 m lang van de start tot aan de stokjes
en breed genoeg om een afstand van minimum 1,2 m te
voorzien tussen twee atleten.
De startprocedure bij Beach flags is Heads Down +
startsignaal.
Beach sprint
Beach sprint is een loopspurt van 90m die blootsvoets op het zand wordt gelopen in een
afgebakende baan.
Surf ski race
Deze proef start en eindigt in kniediep
water. Bij de start staan de atleten naast
hun surfski’s. Op het startsignaal nemen ze
plaats op hun ski, waarna ze een parcours
van ca. 700m rond 3 boeien afleggen.
De surf ski race eindigt wanneer de ski met om
het even welk deel de eindlijn overschrijdt (al
roeiend, getrokken of gedragen door de
redder).
Oceanman/oceanwoman
Dit is de koninginnenproef voor redders. De
atleet voert immers vier proeven na elkaar uit:
zwemmen, rescue board, surfski en lopen. De
volgorde van de proeven wordt bepaald door
loting.
Het parcours van elk onderdeel is afgebakend
met boeien.
Op het startsignaal wordt er bijvoorbeeld
begonnen met het zwemmen daarna schakelt de
atleet over op het rescue board. Bij de volgende
doortocht op het strand schakelt de atleet over
op een surfski, waarmee hij een nog groter
parcours moet afleggen.
Tijdens het wisselen van materiaal mag een
helper assisteren.
3.2 Team proeven
Rescue tube rescue race
Rescue tube rescue race is een wedstrijd voor teams van
vier atleten. Het slachtoffer zwemt zo snel mogelijk naar
de voor hem aangeduide boei. Na het aantikken van de
boei zwemt de redder met zwemvliezen en reddingsgordel
naar het ‘slachtoffer’ en brengt het tot bij twee helpers
die in het water staan. Vervolgens slepen de twee helpers
het slachtoffer over de aankomstlijn over het strand.
Beach relay
Beach Relay is een aflossings-loopwedstrijd (4 x 90m) voor
teams van vier atleten, twee deelnemers aan elke kant van
de aan de ploeg toegewezen baan.
Elke atleet loopt blootsvoets een afstand van 90 meter in
een in het zand afgebakende baan (zoals in beach sprint). Er
moet telkens een stokje (beach flag) worden doorgegeven.
Oceanman relay
Deze ploegwedstrijd is analoog met de oceanman/oceanwoman en bevat ook vier onderdelen
(zwemmen, rescue board, surf ski en lopen). Elk onderdeel wordt door een andere atleet
uitgevoerd.
Het parcours is hetzelfde als bij de oceanman/oceanwoman.
Rescue board rescue race
Een team bestaat uit een slachtoffer en een redder.
Op het startsignaal loopt het slachtoffer naar het water en
zwemt naar zijn boei. Wanneer het slachtoffer de boei tikt en
zijn hand in de lucht steekt is dit voor de redder het signaal om
ter hulp te snellen. Op zijn rescue board peddelt hij naar het
slachtoffer, pikt het op en brengt het zo snel mogelijk terug
naar het strand.
4 ‘Ex’tra wedstrijdproeven uit de reddingssport
B5. Reddingsaflossing (4x50m)
Rescue relay (4x50m)
Ook in deze aflossing zwemmen de 4 atleten iets anders.
Zwemmer
1:
zwemt
50m
vrije
slag
met
zwemvliezen
Zwemmer 2: zwemt met zwemvliezen 50m onder water naar
een
pop
en
haalt
deze
boven.
Zwemmer 3: neemt de pop over wanneer het hoofd van de pop
volledig boven water is, en sleept de pop dan zonder
zwemvliezen
over
een
afstand
van
50m.
Ook de vierde atleet start in het water. Hij vervoert de pop 50m met zwemvliezen.
Rescue tube race
Voor de rescue tube race wordt hetzelfde parcours gebruikt als bij de
rescue tube rescue race. Op het startsignaal lopen de atleten met hun
zwemvliezen en gordel tot in het water, ze trekken hun zwemvliezen
aan
en zwemmen dan naar de hen toegewezen boei.
Run-swim-run
Run-Swim-Run is een loop- en zwemwedstrijd (200m lopen - 200m zwemmen - 200m lopen)
met start en aankomst op het strand.
Na het startsignaal lopen de atleten 200m richting oranje vlag, laten die links liggen en
lopen het water in om het zwemgedeelte aan te vatten.
De atleten zwemmen rond de boeien, terug richting strand waar ze de paal met de oranje
vlag rechts laten liggen.
Ze lopen 200m op het strand, om te eindigen op dezelfde plaats waar ze zijn gestart,
tussen de twee groene vlaggen.
Beach run
Dit is een loopwedstrijd van 2km op een parcours van 500m
(een recht stuk strand).
Surf ski relay
De 3 atleten die een ploeg vormen leggen om beurt het parcours van de Surf ski race af.
Board relay
De 3 atleten die een ploeg vormen leggen om beurt het parcours van de Board race af.
