1 1 havo|vwo BASISSTOF thema 1 Wat is biologie? Levend – dood – levenloos opdracht 1 Beantwoord de volgende vragen. 1 Noem vijf groepen levende wezens die in de biologie worden bestudeerd. – – – – – Me n se n . Di e re n . Pl a n te n . Ba c te ri ën . Sc h i m m e ls. 2 Wat is het verschil tussen dood en levenloos? Iets dat dood is, heef t vroeger geleefd. Iets dat levenloos is, heef t nooit geleefd. 3 Waarom is een stuk hout dood en niet levenloos? Omdat een stuk hout afkomstig is van een boom die heef t geleefd. opdracht 2 Vul in afbeelding 1 in: levend – dood – levenloos. ▼▼Afb. 1 levenloos levend dood dood levend dood levenloos levenloos levend levend dood levenloos HB LEVENSVERSCHIJNSELEN BLZ. 9 6 © Uitgeverij Malmberg BASISSTOF thema 1 Wat is biologie? opdracht 3 Beantwoord de volgende vragen. 1 In afbeelding 2 staan zeven foto’s van honden. Noteer onder elke foto een ander levensverschijnsel dat je bij deze hond kunt waarnemen. 2 In de onderste rij van afbeelding 2 zijn nog drie vakken leeg. Vul in waar de levensverschijnselen uit de middelste rij mee te maken hebben. Kies uit: krijgen van nakomelingen – opnemen en afgeven van stoffen – reageren op de omgeving. 3 Welke levensverschijnselen kun je bij een plant waarnemen? – – – Voe d e n . Voortp l a n te n . Groe i e n (be w e ge n). 4 In je handboek lees je dat een konijn kan waarnemen door te zien en te horen. Lees het verhaal van afbeelding 3. Noteer op welke vijf manieren de vos waarneemt en wat de vos waarneemt. – – – – – Hoort v oe tsta p p e n ; zi e t d ri e k on i jn e n ; v oe l t h e t h oge gras; ru i k t k on i jn e n v l e es; p roe f t k on i jn e n v l e es. ▼▼Afb. 2 Levensverschijnselen bij honden. voeden uitscheiden ademhalen voortplanten groeien opnemen en afgeven van stoffen krijgen van nakomelingen HB BASISSTOF 2 BLZ. 10 ▼▼Afb. 3 Waarnemingen van een vos Een vos schoot weg door het geluid van een naderende wandelaar en rende nog een flink eind door, weg van het gevaar. Aan de rand van het bos aangekomen rook de vos de geur van konijnenvlees en begon onmiddellijk langzaam te lopen. Op een open plek zag de vos drie konijnen. Langzaam sloop het dier naar het dichtstbijzijnde konijn. De vos voelde het hoge gras om zich heen met zijn snorharen en wist daardoor dat hij niet gezien werd. De vos sprong uit het hoge gras en dook naar zijn prooi, beet het konijn dood en proefde het vlees, wat hem goed smaakte. 7 © Uitgeverij Malmberg bewegen waarnemen reageren op de omgeving 2 1 havo|vwo BASISSTOF thema 1 Wat is biologie? Tekeningen maken opdracht 4 Beantwoord de volgende vragen. 1 Wat is het verschil tussen een natuurgetrouwe tekening en een schematische tekening? In een natuurgetrouwe tekening geef je zo nauwkeurig mogelijk alle details weer. In een schematische tekening laat je de details weg en teken je alleen ▼▼Afb. 4 de belangrijkste kenmerken. 2 Als een schilder een portret schildert, maakt hij dan een natuurgetrouwe of een schematische afbeelding? Een natuurgetrouwe afbeelding. 