Syllabus nascholing leerkrachten LO - Reddend Zwemmen Onderwerp: Reddend zwemmen. Maak het ‘boei’end! Federatie: Vlaamse Reddingsfederatie vzw (RedFed) Gemeenteplein 26 – 3010 Kessel-Lo – www.redfed.be Lesgever: Carmen Lecluyse – Sporttechnisch Coördinator recreatief RedFed 1. Reddingsvaardigheden in eindtermen .............................................. 4 1.1 Basisonderwijs ....................................................................................... 4 1.2 Secundair onderwijs: ............................................................................... 4 1stegraad (12-14) ...................................................................................... 4 2de graad (14-16) ..................................................................................... 5 3degraad (16-18) ...................................................................................... 6 2. Reddingssport .......................................................................... 6 2.1 Ontstaan .............................................................................................. 6 2.2 De Vlaamse Reddingsfederatie .................................................................... 7 2.3 Reddend Zwemmen, inspiratie voor je sportles ................................................ 8 3. Inhouden voor lessen .................................................................. 9 3.1 Zelfredding ........................................................................................... 9 3.1.1 Drijven ........................................................................................... 9 3.1.2 Luchtzakken maken ........................................................................... 10 3.1.4 Gespecialiseerde hulpmiddelen ............................................................. 10 3.2 Redding van derden ................................................................................ 11 3.2.1 Eigen veiligheid eerst ........................................................................ 11 3.2.2 Communicatie ................................................................................. 11 3.2.3 Droge redding .................................................................................. 11 3.2.4 Natte redding .................................................................................. 11 3.2.5 Ondersteunen van een vermoeid slachtoffer ............................................. 12 3.2.6 Prioriteiten reddingsactie ................................................................... 13 3.2.7 SO op de kant brengen ....................................................................... 14 3.2.8 Andere vaardigheden ......................................................................... 14 3.2.9 Basic Life Support (BLS) ...................................................................... 14 3.3 Praktijkvoorbeelden ............................................................................... 14 3.3.1 Spelvormen .................................................................................... 15 3.3.2 Lesvoorbereidingen ........................................................................... 21 3.3.3 Oefenvormen allerlei ......................................................................... 30 4. Interessante links i.v.m. reddend zwemmen ..................................... 33 5. Bijlagen ................................................................................ 34 5.1 Beschrijving reddingssport ........................................................................ 34 2 5.2 Brevetten Redder goud – zilver – brons ......................................................... 34 5.3 Kijkwijzers/instructiewijzers ..................................................................... 34 5.4 Eenvoudige simulaties ............................................................................. 34 5.5 Leuk (zelfgemaakt) materiaal voor in je les reddend zwemmen ........................... 34 5.6 Hinderniszwemmen: de techniek en hindernis maken ........................................ 34 5.7 Uit het water! Veilig, maar snel! ................................................................ 34 5.8 ERC richtlijnen reanimatie ....................................................................... 34 5.9 Presentatie ................................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 5.10 Lesvoorbereiding nascholing leerkrachten .................................................... 34 3 1. Reddingsvaardigheden in eindtermen Hieronder kan je enkele van de eindtermen terugvinden die van toepassing kunnen zijn binnen het redden, het reddend zwemmen. 1.1 Basisonderwijs De leerlingen: - kunnen veiligheidsafspraken naleven (motorische competenties, zelfredzaamheid in kindgerichte bewegingssituaties, verantwoord en veilig bewegen, n°1.2) - kennen de gevaren en risico's van bewegingssituaties en kunnen deze inschatten en signaleren (motorische competenties, zelfredzaamheid in kindgerichte bewegingssituaites, verantwoord en veilig bewegen, n°1.3) - kunnen ongeremd en spelend bewegen in het water (groot-motorische vaardigheden en acties in gevarieerde situaties, bewegen in verschillende milieus, n°1.24) - voelen zich veilig in het water en kunnen zwemmen (groot-motorische vaardigheden en acties in gevarieerde situaties, bewegen in verschillende milieus, n°1.25) - kunnen de hulp inroepen van een volwassene in een noodsituatie (wereldoriëntatie – natuur, gezondheid, n°1.20) - kunnen elementaire hulp toedienen bij brandwonden (wereldoriëntatie – natuur, gezondheid, n°1.21) 1.2 Secundair onderwijs: 1stegraad (12-14) De leerlingen: - kunnen onder begeleiding veiligheidsvoorschriften, afspraken en regels naleven (motorische competentie, verantwoord en veilig bewegen, n°2) 4 - beheersen voorbereidende vormen van reddend zwemmen (motorische competentie, bewegen in verschillende milieus, n°26) - passen veiligheidsvoorschriften toe en nemen voorzorgen voor een veilige leef- en werkomgeving (vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen, lichamelijke gezondheid en veiligheid, n°11) - roepen hulp in en dienen eerste hulp en cpr toe (vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen, lichamelijke gezondheid en veiligheid, n°12) 2de graad (14-16) De leerlingen: - kunnen in welbepaalde bewegingssituaties verantwoordelijkheid opnemen omtrent elkaars veiligheid door afspraken en regels na te leven (motorische competenties, verantwoord en veilig bewegen, n°1) - kunnen het belang van veiligheidsafspraken toelichten (motorische competenties, verantwoord en veilig bewegen, n°2) - kunnen medeleerlingen in welbepaalde bewegingssituaties helpen en ondersteunen (ontwikkeling van de motorische competenties, verantwoord en veilig bewegen, n°3) - zoeken, behouden en herstellen evenwicht in verschillende situaties (ontwikkeling van de motorische competenties, reflecteren over bewegen, n°9) - kunnen veilig vallen en landen in verschillende situaties (motorische competenties, reflecteren over bewegen, n°13) - herkennen en reageren gepast op onveilige bewegingssituaties (gezonde en veilige levensstijl, n°20) - passen veiligheidsvoorschriften toe en nemen voorzorgen voor een veilige leef- en werkomgeving (vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen, lichamelijke gezondheid en veiligheid, n°11) - roepen hulp in en dienen eerste hulp en cpr toe (vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen, lichamelijke gezondheid en veiligheid, n°12) - zijn in staat op een sociaal aanvaarde wijze verschillende rollen te vervullen in welbepaalde bewegingssituaties (ontwikkeling van het zelfconcept en het sociaal functioneren, n°24) 5 - aanvaarden hun eigen mogelijkheden (ontwikkeling van het zelfconcept en het sociaal functioneren, n°27) 3degraad (16-18) De leerlingen: - in nieuwe bewegingssituaties verantwoordelijkheid opnemen door gezamelijk afgesproken veiligheidsregels toe te passen (ontwikkeling van de motorische competenties, verantwoord en veilig bewegen, n°1) - medeleerlingen helpen wanneer de bewegingssituatie dit vereist (ontwikkeling van de motorische competenties, verantwoord en veilig bewegen, n°2) - gekende motorische vaardigheden uitvoeren op een hoger beheersingsniveau (ontwikkeling van de motorische competenties ,verbreden en verdiepen van motorische competenties, n°12) - hun kennis rond reanimatie vertalen naar risicovolle bewegingssituaties (ontwikkeling van een gezonde en veilige levensstijl, n°17) - eerste hulp bieden bij ongevallen in bewegingssituaties (ontwikkeling van een gezonde en veilige levensstijl, n°18) - in bewegingssituaties leiding nemen over en leiding aanvaarden van medeleerlingen (ontwikkeling van het zelfconcept en het sociaal functioneren, n°23) - passen veiligheidsvoorschriften toe en nemen voorzorgen voor een veilige leef- en werkomgeving (vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen, lichamelijke gezondheid en veiligheid, n°11) - roepen hulp in en dienen eerste hulp en cpr toe (vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen, lichamelijke gezondheid en veiligheid, n°12) Bron: http://www.ond.vlaanderen.be/dvo/ , april 2013 2. Reddingssport 2.1 Ontstaan De rode draad doorheen de geschiedenis van ‘lifesaving’ is vrijwilligershulp. In Europa ontwikkelde het redden zich vooral in zwembaden en aan vlakke waters. In onze regionen had 6 het redden en helpen van mensen in nood altijd al een belangrijke waarde en men richtte zich hier vooral naar het humanitaire deel. Lifesaving als sport werd, samen met de groeiende surfcultuur, zeer populair in landen als Zuid-Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland. Het eerste lifesaving-team zag het daglicht in november 1894, in Australië op Bondi Beach. Een kleine groep surfers bekwaamde zich in reddingstechnieken onder leiding van Major Bond. Zij vormden het eerste vrijwilligersteam om surfers in nood te helpen. Ook elders organiseerden vrijwilligers zich in plaatselijke clubs (de surflifesaving clubs) en patrouilleerden op het strand. Zij hielden surfers en baders in de gaten, waarschuwden voor stromingen en haaien, en redden mensen die in het water in de problemen gekomen waren. Verschillende clubs organiseerden jaarlijks een ‘carnival’. Dit is een wedstrijd tussen de leden van 1 club, of tussen verschillende clubs uit dezelfde regio. Hiermee ontstond de reddingssport of het surf lifesaving. In zonnige en strandrijke landen als Australië is vooral het surf lifesaving populair. De sport ontwikkelde zich daar aan open water en in de branding van de oceaan. Australië is dan ook de bakermat van de Surf lifesaving: - 1932: 1steAustralisch kampioenschap op Bondi Beach naar aanleiding van de opening van Harbour Bridge - 1939: Invoering van de rood - gele CAPS - 1955: 1steWK - 1956: 2deWK met eerste Belgische deelname - 1956: Internationaal Carnival in Torquay tijdens de Olympische Spelen van Melbourne - 1960: Eerste Inflatbale Rescue Boat (IRB) wedstrijd - 1966: Eerste Ironman tijdens het Australisch kampioenschap - 1971: Oprichting World Life Saving (WLS) - 1994: WLS en FIS fusioneren tot International Lifesaving Federation (ILS) 2.2 De Vlaamse Reddingsfederatie De Vlaamse Reddingsfederatie vzw (RedFed) is een door het Bloso erkende en gesubsidieërde sportfederatie. Ze werd opgericht in 1985 en is de Vlaamse vleugel van de Belgische Reddingsfederatie (BRF). De RedFed is tevens erkend door de International Lifesaving 7 Federation (ILS), het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC) en de Vlaamse Sportfederatie (VSF). De RedFed promoot de reddingssport en een veilige watersportbeoefening. Ze is actief op het sportieve vlak én het op het vlak van de hulpverlening bij water(sport)ongevallen. Opleidingen Initiator en Trainer B Reddend Zwemmen worden door de RedFed georganiseerd. De Vlaamse Reddingscentrale is daarnaast ook bevoegd voor de opleidingen en bijscholingen ‘Hoger Redder’. Dit diploma wordt door Bloso erkend en werd in de Vlaremreglementering (Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning) opgenomen als verplicht diploma voor tewerkgestelde redders in Vlaamse zwembaden. Daarenboven staat de RedFed in voor verschillende reddersopleidingen zoals Basisredder, Bootredder (1,2 en 3-ster), Duiker-redder, Bedrijfseerstehulp, AED,... 