Surf teams race
De 3 atleten die samen een ploeg vormen vertrekken tegelijk om het parcours van de surf
race af te leggen. Maximum 16 ploegen kunnen tegelijk starten.
De rangschikking wordt opgesteld op basis van de individuele aankomsten.
5 Simulated Emergency Response Competition: SERC
Doel:
Tijdens deze wedstrijd moet je als team van 4 redders je reddingsvaardigheden
demonstreren. Het is een proef in teamverband waarin een opgelegde situatie tot een goed
einde gebracht moet worden. De situatie is onbekend voor het reddersteam en is hetzelfde
voor alle deelnemende ploegen. Als ploeg moet je de situatie zo goed mogelijk inschatten en
oplossen. Er zijn twee verschillende strekkingen in de SERC competitie.
Internationale SERC: tijdslimiet 2’, zoveel mogelijk mensen in veiligheid brengen (7-14
slachtoffers)
Eerste hulp aan drenkelingen EHAD: tijdslimiet van 5’, minder slachtoffers en met meer
nadruk op nazorg en correct handelen.
Team: iedere reddingsactie wordt beoordeeld en krijgt een cijfer op basis van verschillende
aspecten vb:snelheid en correctheid van het naderen, juiste gebruik van hulpmiddel,
prioriteiten stellen, toepassen van eerste hulp,….
Leider: de leider wordt apart geëvalueerd, hij moet zijn team goed leiden.
Reanimatie: elke reanimatie wordt apart geëvalueerd.
De uitslag is als volgt:
-
3 beste teams
-
3 beste reanimaties
-
beste leiders
6 Inflatatble Rescue Boat Competition: IRB
In België waken in het zomerseizoen dagelijks een 350-tal strandredders met 75 IRB-boten
over de veiligheid van de zwemmers aan de Belgische kust. Ze staan verdeeld over 83
strandposten en bewaken 34km strand en zee. Daarnaast beschikken de Hoger Redders in
verschillende recreatiedomeinen met een watersportzone over een reddingsboot voor de
veiligheid te garanderen en snel reddingsactie te kunnen ondernemen.
Het idee achter de IRB-competitie in landen zoals Australië , US, Nieuw-Zeeland, … is de
reddingsvaardigheden van de strandredders (Beach Lifeguards) en openwaterredders te
optimaliseren:
De IRB-competitie verbetert de bekwaamheid van de bootredders
Het moedigt de bemanning aan om hun boot en motor te onderhouden voor een veilige en
betrouwbare reddingsactie zowel tijdens de competitie als tijdens een levensechte actie
Het toont aan dat men wel degelijk een reddingsactie kan uitvoeren onder druk en op een
snelle betrouwbare manier
Verschillende teams kunnen zo hun vaardigheden en technieken uitwisselen
Het maakt de mensen bewust van het gevaar van de zee en het geeft hen tegelijkertijd
een gevoel van veiligheid en vertrouwen in de reddingsdienst.
Waarschuwing: Gevaarlijk!
De IRB-competitie kan gevaarlijk zijn. De bemanning en slachtoffers in de IRB-competitie zijn
zich bewust van de gevaren. Ze erkennen dat ze blootgesteld worden aan bepaalde risico’s
zoals rug- en nekletsels, contact met IRB-boot, fysieke inspanning, temperatuurs-, weers- en
wateromstandigheden, zelfs verdrinking.
Events in de IRB competitie
Rescue event: 1 bestuurder, 1 bootsman en 1 slachtoffer
Mass Rescue: 1 bestuurder, 1 bootsman en 2 slachtoffers
Teams Rescue: 2 bestuurders, 2 bootsmannen en 2 slachtoffers
Rescue tube: 1 bestuurder, 1 bootsman en 1 slachtoffer
In dit laatste event vaart de IRB rond de draaiboei en blijft aan de strandzijde van de boei.
Vanaf daar duikt de bootsman met een tube in het water om het slachtoffer te gaan redden.
Hij klikt de drenkeling vast en keert terug naar de boot met het slachtoffer vastgeklikt. Indien
beide terug in de boot zitten, mag de bestuurder terugkeren naar het strand. De boei moet
eerst volledig gerond worden.
7 Surfboat
De surfboat is een reddingssloep voor 5 personen. Er zitten
4 roeiers en 1 stuurman aan boord van deze boot. De
surfboat is een van de oudste reddingsmiddelen en werd al
in de jaren 1700 ingezet om schipbreukelingen te redden.
Inmiddels zijn de houten sloepen geëvolueerd tot polyester
boten met high tech riemen. In landen zoals Australië
bestaat er een heuse competitie met deze surfboats. In
Europa is ze minder gekend, Frankrijk en Engeland zijn
echter
koploper
met
toch
een
redelijk
aantal
wedstrijdboten. In België zijn er vooralsnog slechts 4
wedstrijdboten. Een van de initiatiefnemers uit België is
Charles D’halemagne.
Het parcours:
De boeien waarrond gedraaid moet worden zijn van een verschillende kleur. De boeien liggen
23m van elkaar verwijderd en de totale breedte is 250. De boeien liggen minimum op 400m
van kniediep water op lag tij.
