Examen VMBO-2006

advertisement
Examen VMBO-KB
2006
tijdvak 1
vrijdag 19 mei
09.00 - 11.00 uur
ELEKTROTECHNIEK CSE KB
Dit examen bestaat uit 50 vragen.
Voor dit examen zijn maximaal 60 punten te behalen.
Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten maximaal behaald kunnen worden.
600019-1-679o
z
Meerkeuzevragen
Schrijf alleen de hoofdletter van het goede antwoord op.
1p
z 1
In de elektrische installatie van een woning wordt vaak een centraaldoossysteem
toegepast.
Wat is het voordeel van een centraaldoossysteem in vergelijking met een
normaaldoossysteem?
A Er hoeven geen inbouwdozen gebruikt te worden.
B Er kan een hogere netspanning en een lagere stroom gebruikt worden.
C Er kunnen leidingen en dozen overzichtelijk weggewerkt worden.
D Er worden alleen normaaldozen met opbouwschakelaars gebruikt.
1p
z 2
In een slaapkamer wordt een schakeling toegepast, waarbij het lichtpunt op twee plaatsen
in- en uitgeschakeld kan worden.
Hoe heet deze schakeling?
A een enkelpolige schakeling
B een dubbelpolige schakeling
C een serieschakeling
D een wisselschakeling
1p
z 3
In onderstaande afbeelding is een serieschakeling met twee lampen getekend.
C
a
b
a
b
Hoeveel draden moeten er in de buis bij C aangebracht worden?
A 2
B 3
C 4
D 5
1p
z 4
Voor het boren in harde betonsoorten wordt vaak een speciale boormachine gebruikt.
Wat is de benaming van deze speciale boormachine?
A hamerboormachine
B klopboormachine
C kolomboormachine
D schroefboormachine
1p
z 5
In
In
A
B
C
D
600019-1-679o
vier draden van verschillende lengte of doorsnede loopt steeds eenzelfde stroom.
welke leiding treedt in dezelfde tijd het meeste energieverlies op?
lengte 50 meter - doorsnede 1,5 mm2
lengte 100 meter - doorsnede 1,5 mm2
lengte 50 meter - doorsnede 2,5 mm2
lengte 100 meter - doorsnede 2,5 mm2
2
ga naar de volgende pagina
1p
z 6
In onderstaande afbeelding is een atoom getekend.
–
–
N
+
+
N
+
+
N
N
–
–
Wanneer is een atoom neutraal?
A als het aantal protonen in de kern kleiner is dan het aantal elektronen rond de kern
B als het aantal protonen in de kern groter is dan het aantal elektronen rond de kern
C als er evenveel protonen als elektronen zijn
D als er evenveel elektronen als neutronen zijn
1p
z 7
De vloeroppervlakte van een badkamer met wastafel is groter dan 1,6 m2.
AANTAL AANSLUITPUNTEN
RUIMTE
1
OPMERKINGEN
2
Verblijfsruimte:
Per 7 m of per gedeelte
• vloeroppervlakte ≤ 20 m
2
daarvan tenminste 2 per
• vloeroppervlakte > 20 m
2
verblijfsruimte
Extra voor een aanrecht
1
2
1
2
1 tweevoudige wandcontactdoos binnen het
gedeelte van de verblijfsruimte waar zich
een voorgeschreven aanrecht bevindt
Nabij het aanrecht
Toiletruimte
1
Badruimte zonder wastafel
1
Badruimte met wastafel:
• vloeroppervlakte ≤ 1,6 m2
1
• vloeroppervlakte > 1,6 m2
2
Waarvan 1 boven de wastafel
Samengevoegde toilet- en
badruimte:
• zonder wastafel
1
• met wastafel
2
Waarvan 1 boven de wastafel
Hoeveel lichtpunten moeten hier volgens de bovenstaande tabel aangebracht worden?
A 1, bediend door een wisselschakeling
B 1, bediend door een enkelpolige schakelaar
C 2, bediend door een dubbelpolige schakelaar
D 2, waarvan één boven de wastafel
600019-1-679o
3
ga naar de volgende pagina
1p
z 8
In onderstaande afbeelding is een éénfase-kiloWattuurmeter te zien.
Hoeveel aansluitingen heeft deze kWh-meter?
A 2
B 4
C 6
D 8
1p
z 9
Hieronder is een symbool afgebeeld.
Wat is de betekenis van dit symbool?
A dubbele isolatie
B fluorescerende lamp
C veilige spanning
D voldoet aan de brandveiligheidseisen
1p
z 10
Hieronder is een symbool afgebeeld.
Wat is de betekenis van dit symbool?