3 Mag je bij een doorsnede alles tekenen wat je ziet? Leg je antwoord uit. Nee, want je mag alleen het snijvlak tekenen, dus niet de ‘diepte’ die je kunt zien. 4 Is de tekening van afbeelding 4 een lengtedoorsnede of een dwarsdoorsnede? Een lengtedoorsnede. ▼▼Afb. 5 5 In afbeelding 5 is een dwarsdoorsnede van een potlood getekend. Bij een potlood kun je een dwarsdoorsnede op verschillende plaatsen maken. Zullen alle dwarsdoorsneden er hetzelfde uitzien? Leg je antwoord uit. Nee, want een dwarsdoorsnede door de punt is rond (niet zeshoekig). opdracht 5 practicum EEN KROKODIL TEKENEN BENODIGDHEDEN – tekenmateriaal WERKWIJZE – In afbeelding 6 van je handboek is een krokodil te zien. Kijk een halve minuut naar de krokodil. Doe je handboek dicht. –Maak in het vak een natuurgetrouwe tekening van de krokodil uit afbeelding 6. Je mag bij deze tekening niet meer naar de krokodil kijken. Je maakt de tekening uit je hoofd. LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN. Krokodil, natuurgetrouw (uit het hoofd). 8 © Uitgeverij Malmberg BASISSTOF thema 1 Wat is biologie? –Hoeveel tenen heeft de krokodil die je uit je hoofd getekend hebt aan de voorpoten? En hoeveel tenen aan de achterpoten? Vergelijk dit met de foto van de krokodil in je handboek. Heb je de juiste aantallen tenen getekend aan beide poten? TER BEOORDELING AAN JEZELF. –Maak in het vak hierna nog een natuurgetrouwe tekening van de krokodil. Je mag nu wel naar de krokodil in je handboek kijken. Trek de afbeelding niet over, maar teken de krokodil zo goed mogelijk na. Denk aan de tekenregels! LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN. Krokodil, natuurgetrouw (nagetekend). Beantwoord de volgende vragen. 1 Vergelijk de twee tekeningen. Welke tekening lijkt het meest op de krokodil: de krokodil die je uit je hoofd hebt getekend of de nagetekende krokodil? De nagetekende krokodil. 2 Waarschijnlijk heb je bij de eerste tekening niet aan beide poten het juiste aantal tenen getekend. En bij de meeste klasgenoten zal de nagetekende krokodil het meest op de foto van de krokodil lijken. Waarom tekenen we in de biologie vaak organismen na? Omdat we de organismen dan heel nauwkeurig bekijken. opdracht 6 practicum EEN APPEL TEKENEN BENODIGDHEDEN – 2 appels – tekenmateriaal – een mes LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN. WERKWIJZE –Maak in het vak een natuurgetrouwe tekening van het buitenaanzicht van een appel. ▼▼Afb. 6 Appel, buitenaanzicht, natuurgetrouw. 9 © Uitgeverij Malmberg BASISSTOF thema 1 Wat is biologie? – Snijd een van de appels in de lengte door (van het steeltje naar beneden). – Maak in het vak een schematische tekening van de lengtedoorsnede van de appel. LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN. Appel, lengtedoorsnede, schematisch. – Snijd de andere appel dwars door. – Maak in het vak een schematische tekening van de dwarsdoorsnede van de appel. Denk aan de tekenregels! LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN. Appel, dwarsdoorsnede, schematisch. HB BASISSTOF 3 BLZ. 12 10 © Uitgeverij Malmberg 3 1 havo|vwo BASISSTOF thema 1 Wat is biologie? Vergroten opdracht 7 practicum EEN DROOG ZAAD BENODIGHEDEN – 1 droge bruine boon – een loep – tekenmateriaal WERKWIJZE –Houd de bruine boon vast zoals in afbeelding 9 van je handboek. Bekijk de bruine boon met de loep. – Maak in het vak een natuurgetrouwe tekening van het buitenaanzicht van de bruine