De finish zal tussen twee vlaggen plaats vinden die even ver uit elkaar staan als de buitenste
boeien.
Er kan gekozen worden tussen een drijvende finish of een finish op het strand. Bij de
strandfinish moet een bootsman 10m lopen naar een aankomstvlag. Hij moet zijn persoonlijke
vlag aantikken.
Bijlage 2
Bijlage 3
Enkelhandige vervoersgreep
Kingreep
Opdracht:
slachtoffer met 1 hand vastnemen ter hoogte van kin
ander hand gebruiken om te zwemmen
hoofd slachtoffer tijdens het zwemmen boven water houden
mond en neus niet bedekken
Carmen Lecluyse
Bron: H. Vervaecke, Reddings- en reanimatietechnieken bij verdrinking
Enkelhandige vervoersgreep
Zeemansgreep
Opdracht:
met 1 arm over de schouder naar de andere oksel grijpen
ander hand gebruiken om te zwemmen
hoofd van slachtoffer tijdens het zwemmen boven water houden
hals blijft vrij
Carmen Lecluyse
Bron: H. Vervaecke, Reddings- en reanimatietechnieken bij verdrinking
Dubbelhandige vervoersgreep
Hoofdgreep
Opdracht:
met beide handen hoofd van slachtoffer vastnemen
hoofd van het slachtoffer tijdens het zwemmen boven water houden
Carmen Lecluyse
Bron: H. Vervaecke, Reddings- en reanimatietechnieken bij verdrinking
Ondersteunen van een drenkeling door 1 redder
Drenkeling in voorlig
Opdracht:
drenkeling kan:
- steunen op de schouders
- steunen op het bekken
Carmen Lecluyse
Bron: H. Vervaecke, Reddings- en reanimatietechnieken bij verdrinking
Ondersteunen van een drenkeling door 1 redder
Drenkeling in ruglig
Carmen Lecluyse
Bron: H. Vervaecke, Reddings- en reanimatietechnieken bij verdrinking
Ondersteunen van een drenkeling door 2 redders
Opdracht:
drenkeling kan:
- steunen op de schouders
- steunen op het bekken
Carmen Lecluyse
Bron: H. Vervaecke, Reddings- en reanimatietechnieken bij verdrinking
Ondersteunen van een drenkeling door meerdere redders
Carmen Lecluyse
Bron: H. Vervaecke, Reddings- en reanimatietechnieken bij verdrinking
Eendenduik
KENMERKEN: met hoofd eerst onder water gaan
VRAAG: wanneer doe je een eendenduik?
AANDACHTSPUNTEN:
- Hoofd boven water zwemmen
- Snelheid behouden!
- Vloeiende beweging
- Op moment hoofdknik: armen gestrekt naar benenden slaan
- Benen gestrekt, vertikaal
Carmen Lecluys
Bron: Moduletekst Redder – Redding 1 & 2
Oppervlakteduik
KENMERKEN: met voeten eerst onder water gaan
VRAAG: wanneer doe je een oppervlakteduik?
AANDACHTSPUNTEN:
- 2: Krachtige beenbeweging (hoog uit water komen)
- 3: Gestrekt lichaam
- 4: Armen onder water gestrekt zij-opwaarts brengen
1
Carmen Lecluys
Bron: Moduletekst Redder – Redding 1 & 2
2
3
4
Bijlage 4
SERC
Reddingssimulaties
Achtergronden bij
Simulaties van optreden bij een waterongeval
SERC – Hoe optreden bij een waterongeval?
Vlaamse Reddingsfederatie vzw
1
SERC
Reddingssimulaties
Bewerking van een Engelse tekst gemaakt door Janet Castro (RLSS en lid internationale ILS Sportcommissie)
over trainingsmodules voor SERC.
Doelstelling
Het doel van een Simulatie van optreden bij een waterongeval (Eerste Hulp aan Drenkeling - EHaD) is om
vast te stellen wat de mogelijkheden van een redder of een groep van redders zijn, om op te treden op
snelheid en onder druk te beredeneren en te plannen. De veiligheid van de redder is erg belangrijk. De
redder moet kunnen omgaan met een noodsituatie die niet van tevoren bekend is.
Principes van redding
Bij EHaD moeten de basisprincipes van redding begrepen en toegepast worden. Deze principes kunnen in
groepen worden ondergebracht:
1. HERKENNING van een probleem
2. INSCHATTEN van de situatie
3. PLANNEN van een actieplan om het probleem aan te pakken
4. ACTIE om de redding uit te voeren
5. ZORG voor de slachtoffers.
1. HERKENNING van een probleem
Als een groep (team) moet optreden bij een EHaD Simulatie, dan moet er een snelle herkenning zijn van het
probleem. Een interpretatie is vereist van wat nodig is en welke slachtoffers snelle hulp nodig hebben en
prioriteit moeten krijgen in de actie.
2. INSCHATTEN van de situatie
De optredende groep moet een snelle inschatting maken van de situatie om zodoende de meest effectieve
en veilige reddingsmethodes te kiezen. De tijd die nodig is voor deze inschatting hangt af van de
omstandigheden, maar voldoende tijd hiervoor nemen kan later winst opleveren.