2.3 Reddend Zwemmen, inspiratie voor je sportles De slogan ‘ die de reddingssport kenmerkt, verklapt onmiddellijk haar dubbele bodem. Naast het sportieve, fysieke aspect komt ook het aspect van de hulverlening aan bod. Het is dus méér dan zwemmen alleen! Wat de reddingssport, ook lifesaving genoemd, zo aantrekkelijk maakt, is het gevarieerde aanbod. De reddingssport wordt zowel in een zwembad als in open water (meer, zee, ..) beoefend. Elk heeft een eigen reeks van proeven, zowel individueel als aflossingen. Tijdens deze wedstrijden demonstreren de atleten verschillende technieken en handelingen die een redder moet beheersen, bv. zwemmen met poppen, met zwemvliezen, een reddingsgordel, onder water zwemmen, peddelen op een rescue board, een drenkeling slepen in de reddingsgordel, ... De reddingssport kan zeker inspiratie vormen voor leuke reddingsestafettes, creatieve reddingsproeven. Dit in combinatie met de nadruk op het ‘humanitaire’ deel van de reddingssport kan een de les reddend zwemmen een zeer leerrijke bewegingsles zijn die 8 zeker kan voldoen aan de eindtermen. Voor de proeven van het reddend zwemmen, zie bijlage. 3. Inhouden voor lessen Onderstaande onderwerpen kunnen samengevoegd worden of ingebouwd worden in een les (reddend) zwemmen. Sommige dingen zijn eerder bedoeld om ‘al gaande weg’, ‘ter info’ mee te geven aan de leerlingen. Onderstaande inhouden zijn niet allesomvattend. Het blijft natuurlijk de kunst van de lesgever om dit zo ‘boei’end mogelijk aan te brengen! 3.1 Zelfredding 3.1.1 Drijven Drijven is een zeer belangrijke vaardigheid! Het leren drijven zou een standaard onderwerp voor de zwemlessen moeten zijn! Wie zichtzelf drijvende kan houden, kan in nood langer overleven! Blijven drijven is vaak een slimmere keuze dan zwemmen. - Drijven op de rug (X-vorm, Y-vorm, I-vorm) - Kwaldrijven Hierbij maakt de leerling ‘een bolletje’. De bovenrug komt boven water. Bij deze techniek is er een warmtebehoud. Ademen doet de leerling door het hoofd uit het water te tillen. - Verticaal drijven Zeker nuttig voor leerlingen waarbij de benen snel ‘zakken’) Verschillende materialen kunnen gebruikt worden om het drijven te vergemakkelijken: vlottende matten, plankjes, stukken hout,... 9 3.1.2 Luchtzakken maken Een lange broek en een hemd met lange mouwen zijn het eenvoudig om luchtzakken mee te vormen. Maar evengoed een rok, een T-shirt, kussensloop,... kan gebruikt worden. Voorbeeld: luchtzak met lange broek Voorbeeld: luchtzak met hemd Niet enkel kledij kan gebruikt worden om luchtzakken te maken. Laat de leerlingen zeker ook nadenken over alternatieve materialen en leer hen om creatief om te springen met beschikbaar materiaal. Bv.: emmer, laars, plastic zak, vuilniszak, lege jerrykan, bal, ...). 3.1.4 Gespecialiseerde hulpmiddelen Rescueflare: Zwemvest: Reddingsboei: ... 10 3.2 Redding van derden 3.2.1 Eigen veiligheid eerst Eigen veiligheid is prioritair. De leerlingen moeten zich bewust zijn van het feit dat, van het moment ze als hulpverlener zich in het water begeven, ze zichzelf in gevaar brengen. Daarom moet er steeds geprobeerd worden om eerst vanop het droge de drenkeling/ het slachtoffer te helpen. Daarom dus ook: droge redding eerst! 3.2.2 Communicatie Communicatie is van groot belang. Vraag en informeer. Op die manier kan de hulpverlener heel wat te weten komen. Ook tijdens de reddingsactie zelf is communicatie belangrijk. Niet alleen naar de medehulpverleners toe, zeker ook naar het slachtoffer toe. Leerlingen moeten dit leren! Laat leerlingen een rollenspel vervullen tijdens de les. “Ik ben hier om je te helpen, houd je rustig” “Geen paniek mevrouw/meneer, er is hulp onderweg” “Wees kalm, ik kan je beter helpen zo” 3.2.3 Droge redding Droge redding heeft de voorkeur. Van op de kant helpen kan op verschillende manieren: - dichtbij: hand reiken - net buiten handbereik: materiaal aanreiken - ver buiten handbereik: materiaal werpen (steeds voorbij het slachtoffer en binnen handbereik van het slachtoffer) Leer leerlingen inventief te zijn met materiaal: (houten) stok, touw, bal in plastic zak met een touw aan (= reddingsbal), drijvende matten, flexibeam, ... Je kan ook een mensenketting vormen. 3.2.4 Natte redding Indien een droge redding geen effect heeft, of niet mogelijk is (bv. slachtoffer is buiten bewustzijn), dan is een natte redding noodzakelijk. 11 Veilig te water, onder water gaan is belangrijk! - voorzichtig te water gaan met contact a.d. muur/rand - redderssprong - oppervlakteduik (voeten eerst, onbekend water) - eendenduik (hoofd eerst, veilig of gekend water) - startduik is meestal niet de beste manier Laat de leerlingen ook niet duiken in het ondiepe deel van het zwembad! - alle vervoersgrepen en bevrijdingsgrepen kunnen zeker in de lessen ingevoegd worden Oppervlakteduik (voeten eerst): Eendenduik (hoofd eerst): Zie ook instructiewijzers oppervlakteduik en eendenduik in bijlage. 3.2.5 Ondersteunen van een vermoeid slachtoffer Begeleid zwemmen met een redder De redder ondersteunt: de redder zwemt zijslag en houdt de drenkeling boven water door hem vlakbij de oksel aan de bovenarm te ondersteunen. Dit wordt toegepast bij kinderen of zwemmers in moeilijkheden maar die niet in paniek slaan. De redder sleept: de drenkeling ligt in buiklig achter de redder en grijpt met beide handen de schouders van de redder. De armen moeten gestrekt zijn. Eventueel kan de vermoeide zwemmer meehelpen door een beenslag uit te voeren. De redder duwt: de drenkeling ligt in ruglig voor de redder, zijn handen liggen op de schouders van de redder, de armen zijn gestrekt, de benen zijn gestrekt en zijwaarts gespreid. 12 Het voordeel van deze positie is dat men de vermoeide zwemmer continu in het oog kan houden en gemakkelijker zwemt. Begeleid zwemmen met twee redders De redders ondersteunen de vermoeide zwemmer elk onder de oksel. De drenkeling kan zich in buiklig of in ruglig bevinden. De redders zwemmen in zijslag. De redders duwen: de drenkeling ligt in ruglig voor de redders en wordt tussen hen in genomen terwijl zij in buiklig zwemmen, de vermoeide zwemmer grijpt met gestrekte armen de dichtstbijgelegen schouder van elke redder. De redders slepen en duwen (brug): de vermoeide zwemmer ligt tussen twee redders die achter elkaar zwemmen in buiklig. Hij legt zijn handen (armen gestrekt) op de schouders van de eerste redder en zijn voeten op de schouders van de achterste redder en klemt ze binnenwaarts gedraaid rond de nek. Begeleid zwemmen met drie redders De redders slepen en duwen: de vermoeide zwemmer ligt in buiklig tussen twee redders en grijpt met gestrekte armen de dichtsbijgelegen schouder van elke redder vast. Een derde redder zwemt achter dit trio en neemt de voeten van de drenkeling op zijn schouders. 3.2.6 Prioriteiten reddingsactie Deze zijn verschillend van de ‘medische prioriteit’. Het doel is om zoveel mogelijk mensen te redden bij een ongeval waar meerdere mensen in betrokken zijn. - red eerst de mensen die zelf nog mobiel zijn - daarna de mensen die slechts tijdelijk hulp nodig hebben (bv. een drijvend voorwerp aanbieden, persoon met een kramp aan de kant brengen,...) - als laatste die slachtoffers die permanente hulp nodig hebben (bv. bewusteloos slachtoffer, ernstig letsel,...) 13 Dit kan je tot uiting laten komen in ‘reddingssimulaties’. Je zal merken dat in het begin de leerlingen te snel in het water springen om hulp te bieden. Ze dienen te leren dat ze eerst een droge redding moeten trachten uit te voeren, vooraleer ze te water gaan. 3.2.7 SO op de kant brengen Een slachtoffer kan op verschillende manieren op de kant gebracht worden. Zie bijlage ‘Uit het water! Snel, maar veilig!’ Let op rugvriendelijk tillen! Laat de leerlingen ook steeds per twee iemand uit het water halen (belasting per leerling is zo minder + iemand moet duidelijk de leiding nemen bij de hukpverlening). 3.2.8 Andere vaardigheden - Watertrappelen en wrikken zijn ook vaardigheden die binnen het reddend zwemmen passen (zelfredding) - Onderwater zwemmen (zie verder) 3.2.9 Basic Life Support (BLS) Leerlingen die het secundair onderwijs verlaten, moeten in staat zijn om een reanimatie uit te voeren. Dit maakt het hen mogelijk om te kunnen handelen in een noodsituatie. Reanimatie wordt vaak overgeslagen in de lessen LO. Er komt weinig beweging bij kijken (alhoewel een correcte reanimatie uitvoeren best vermoeiend is) en er is specifiek materiaal voor nodig. Toch is reanimatie een vaardigheid die iedereen zou moeten kunnen en beheersen. Materiaal kan ontleend worden bij de RedFed, de school kan opteren om een eigen pakket te voorzien. Er kan ook beroep op gedaan worden op de Vlaamse Reddingsfederatie voor lesgevers (incl. materiaal). Voor het stappenplan van de reanimatie voor leken (ERC-richtlijnen 2010), zie bijlage. 3.3 Praktijkvoorbeelden Zoals eerder gezegd, vormen de reddingsproeven uit het reddend zwemmen een basis. Deze kan men aanpassen om te komen tot creatieve spelvormen, aflossingen, reddingsproeven. Hieronder kunnen als extra een aantal oefeningen, lessen teruggevonden worden. 