boon. Teken de boon ongeveer 2 × zo groot als hij in werkelijkheid is. Geef de volgende delen aan: hartvormig bultje – navel – poortje – zaadhuid. LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN. Bruine boon, buitenaanzicht, natuurgetrouw. opdracht 8 practicum EEN GEWEEKT ZAAD BENODIGDHEDEN – een bruine boon die een dag in water heeft gelegen – een loep – tekenmateriaal WERKWIJZE – Haal voorzichtig de zaadhuid van de boon af. Begin aan de kant waar de navel niet zit. –Je ziet dat de boon uit twee helften bestaat. Dat zijn de zaadlobben. Ze bevatten reservevoedsel voor het kiemplantje. Je ziet ook het worteltje van de kiem. De top van het worteltje zit vlak bij het poortje. Bij de kieming groeit het worteltje door het poortje heen naar buiten. – Maak in het vak een natuurgetrouwe tekening van de bruine boon zonder zaadhuid. Geef de volgende delen aan: worteltje – zaadlob. 11 © Uitgeverij Malmberg ▼▼Afb. 7 BASISSTOF thema 1 Wat is biologie? LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN. Bruine boon zonder zaadhuid, natuurgetrouw. –Haal de zaadlobben voorzichtig van elkaar af. Bij één zaadlob zie je de kiem zitten. De kiem bestaat uit een worteltje, een stengeltje en twee kleine blaadjes. Het stengeltje is maar heel kort. Bekijk de kiem met de loep. – Maak in het vak een natuurgetrouwe tekening van de zaadlob met de kiem. Geef de volgende delen aan: blaadje – worteltje – zaadlob. ▼▼Afb. 8 LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN. Z aadlob van een bruine boon met kiem, natuurgetrouw. 12 © Uitgeverij Malmberg BASISSTOF thema 1 Wat is biologie? opdracht 9 Noteer in afbeelding 9 over welk deel van een bruine boon de volgende briefjes gaan. ▼▼Afb. 9 Een zaad heef t aan de moederplant vastgezeten met d e n a v e l. H e t w o r t e l t je van de kiem groeit naar b ui ten door h e t p o o r t je . E en z a a d k a n w a te r op n em en d oo r h e t p oo rt je . HB BASISSTOF 4 BLZ. 13 13 © Uitgeverij Malmberg Een zaad wordt b e sc h e r m d door d e zaadhuid. Het reservevoedsel voor het kiemplantje zit in d e z a a d l obbe n . 4 1 havo|vwo BASISSTOF thema 1 Wat is biologie? Tabellen en grafieken maken ▼▼Tabel 1 opdracht 10 In afbeelding 12 van je handboek is de kieming van een boon weergegeven. –Meet nauwkeurig bij elke tekening de lengte van het worteltje en de lengte van het stengeltje op. –Noteer de lengten in tabel 1. Voor de eerste drie dagen is dat voorgedaan. Dagen HB GRAFIEK BLZ. 14 opdracht 11 Lengte van het worteltje Lengte van het stengeltje 1e dag 0 mm 0 mm 2e dag 0 mm 0 mm 3e dag 1 mm 0 mm 4e dag 5 mm 7 mm 9 mm 11 mm 19 mm 24 mm 40 mm 0 mm 2 mm 5 mm 6 mm 16 mm 20 mm 33 mm 5e dag In afbeelding 10 zie je grafiekpapier met twee assen. Op de y-as moet 6e dag de lengte van de stengel naar boven worden uitgezet en de lengte van de wortel naar beneden. 