Bij het inschatten van de situatie bij een EHaD Simulatie moeten de volgende factoren overwogen worden:
 de VAARDIGHEDEN van de optredende ploegleden
o Hoe snel is iemand?
o Hoe goed bij reanimatie?
o Hoe sterk is iemand lichamelijk?
o Hoe goed kan iemand (non-verbaal) communiceren?
 het AANTAL slachtoffers
 de POSITIE van de slachtoffers
o binnen bereik vanaf de kant
o buiten bereik vanaf de kant
o de afstand vanaf de kant
 de TOESTAND van de slachtoffers
o welke categorie van bijna verdrinken (niet-zwemmer, zwakke zwemmer, gewond persoon,
bewusteloos persoon)
o meewerkend of niet meewerkend
 beschikbare REDDINGS- EN HULPMIDDELEN
o contactmakende middelen
o werpbare middelen
o drijvende middelen
o kleine boten
o mensen die kunnen helpen
 de OMSTANDIGHEDEN
o diepte van het water
SERC – Hoe optreden bij een waterongeval?
Vlaamse Reddingsfederatie vzw
2
SERC
Reddingssimulaties
o
punten waar men het water kan ingaan en waar men eruit kan komen
3. Een actie PLAN maken
Op basis van de inschatting moet de optredende groep een actieplan maken dat bestaat uit:
 HULP ZOEKEN (een teamlid)
 HULP INSCHAKELEN (een omstander)
 INFORMEREN van een aanwezige helper over wat hij kan doen om de ploeg te helpen
 VERZAMELEN van hulpmiddelen
 UITVOEREN van de reddingsactie.
Het is duidelijk dat er ook redders te water zullen gaan. Hiervoor dienen de juiste technieken gekozen te
worden voor het te water gaan en benaderen en vervolgens redden van de drenkelingen op een veilige
manier.
Het actieplan moet ervoor zorgen dat de ploeg controle heeft over de situatie en rekening houdt met
prioriteiten. In medisch opzicht hebben bewusteloze en niet ademende slachtoffers prioriteit, maar in een
reddingsactie moeten ook andere prioriteiten worden gewogen. Het doel van het actieplan moet echter zijn
om zoveel slachtoffers als mogelijk te redden. Bij een noodsituatie waarbij een aantal slachtoffers betrokken
zijn kan de actie als volgt worden onderverdeeld:
 mobiliseer degene die zelf zich kunnen verplaatsen
 stabiliseer de veiligheid van degenen in direct gevaar
 redt en reanimeer degenen die voortdurende zorg nodig hebben.
De mobiele slachtoffers kunnen vaak zichzelf redden. Misschien kunnen ze staan op de plaats waar ze zich
bevinden, misschien kunnen ze weglopen en wegzwemmen van de plaats waar ze zich bevinden of kunnen
slachtoffers op de kant zich verplaatsen.
Degenen die in direct gevaar zijn kunnen niet zwemmers of gewonde zwemmers zijn.
Degenen die voortdurende zorg nodig hebben kunnen bestaan uit bewustelozen, niet ademende
slachtoffers, of slachtoffers met mogelijke beschadigingen aan de ruggengraat.
Als een team besluit zich bezig te houden met slachtoffers die voortdurende zorg nodig hebben, dan hebben
ze geen of minder gelegenheid om zich bezig te houden met de andere slachtoffers. Dit zou kunnen leiden
tot meer verlies van levens dan wanneer een team snel met mobiele slachtoffers en slachtoffers in direct
gevaar aan de slag gaat.
4. ACTIE
Als een geschikt plan gereed is, dan moet het ook meteen worden uitgevoerd. De groep moet alert zijn op
veranderingen in de situatie en moet het plan meteen kunnen aanpassen aan deze veranderingen.
Gedurende de uitvoering van de reddingsactie is het belangrijk aan het volgende te denken:
 voer de redding uit vanuit de veiligste plaats voor de redder
 het toepassen van geleerde reddingsprincipes
 slachtoffers uiterst voorzichtig benaderen
 direct persoonlijk contact met slachtoffers zoveel mogelijk vermijden.
5. ZORG
Een slachtoffer moet met zorg behandeld worden. Schreeuwen en ruwe benadering zijn uit den boze.
SERC – Hoe optreden bij een waterongeval?
Vlaamse Reddingsfederatie vzw
3
SERC
Reddingssimulaties
De reddingsactie
Het 7-stappen plan
DROGE REDDING
NATTE REDDING
Stap 1: Beeld krijgen van het ongeval
Stap 2: Alarmeren
Stap 3: Hulpmiddel gebruiken
Stap 3: Te water gaan
Stap 4: Benaderen
Stap 5: Vervoeren
Stap 6: Op de kant brengen
Stap 7: Nazorg
SERC – Hoe optreden bij een waterongeval?
Vlaamse Reddingsfederatie vzw
4
SERC
Reddingssimulaties
EISEN aan de redders
Een goede redder is iemand die praktische kennis en begrip heeft van veiligheid in het water, zwemmen,
overleven, reanimatie en reddingstechnieken.