14 3.3.1 Spelvormen ‘Estafette’ Doelen : Onder water zwemmen, oppervlakteduik, team spirit Materiaal : Eén grote bal, een verzwaarde hoepel per ploeg, een loden blokje voor iedere zwemmer. Spelverloop : De spelers stellen zich per ploeg op aan de kant van het zwembad. De eerste zwemmer heeft de bal vast. Op het startsignaal gaat de eerste zwemmer te water ofwel met een startduik, ofwel met een oppervlakteduik, op aanwijzing van de lesgever. De eerste loopt of zwemt tot aan de ondergedompelde hoepel, zwemt er met de bal door, komt naar boven, draait zich om en werpt de bal naar nummer twee. Deze zwemmer herhaalt hetzelfde terwijl nummer één verder naar de blokjes zwemt, een blokje van de bodem neemt en aan de overzijde op de kant legt. ‘Parelduikers’ Doelen : Leren onder water zwemmen terwijl men een drijfvest aan heeft. Materiaal : Zwemvesten of andere opblaasbare materialen (zwemband, ...), gewichtjes, één emmer per ploeg. Spelverloop : Er worden gewichtjes op de bodem van het zwembad gelegd. Alle leerlingen dragen een zwemvest of zwembandjes die zo zijn opgeblazen dat ze nog onder water kunnen zwemmen. Op het startsignaal van de leerkracht, krijgen de leerlingen gedurende één minuut tijd om zoveel mogelijk gewichtjes in de emmer van hun ploeg te leggen. De winnende ploeg is deze met de meeste gewichtjes in de emmer. 15 ‘Black-out’ Doelen : Het aanleren van overlevingstechnieken wanneer men niets kan zien. Materiaal : Een verduisterd zwembrilletje per zwemmer. Spelverloop : De zwemmers worden per twee gezet alvorens de brilletjes aan te doen. Nadien worden ze gescheiden van elkaar en worden ze gedesoriënteerd (door ze een aantal keren rond te draaien). De partners trachten elkaar te vinden door naar elkaar te roepen. De zwemmers verplaatsen zich zo dat ze zichzelf of anderen niet kunnen kwetsen. Wanneer ze elkaar gevonden hebben, moeten ze stil zijn en wachten op de volgende instructies van de leerkracht. Bijvoorbeeld om naar een stemgeluid toe te zwemmen of om elkaar te slepen naar de richting van een geluid. ‘Peddelrace’ Doelen : De vaardigheid van het peddelen leren. Materiaal : Een board of drijfmatten. Spelverloop : Elke eerste zwemmer van elke ploeg start aan de overzijde van het zwembad. Op het startsignaal springt nummer één op de plank en zwemt naar de overzijde. Daar springt nummer twee mee op het board. Beiden peddelen terug naar de overzijde. Nummer twee herhaalt deze sequentie met nummer drie en zo verder totdat alle leerlingen aan de overkant zijn. ‘Onderwaterestafette’ Doelen : Onder water verschillende taken onder tijdsdruk uitvoeren. Materiaal : Twee verzwaarde emmers en een loden gewichtje voor elke ploeg. Spelverloop : 16 De emmers staan op een onderlinge afstand van 5 m op de bodem van het zwembad. Op het startsignaal vertrekt de eerste zwemmer naar de eerste emmer, haalt het gewichtje eruit en legt dit in de andere emmer. De eerste zwemmer komt aan de andere kant boven en tikt de tweede zwemmer aan die de tegenovergestelde weg aflegt. Iedere zwemmer moet aan de beurt komen. ‘Geheime documenten’ Doelen : Verbeteren van de beenbeweging. Materiaal : Papieren document. Spelverloop : De eerste zwemmer van elke ploeg staat gereed aan de kant van het zwembad. Op het startsignaal gaat de eerste zwemmer te water met zijn document zonder dit nat te maken. Hij houdt het document boven water en brengt dit naar de overzijde. Daar wordt het document door een tweede zwemmer overgenomen en zo verder totdat elk ploeglid éénmaal gezwommen heeft. De ploeg die het document het eerst droog op de kant kan leggen, is de winnaar. ‘Onderdompeling’ Doelen : Verbeteren van de beenbeweging. Materiaal : Geen. Spelverloop : De zwemmers zetten zich per twee tegenover elkaar, elk met één hand op het hoofd van zijn partner. Op het startsignaal trachten beide zwemmers elkaar onder te duwen. ‘Chinese knoop’ Doelen : Ogen onder water openen, taken onder water uitvoeren, adem gedurende een bepaalde tijd inhouden. 17 Materiaal : Een fel gekleurde dikke nylonkoord. Spelverloop : Elke leerling neemt een koord en bindt deze met drie knopen rond het been van een partner. Deze springt in het water en tracht de koord onder water van zijn been te doen door de knopen te ontrafelen. ‘Overlevingstocht onder water’ Doelen : Leerlingen leren omgaan met stresssituaties in een natuurlijke omgeving Materiaal : Hoepels, verduisterde brilletjes, boeien, plastieken slierten, drijfmatten,... Spelverloop : Er wordt een ‘reis rond de wereld’ opgesteld in het water. Leerlingen moeten door drijvende banden zwemmen met een verduisterd brilletje, door wier (hoepel met plastieken slierten aan) zwemmen en een blokje in de hoepel zoeken (met verduisterd brilletje). Zwemmen onder drijfmatten, ... ‘Striptease’ Doelen : Uitdoen van kledij in het water. Materiaal : Broek, hemd, T-shirt, sokken. Spelverloop : De leerlingen werpen hun kledij in het water en laten deze zinken tot op de bodem. Nadien duiken ze één voor één hun kledingstukken op en trekken deze vervolgens aan. Ze kunnen na het uitdoen van de kledij (en het eventueel opduiken), de kledij werpen naar een doel op de kant (bv. een kegel). 18 ‘Reddingsgordel-aflossing’ Doelen : Technieken voor het gebruik van de reddingsgordel aanleren. Materiaal : Eén reddingsgordel voor elk team. Spelverloop : Elke ploeg stelt zich op met de leider van de ploeg aan de ene kant van het zwembad en de rest van de ploeg aan de andere kant van het zwembad. De reddingsgordel ligt op de grond vóór de eerste zwemmer. Op het startsignaal doet de eerste zwemmer de gordel aan en springt in het water. Hij zwemt naar de overkant, waar hij de gordel bij de tweede zwemmer aandoet. Vervolgens brengt hij deze naar de overkant. Nummer twee neemt bij zijn aankomst de reddingsgordel over en herhaalt de hele sequentie met zwemmer drie. Dit wordt herhaald totdat alle leerlingen aan de beurt zijn geweest. ‘Redding in de branding’ Doelen : Leren slepen van een drenkeling in golvend water. Materiaal : Geen. Spelverloop : De leerlingen staan in het water met het aangezicht naar de boord van het zwembad en de handen in de overloopgoot. Om golven te maken duwen de leerlingen zich weg van de kant en trekken zich er terug naar toe. Terwijl de leerlingen golven maken, neemt de eerste leerling van de rij de tweede vast en sleept hem naar de overkant. Wanneer daar aangekomen sluiten ze achteraan de groep aan en vertrekken nummers drie en vier. Varianten zijn mogelijk door verschillende vervoersgrepen toe te passen en de intensiteit van de golven te verhogen. ‘De onbekende drenkeling’ Doelen : Aanleren en verbeteren van bevrijdingstechnieken. 19 Materiaal : Geen. Spelverloop : Verschillende leerlingen stellen zich op in een lijn in het water. Een andere leerling komt aanzwemmen met de ogen gesloten. Eén van de leerlingen uit de lijn heeft de opdracht gekregen de zwemmer vast te grijpen op een door de leerkracht aangegeven manier. De andere leerlingen in de lijn, camoufleren het geluid door op het water te slaan. Elke leerling moet aan de beurt komen als zwemmer en als aanvaller. Bij deze oefening wordt eveneens de ‘noodrem’ toegepast indien nodig. Wanneer een leerling niet uit een greep kan ontsnappen, tikt hij op zijn aanvaller en moet deze onmiddellijk loslaten! ‘Reddingscircuits’ Doelen : Verschillende reddings- en overlevingstechnieken in één les behandelen. Materiaal : Gewichtjes, drijfmatten, emmer, kledij, koord, ... Spelverloop : Alle vorige oefeningen en andere onderdelen van het reddend- of overlevingszwemmen kunnen ook in een circuitvorm worden gegoten. Hierbij wordt er dan in verschillende standen gewerkt en regelmatig doorgeschoven. Wanneer een dergelijke vorm wordt gebruikt, kan deze het best enkele lessen achter elkaar worden uitgevoerd zodat de leerlingen hun vooruitgang kunnen waarnemen. Het is eveneens aan te raden om de opstelling voor meerdere klassen te gebruiken, zodat je niet teveel tijd verliest bij de opbouwen van het circuit. Het voordeel van deze oefenvorm is dat een grote groep leerlingen constant bezig is. Zorg ervoor dat er regelmatig rustpauzes worden ingelast. De figuren en oefeningen van p.46-50 werden met toelating overgenomen uit ‘Wet Games’ van Peter Meaney en Sarie Culka, 1994, Openbook Publishers. 20 3.3.2 Lesvoorbereidingen Lessenreeks reddend zwemmen (zwembad – 35 à 40 min actieve leertijd) Opmerkingen: - Lesvoorbereidingen worden enkel met de hoofdonderwerpen besproken. Concrete oefeningen of spelvormen zelf aan te vullen - Afstanden aan te passen aan vaardigheden en conditie aanwezigen - Afhankelijk van materiaal: al dan niet alternatieven zoeken Bv: pop kan vervangen worden door een zinkend voorwerp, een reddingsgordel kan vervangen worden door een zelfgemaakt reddingsmiddel (bv. een lus met daaraan een reddingsbal, een reddingsgordel kan ook nagemaakt worden) LES 1 - Wie is redder in het zwembad? Wat doet die? (korte voorstelling, vraagstelling, interactief) - Opwarming - Eigen veiligheid: - o Eigen veiligheid eerst! o Veilig te water gaan: redderssprong Drijven/vlotten o - Op rug, op buik Zwemmen met kledij o Ervaren hoe het voelt o Kledij uitdoen zonder steun o Luchtzakken maken LES 2 - Redder aan openwater? Kustredder? (korte voorstelling, vraagstelling, interactief) - Opwarming (met begin redderssprong, eindigen met vlotpositie) - met kledij (kledij aandoen in kleedkamers) - Onder water gaan (opp.duik, eendenduik) - Kledij uit en laten zinken - Droge redding (reiken, aanreiken) o Communicatie 21 o - Goede stabiele positie van op kant Afsluiter: drijven met alternatieve dingen + kledij opduiken LES 3 - Nog andere redders? Bootredders, ambulancediensten, brandweer,… - Opwarming – met kledij (start met redderssprong, + duik naar bodem) - Veilig te water: een andere bv. inglijden - Droge redding: werpen - o Communicatie (Help! Jij blijft hier! Jij, kom helpen!) o Goede stabiele positie van op kant Natte redding o - Vervoeren (hoofdgreep, pompiersgreep) Afsluiter: hinderniszwemmen LES 4 - Veilig te water naar keuze + opwarming - Herhaling vervoersgrepen + 1 nieuwe (kingreep) + oefenen o Wisselen op teken van partner (wordt onrustig, hoofd valt in het water, tikken) o 2 x 25m, wisselen na 25m - Onder water zwemmen + iets opduiken - Afsluiter: samen 1 lengte onder water zwemmen + aflossing vervoeren LES 5 - Opwarming - Natte redding (met reddingsgordel of bv. een touw met bal aan) o - - Drenkeling (partner) gaan halen, in de boei slagen, en terug zwemmen Ondersteunen van een vermoeid slachtoffer o Met 2 – 3 – 4 redders o Elke 25m (of 12.5m) ondersteunen en ondersteund worden Afsluiter: wedstrijd: zo veel mogelijk voorwerpen opduiken en naar kant brengen (!! veiligheid!) LES 6 - Brevet zwemmen (RedFed maakt nieuwe schoolbrevetten op. Meer info: 016/35 35 00) 22 Lessenreeks reddend zwemmen (zwembad – 1 uur actieve leertijd) Opmerkingen: - Afstanden aan te passen aan vaardigheden en conditie aanwezigen - Afhankelijk van materiaal: al dan niet alternatieven zoeken Bv: pop kan vervangen worden door een zinkend voorwerp, een reddingsgordel kan vervangen worden door een zelfgemaakt reddingsmiddel (bv. een lus met daaraan