7e dag –Breng een maatverdeling aan op de x-as en op de y-as. In afbeelding 13 van je handboek zijn er dagen waarop géén tekening is 9e dag gemaakt. In de maatverdeling op de x-as mag je deze dagen niet 10e dag overslaan. –Zet bij de x-as en bij de y-as wat je op deze assen uitzet. Doe dit 12e dag zoals in afbeelding 13 van je handboek. –Geef voor elke dag de lengte van de stengel aan met stippen, op de bovenste helft van het grafiekpapier. Gebruik hierbij de gegevens uit tabel 1 van opdracht 10. – Trek een lijn door de stippen. –Geef voor elke dag de lengte van de wortel aan met stippen, op de onderste helft van het grafiekpapier. Gebruik hierbij de gegevens uit tabel 1 van opdracht 10. – Trek weer een lijn door de stippen. lengte van de stengel (cm) → ▼▼Afb. 10 4 3 2 1 1 2 3 4 5 6 7 ← lengte van de wortel (cm) 1 8 9 10 11 12 13 14 tijd (dagen) → 2 3 4 HB BASISSTOF 5 BLZ. 15 14 © Uitgeverij Malmberg 5 1 havo|vwo BASISSTOF thema 1 Wat is biologie? Groei opdracht 12 practicum DE LICHAAMSLENGTE VAN DE LEERLINGEN UIT JE KLAS BENODIGDHEDEN – een meetlat (tot 2 m lengte) ▼▼Afb. 11 WERKWIJZE – Doe je schoenen uit. Laat je buurman of buurvrouw meten hoe lang je bent. Noteer je lengte op kladpapier. – Noteer je lengte op het schoolbord. Je docent vertelt hoe dat moet. De gegevens van jongens en meisjes moeten apart worden genoteerd. – Reken de gemiddelde lengte uit van: a alle jongens uit je klas; b alle meisjes uit je klas; c alle jongens en meisjes samen. – Vul het schema in. Lengte Van mijzelf Het gemiddelde van alle jongens in de klas Het gemiddelde van alle meisjes in de klas Het gemiddelde van alle kinderen in de klas LAAT JE DOCENT JE ANTWOORD CONTROLEREN. HB GROEISPURT BLZ. 16 opdracht 13 Beantwoord de volgende vragen. Gebruik daarbij afbeelding 16 van je handboek. 1 Wat is de gemiddelde lengte van baby’s bij de geboorte? 52 cm. 2 Op welke leeftijd zijn kinderen gemiddeld 1 m lang? Op 3½-jarige leef tijd. 3 Tot welke leeftijd is er geen verschil in de gemiddelde lengte tussen jongens en meisjes? Tot 8½-jarige leef tijd. 4 Zijn meisjes van 13 jaar gemiddeld langer of korter dan jongens van 13 jaar? Langer. 5 Zijn alle meisjes van 16 jaar kleiner dan jongens van 16 jaar? Nee. 6 Wie stoppen gemiddeld eerder met groeien: jongens of meisjes? Meisjes. 15 © Uitgeverij Malmberg 200 190 P99,4 P98 180 P84 BASISSTOF thema 1 Wat is biologie? Gebruik bij de vragen 7 tot en met 9 afbeelding 17 van je handboek. 7 Welk deel van het lichaam groeit het snelst: het hoofd, de romp of de benen? P50 170 De benen. P16 160 8 En welk deel van het lichaam groeit het minst snel? Het hoofd. ▼▼Afb. 12 P2 P0,6 150 9 De vorm van een lichaamsdeel kan tijdens de groei veranderen. In afbeelding 12 zie je deze verandering weergegeven voor het hoofd. Welk deel van het gezicht groeit sneller: het deel boven de ogen of het deel onder de ogen? 140 130 Het deel onder de ogen. 11 opdracht 14 ▼▼Afb. 13 groeidiagram jongens Op welke leeftijd is de helft van de meisjes 160 cm? Op 13-jarige leef tijd. 2 Van hoeveel procent van de jongens ligt de lichaamslengte boven de P16-lijn? Van 84% (100% – 16%). 210 200 4 Het is belangrijk dat je regelmatig groeit. Als de stijgende lijn plotseling minder snel stijgt, kan er wat aan de hand zijn. Ook als je lichaamslengte beneden de P2-lijn zit, kan er wat aan de hand zijn, maar dat hoeft niet als je regelmatig groeit. Lucas is 12 jaar, hij is 142 cm lang en groeit regelmatig. Lucas denkt dat hij misschien een ziekte heeft, waardoor hij te weinig groeit. Een schoolarts kijkt naar de grafieken van afbeelding 13 en zegt dat Lucas zich geen