De redder leert hoe hij een redding moet uitvoeren, hoe in een team gewerkt dient te worden of hoe
omstanders ingezet kunnen worden, hoe te improviseren en hoe gebruik te maken van hulp- en
reddingsmiddelen.
Bij ieder waterongeval zal een redder een effectieve keuze moeten maken uit alle beschikbare en geleerde
vaardigheden en procedures.
Een EHaD-Simulatie is bedoeld voor redders of teams van redders om hun vaardigheden en kennis op de
proef te stellen en hieruit te leren.
Een Simulatie kan opgezet worden voor:
 een redder
 een tweetal redders
 een groep redders.
De complexiteit van de Simulatie kan variëren al naar gelang voor wie de Simulatie bedoeld is.
Overwegingen voor de opzet (een draaiboek) van een Simulatie
a. Accommodatie
Een Simulatie kan in verschillende accommodaties worden gehouden zoals een zwembad, een
meer, een rivier of in zee. Het zwembad geniet de voorkeur omdat de omstandigheden hier
beheerst kunnen worden.
b. Leeftijdsgroepen
Een complete ongevalssimulatie is bij voorkeur geschikt voor redders vanaf 16 jaar. Voor
jongere redders moet in ieder geval de complexiteit van de Simulatie beperkt worden en moet
rekening gehouden worden met lichamelijk en psychische belasting.
c. Situaties
Een draaiboek kan opgezet worden met gebruik van drie hoofdmethodes
 Een samengaan van een situatie met een of meer slachtoffers, waarbij er samenhang
bestaat.
 Een groep personen betrokken bij verschillende situaties rondom een gezamenlijk thema,
zoals een waterfeestje of een omgeslagen boot.
 Een aantal niet samenhangende situaties die zich tijdens het verloop van de Simulatie
voordoen.
d. Vooraf onbekende Simulatie
De inhoud van het ongeval, het aantal slachtoffers en de beschikbare hulpmiddelen dienen
tevoren niet bekend te zijn aan de redders die gaan optreden.
e. Realiteit
De Simulatie moet de werkelijkheid zo dicht mogelijk benaderen. Er moet geen beroep worden
gedaan op de fantasie van de redders. De slachtoffers moet goed geïnstrueerd worden over taal
en tekens die ze mogen gebruiken naar de redders om aan te geven wat er aan de hand is met
hen. De slachtoffers zullen toepasselijke hulpmiddelen aannemen als goed wordt aangegeven
SERC – Hoe optreden bij een waterongeval?
Vlaamse Reddingsfederatie vzw
5
SERC
Reddingssimulaties
hoe ze het moeten gebruiken. Bij persoonlijk contact zullen de s;achtoffers tegenwerken. Ze
zullen ongepaste opdrachten van redders negeren en niet reageren op schreeuwen of een ruwe
benadering.
SERC – Hoe optreden bij een waterongeval?
Vlaamse Reddingsfederatie vzw
6
SERC
Reddingssimulaties
DE TAAL BIJ WATERREDDING
Voordat er gesproken wordt moet er geobserveerd worden.
Wat zie je?
Zij er aanwijzingen?
Waar zijn voor de hand liggende hulpmiddelen?
Waar kunnen andere middelen gevonden worden?
Wie kan informatie geven?
Wie heeft vaardigheden die behulpzaam kunnen zijn?
Waar kan iemand verstopt zijn?
Wie weet hoeveel slachtoffers er in het water liggen?
Gegevens oppikken
Houding of vorm van een slachtoffer.
Horen wat er gezegd wordt of pijngeluiden opvangen.
Gezichtsuitdrukkingen.
Slachtofferherkenning.
Communicatie
Schreeuwen.
Tekens geven.
Één instructie per keer geven.
Eenvoudige instructies geven met stem of teken.
Toon
Ben beslist.
Ben assertief.
Heb controle.
Blijf kalm.
Aanmoedigen
Geef positieve signalen en moedig aan.
Zeg niet
Sorry.
Ik kom zo bij je.
Alstublieft.
Dankjewel.
En roep en schreeuw niet!
Alleen positieve commentaren geven.
Zeg niet: “Oh jee, je was bijna verdronken”.
SERC – Hoe optreden bij een waterongeval?
Vlaamse Reddingsfederatie vzw
7
SERC
Reddingssimulaties
Niveaus van vaardigheden en mogelijkheden
Ga er niet van uit dat slachtoffers weten wat links en rechts is.
Ga er niet van uit dat niet zwemmers zich met trappen kunnen verplaatsen.
Ga er niet van uit dat omstanders goede EHBO-ers zijn. Blijf controleren!
Wat te doen
Werk zo snel mogelijk.
Breng steeds verslag uit aan de groepsleider.
Luister naar ploegleden.
Doe wat de groepsleider opdraagt.
De groepsleider luister goed naar terugkoppeling.
Ga naar alle slachtoffers waar je bij kunt.
Laat alleen slachtoffers die veilig zijn eventueel alleen.