een reddingsbal, een reddingsgordel kan ook nagemaakt worden) Thema’s lessenreeks: LES 1 - Uitleg lessenreeks reddend zwemmen o Optie: Rescue Cup (individueel/ploeg), dit kan een rode draad vormen doorheen de lessenreeks. Scores bijhouden individueel of per ploegje Brevet zwemmen (eventueel) - Nakijken vaardigheid zwemmen (ev. iets laten opduiken) - Redderssprong - o Doel = hoofd boven water (SO in het oog kunnen houden) o Ver springen (niet hoog) o Grote stap/sprong voorwaarts o Romp naar voren laten neigen o Krachtig armen van achter naar voren slaan bij contact water Onder water zwemmen o Hoe dieper onder water, hoe gemakkelijker o Stroomlijn o Hoofd in het verlengde van het lichaam o Onder water: schoolslag, sleutelgatbeweging of enkel benen met armen vooraan - Eendenduik en oppervlakteduik o Eendenduik: Water is gekend Hoofd eerst 23 Horizontale snelheid overzetten naar vertikale snelheid (dus niet vertragen voor duik) o Oppervlakteduik: Ongekend water (planten, vuil,... op de bodem?) Voeten eerst Hoog uit het water komen Vormspanning! Wanneer lichaam onder water: armen gestrekt opwaarts brengen LES 2 Opwarming (voorbeeld): - Redderssprong - 2 x keuze - 2 x benen rug, polsen uit het water (enkel de pols, ellebogen dicht bij lichaam) - Eendenduik + oppervlakteduik Kern: - Vervoersgrepen (o/h droge) o 2 handige: Hoofdgreep, okselgreep, bovenarmgreep, dubbele gesloten/ open polsgreep o - - - Enkelhandige: kingreep, zeemansgreep Vervoeren per 2 o Wisselen op teken van partner (wordt onrustig, hoofd valt in het water, tikken) o 2 x 25m, wisselen na 25m Popzwemmen o Grote en kleine poppen o Hoe vervoeren? o Demo o Laten proberen Hinderniszwemmen (bv. hoepel, over en onder touw/baan, drijvende matten,...) o Ev. demo o Aflossing hindernis (Rescue Cup - ploeg) Materiaal: - Kleine poppen 24 - Hindernissen LES 3 Opwarming: - Redderssprong - 2 x SS + eendenduik - 2 x partner vervoeren (elk 25m of 2 x 12.5m) - Hekje doorzwemmen + onder water Kern: 2 groepen: - - Pop vervoeren (ev. met zwemvliezen) o Zelf proberen (12.5 aanzwemmen, pop opduiken, 12.5m zwemmen met pop) o Pop kan vervangen worden door een medeleerling Met reddingsgordel zwemmen (of bv. een touw met bal aan) o - Drenkeling (partner) gaan halen, in de boei slagen, en terug zwemmen 50m popzwemmen (Rescue Cup – individueel) of aflossing popzwemmen of familliepopgreep Materiaal: - Ringen - Zwemvliezen - Hekjes - Poppen (of zinkende objecten) - Gordels of andere een reddingsmiddel LES 4 Opwarming: - Zo ver mogelijk redderssprong - 1 x SS + 1 x crawl - 2 x 25m met zwemvliezen of 2 x 25m per 2 vervoeren (wisselen na 25m) Kern - Popaflossing (Rescue Cup – ploeg) 25 - - Met kledij zwemmen o Ringen opduiken mbv eendenduik en oppervlakteduik o Partner vervoeren Ondersteunen van een vermoeid slachtoffer o Met 2 – 3 – 4 redders o Elke 25m (of 12.5m) ondersteunen en ondersteund worden Materiaal: - Zwemvliezen - Ringen - Kledij - Poppen - Kijkwijzers voor ondersteunen vermoeid slachtoffer LES 5 Opwarming: - 2 x SS met hoofd boven water - Ring opduiken - Vervoeren partner - Onder water zwemmen Brevet zwemmen (Redder brons – zilver - goud) Vrij zwemmen Materiaal: - Ringen 26 Lesvoorbereiding reddend zwemmen (1 uur) Opwarming 1 x keuze 2 lengtes Heen : hoofd boven Terug: benen rug Kern 1 Vervoeren slachtoffer Hoofdgreep, zeemansgreep → redder SO ← Tikspel: bij fluitsignaal bodem tikken Kern 2 Vervoeren slachtoffer met gordel – wissel redder en SO Kern 3 Nipperboard – halen drenkeling (nipperboard kan vervangen worden door een drijvende mat. Ideaal is het wanneer de peddelbeweging mogelijk blijft). Estafette 1. Slachtoffer 1 zwemt naar aangewezen punt Redder 1 zwemt naar slachtoffer 1 en brengt het terug – vervoeren slachtoffer 2 zwemt naar aangewezen punt Redder zwemt naar slachtoffer 2 en brengt het terug – reddingsgordel 2. Aflossing nipperboard (kan vervangen worden door een grote drijvende plank) 27 Lesvoorbereiding zwembad (1u/groep – 6 banen) Start: - Wat moet een redder kunnen? o - - Zwemmen, goed reageren,... Eigen veiligheid is belangrijk! o Droge redding (wat is, hoe doen?) o Natte redding Natte redding: o Redderssprong Grote stap voorwaarts Ver Hoofd boven water o Vervoersgrepen 2-handige: hoofdgreep Demo op het droge SO in het midden, redder start met redderssprong, hoofd boven water, SO vervoeren naar overkant Wisselen aan overzijde 1-handige: zeemansgreep Demo op het droge Start beiden aan beging zwembad ½ lengte vervoeren, wissel in het middan o Standwerk: Demo alle standen oh droge (vnl reddingsbal en gordel) Wisselen na ± 10min Stand 1: reddingsbal (best niet voor lln onder 4deleerjaar) SO in het water, reddingsbal werpen, na enkele keren wisselen Stand 2: vervoeren oranje vervoerspoppen (half gevuld) Redder zwemt, medeleerling zwemt mee (wisselen aan overzijde) Stand 3: gele poppen, volledig gevuld Redder zwemt, medeleerling zwemt mee (wisselen in midden) Stand 4: reddingsgordels 28 SO aan overzijde zwembad, redder start met gordel, zwemt naar SO (bewust), redder en SO komen terug (SO doet mee met benen) Wisselen - Afsluiting: o Wat geleerd? Droge redding voorkeur Nadien pas natte redding 29 3.3.3 Oefenvormen allerlei Watertrappelen en wrikken - watertrappelen moet in zoveel mogelijk situaties ingeoefend worden b.v.: met gebruik van handen en benen, met benen alleen, met 1 hand en 1 been, met gewichten, met kleren... - watertrappelen en gelijktijdig een ballon omhoog tikken - watertrappelen en wrikken met de handen, op signaal verschillende opdrachten uitvoeren: handen in de lucht, in de handen klappen boven het hoofd, om lengte- of breedte-as draaien, eendenduik, ... - per groep staat men in een rij terwijl men watertrapt, de eerste geeft een bal door boven het hoofd naar de volgende, de tweede geeft de bal door tussen de benen, de derde terug boven het hoofd, enz... tot bij de laatste; deze zwemt naast de rij op de rug met de bal in de handen naar voor en wordt eerste, de groep die eerst terug in zijn beginpositie staat wint - watertrappelen met ballast : wie kan het langst watertrappelen terwijl hij het hoofd van een drenkeling boven water houdt? Cf. watertrappelen met een voorwerp (bal, lood,...) in de handen, het voorwerp mag het water niet raken - gecombineerde oefening : eerst een bepaalde afstand of een bepaalde tijd zwemmen, daarna een bepaalde tijd watertrappelen, terug zwemmen, terug watertrappelen, (bv. op fluitsignaal laten wisselen) - zo hoog mogelijk watertrappelen : watertrappelen en een opgehangen voorwerp proberen aanraken - watertrappelen met een handicap : wie kan er het langst watertrappelen en wrikken met één been en twee handen/met één been en één hand ... - balspelen : de bal naar elkaar gooien terwijl men watertrapt en wrikt, al dan niet met en ballenjager die de bal tracht te onderscheppen Vervoeren en bevrijden - alle vervoergrepen worden gedemonstreerd en uitgeprobeerd op het droge. Wanneer ze goed gekend zijn, kunnen ze eerst uitgeprobeerd worden in ondiep en nadien in diep water. Eerst zonder kledij, later met kledij - per twee : breedtes zwemmen, de ene is drenkeling, de andere redder, elke breedte 30 wisselen van functie en per breedte twee verschillende vervoergrepen toepassen. - aandacht vestigen op het wisselen van vervoergreep, de redder mag nooit zijn drenkeling volledig loslaten bij het wisselen, hij verandert van greep door hand per hand te wisselen - regelmatig oefenen met andere drenkelingen om het verschil van goed en slecht vlottende personen te laten ervaren - enkele drenkelingen bevinden zich op verschillende plaatsen in het water, aan de oppervlakte, onder water, ... Enkele redders bevinden zich op de rand, lokaliseren hun drenkeling en beslissen op welke manier ze de drenkeling uit het water zullen halen, waar ze te water gaan en waar ze eruit zullen komen - na de lokalisatie beslist iedere redder voor zich, hoe men te water gaat, afhankelijk van de diepte van het water waar de redder zich bevindt, van het aantal personen dat zich in het water bevindt,... Zoveel mogelijk verschillende situaties aanbrengen zodat de verschillende manieren van te water gaan uitgeprobeerd worden - op de rand van het zwembad, in de turnzaal of in een leslokaal worden de verschillende grepen systematisch aangeleerd en veelvuldig geoefend. Hierbij verandert men regelmatig van partner - enkele drenkelingen lopen tussen een groep redders, op fluitsignaal grijpen zij de dichtstbijzijnde redder vast. Deze past dan de geleerde bevrijdingsgrepen toe - nadat de grepen al deels geautomatiseerd zijn, oefent men in ondiep water, nadien in diep water, eerst zonder kledij, later met kledij, (regelmatig rustperiodes inbouwen) - men zwemt willekeurig door elkaar, op fluitsignaal tracht men zo snel mogelijk iemand vast te grijpen, de personen die vastgegrepen worden, moeten zich zo snel mogelijk proberen te bevrijden - een redder en drenkeling staan tegenover elkaar in de breedte van het zwembad, met de rug naar elkaar toe. Op fluitsignaal zwemmen ze beiden naar het midden. De drenkeling valt de redder aan, de redder bevrijdt zich zo snel mogelijk. Nadien wisselen van functie Ademhaling - onder water zwemmen - men staat in handensteun aan de kant, ademt diep in, duikt onder en blaast de lucht uit in het water via mond / neus / mond en neus samen, men komt weer boven; idem zonder handensteun; idem al springend (onderbroken / continu), ritmisch herhalen - in buiklig (XYI) en blijven liggen met ademhalen 31 - kwaldrijven met ademhalen - crawl-beenbeweging aan de kant met ademhaling - schoolslagbeenbeweging aan de kant met ademhaling - 10 kleine sprongetjes maken, op 10 heel hoog opspringen en onder water gaan, uitblazen tot men op de bodem zit of ligt, telkens tot één cijfer minder tellen : 9x, 8x, ... tot 1x - zich verticaal laten zinken door uitademing tot op de bodem (2 à 3 m) - vertrekken aan de kant, zich krachtig afstoten en zich laten uitdrijven terwijl men uitademt, zich tot op de bodem laten zinken en blijven liggen (in buiklig en in ruglig) - ervaren van het opdrukpunt door de adem in te houden (lichaam drijft), onderbroken uit te blazen (lichaam zweeft) en continu uit te blazen (lichaam zinkt) - uitademen terwijl men in een kring staat handen vast, zolang tot men op de bodem zit of ligt (op de buik / op de rug ) - Per twee, handen vasthouden, afwisselend uitademen tot men op de bodem zit. - In groepjes van vijf door uit te ademen onder water gaan in kringvorm. Terwijl je op de bodem bent verwisselen twee personen van plaats. Nadien komt de groep weer boven water - onder water duiken, uitademen in een omgekeerde emmer of een kleine gele pop tot deze stijgt - ruglig, deel van de lucht uitblazen, omdraaien naar buiklig, eendenduik, door hoepels zwemmen, stijgen en in ruglig drijven en even uitrusten, de oefening herhalen In het reddend zwemmen wordt er veel onder water gezwommen. Het aspect van niet ademen kan dus ook zeker aan bod komen: - enkele slagen onder water gevolgd door enkele slagen boven water. o schoolslag: 1 slag boven water, 1 – 2 - 3 - ... slag(en) onder water o in crawl: 6 slagen boven water – 8 beenslagen onderwater o hinderniszwemmen - parcours onder water water afleggen - spookrijders: er zwemmen 4 zwemmers in de juiste richting en twee in de tegenovergestelde richting. De zwemmers die in de tegenovergestelde richting zwemmen duiken steeds onder water om niet te botsen - boven elkaar zwemmen: in reeksen van 25m zwemt één persoon onder water met zwemvliezen, de andere zwemt boven water in sprint crawl zonder zwemvliezen 32 - boven elkaar zwemmen: in reeksen van 25m zwemt 1 persoon onder water met zwemvliezen, de andere zwemt boven water in crawl met zwemvliezen - spelvorm: per twee naast elkaar onder water zwemmen en een voorwerp doorgeven. Enkel bovenkomen om 1x te ademen wanneer het voorwerp niet in handen is - ... 