zorgen hoeft te maken. Leg uit waarom de schoolarts dat zegt. 200 P99,4 P98 190 180 P84 180 P99,4 P98 170 P84 160 Op 12-jarige leef tijd. 210 190 170 3 Op welke leeftijd is 98% van de jongens langer dan 140 cm? 13 14 → leeftijd groeidiagram meisjes lengte (cm) → In afbeelding 13 zie je twee grafieken met de lichaamslengte van jongens en meisjes van 11 tot en met 14 jaar. Bij de lijnen staan percentielen, bijvoorbeeld P98. Dat betekent in dit geval dat 98% van de jongeren onder deze lijn valt en 2% erboven. lengte (cm) → Beantwoord de volgende vragen. Gebruik daarbij afbeelding 13. 1 12 150 P50 P16 P2 P0,6 140 130 130 12 13 14 leeftijd (jaar) → P16 P2 P0,6 150 140 11 P50 160 11 12 13 14 leeftijd (jaar) → lengte (cm) → Lucas hoef t zich geen zorgen te maken, omdatgroeidiagram zijn lichaamslengte boven de meisjes P2-lijn ligt en hij regelmatig groeit. 210 200 190 16 180 P99,4 P98 170 P84 160 P50 P16 © Uitgeverij Malmberg BASISSTOF thema 1 Wat is biologie? keuzeopdracht 15 practicum ▼▼Afb. 14 GROEI VAN EEN KIEMPLANT BENODIGDHEDEN – (beker)glas – 5 zaden (bruine bonen of groene erwten) – wc-rol – viltstift (eventueel sticker) WERKWIJZE – Zet je naam op de glazen pot. –Wikkel de wc-rol af totdat deze ruim in het glas past. Plaats de rol in het glas. –Verdeel vijf zaden langs de rand van het glas (zie afbeelding 14). –Maak de wc-rol nat. Er mag een klein bodempje water op de bodem van de glazen pot staan. De volgende biologielessen kies je een zaad dat goed kiemt. –Meet van dit kiemplantje de komende vier biologielessen de lengte van het worteltje en het stengeltje. – Noteer in het schema hoeveel het kiemplantje is gegroeid. Worteltje Stengeltje Na ….. dagen ……. cm ……. cm Na ….. dagen ……. cm ……. cm Na ….. dagen ……. cm ……. cm Na ….. dagen ……. cm ……. cm LAAT JE DOCENT JE ANTWOORD CONTROLEREN. Beantwoord de volgende vraag. 1 Waarschijnlijk zijn jouw kiemplanten niet precies allemaal even hard gegroeid. Leg dat uit. Ni e t e l k orga n i sm e groe i t e v e n h a rd . De k i n d e re n i n d e k l as zi jn ook n i e t a l l e m a a l p re c i es e v e n h a rd ge groe i d . HB BASISSTOF 6 BLZ. 18 17 © Uitgeverij Malmberg 6 1 havo|vwo BASISSTOF thema 1 Wat is biologie? Ontwikkeling ▼▼Afb. 15 Dierenar ts Hallo, ik ben Arthur en werk als dierenarts in een eigen praktijk. Tijdens de opleiding Diergeneeskunde leer je heel veel over ziekten van huisdieren, maar ook over de groei en ontwikkeling van gezonde huisdieren. Honden en katten bijvoorbeeld worden zonder tanden en kiezen geboren. Je leert dan wanneer de tanden doorkomen. Konijnen worden naakt en blind geboren en tijdens de opleiding leer je wanneer de oogjes opengaan of wanneer het vachthaar gaat groeien. Tijdens de opleiding kun je ook de richting Landbouwhuisdieren volgen. Dan leer je bijvoorbeeld wanneer de melkblaasjes in de uier van een jonge koe (pink) verschijnen. Ook moet je weten of de lengte en het gewicht van een kalfje genoeg toenemen. opdracht 16 In afbeelding 15 noemt Arthur voorbeelden van de groei en ontwikkeling bij jonge dieren. In het schema staan deze voorbeelden. Vul het schema verder in. Gebruik daarbij: groei – ontwikkeling. Voorbeeld Oogjes gaan open. De lichaamslengte van een kalfje neemt