A bediening door druk
B installatieautomaat
C overstroombeveiliging
D thermische beveiliging
600019-1-679o
4
ga naar de volgende pagina
1p
z 11
Hieronder zijn drie spanningsvormen getekend.
+ 12 V
+ 12 V
+ 12 V
0
0
0
- 12 V
- 12 V
- 12 V
gelijkspanning
Bij
A
B
C
D
1p
z 12
z 13
600019-1-679o
zaagtandspanning
welke van deze spanningen zal een lamp het felst branden?
bij de gelijkspanning
bij de wisselspanning
bij de zaagtandspanning
bij alle spanningen even fel
Met het onderstaande meetinstrument wil men in een huisinstallatie de aardlekschakelaar
testen.
Op
A
B
C
D
1p
wisselspanning
welke stand moet de schakelaar staan?
0,3 mA
3 mA
30 mA
50 mA
Met een shuntweerstand wordt het meetbereik van een ampèremeter verhoogd.
Welke weerstandswaarde moet de shuntweerstand hebben ten opzichte van de
ampèremeter?
A een lage weerstandswaarde
B een hoge weerstandswaarde
C een zeer hoge weerstandswaarde
D de grootte van de weerstandswaarde maakt geen verschil
5
ga naar de volgende pagina
1p
z 14
Als een installatie klaar is en opgeleverd wordt, moet een installateur onder andere de
isolatieweerstand meten.
Welke twee werkzaamheden (metingen) moet een installateur nog meer verrichten?
A de aardlekschakelaar(s) testen en de aardverspreidingsweerstand meten
B de aardlekschakelaar(s) testen en de schakelaars doormeten
C de schakelaars doormeten en de aardverspreidingsweerstand meten
D de schakelaars doormeten en de toestellen doormeten
1p
z 15
Hieronder is een schema met een weerstand en een meter getekend.
Rv
meter
Waarvoor dient weerstand Rv?
A Deze verhoogt het meetbereik van een ampèremeter.
B Deze verlaagt het meetbereik van een ampèremeter.
C Deze verhoogt het meetbereik van een voltmeter.
D Deze verlaagt het meetbereik van een voltmeter.
1p
z 16
In onderstaand schema is een voedingskabel aangebracht vanaf de groepenkast naar de
elektromotor van een pomp.
voedingskabel
M
pompmotor
groepenkast
De voedingskabel is 100 meter lang en heeft een spanningsverlies van meer dan 5%.
Met welke van onderstaande voedingskabels kan het spanningsverlies verminderd
worden?
A een kabel met minder aders
B een kabel met dunnere aders
C een kabel met dikkere aders
D een langere kabel
600019-1-679o
6
ga naar de volgende pagina
De vragen 17 tot en met 21 gaan over het schema van een motorschakeling.
1p
z 17
Hieronder is het schema van een motorschakeling afgebeeld.
Waarvoor dienen de smeltpatronen F1 tot en met F3?
Deze beveiligen
A de leidingen naar de motor met 10 A.
B de leidingen naar de motor met 25 A.
C de motor tegen overbelasting.
D de motor tegen stroomstoten.
600019-1-679o
7
ga naar de volgende pagina
1p
z 18
Hieronder is het schema van een motorschakeling afgebeeld.
Wat is de benaming van dit schema?
A bedradingstekening
B grondschema
C installatietekening
D stroomkringschema
600019-1-679o
8
ga naar de volgende pagina
1p
z 19
Hieronder is het schema van een motorschakeling afgebeeld.
Waarvoor wordt deze motorschakeling toegepast?
A om de aanloopstroom van de motor te verkleinen
B om de motor in twee richtingen te kunnen laten draaien
C om de snelheid van de motor te regelen
D om de spanning op de motor te vergroten
600019-1-679o
9
ga naar de volgende pagina
1p
z 20
Hieronder is het schema van een motorschakeling afgebeeld.
Ernaast staat het symbool van een thermische beveiliging.
Waarom wordt in deze motorschakeling een thermische beveiliging toegepast?
Deze beveiligt
A de leidingen naar de motor.
B de motor tegen langdurige overbelasting.
C de motor tegen stroomstoten.
D de voedingskabel vanuit de hoofdverdeelkast.
600019-1-679o
10
ga naar de volgende pagina
1p
z 21
Hieronder is het schema van een motorschakeling afgebeeld.
Hoe moet de motor volgens dit schema geschakeld worden?
A in driehoek
B in ster
C in sterdriehoek
D parallel
1p
z 22
Op het dak van onderstaande woningen zijn zonnecollectoren aangebracht.
Waarom is het oppervlak van een zonnecollector zwart van kleur?