4. Interessante links i.v.m. reddend zwemmen www.redfed.be www.lfbs.org www.brf-fbs.org www.ilsf.org www.slsa.com.au www.rlssa.org.au www.dlrg.de www.rettungssport.com www.lifesaving.nl www.redned.nl www.surflifesaving.ch www.rlss.org.uk www.surflifesaving.org.uk www.lifesaving.co.za www.ffss.fr 33 5. Bijlagen 5.1 Beschrijving reddingssport 5.2 Brevetten Redder goud – zilver – brons 5.3 Kijkwijzers/instructiewijzers 5.4 Eenvoudige simulaties 5.5 Leuk (zelfgemaakt) materiaal voor in je les reddend zwemmen 5.6 Hinderniszwemmen: de techniek en hindernis maken 5.7 Uit het water! Veilig, maar snel! 5.8 ERC richtlijnen reanimatie 5.9 Lesvoorbereiding met voorbeeldoefeningen 34 Bijlage 1 Beschrijving van de Reddingssport Onderstaand kan je uitleg vinden over de verschillende proeven. Deze kunnen zeker een inspiratiebron vormen voor de lessen reddend zwemmen. 1 Inleiding Elke vorm van redderscompetitie (openwater, zwembad, SERC, Surf boat, IRB) is uiteindelijk tot stand gekomen met het doel om de vaardigheden van de redder te verbeteren. Een bijkomend voordeel van de sport is dat ook NIET-REDDERS de gevaren van de zee en het zwembad leren trotseren. Iemand die reddend zwemmen als sport beoefent, zal zichzelf en anderen beter kunnen beschermen tegen eventuele ongevallen. In de competitie onderscheiden we 5 disciplines: Zwembadcompetitie Openwater competitie SERC: Simulated emergency response competition IRB: Inflatable Rescue Boat Surfboat Onderstaand worden de 5 disciplines met hun respectievelijke proeven besproken. Daar de oorsprong van de meeste onderdelen uit Australië komen worden er dikwijls Engelse termen gebruikt. 2 Zwembadcompetitie In de zwembadcompetitie worden verschillende technieken en materialen benut: zwemmen met en zonder zwemvliezen, al dan niet onder water, eendenduik, onder een hindernis zwemmen, vervoeren van een pop of partner, met en zonder zwemvliezen. De sterkte van het reddend zwemmen ligt in het feit dat deelnemers met verschillende fysieke eigenschappen in de verscheidene proeven aan bod kunnen komen. Doordat er hulpmiddelen gebruikt worden, is de sport minder selectief voor zijn atleten. Een zwemmer met stijve enkels ondervindt in het reddend zwemmen bijvoorbeeld minder nadeel dan in het zwemmen, omdat hij aangepaste zwemvliezen kan gebruiken. Via dit hulpmiddel kan hij zeer doelmatig redden. In vele landen behoren zwemvliezen zelfs tot de vaste uitrusting van de redder. De technische handelingen zoals het vastklikken van de pop en het snel aandoen van de zwemvliezen en gordel zorgt voor een extra moeilijkheid die enkel beheerst kan worden na doorgedreven trainingen. 2.1 Individuele proeven A1. Hindernisredden (100m/200m) Obstacle swim (200m) De atleet zwemt 200m vrije slag en zwemt hierbij 8 maal onder een hindernis door van 70cm. Er bestaan verschillende manieren voor het nemen van een hindernis. De hindernissen liggen op 12,5m van de kant. In een 25m bad ligt er dus maar 1 hindernis en in een 50m bad liggen er 2 hindernissen per baan. Voor de benjamins en miniemen is de afstand gehalveerd en zij zwemmen dus 4 keer onder een hindernis door. A2. Popredden met zwemvliezen (50m/100m) De atleet zwemt eerst 50m vrije slag met zwemvliezen (zwemvliezen). Vervolgens duikt de atleet naar een pop, brengt ze binnen de 10m aan de oppervlakte en vervoert de pop dan naar de aankomst. Het vervoeren kan op verschillende manieren gebeuren naar gelang de voorkeur van de atleet, zolang de neus en de mond van de pop maar boven blijven. Bij benjamins gehalveerd, en miniemen zij is zwemmen de 25m afstand met zwemvliezen, nemen de pop op en zwemmen dan verder naar de aankomst. Naast een kortere afstand zwemmen de jongeren ook met zachte zwemvliezen en een kleinere pop. Manikin carry with fins (100 m) A3. Reddingscombiné (50m/100m) Rescue medley (100m) De atleet zwemt 50m vrije slag. Na het keren moet hij onmiddellijk onder water naar een pop zwemmen (17,5m). Hij brengt de pop binnen de 5m naar de oppervlakte en vervoert ze verder naar de aankomst. Ook hier bestaan er verschillende technieken voor het vervoeren van de pop. De benjamins en miniemen zwemmen 25m vrije slag, daarna 10m onder water tot aan de pop en vervolgens 15m met de kleine pop. A4. Popredden (50m) Manikin carry (50m) De atleet zwemt 25m vrije slag en duikt vervolgens naar de pop. Hij brengt ze binnen de 5m naar de oppervlakte en vervoert ze dan naar de aankomst. A5. Lifesaver (50m/100m) Manikin tow with fins (100m) De atleet zwemt 50m vrije slag met zwemvliezen en reddingsgordel, klikt de gordel rond de pop en sleept ze 50m naar de aankomst. De benjamins en miniemen zwemmen 25m vrije slag met zwemvliezen en gordel, klikken de gordel rond de pop en slepen de pop 25m naar de aankomst. A6. Superlifesaver (100m/200m) Superlifesaver (200m) De atleet zwemt 75m vrije slag, duikt vervolgens de pop op en vervoert ze 25m. Na het aantikken wordt de pop losgelaten en moet de atleet, in het water, de zwemvliezen aantrekken en de reddingsgordel aan doen. Vervolgens zwemt hij 50m vrije slag, klikt de gordel rond de pop en sleept ze 50m naar de aankomst. Bij de benjamins en miniemen wordt er 25m vrije slag gezwommen. Na het opduiken van de pop wordt deze 25m vervoert. Vervolgens worden de zwemvliezen en gordel in het water aangetrokken waarna de zwemmer 25m vrije slag zwemt. Na het vastklikken van de pop wordt de laatste 25m afgelegd. 2.2 Team proeven B1. Hindernisaflossing (4x50m) Obstacle relay (4x50m) Om de beurt zwemmen vier 50m vrije slag. Ze gaan daarbij elk 2 maal onder een hindernis door. De volgende zwemmer mag pas vertrekken als de vorige aangetikt heeft. B2. Popaflossing (4x25m) Manikin relay (4x25m) Vier atleten zwemmen elk 25m met een pop. Alle atleten starten in het water (aan de kant of in het midden van het zwembad). B3. Reddingsgordelaflossing (4x50m) Medley relay (4x50m) In deze aflossing zwemmen de vier atleten elk een ander onderdeel. Zwemmer 1: 50m vrije Zwemmer 2: 50 m vrije Zwemmer 3: 50 m vrije Zwemmer 4: 50m vrije slag slag slag slag met zonder zwemvliezen met zwemvliezen met reddingsgordel zwemvliezen, gordel en slachtoffer Zwemmer 4 neemt de reddingsgordel over van zwemmer 3 Zwemmer 4 sleept hiermee zwemmer 3 (die enkel een beenslag mag gebruiken om te helpen) naar de aankomst. B4. lijnwerpen Line throw Een ploeg bestaat uit 2 atleten: een 'slachtoffer' en een 'redder'. De 'redder' staat aan de kant van het zwembad. Na het binnnenhalen van het touw werpt hij dit vervolgens naar het 'slachtoffer' dat zich in het water bevindt, op 12 m van de kant. Zodra het slachtoffer' 3 Beschrijving van de openwatercompetitie De openwaterproeven kunnen we opdelen in een aantal subdisciplines omwille van de verscheidenheid. Enerzijds zijn er de proeven waar zwemmers in het voordeel zijn (Surfrace, Boardrace, Rescue tube rescue, Rescue board rescue), de proeven waar lopers (sprinters) een voordeel hebben (Beach sprint, Beach flags, Beach relay) en de proeven waar kajakkers aan hun trekken komen (Surf ski race). Voor de allrounder is er de Oceanman. In de lifesaving landen bij uitstek (zoals Australië) heeft men specialisten voor elk individueel nummer. Het zwemmen, boarden en kajakken in openwater heeft daarenboven extra moeilijkheden wat het geheel nog aantrekkelijker maakt. De deelnemers kunnen immers veel voor- of nadelen ondervinden van de zee, haar golven en de stromingen. Ook tactisch komt er heel wat kijken bij de Beach flags, Boardrace,… In tegenstelling tot het zwembadgedeelte is er in het openwatergedeelte wel ruimte om elkaar te hinderen of de pas af te snijden. Posities kiezen en afdwingen is daarom ook vaak van cruciaal belang. Daarnaast dienen de atleten hun race goed te kunnen indelen en vormen explosiviteit, kracht, uithouding, snelheid, techniek en tactiek de rode draad in deze tak van de sport. 3.1 Individuele proeven Surf race Voor deze zwemproef wordt een rij boeien parallel met het strand uitgezet op een afstand tussen 120 en 200m. De startlijn ligt op het strand, op 5m van de waterlijn. Op het startsignaal lopen de atleten naar het water, zwemmen tot aan de boeienlijn, ronden deze en keren dan terug naar de aankomstlijn op het strand. Boardrace De atleten moeten een bepaalde afstand zo snel mogelijk afleggen op een rescue board. Zij mogen dit al zittend of liggend doen. De startlijn ligt op het strand, ongeveer 5 m van de waterkant. Het midden van de startlijn ligt recht tegenover de linkse boei. De aankomstlijn ligt op 5 m van de waterkant en is 20 m breed. Het midden van de aankomstlijn ligt recht tegenover de rechtse boei en is aangegeven met twee vlaggen. Beach flags In het onderdeel 'beach flags' wordt de reactiesnelheid en de behendigheid van de redder getest. Elke atleet tracht een beach flag te veroveren. Er is echter steeds 1 beach flag minder dan het aantal atleten. De atleet die geen beach flag kan bemachtigen is uitgeschakeld. De atleten gaan op de grond liggen, aangezicht naar beneden, tenen op de startlijn, hielen tegen elkaar, de handen op elkaar met de vingertoppen tot aan de polsen en het hoofd rechtop. De ellebogen worden op één lijn naar voor geplaatst, zodat de borstkas plat op het zand komt te liggen. Het lichaam vormt met de startlijn een hoek van 90°. Het terrein is 20 m lang van de start tot aan de stokjes en breed genoeg om een afstand van minimum 1,2 m te voorzien tussen twee atleten. De startprocedure bij Beach flags is Heads Down + startsignaal. Beach sprint Beach sprint is een loopspurt van 90m die blootsvoets op het zand wordt gelopen in een afgebakende baan. Surf ski race Deze proef start en eindigt in kniediep water. Bij de start staan de atleten naast hun surfski’s. Op het startsignaal nemen ze plaats op hun ski, waarna ze een parcours van ca. 700m rond 3 boeien afleggen. De surf ski race eindigt wanneer de ski met om het even welk deel de eindlijn overschrijdt (al roeiend, getrokken of gedragen door de redder). Oceanman/oceanwoman Dit is de koninginnenproef voor redders. De atleet voert immers vier proeven na elkaar uit: zwemmen, rescue board, surfski en lopen. De volgorde van de proeven wordt bepaald door loting. Het parcours van elk onderdeel is afgebakend met boeien. Op het startsignaal wordt er bijvoorbeeld begonnen met het zwemmen daarna schakelt de atleet over op het rescue board. Bij de volgende doortocht op het strand schakelt de atleet over op een surfski, waarmee hij een nog groter parcours moet afleggen. Tijdens het wisselen van materiaal mag een helper assisteren. 