toe. Tanden en kiezen komen door. Het gewicht van een kalfje neemt toe. Vachthaar begint te groeien. Melkblaasjes in de uier ontstaan. Groei of ontwikkeling? ontwikkeling groei ontwikkeling groei ontwikkeling ontwikkeling HB METAMORFOSE BLZ. 19 opdracht 17 Gebruik bij deze opdracht knipblad 1 (blz. 149). – Knip elke foto apart uit. – Plak de foto’s in de juiste volgorde in afbeelding 16, zoals in afbeelding 21 van je handboek. –Noteer onder elke foto de naam van het stadium. Gebruik daarbij: ei – imago – larve – pop. – Zet pijlen tussen de foto’s. 18 © Uitgeverij Malmberg BASISSTOF thema 1 Wat is biologie? ▼▼Afb. 16 ei imago larve pop opdracht 18 Beantwoord de volgende vragen. 1 Wat verandert er aan een dier bij de metamorfose? De lichaamsbouw en de levenswijze. 2 Leg uit waarom je een kind van 3 jaar (peuter) geen larve kunt noemen. Larven zijn jonge dieren die nog een metamor fose moeten ondergaan. Mensen ondergaan geen metamor fose. De lichaamsbouw van kleuters is ongeveer hetzelfde als van volwassen mensen. 3 Waarom zijn vervellingen nodig voor de groei van een rups? Omdat het harde pantser om het lichaam van een rups niet kan groeien. 4 Leg uit hoe het komt dat rupsen alleen vlak na een vervelling groeien. Vlak na een vervelling heef t een rups geen hard pantser om zijn lichaam. De rups kan dan groeien tot het nieuwe pantser hard is geworden. 5 In afbeelding 17 is de lengte van een rups in een grafiek weergegeven. Hoeveel keer is deze rups verveld? Vij f keer. 19 © Uitgeverij Malmberg BASISSTOF thema 1 Wat is biologie? 6 Tussen welke twee stadia uit de levenscyclus van een koolwitje is de foto van afbeelding 18 genomen? Tussen de stadia pop en imago. ▼▼Afb. 18 grootte van de larve → ▼▼Afb. 17 tijd → opdracht 19 Vul het schema in. Zet een kruisje in de juiste kolom(men). Ei Rups Pop Vlinder X 1 In welk stadium vinden vervellingen plaats? X 2 In welk stadium plant een koolwitje zich voort? 3 In welk stadium eet een koolwitje het meest? 4 In welk stadium vindt de meeste groei plaats? X 5 In welke twee stadia vindt veel ontwikkeling plaats? X X 6 In welk stadium vindt de metamorfose plaats? X X HB ONTWIKKELING BIJ MENSEN BLZ. 21 opdracht 20 Vul het schema verder in. Gebruik daarbij in de derde kolom: gaat studentenhuis bewonen – krijgt borsten – leert fietsen – leert lezen – leert lopen – leert praten – leert lopen met rollator – wordt zwanger. Leeftijd (gemiddeld) Levensfase Ontwikkeling 0–1½ jaar baby leert lopen 4 jaar 4–6 jaar 6–12 jaar 12–16 jaar 16–21 jaar 21–65 jaar boven 65 jaar peuter kleuter schoolkind puber adolescent volwassene oudere leer t praten leer t fietsen leer t lezen krijgt borsten gaat studentenhuis bewonen wordt zwanger leer t lopen met rollator 1½– 20 © Uitgeverij Malmberg BASISSTOF thema 1 Wat is biologie? opdracht 21 Beantwoord de volgende vragen. 1 Duurt een levensfase bij iedere persoon even lang? Nee. 2 In het schema van opdracht 20 heb je voorbeelden van ontwikkeling ingevuld. Welke twee zijn voorbeelden van lichamelijke ontwikkeling? De ontwikkeling van de borsten en het zwanger worden van een vrouw. Beantwoord vraag 3 tot en met 5. Maak daarbij gebruik van afbeelding 19. 