Gebruik alle tijd nuttig (herhaal geen handeling van een ander).
Stel nuttige vragen.
Draag slachtoffers aan anderen over met een kort verslag van wat er aan de hand is.
Gebruik de hulp van omstander in het water en op de kant.
Ben vakkundig terwijl je snel werkt.
Denk eraan:
1. Mobiliseer de mobiele slachtoffers!
2. Stabiliseer de veiligheid van degenen in direct gevaar!
3. Red en reanimeer degenen die voortdurende zorg nodig
hebben!
SERC – Hoe optreden bij een waterongeval?
Vlaamse Reddingsfederatie vzw
8
SERC
Reddingssimulaties
Prioriteiten bij een reddingsactie
Rijken
Werpen
Waden
Roeien
Zwemmen
SERC – Hoe optreden bij een waterongeval?
Vlaamse Reddingsfederatie vzw
Vervoeren
9
SERC
Reddingssimulaties
Mogelijke boordelingen van het optreden van de redders
Leider
omschrijving
1
Inzicht
2
Taakverdeling en controle
3
Eigen werk
4
Controle alarmering
Teamlid
omschrijving
1
Communicatie
2
4
Benaderen van / zoeken
naar het slachtoffer
Vervoeren /
gebruik hulpmiddelen
Op de kant brengen
5
Zorg
3
Alarmering
omschrijving
1
Inhoud
2
Volledigheid
3
Terugmelden
SERC – Hoe optreden bij een waterongeval?
Vlaamse Reddingsfederatie vzw
opmerkingen
beoordeling
opmerkingen
beoordeling
opmerkingen
beoordeling
10
SERC
Reddingssimulaties
Enkelvoudige reddingssimulatie
A. Kramp
Een zwemmer heeft tijdens het zwemmen kramp gekregen in zijn kuit. Hij heeft erge pijn
en raakt in paniek. Hij reageert nauwelijks op aanwijzingen en roepen vanaf de kant. Een
toegeworpen lijn pakt hij wel vast. Als een redder hem van voren benadert pakt hij deze
redder meteen om de nek vast.
B. Bewusteloze drenkeling
Een drenkeling heeft een hard voorwerp tegen het hoofd gehad en drijft nu bewegingloos
in het water. Hij reageert niet op prikkels en houdt zich slap. Vlak bij de kant komt de
drenkeling enigszins bij, maar hij is niet in staat om op de kant te klimmen.
C. Gezonken drenkeling (hier kan men een duikpop voor gebruiken)
Een drenkeling is bewusteloos en naar de bodem gezonken. De drenkeling blijft ook
bewusteloos als hij bij de kant aankomt.
D. Uitgeputte drenkeling
Een zwemmer is zozeer vermoeid dat hij niet meer op eigen kracht naar de kant kan
zwemmen. Hij is zelf op het punt onder water te verdwijnen. Bij benadering of als het te
lang duurt voordat de actie op gang punt zakt de zwemmer langzaam onder water. Hij kan
nauwelijks vertellen wat er aan de hand is en brabbelt: “Moe, moe!”
Reddingssimulatie met meerdere slachtoffers
Een goede vriend heeft het team uitgenodigd in zijn privé-zwembad voor een waterfeestje.
Als de ploeg binnenkomt in het zwembad treffen ze het volgende aan:
Een zwemmer springt vanaf de plank in het water en landt bovenop een andere zwemmer.
1. De springer heeft daarna ernstige last van zijn been door een opgelopen blessure
aan zijn knie (door de klap) en kan daardoor (paniekerig, schuldig) niet goed meer
reageren op hulp.
2. De geraakte zwemmer heeft erge last van zijn rug (veel pijn) en heeft
ademhalingsmoeilijkheden (benauwd en pijnuitingen).
Drie andere zwemmers (in het water) reageren verschillend:
3. Een zwemmer gaat zich met nummer 2 bemoeien en probeert moed in te spreken.
Als er hulp arriveert van een optredend team, blijft hij bezorgd volgen. Alleen als hij
rustig wordt toegesproken of een hulpopdracht krijgt werkt hij mee, anders is hij
lastig.
4. Deze zwemmer is boos op de roekeloze springer en laat dat hem ook even weten.
Hij kan knap lastig zijn voor deze springer (1) en weet verder goed wat er gebeurd
is. Hij laat zich wel sturen door een hulpverlener.
5. Deze zwemmer is zwaar onder de indruk van het ongeval en reageert traag op
aanwijzingen, maar laat zich wel naar de kant toe praten of helpen. Alleen als hij
vastgepakt wordt, dan werkt hij niet mee.
SERC – Hoe optreden bij een waterongeval?
Vlaamse Reddingsfederatie vzw
11
SERC
Reddingssimulaties
Er liggen drijfmiddelen en een touw of reddingsklos op de kant gereed.
SERC – Hoe optreden bij een waterongeval?
Vlaamse Reddingsfederatie vzw
12
Bijlage 5
Leuk (zelfgemaakt) materiaal voor je les reddend zwemmen
Hieronder kan je enkele tips, ideeën vinden om je les reddend zwemmen aan te vullen met
materiaal. Al dan niet zelfgemaakt.