3.2 Team proeven Rescue tube rescue race Rescue tube rescue race is een wedstrijd voor teams van vier atleten. Het slachtoffer zwemt zo snel mogelijk naar de voor hem aangeduide boei. Na het aantikken van de boei zwemt de redder met zwemvliezen en reddingsgordel naar het ‘slachtoffer’ en brengt het tot bij twee helpers die in het water staan. Vervolgens slepen de twee helpers het slachtoffer over de aankomstlijn over het strand. Beach relay Beach Relay is een aflossings-loopwedstrijd (4 x 90m) voor teams van vier atleten, twee deelnemers aan elke kant van de aan de ploeg toegewezen baan. Elke atleet loopt blootsvoets een afstand van 90 meter in een in het zand afgebakende baan (zoals in beach sprint). Er moet telkens een stokje (beach flag) worden doorgegeven. Oceanman relay Deze ploegwedstrijd is analoog met de oceanman/oceanwoman en bevat ook vier onderdelen (zwemmen, rescue board, surf ski en lopen). Elk onderdeel wordt door een andere atleet uitgevoerd. Het parcours is hetzelfde als bij de oceanman/oceanwoman. Rescue board rescue race Een team bestaat uit een slachtoffer en een redder. Op het startsignaal loopt het slachtoffer naar het water en zwemt naar zijn boei. Wanneer het slachtoffer de boei tikt en zijn hand in de lucht steekt is dit voor de redder het signaal om ter hulp te snellen. Op zijn rescue board peddelt hij naar het slachtoffer, pikt het op en brengt het zo snel mogelijk terug naar het strand. 4 ‘Ex’tra wedstrijdproeven uit de reddingssport B5. Reddingsaflossing (4x50m) Rescue relay (4x50m) Ook in deze aflossing zwemmen de 4 atleten iets anders. Zwemmer 1: zwemt 50m vrije slag met zwemvliezen Zwemmer 2: zwemt met zwemvliezen 50m onder water naar een pop en haalt deze boven. Zwemmer 3: neemt de pop over wanneer het hoofd van de pop volledig boven water is, en sleept de pop dan zonder zwemvliezen over een afstand van 50m. Ook de vierde atleet start in het water. Hij vervoert de pop 50m met zwemvliezen. Rescue tube race Voor de rescue tube race wordt hetzelfde parcours gebruikt als bij de rescue tube rescue race. Op het startsignaal lopen de atleten met hun zwemvliezen en gordel tot in het water, ze trekken hun zwemvliezen aan en zwemmen dan naar de hen toegewezen boei. Run-swim-run Run-Swim-Run is een loop- en zwemwedstrijd (200m lopen - 200m zwemmen - 200m lopen) met start en aankomst op het strand. Na het startsignaal lopen de atleten 200m richting oranje vlag, laten die links liggen en lopen het water in om het zwemgedeelte aan te vatten. De atleten zwemmen rond de boeien, terug richting strand waar ze de paal met de oranje vlag rechts laten liggen. Ze lopen 200m op het strand, om te eindigen op dezelfde plaats waar ze zijn gestart, tussen de twee groene vlaggen. Beach run Dit is een loopwedstrijd van 2km op een parcours van 500m (een recht stuk strand). Surf ski relay De 3 atleten die een ploeg vormen leggen om beurt het parcours van de Surf ski race af. Board relay De 3 atleten die een ploeg vormen leggen om beurt het parcours van de Board race af. Surf teams race De 3 atleten die samen een ploeg vormen vertrekken tegelijk om het parcours van de surf race af te leggen. Maximum 16 ploegen kunnen tegelijk starten. De rangschikking wordt opgesteld op basis van de individuele aankomsten. 5 Simulated Emergency Response Competition: SERC Doel: Tijdens deze wedstrijd moet je als team van 4 redders je reddingsvaardigheden demonstreren. Het is een proef in teamverband waarin een opgelegde situatie tot een goed einde gebracht moet worden. De situatie is onbekend voor het reddersteam en is hetzelfde voor alle deelnemende ploegen. Als ploeg moet je de situatie zo goed mogelijk inschatten en oplossen. Er zijn twee verschillende strekkingen in de SERC competitie. Internationale SERC: tijdslimiet 2’, zoveel mogelijk mensen in veiligheid brengen (7-14 slachtoffers) Eerste hulp aan drenkelingen EHAD: tijdslimiet van 5’, minder slachtoffers en met meer nadruk op nazorg en correct handelen. Team: iedere reddingsactie wordt beoordeeld en krijgt een cijfer op basis van verschillende aspecten vb:snelheid en correctheid van het naderen, juiste gebruik van hulpmiddel, prioriteiten stellen, toepassen van eerste hulp,…. Leider: de leider wordt apart geëvalueerd, hij moet zijn team goed leiden. Reanimatie: elke reanimatie wordt apart geëvalueerd. De uitslag is als volgt: - 3 beste teams - 3 beste reanimaties - beste leiders 6 Inflatatble Rescue Boat Competition: IRB In België waken in het zomerseizoen dagelijks een 350-tal strandredders met 75 IRB-boten over de veiligheid van de zwemmers aan de Belgische kust. Ze staan verdeeld over 83 strandposten en bewaken 34km strand en zee. Daarnaast beschikken de Hoger Redders in verschillende recreatiedomeinen met een watersportzone over een reddingsboot voor de veiligheid te garanderen en snel reddingsactie te kunnen ondernemen. Het idee achter de IRB-competitie in landen zoals Australië , US, Nieuw-Zeeland, … is de reddingsvaardigheden van de strandredders (Beach Lifeguards) en openwaterredders te optimaliseren: De IRB-competitie verbetert de bekwaamheid van de bootredders Het moedigt de bemanning aan om hun boot en motor te onderhouden voor een veilige en betrouwbare reddingsactie zowel tijdens de competitie als tijdens een levensechte actie Het toont aan dat men wel degelijk een reddingsactie kan uitvoeren onder druk en op een snelle betrouwbare manier Verschillende teams kunnen zo hun vaardigheden en technieken uitwisselen Het maakt de mensen bewust van het gevaar van de zee en het geeft hen tegelijkertijd een gevoel van veiligheid en vertrouwen in de reddingsdienst. Waarschuwing: Gevaarlijk! De IRB-competitie kan gevaarlijk zijn. De bemanning en slachtoffers in de IRB-competitie zijn zich bewust van de gevaren. Ze erkennen dat ze blootgesteld worden aan bepaalde risico’s zoals rug- en nekletsels, contact met IRB-boot, fysieke inspanning, temperatuurs-, weers- en wateromstandigheden, zelfs verdrinking. Events in de IRB competitie Rescue event: 1 bestuurder, 1 bootsman en 1 slachtoffer Mass Rescue: 1 bestuurder, 1 bootsman en 2 slachtoffers Teams Rescue: 2 bestuurders, 2 bootsmannen en 2 slachtoffers Rescue tube: 1 bestuurder, 1 bootsman en 1 slachtoffer In dit laatste event vaart de IRB rond de draaiboei en blijft aan de strandzijde van de boei. Vanaf daar duikt de bootsman met een tube in het water om het slachtoffer te gaan redden. Hij klikt de drenkeling vast en keert terug naar de boot met het slachtoffer vastgeklikt. Indien beide terug in de boot zitten, mag de bestuurder terugkeren naar het strand. De boei moet eerst volledig gerond worden. 7 Surfboat De surfboat is een reddingssloep voor 5 personen. Er zitten 4 roeiers en 1 stuurman aan boord van deze boot. De surfboat is een van de oudste reddingsmiddelen en werd al in de jaren 1700 ingezet om schipbreukelingen te redden. Inmiddels zijn de houten sloepen geëvolueerd tot polyester boten met high tech riemen. In landen zoals Australië bestaat er een heuse competitie met deze surfboats. In Europa is ze minder gekend, Frankrijk en Engeland zijn echter koploper met toch een redelijk aantal wedstrijdboten. In België zijn er vooralsnog slechts 4 wedstrijdboten. Een van de initiatiefnemers uit België is Charles D’halemagne. Het parcours: De boeien waarrond gedraaid moet worden zijn van een verschillende kleur. De boeien liggen 23m van elkaar verwijderd en de totale breedte is 250. De boeien liggen minimum op 400m van kniediep water op lag tij. De finish zal tussen twee vlaggen plaats vinden die even ver uit elkaar staan als de buitenste boeien. Er kan gekozen worden tussen een drijvende finish of een finish op het strand. Bij de strandfinish moet een bootsman 10m lopen naar een aankomstvlag. Hij moet zijn persoonlijke vlag aantikken. Bijlage 2 Bijlage 3 Enkelhandige vervoersgreep Kingreep Opdracht: slachtoffer met 1 hand vastnemen ter hoogte van kin ander hand gebruiken om te zwemmen hoofd slachtoffer tijdens het zwemmen boven water houden mond en neus niet bedekken Carmen Lecluyse Bron: H. Vervaecke, Reddings- en reanimatietechnieken bij verdrinking Enkelhandige vervoersgreep Zeemansgreep Opdracht: met 1 arm over de schouder naar de andere oksel grijpen ander hand gebruiken om te zwemmen hoofd van slachtoffer tijdens het zwemmen boven water houden hals blijft vrij Carmen Lecluyse Bron: H. Vervaecke, Reddings- en reanimatietechnieken bij verdrinking Dubbelhandige vervoersgreep Hoofdgreep Opdracht: met beide handen hoofd van slachtoffer vastnemen hoofd van het slachtoffer tijdens het zwemmen boven water houden Carmen Lecluyse Bron: H. Vervaecke, Reddings- en reanimatietechnieken bij verdrinking Ondersteunen van een drenkeling door 1 redder Drenkeling in voorlig Opdracht: drenkeling kan: - steunen op de schouders - steunen op het bekken Carmen Lecluyse Bron: H. Vervaecke, Reddings- en reanimatietechnieken bij verdrinking Ondersteunen van een drenkeling door 1 redder Drenkeling in ruglig Carmen Lecluyse Bron: H. Vervaecke, Reddings- en reanimatietechnieken bij verdrinking Ondersteunen van een drenkeling door 2 redders Opdracht: drenkeling kan: - steunen op de schouders - steunen op het bekken Carmen Lecluyse Bron: H. Vervaecke, Reddings- en reanimatietechnieken bij verdrinking Ondersteunen van een drenkeling door meerdere redders Carmen Lecluyse Bron: H. Vervaecke, Reddings- en reanimatietechnieken bij verdrinking Eendenduik KENMERKEN: met hoofd eerst onder water gaan VRAAG: wanneer doe je een eendenduik? AANDACHTSPUNTEN: - Hoofd boven water zwemmen - Snelheid behouden! - Vloeiende beweging - Op moment hoofdknik: armen gestrekt naar benenden slaan - Benen gestrekt, vertikaal Carmen Lecluys Bron: Moduletekst Redder – Redding 1 & 2 Oppervlakteduik KENMERKEN: met voeten eerst onder water gaan VRAAG: wanneer doe je een oppervlakteduik? AANDACHTSPUNTEN: - 2: Krachtige beenbeweging (hoog uit water komen) - 3: Gestrekt lichaam - 4: Armen onder water gestrekt zij-opwaarts brengen 1 Carmen Lecluys Bron: Moduletekst Redder – Redding 1 & 2 2 3 4 Bijlage 4 SERC Reddingssimulaties Achtergronden bij Simulaties van optreden bij een waterongeval SERC – Hoe optreden bij een waterongeval? Vlaamse Reddingsfederatie vzw 1 SERC Reddingssimulaties Bewerking van een Engelse tekst gemaakt door Janet Castro (RLSS en lid internationale ILS Sportcommissie) over trainingsmodules voor SERC. Doelstelling Het doel van een Simulatie van optreden bij een waterongeval (Eerste Hulp aan Drenkeling - EHaD) is om vast te stellen wat de mogelijkheden van een redder of een groep van redders zijn, om op te treden op snelheid en onder druk te beredeneren en te plannen. De veiligheid van de redder is erg belangrijk. De redder moet kunnen omgaan met een noodsituatie die niet van tevoren bekend is. Principes van redding Bij EHaD moeten de basisprincipes van redding begrepen en toegepast worden. Deze principes kunnen in groepen worden ondergebracht: 1. HERKENNING van een probleem 2. INSCHATTEN van de situatie 3. PLANNEN van een actieplan om het probleem aan te pakken 4. ACTIE om de redding uit te voeren 5. ZORG voor de slachtoffers. 