A Bij een zwarte kleur treedt minder roestvorming in de collector op.
B Zwart absorbeert de warmte, waardoor de collector meer warmte vasthoudt.
C Zwart reflecteert de warmte, waardoor de collector meer warmte vasthoudt.
D Zwart is een neutrale kleur en daardoor valt de collector minder op.
600019-1-679o
11
ga naar de volgende pagina
1p
z 23
In onderstaande afbeelding is het principe van een thermokoppel getekend.
Welke twee factoren bepalen de hoogte van de opgewekte spanning?
A de polariteit van de aansluitdraden - de stand van de meter
B de polariteit van de aansluitdraden - het materiaal van de draden
C de temperatuur van de vlam - de stand van de meter
D de temperatuur van de vlam - het materiaal van de draden
1p
z 24
Hieronder is een infrarood sensor(schakelaar) afgebeeld.
Waarop reageert deze schakelaar?
A op kunststoffen
B op metalen
C op verandering van geluidsterkte
D op verandering van temperatuur
600019-1-679o
12
ga naar de volgende pagina
1p
z 25
In een lichtschakeling van 230 Volt moet de weerstand van de draad gemeten worden.
Op welke wijze kan een elektromonteur dit verantwoord doen?
A met een uitgeschakelde spanning
B onder spanning en met de schakelaars op de uit-stand
C onder spanning en met geïsoleerd gereedschap
D onder spanning en met veiligheidsschoenen aan
1p
z 26
Wat zijn in de elektrotechniek voorbeelden van een mechanische en een elektronische
sensor?
mechanische sensor
elektronische sensor
A capacitieve naderingsschakelaar eindschakelaar
B eindschakelaar
capacitieve naderingsschakelaar
C inductieve naderingsschakelaar
capacitieve naderingsschakelaar
D inductieve naderingsschakelaar
eindschakelaar
1p
z 27
In een digitale schakeling wil men analoge signalen kunnen verwerken.
Welk hulpmiddel wordt hiervoor gebruikt?
A een analoge regelaar
B een digitale regelaar
C een analoog naar digitaal omvormer
D een digitaal naar analoog omvormer
1p
z 28
Hieronder is een schakeling met lampen getekend.
De lampen hebben verschillend vermogen.
I1
E1
I2
E2
I3
E3
It
U
Wat geldt voor deze schakeling?
A De stroom is overal even groot.
B De totale stroom is de som van de stromen door de lampen.
C De totale spanning is de som van de spanningen over de lampen.
D De deelspanningen zijn driemaal zo klein als de totale spanning.
600019-1-679o
13
ga naar de volgende pagina
1p
z 29
In onderstaande afbeelding is een lastransformator te zien.
In een werkplaats wordt de buigzame leiding naar een lastransformator vaak uitgevoerd
met een RMcLzz-leiding met de code H07RN-F.
Wat is de betekenis van de letters zz?
A zeer zuivere leiding
B zeer zware uitvoering
C zware zwarte leiding
D zelfdovende zwarte leiding
1p
z 30
Hieronder is de schaalverdeling van een meetinstrument getekend.
1
0
A
Welke waarde heeft één schaaldeel?
A 0,02 A
B 0,2 A
C 0,5 A
D 1,0 A
1p
z 31
Welke letter duidt bij wisselspanning de faseleiding aan?
A L
B N
C P
D S
1p
z 32
Hieronder is een serieschakeling met weerstanden getekend.
R1
R2
R3
Wat geldt voor deze serieschakeling?
A De spanning is overal gelijk.
B De stroom is overal even groot.
C De totale stroom is groter dan de deelstromen.
D De vervangingsweerstand is altijd kleiner dan de kleinste weerstand.
600019-1-679o
14
ga naar de volgende pagina
1p
z 33
Wat betekent de afkorting NEN?
A Nederlandse normalisatie
B Nieuwe eenheidsnormalisatie
C Normalisatie-eenheid Nederland
D Normalisatie Europa en Nederland
1p
z 34
In onderstaande grafiek zijn drie verschillende weerstanden weergegeven.
R1
U
R2
R3
I
Welke van deze weerstanden heeft de hoogste weerstandswaarde?
A R1
B R2
C R3
D Alle drie zijn even hoog.
1p
z 35
Hieronder is het schema van een relais met contacten afgebeeld.
A1
K1
A2
14
K1-1
K1-2
11
Welke contactnummers moeten op de stippellijnen bij contact K1-2 staan?
A 13 en 11
B 14 en 21
C 24 en 12
D 24 en 21
1p
z 36
600019-1-679o
Om het milieu te sparen wordt afval, zoals metaal, vaak hergebruikt.