Gebruik deze materialen tijdens je lessen reddend zwemmen. In de oefeningen van de syllabus vind
je zeker inspiratie!
Hindernissen
-
-
-
-
Hoepel (hol vanbinnen), touw en gewichtje
o Je kan deze op verschillende hoogtes laten zweven onder water
o Je kan er verschillende achter elkaar plaatsen om een hindernisparcours te maken
onder water (en de afstand onder water te verlengen)
Hoepel (volle kern), touw en een gewichtje
o Deze hoepel zal op de bodem blijven liggen. Hier zal de leerling dus volledig tot op de
bodem moeten (diep of ondiep) en door de hoepel moeten kruipen. Het touw en het
gewichtje voorkomt dat de hoepel te veel wordt verplaatst.
Hindernis (reddingssport)
o Zie volgende bladzijden
Hindernis (eenvoudig)
o Je kan allerlei vlottende materialen in het water leggen (nadeel: deze verschuiven,
kunnen soms in een andere baan terecht komen)
o Maak zelf een hindernis:
 Nodig: touw ter breedte van een baan in het zwembad (bv. een tovertouw),
lange slieren stof (bv. oude T-shirt)
 Knoop op regelmatige afstanden (bv. op 10cm afstand) stukken stof aan het
touw en laat de leerlingen onder de hindernis zwemmen. ‘Je mag de
hindernis niet raken!’
 Eventueel kan je aan het uiteinde van de stukken stof extra gewichtjes
hangen (bv. een stukje tuinslang van 3 à 4cm)
 Eventueel kan je aan de beide uiteinden van het touw 2 musketons hangen
om het touw eenvoudig aan de banen te bevestigen. Zorg voor roestvrij
materiaal. Je kan ook de leerlingen het touw laten knopen aan de
vlotterbanen.
Zinkende voorwerpen
o Vaak zijn er verschillende standaard zinkende objecten in het zwembad (bv. ringen).
o Maak zelf zinkende stokjes: neem een stuk tuinslang en snijd deze in gelijke stukken
(bv. 20 cm)
Reddingsmateriaal voor je les reddend zwemmen
Vlaamse Reddingsfederatie vzw - www.redfed.be
1
Reddingsmateriaal
-
Reddingsbal: touw, bal, een netje (bv. een netje gebruikt bij footrobics)
o Plaats de bal in het netje, weef het touw door het netje en knoop het touw vast.
Maak aan het uiteinde van het touw een lus (om rond de pols te kunnen bevestigen)
o Je kan best een lichte, eenvoudige bal gebruiken. Deze is veiliger dan een zwaardere
bal (bv. basketbal) die gebruikt wordt in de cursussen Hoger Redder.
-
Reddingstouw
o Je kan hiervoor eender welk touw gebruiken. Gebruikt echter zo weinig mogelijk
plastic of synthetische touwen (deze draaien snel op, of er komen gemakkelijk
knopen in).
Drijvend materiaal
-
-
Kledij: om luchtzakken mee te maken (zie syllabus).
Tip: laat de leerlingen de kledij aandoen in de kleedkamers. Bespaart heel wat tijd. Laat de
leerlingen voor ze in het water gaan een douche nemen.
Materiaal meestal beschikbaar in het zwembad: plankjes, flexi beam (‘worst’), drijvende
matten, zwembandjes,…
Alternatieve materialen: emmer, vuilniszak, laars, bal, plastic zakjes,…
TIP: met een plastic zak kan je een leuk spel spelen. Laat een groepje leerlingen een
vuilniszak (of kleinere plastic zak) mee naar de bodem nemen (er mag nog geen lucht in de
zak komen!). Laat hen de zak onder water opblazen (uitademen) tot de zak begint te stijgen.
Wedstrijdvorm: op signaal gaan de teams naar beneden. De groep waarbij de zak het eerste
bovenkomt is gewonnen (eventueel strafpunten voor iedere persoon van het team die boven
komt om lucht te happen). Afhankelijk van de diepte wordt het gemakkelijker of moeilijker.
Het begin is het moeilijkste. De leerlingen moeten goed samenwerken om dit ‘zakblazen’ vlot
te kunnen laten verlopen.
Reddingsmateriaal voor je les reddend zwemmen
Vlaamse Reddingsfederatie vzw - www.redfed.be
2
Bijlage 6
Bijlage 7
Bijlage 8
Basisreanimatie door leken
SCHEMA
ERC 2010
Reanimatie door leken
ZORG VOOR DE VEILIGHEID
van jezelf, slachtoffer en omstanders
CONTROLEER BEWUSTZIJN
Schud voorzichtig aan de schouders en roep luid
BIJ BEWUSTZIJN
Slachtoffer niet bewegen
Bij ernstig letsel: bel 112!
BEWUSTELOOS
ROEP HULP
Help! Help!
Of zorg dat iemand bij je blijft
OPEN DE ADEMWEG
Achterwaarts kantelen van het hoofd en kinlift
CONTROLEER ADEMHALING
Kijk, luister, voel
niet meer dan 10 seconden
WEL ADEMHALING
GEEN NORMALE ADEMHALING
Stabiele zijligging
Bel 112!