1. HERKENNING van een probleem Als een groep (team) moet optreden bij een EHaD Simulatie, dan moet er een snelle herkenning zijn van het probleem. Een interpretatie is vereist van wat nodig is en welke slachtoffers snelle hulp nodig hebben en prioriteit moeten krijgen in de actie. 2. INSCHATTEN van de situatie De optredende groep moet een snelle inschatting maken van de situatie om zodoende de meest effectieve en veilige reddingsmethodes te kiezen. De tijd die nodig is voor deze inschatting hangt af van de omstandigheden, maar voldoende tijd hiervoor nemen kan later winst opleveren. Bij het inschatten van de situatie bij een EHaD Simulatie moeten de volgende factoren overwogen worden: de VAARDIGHEDEN van de optredende ploegleden o Hoe snel is iemand? o Hoe goed bij reanimatie? o Hoe sterk is iemand lichamelijk? o Hoe goed kan iemand (non-verbaal) communiceren? het AANTAL slachtoffers de POSITIE van de slachtoffers o binnen bereik vanaf de kant o buiten bereik vanaf de kant o de afstand vanaf de kant de TOESTAND van de slachtoffers o welke categorie van bijna verdrinken (niet-zwemmer, zwakke zwemmer, gewond persoon, bewusteloos persoon) o meewerkend of niet meewerkend beschikbare REDDINGS- EN HULPMIDDELEN o contactmakende middelen o werpbare middelen o drijvende middelen o kleine boten o mensen die kunnen helpen de OMSTANDIGHEDEN o diepte van het water SERC – Hoe optreden bij een waterongeval? Vlaamse Reddingsfederatie vzw 2 SERC Reddingssimulaties o punten waar men het water kan ingaan en waar men eruit kan komen 3. Een actie PLAN maken Op basis van de inschatting moet de optredende groep een actieplan maken dat bestaat uit: HULP ZOEKEN (een teamlid) HULP INSCHAKELEN (een omstander) INFORMEREN van een aanwezige helper over wat hij kan doen om de ploeg te helpen VERZAMELEN van hulpmiddelen UITVOEREN van de reddingsactie. Het is duidelijk dat er ook redders te water zullen gaan. Hiervoor dienen de juiste technieken gekozen te worden voor het te water gaan en benaderen en vervolgens redden van de drenkelingen op een veilige manier. Het actieplan moet ervoor zorgen dat de ploeg controle heeft over de situatie en rekening houdt met prioriteiten. In medisch opzicht hebben bewusteloze en niet ademende slachtoffers prioriteit, maar in een reddingsactie moeten ook andere prioriteiten worden gewogen. Het doel van het actieplan moet echter zijn om zoveel slachtoffers als mogelijk te redden. Bij een noodsituatie waarbij een aantal slachtoffers betrokken zijn kan de actie als volgt worden onderverdeeld: mobiliseer degene die zelf zich kunnen verplaatsen stabiliseer de veiligheid van degenen in direct gevaar redt en reanimeer degenen die voortdurende zorg nodig hebben. De mobiele slachtoffers kunnen vaak zichzelf redden. Misschien kunnen ze staan op de plaats waar ze zich bevinden, misschien kunnen ze weglopen en wegzwemmen van de plaats waar ze zich bevinden of kunnen slachtoffers op de kant zich verplaatsen. Degenen die in direct gevaar zijn kunnen niet zwemmers of gewonde zwemmers zijn. Degenen die voortdurende zorg nodig hebben kunnen bestaan uit bewustelozen, niet ademende slachtoffers, of slachtoffers met mogelijke beschadigingen aan de ruggengraat. Als een team besluit zich bezig te houden met slachtoffers die voortdurende zorg nodig hebben, dan hebben ze geen of minder gelegenheid om zich bezig te houden met de andere slachtoffers. Dit zou kunnen leiden tot meer verlies van levens dan wanneer een team snel met mobiele slachtoffers en slachtoffers in direct gevaar aan de slag gaat. 4. ACTIE Als een geschikt plan gereed is, dan moet het ook meteen worden uitgevoerd. De groep moet alert zijn op veranderingen in de situatie en moet het plan meteen kunnen aanpassen aan deze veranderingen. Gedurende de uitvoering van de reddingsactie is het belangrijk aan het volgende te denken: voer de redding uit vanuit de veiligste plaats voor de redder het toepassen van geleerde reddingsprincipes slachtoffers uiterst voorzichtig benaderen direct persoonlijk contact met slachtoffers zoveel mogelijk vermijden. 5. ZORG Een slachtoffer moet met zorg behandeld worden. Schreeuwen en ruwe benadering zijn uit den boze. SERC – Hoe optreden bij een waterongeval? Vlaamse Reddingsfederatie vzw 3 SERC Reddingssimulaties De reddingsactie Het 7-stappen plan DROGE REDDING NATTE REDDING Stap 1: Beeld krijgen van het ongeval Stap 2: Alarmeren Stap 3: Hulpmiddel gebruiken Stap 3: Te water gaan Stap 4: Benaderen Stap 5: Vervoeren Stap 6: Op de kant brengen Stap 7: Nazorg SERC – Hoe optreden bij een waterongeval? Vlaamse Reddingsfederatie vzw 4 SERC Reddingssimulaties EISEN aan de redders Een goede redder is iemand die praktische kennis en begrip heeft van veiligheid in het water, zwemmen, overleven, reanimatie en reddingstechnieken. De redder leert hoe hij een redding moet uitvoeren, hoe in een team gewerkt dient te worden of hoe omstanders ingezet kunnen worden, hoe te improviseren en hoe gebruik te maken van hulp- en reddingsmiddelen. Bij ieder waterongeval zal een redder een effectieve keuze moeten maken uit alle beschikbare en geleerde vaardigheden en procedures. Een EHaD-Simulatie is bedoeld voor redders of teams van redders om hun vaardigheden en kennis op de proef te stellen en hieruit te leren. Een Simulatie kan opgezet worden voor: een redder een tweetal redders een groep redders. De complexiteit van de Simulatie kan variëren al naar gelang voor wie de Simulatie bedoeld is. Overwegingen voor de opzet (een draaiboek) van een Simulatie a. Accommodatie Een Simulatie kan in verschillende accommodaties worden gehouden zoals een zwembad, een meer, een rivier of in zee. Het zwembad geniet de voorkeur omdat de omstandigheden hier beheerst kunnen worden. b. Leeftijdsgroepen Een complete ongevalssimulatie is bij voorkeur geschikt voor redders vanaf 16 jaar. Voor jongere redders moet in ieder geval de complexiteit van de Simulatie beperkt worden en moet rekening gehouden worden met lichamelijk en psychische belasting. c. Situaties Een draaiboek kan opgezet worden met gebruik van drie hoofdmethodes Een samengaan van een situatie met een of meer slachtoffers, waarbij er samenhang bestaat. Een groep personen betrokken bij verschillende situaties rondom een gezamenlijk thema, zoals een waterfeestje of een omgeslagen boot. Een aantal niet samenhangende situaties die zich tijdens het verloop van de Simulatie voordoen. d. Vooraf onbekende Simulatie De inhoud van het ongeval, het aantal slachtoffers en de beschikbare hulpmiddelen dienen tevoren niet bekend te zijn aan de redders die gaan optreden. e. Realiteit De Simulatie moet de werkelijkheid zo dicht mogelijk benaderen. Er moet geen beroep worden gedaan op de fantasie van de redders. De slachtoffers moet goed geïnstrueerd worden over taal en tekens die ze mogen gebruiken naar de redders om aan te geven wat er aan de hand is met hen. De slachtoffers zullen toepasselijke hulpmiddelen aannemen als goed wordt aangegeven SERC – Hoe optreden bij een waterongeval? Vlaamse Reddingsfederatie vzw 5 SERC Reddingssimulaties hoe ze het moeten gebruiken. Bij persoonlijk contact zullen de s;achtoffers tegenwerken. Ze zullen ongepaste opdrachten van redders negeren en niet reageren op schreeuwen of een ruwe benadering. SERC – Hoe optreden bij een waterongeval? Vlaamse Reddingsfederatie vzw 6 SERC Reddingssimulaties DE TAAL BIJ WATERREDDING Voordat er gesproken wordt moet er geobserveerd worden . Wat zie je? Zij er aanwijzingen? Waar zijn voor de hand liggende hulpmiddelen? Waar kunnen andere middelen gevonden worden? Wie kan informatie geven? Wie heeft vaardigheden die behulpzaam kunnen zijn? Waar kan iemand verstopt zijn? Wie weet hoeveel slachtoffers er in het water liggen? Gegevens oppikken Houding of vorm van een slachtoffer. Horen wat er gezegd wordt of pijngeluiden opvangen. Gezichtsuitdrukkingen. Slachtofferherkenning. Communicatie Schreeuwen. Tekens geven. Één instructie per keer geven. Eenvoudige instructies geven met stem of teken. Toon Ben beslist. Ben assertief. Heb controle. Blijf kalm. Aanmoedigen Geef positieve signalen en moedig aan. Zeg niet Sorry. Ik kom zo bij je. Alstublieft. Dankjewel. En roep en schreeuw niet! Alleen positieve commentaren geven. Zeg niet: “Oh jee, je was bijna verdronken”. SERC – Hoe optreden bij een waterongeval? Vlaamse Reddingsfederatie vzw 7 SERC Reddingssimulaties Niveaus van vaardigheden en mogelijkheden Ga er niet van uit dat slachtoffers weten wat links en rechts is. Ga er niet van uit dat niet zwemmers zich met trappen kunnen verplaatsen. Ga er niet van uit dat omstanders goede EHBO-ers zijn. Blijf controleren! Wat te doen Werk zo snel mogelijk. Breng steeds verslag uit aan de groepsleider. Luister naar ploegleden. Doe wat de groepsleider opdraagt. De groepsleider luister goed naar terugkoppeling. Ga naar alle slachtoffers waar je bij kunt. Laat alleen slachtoffers die veilig zijn eventueel alleen. Gebruik alle tijd nuttig (herhaal geen handeling van een ander). Stel nuttige vragen. Draag slachtoffers aan anderen over met een kort verslag van wat er aan de hand is. Gebruik de hulp van omstander in het water en op de kant. Ben vakkundig terwijl je snel werkt. Denk eraan: 1. Mobiliseer de mobiele slachtoffers! 2. Stabiliseer de veiligheid van degenen in direct gevaar! 