Welk metaal kan met een magneet uit het huisvuil gehaald worden?
A aluminium
B brons
C koper
D ijzer
15
ga naar de volgende pagina
1p
z 37
In het onderstaande schema is de werking van een poortschakeling vereenvoudigd
weergegeven.
a
H
b
Om welke poortschakeling gaat het hier?
A een EN-poort
B een NEN-poort
C een OF-poort
D een NOF-poort
1p
z 38
Men wil een motor op meerdere plaatsen in en uit kunnen schakelen met in- en
uitdrukkers.
Hoe moeten de in- en uitdrukkers hiervoor geschakeld worden?
A indrukkers in serie - uitdrukkers parallel
B indrukkers in serie - uitdrukkers in serie
C indrukkers parallel - uitdrukkers in serie
D indrukkers parallel - uitdrukkers parallel
1p
z 39
De afbeelding hieronder laat een capacitieve naderingsschakelaar zien.
symbool 1
symbool 2
symbool 3
symbool 4
Welk van bovenstaande symbolen hoort bij deze schakelaar?
A symbool 1
B symbool 2
C symbool 3
D symbool 4
600019-1-679o
16
ga naar de volgende pagina
1p
z 40
Hieronder is een halogeenlampje afgebeeld.
Wat is een NADEEL van een halogeenlampje?
A De lamp is alleen voor hoge spanningen verkrijgbaar.
B De levensduur is korter dan bij een gewone gloeilamp.
C De lichtopbrengst is lager dan bij een gewone gloeilamp met hetzelfde vermogen.
D Het glas kan door het aanraken met de handen inbranden.
2p
{ 41
De KEMA keurt, test en beproeft elektrotechnische materialen.
Æ Wat betekent de afkorting KEMA?
Æ Noteer twee voorbeelden van deze keuringen, testen of proeven.
2p
{ 42
In een strijkijzer wordt een vermogen ontwikkeld van 920 Watt.
De spanning bedraagt 230 V.
P
Æ Bereken de stroomsterkte (I). Gebruik de formule I = .
U
Æ Bereken de weerstand (R) van het element. Gebruik de formule R =
2p
{ 43
U
.
I
Hieronder is een schakeling met een weerstand getekend.
tabel
I
U (Volt)
5
10
15
20
25
R = 2,5 Ω
U
I (Ampère)
Æ Neem de tabel over. Bereken de waarden van de stroom (I) en vul ze in.
Æ Is de stroom in deze schakeling recht evenredig of omgekeerd evenredig met de
spanning?
2p
{ 44
600019-1-679o
Een gasontladingslamp werkt als volgt: door de stroomdoorgang gaat het gas oplichten
(ioniseren).
Æ Noteer twee voorbeelden van gasontladingslampen.
17
ga naar de volgende pagina
2p
{ 45
In onderstaande afbeelding zijn drie sinusvormen getekend.
T
T
T
sinusvorm 1
sinusvorm 3
sinusvorm 2
Æ Bij welke sinusvorm is de periodetijd juist aangegeven?
Æ Hoe groot is de frequentie als de periodetijd 40 msec (0,04 sec) is?
Gebruik de formule f =
2p
{ 46
1
.
T
Hieronder is een sterdriehoekschakelaar afgebeeld.
Æ Waarvoor wordt een sterdriehoekschakelaar toegepast?
Æ Hoeveel draden gaan er van de sterdriehoekschakelaar naar een motor?
(de beschermingsleiding niet meegerekend).
2p
{ 47
Hieronder is het schema van een dubbelfasige gelijkrichter getekend.
L1
V2
V1
R
V4
V3
N
beeld 1
beeld 2
beeld 3
beeld 4
Æ Noteer de benaming van deze schakeling.
Æ Welk van de vier oscilloscoop-beelden hoort bij deze schakeling?
600019-1-679o
18
ga naar de volgende pagina
2p
{ 48
Hieronder is het schema van een cv-ketel getekend.
Æ Op welke spanning werkt de hoofdgasklep?
Æ Voor welke stroom is de schakeling van de hoofdgasklep beveiligd?
2p
{ 49
In onderstaande afbeelding zijn condensatoren te zien.
Æ Noteer twee gegevens die nodig zijn voor het kiezen van een condensator.
Let op: de laatste vraag van dit examen staat op de volgende pagina.
600019-1-679o
19
ga naar de volgende pagina
2p
{ 50
Hieronder is een schakeling op een schakeltechnisch practicum getekend.
K1
H1
Æ Neem het bovenstaande stroomkringschema over.
Voltooi het voor deze schakeling.
600019-1-679o*
0000-0000
20
einde
„
Download