Bel 112!*
bij kinderen en drenkelingen
eerst 5 beademingen
bij volwassenen
(30/2)
30 hartmassages**
2 effectieve beademingen ratio 30/2
GA DOOR
tot deskundige hulp ter plaatse is en overneemt
indien het slachtoffer duidelijk ontwaakt: begint te bewegen,
ogen te openen en te ademen, controleer opnieuw de ademhaling
*
Indien de hulpverlener alleen is, zal bij bewusteloze kinderen (0 jaar tot begin puberteit) en bij drenkelingen eerst 1 minuut
CPR toegepast worden en nadien de 112 gebeld worden.
** Ritme: minimum 100 per minuut. Diepte: minimum 5 cm diep. Minimale onderbreking in de hartmassage. Beademing in
maximaal 5 seconden.
76
Lesvoorbereiding.
Bijlage 9
Voornaam, naam: Carmen Lecluyse
Datum: 2013
Plaats: FaBeR Leuven Locatie:
zwembad
Lesuur: van xxuxx tot xxuxx.
Werkrichting: divers - groot bad (25) - lengte
Doelgroep: Leerkrachten LO
Hoofddoel(en): Aanbieden verschillende oefenvormen
tijd
doel /
opdracht
Inleiding
Herhaling
technieken
Oefenvorme
n/
onderwerp
BEVRIJDEN
VERVOEREN
oefening
variant + / -
materiaal
Presentatie
Beamer
Reiken, aanreiken, werpen
Reiken en natte redding
Aanbreng reddingsgordel
Kort herhalen vervoersgrepen Hoofd, kin-arm, pompiers
Kort herhalen
Rond bovenarm, pols, nek
bevrijdingsgrepen
5 Flexibeam, 5 plankje,
5 touw, 3 bal, 3 gordel
Ondiep deel
Bevrijden/2
/
Lengte van de baan
In cirkelvorm (grote & kleine)
Vervoer/2: signaal: wissel
greep
/
Signaal: eendenduik/opp.duik
Idem + bevrijdingsgreep
/
Drijven X, Y, I, kwal, verticaal
VLOTTEN/
DRIJVEN/
WATERTRAP
opstelling
Vlotten in cirkel
Watertrappelen met
doorgeven bal
Watertrappelen met druk
(handen op schouder partner)
/
Onderdompelen
Benen SS, propeller, crawl
opmerking
KORT
!Hand per
hand!
ONDER
WATER
Zinktest
SS furukawa
Crawl om de 5/7/9 slagen
Crawl 6 slagen, 8benen onder
/
2 banen Diep  ondiep
In kring zinken
Onder: 2 wisselen van plaats
Per 2 vw onder water
doorgeven
Zwaarder voorwerp (lood)
1 ring / 2 (ondiep)
2 banen Ondiep  diep
Wedstrijd onder/boven (1
Onder water enkel benen crawl, 1 plankje / 2 (diep)
benen plankje, 1 onder water), vlinder, plankje in water
wissel na 12.5
(weerstand)
2 banen Diep  ondiep
Chinese knoop
1 touw / 2 (ondiep)
2 banen Ondiep
4 emmer, 4 loodblok, 2
ringen
1 baan Ondiep
Combinatieoefening
Afstand tot SO vergroten
Persoon A: inglijden, opp.duik,
watertrappelen, touw vangen,
wordt persoon B
Persoon B: touw werpen naar
A, A binnenhalen, naar diep
deel stappen, wordt persoon A
4 touwen
4 lln in opdiep deel met touw, overige
in ondiep deel
Hindernisestafette
Lln A start met bal, door
hoepel met bal, omdraaien en
bal gooien naar volgende, duik
naar beneden + voorwerp
oprapen + laten vallen,
volgende vervoeren naar
overzijde zwembad (2x)
2 hoepel met touw, 8
ring, 2 bal (diep deel)
Start in diep deel
Onderwaterestafette
Langere afstand, dieper,
zwaardere voorwerpen
1 lengte los naar overkant
REIKEN
WERPEN
COMBINAT
IEOEF.
Reddingscircuit
Pers A: start met
redderssprong, thv kegel
opp.duik/eendenduik,
voorwerp oprapen + op rug
polsen uit het water. Idem
voor pers. B
Pers. A wacht in ondiep op
partner en vervoert B naar
diep deel. Wissel na 12.5m.
Pers A vervoert volledige baan
2 kegel, ring (= # als
lln)
Standenwerk
Plaats in 4 zones (bv. 2 diep, 2
ondiep)
Zone 1: Chinese knoop
Zone 2: Onderwaterestafette
Zone 3: watertrappelen
Zone 4: Kijkwijzers vermoeid
SO
Andere oefeningen
Intensiteit verhogen
Moeilijkheidsgraad verhogen
Duur oefening langer
6 touw, 2 kegel, 2 lood,
6 ring, kijkwijzers
Start in diep deel
Evaluatie: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Download