3. Red en reanimeer degenen die voortdurende zorg nodig hebben! SERC – Hoe optreden bij een waterongeval? Vlaamse Reddingsfederatie vzw 8 SERC Reddingssimulaties Prioriteiten bij een reddingsactie Rijken Werpen Waden Roeien Zwemmen SERC – Hoe optreden bij een waterongeval? Vlaamse Reddingsfederatie vzw Vervoeren 9 SERC Reddingssimulaties Mogelijke boordelingen van het optreden van de redders Leider omschrijving 1 Inzicht 2 Taakverdeling en controle 3 Eigen werk 4 Controle alarmering Teamlid omschrijving 1 Communicatie 2 4 Benaderen van / zoeken naar het slachtoffer Vervoeren / gebruik hulpmiddelen Op de kant brengen 5 Zorg 3 Alarmering omschrijving 1 Inhoud 2 Volledigheid 3 Terugmelden SERC – Hoe optreden bij een waterongeval? Vlaamse Reddingsfederatie vzw opmerkingen beoordeling opmerkingen beoordeling opmerkingen beoordeling 10 SERC Reddingssimulaties Enkelvoudige reddingssimulatie A. Kramp Een zwemmer heeft tijdens het zwemmen kramp gekregen in zijn kuit. Hij heeft erge pijn en raakt in paniek. Hij reageert nauwelijks op aanwijzingen en roepen vanaf de kant. Een toegeworpen lijn pakt hij wel vast. Als een redder hem van voren benadert pakt hij deze redder meteen om de nek vast. B. Bewusteloze drenkeling Een drenkeling heeft een hard voorwerp tegen het hoofd gehad en drijft nu bewegingloos in het water. Hij reageert niet op prikkels en houdt zich slap. Vlak bij de kant komt de drenkeling enigszins bij, maar hij is niet in staat om op de kant te klimmen. C. Gezonken drenkeling (hier kan men een duikpop voor gebruiken) Een drenkeling is bewusteloos en naar de bodem gezonken. De drenkeling blijft ook bewusteloos als hij bij de kant aankomt. D. Uitgeputte drenkeling Een zwemmer is zozeer vermoeid dat hij niet meer op eigen kracht naar de kant kan zwemmen. Hij is zelf op het punt onder water te verdwijnen. Bij benadering of als het te lang duurt voordat de actie op gang punt zakt de zwemmer langzaam onder water. Hij kan nauwelijks vertellen wat er aan de hand is en brabbelt: “Moe, moe!” Reddingssimulatie met meerdere slachtoffers Een goede vriend heeft het team uitgenodigd in zijn privé-zwembad voor een waterfeestje. Als de ploeg binnenkomt in het zwembad treffen ze het volgende aan: Een zwemmer springt vanaf de plank in het water en landt bovenop een andere zwemmer. 1. De springer heeft daarna ernstige last van zijn been door een opgelopen blessure aan zijn knie (door de klap) en kan daardoor (paniekerig, schuldig) niet goed meer reageren op hulp. 2. De geraakte zwemmer heeft erge last van zijn rug (veel pijn) en heeft ademhalingsmoeilijkheden (benauwd en pijnuitingen). Drie andere zwemmers (in het water) reageren verschillend: 3. Een zwemmer gaat zich met nummer 2 bemoeien en probeert moed in te spreken. Als er hulp arriveert van een optredend team, blijft hij bezorgd volgen. Alleen als hij rustig wordt toegesproken of een hulpopdracht krijgt werkt hij mee, anders is hij lastig. 4. Deze zwemmer is boos op de roekeloze springer en laat dat hem ook even weten. Hij kan knap lastig zijn voor deze springer (1) en weet verder goed wat er gebeurd is. Hij laat zich wel sturen door een hulpverlener. 5. Deze zwemmer is zwaar onder de indruk van het ongeval en reageert traag op aanwijzingen, maar laat zich wel naar de kant toe praten of helpen. Alleen als hij vastgepakt wordt, dan werkt hij niet mee. SERC – Hoe optreden bij een waterongeval? Vlaamse Reddingsfederatie vzw 11 SERC Reddingssimulaties Er liggen drijfmiddelen en een touw of reddingsklos op de kant gereed. SERC – Hoe optreden bij een waterongeval? Vlaamse Reddingsfederatie vzw 12 Bijlage 5 Leuk (zelfgemaakt) materiaal voor je les reddend zwemmen Hieronder kan je enkele tips, ideeën vinden om je les reddend zwemmen aan te vullen met materiaal. Al dan niet zelfgemaakt. Gebruik deze materialen tijdens je lessen reddend zwemmen. In de oefeningen van de syllabus vind je zeker inspiratie! Hindernissen - - - - Hoepel (hol vanbinnen), touw en gewichtje o Je kan deze op verschillende hoogtes laten zweven onder water o Je kan er verschillende achter elkaar plaatsen om een hindernisparcours te maken onder water (en de afstand onder water te verlengen) Hoepel (volle kern), touw en een gewichtje o Deze hoepel zal op de bodem blijven liggen. Hier zal de leerling dus volledig tot op de bodem moeten (diep of ondiep) en door de hoepel moeten kruipen. Het touw en het gewichtje voorkomt dat de hoepel te veel wordt verplaatst. Hindernis (reddingssport) o Zie volgende bladzijden Hindernis (eenvoudig) o Je kan allerlei vlottende materialen in het water leggen (nadeel: deze verschuiven, kunnen soms in een andere baan terecht komen) o Maak zelf een hindernis: Nodig: touw ter breedte van een baan in het zwembad (bv. een tovertouw), lange slieren stof (bv. oude T-shirt) Knoop op regelmatige afstanden (bv. op 10cm afstand) stukken stof aan het touw en laat de leerlingen onder de hindernis zwemmen. ‘Je mag de hindernis niet raken!’ Eventueel kan je aan het uiteinde van de stukken stof extra gewichtjes hangen (bv. een stukje tuinslang van 3 à 4cm) Eventueel kan je aan de beide uiteinden van het touw 2 musketons hangen om het touw eenvoudig aan de banen te bevestigen. Zorg voor roestvrij materiaal. Je kan ook de leerlingen het touw laten knopen aan de vlotterbanen. Zinkende voorwerpen o Vaak zijn er verschillende standaard zinkende objecten in het zwembad (bv. ringen). o Maak zelf zinkende stokjes: neem een stuk tuinslang en snijd deze in gelijke stukken (bv. 20 cm) Reddingsmateriaal voor je les reddend zwemmen Vlaamse Reddingsfederatie vzw - www.redfed.be 1 Reddingsmateriaal - Reddingsbal: touw, bal, een netje (bv. een netje gebruikt bij footrobics) o Plaats de bal in het netje, weef het touw door het netje en knoop het touw vast. Maak aan het uiteinde van het touw een lus (om rond de pols te kunnen bevestigen) o Je kan best een lichte, eenvoudige bal gebruiken. Deze is veiliger dan een zwaardere bal (bv. basketbal) die gebruikt wordt in de cursussen Hoger Redder. - Reddingstouw o Je kan hiervoor eender welk touw gebruiken. Gebruikt echter zo weinig mogelijk plastic of synthetische touwen (deze draaien snel op, of er komen gemakkelijk knopen in). Drijvend materiaal - - Kledij: om luchtzakken mee te maken (zie syllabus). Tip: laat de leerlingen de kledij aandoen in de kleedkamers. Bespaart heel wat tijd. Laat de leerlingen voor ze in het water gaan een douche nemen. Materiaal meestal beschikbaar in het zwembad: plankjes, flexi beam (‘worst’), drijvende matten, zwembandjes,… Alternatieve materialen: emmer, vuilniszak, laars, bal, plastic zakjes,… TIP: met een plastic zak kan je een leuk spel spelen. Laat een groepje leerlingen een vuilniszak (of kleinere plastic zak) mee naar de bodem nemen (er mag nog geen lucht in de zak komen!). Laat hen de zak onder water opblazen (uitademen) tot de zak begint te stijgen. Wedstrijdvorm: op signaal gaan de teams naar beneden. De groep waarbij de zak het eerste bovenkomt is gewonnen (eventueel strafpunten voor iedere persoon van het team die boven komt om lucht te happen). Afhankelijk van de diepte wordt het gemakkelijker of moeilijker. Het begin is het moeilijkste. De leerlingen moeten goed samenwerken om dit ‘zakblazen’ vlot te kunnen laten verlopen. Reddingsmateriaal voor je les reddend zwemmen Vlaamse Reddingsfederatie vzw - www.redfed.be 2 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8 Basisreanimatie door leken SCHEMA ERC 2010 Reanimatie door leken ZORG VOOR DE VEILIGHEID van jezelf, slachtoffer en omstanders CONTROLEER BEWUSTZIJN Schud voorzichtig aan de schouders en roep luid BIJ BEWUSTZIJN Slachtoffer niet bewegen Bij ernstig letsel: bel 112! BEWUSTELOOS ROEP HULP Help! Help! Of zorg dat iemand bij je blijft OPEN DE ADEMWEG Achterwaarts kantelen van het hoofd en kinlift CONTROLEER ADEMHALING Kijk, luister, voel niet meer dan 10 seconden WEL ADEMHALING GEEN NORMALE ADEMHALING Stabiele zijligging Bel 112! Bel 112!* bij kinderen en drenkelingen eerst 5 beademingen bij volwassenen (30/2) 30 hartmassages** 2 effectieve beademingen ratio 30/2 GA DOOR tot deskundige hulp ter plaatse is en overneemt indien het slachtoffer duidelijk ontwaakt: begint te bewegen, ogen te openen en te ademen, controleer opnieuw de ademhaling * Indien de hulpverlener alleen is, zal bij bewusteloze kinderen (0 jaar tot begin puberteit) en bij drenkelingen eerst 1 minuut CPR toegepast worden en nadien de 112 gebeld worden. ** Ritme: minimum 100 per minuut. Diepte: minimum 5 cm diep. Minimale onderbreking in de hartmassage. Beademing in maximaal 5 seconden. 76 Lesvoorbereiding. Bijlage 9 Voornaam, naam: Carmen Lecluyse Datum: 2013 Plaats: FaBeR Leuven Locatie: zwembad Lesuur: van xxuxx tot xxuxx. Werkrichting: divers - groot bad (25) - lengte Doelgroep: Leerkrachten LO Hoofddoel(en): Aanbieden verschillende oefenvormen tijd doel / opdracht Inleiding Herhaling technieken Oefenvorme n/ onderwerp BEVRIJDEN VERVOEREN oefening variant + / - materiaal Presentatie Beamer Reiken, aanreiken, werpen Reiken en natte redding Aanbreng reddingsgordel Kort herhalen vervoersgrepen Hoofd, kin-arm, pompiers Kort herhalen Rond bovenarm, pols, nek bevrijdingsgrepen 5 Flexibeam, 5 plankje, 5 touw, 3 bal, 3 gordel Ondiep deel Bevrijden/2 / Lengte van de baan In cirkelvorm (grote & kleine) Vervoer/2: signaal: wissel greep / Signaal: eendenduik/opp.duik Idem + bevrijdingsgreep / Drijven X, Y, I, kwal, verticaal VLOTTEN/ DRIJVEN/ WATERTRAP opstelling Vlotten in cirkel Watertrappelen met doorgeven bal Watertrappelen met druk (handen op schouder partner) / Onderdompelen Benen SS, propeller, crawl opmerking KORT !Hand per hand! ONDER WATER Zinktest SS furukawa Crawl om de 5/7/9 slagen Crawl 6 slagen, 8benen onder / 2 banen Diep ondiep In kring zinken Onder: 2 wisselen van plaats Per 2 vw onder water doorgeven Zwaarder voorwerp (lood) 1 ring / 2 (ondiep) 2 banen Ondiep diep Wedstrijd onder/boven (1 Onder water enkel benen crawl, 1 plankje / 2 (diep) benen plankje, 1 onder water), vlinder, plankje in water wissel na 12.5 (weerstand) 2 banen Diep ondiep Chinese knoop 1 touw / 2 (ondiep) 2 banen Ondiep 4 emmer, 4 loodblok, 2 ringen 1 baan Ondiep Combinatieoefening Afstand tot SO vergroten Persoon A: inglijden, opp.duik, watertrappelen, touw vangen, wordt persoon B Persoon B: touw werpen naar A, A binnenhalen, naar diep deel stappen, wordt persoon A 4 touwen 4 lln in opdiep deel met touw, overige in ondiep deel Hindernisestafette Lln A start met bal, door hoepel met bal, omdraaien en bal gooien naar volgende, duik naar beneden + voorwerp oprapen + laten vallen, volgende vervoeren naar overzijde zwembad (2x) 2 hoepel met touw, 8 ring, 2 bal (diep deel) Start in diep deel Onderwaterestafette Langere afstand, dieper, zwaardere voorwerpen 1 lengte los naar overkant REIKEN WERPEN COMBINAT IEOEF. Reddingscircuit Pers A: start met redderssprong, thv kegel opp.duik/eendenduik, voorwerp oprapen + op rug polsen uit het water. Idem voor pers. B Pers. A wacht in ondiep op partner en vervoert B naar diep deel. Wissel na 12.5m. Pers A vervoert volledige baan 2 kegel, ring (= # als lln) Standenwerk Plaats in 4 zones (bv. 2 diep, 2 ondiep) Zone 1: Chinese knoop Zone 2: Onderwaterestafette Zone 3: watertrappelen Zone 4: Kijkwijzers vermoeid SO Andere oefeningen Intensiteit verhogen Moeilijkheidsgraad verhogen Duur oefening langer 6 touw, 2 kegel, 2 lood, 6 ring, kijkwijzers Start in diep deel Evaluatie: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….