3 Leg met drie voorbeelden uit dat het gebruik van internet een positieve invloed kan hebben op je geestelijke ontwikkeling. Een positieve invloed van het gebruik van internet op je geestelijke ontwikkeling is dat je er veel van kunt leren, bijvoorbeeld netwerken, discussiëren en kennis delen. 4 Leg met drie voorbeelden uit dat het gebruik van internet een negatieve invloed kan hebben op je geestelijke ontwikkeling. Het gebruik van internet kan een negatieve invloed hebben op je geestelijke ontwikkeling doordat je blootgesteld kunt worden aan bijvoorbeeld geweld, online pesten en misbruik van persoonlijke gegevens. 5 Mensen die veel sporten en bewegen, ontwikkelen zich motorisch vaak goed. Leg uit dat het gebruik van internet een negatieve invloed kan hebben op je motorische ontwikkeling. Als je langdurig en vaak internet, beweeg je weinig en gaat je motorische ontwikkeling vaak minder goed. ▼▼Afb. 19 De invloed van internet op de ontwikkeling van jongeren Surfen op internet en rondhangen op netwerksites als Facebook heeft veel invloed op de ontwikkeling van jongeren, zo blijkt uit Amerikaans onderzoek. De jongeren leren netwerken, nemen deel aan discussies, leren filmpjes maken en deze op internet plaatsen. Ze lezen ook artikelen, delen kennis en vergroten soms hun talenkennis en taalvaardigheden. Belangrijk is dan wel dat de jongeren zich houden aan de regels van veilig internetten, want internet heeft ook andere kanten. Zoals blootstelling aan geweld en online pesten. Ook seksueel misbruik en misbruik van persoonlijke gegevens als webcambeelden komen voor. Jongeren hebben nu veel meer toegang tot onbekende mensen, beelden of allerlei ideeën die schadelijk voor henzelf of anderen kunnen zijn. Bepaalde ideeën kunnen ze bijvoorbeeld zomaar kritiekloos als waarheid gaan zien. Bovendien zitten ze door al dat internetten soms langdurig stil. Wanneer dit vaak gebeurt, zal de kans op ziekten zoals diabetes en hart- en vaatziekten zeker toenemen. 21 © Uitgeverij Malmberg BASISSTOF thema 1 Wat is biologie? keuzeopdracht 22 practicum METAMORFOSE VAN DE MEELTOR In dit practicum ga je onderzoeken hoe snel de metamorfose van de meeltor verloopt. Je werkt samen met een andere leerling. BENODIGDHEDEN – een margarinekuipje met deksel – een boor of hete naald – (haver)zemelen – stukjes appel – gist uit een zakje – 10 meelwormen – een watervaste stift – eventueel een sticker WERKWIJZE – Boor of prik met een heet voorwerp kleine gaatjes in het deksel van het margarinekuipje. – Schrijf jullie namen op het margarinekuipje (gebruik eventueel een sticker). – Doe een dun laagje zemelen in het margarinekuipje tot de bodem net bedekt is. –Snijd vier kleine stukjes appel af en doe die ook in het margarinekuipje. Doe daarna een heel klein beetje bakkersgist erbij (verkruimel de gistkorreltjes). –Doe de meelwormen als laatste in het margarinekuipje. De komende zes weken doe je elke week het volgende: –Tel het aantal meelwormen, vervellingen, poppen en meeltorren. Noteer je waarnemingen in afbeelding 20. – Ververs de stukjes appel. Je kunt eventueel enkele druppels water toevoegen. ▼▼Afb. 20 Aantal meelwormen Week 1 Aantal vervellingen Aantal poppen Aantal meeltorren 10 Week 2 Week 3 Week 4 Week 5 Week 6 CONCLUSIE Beantwoord de volgende vragen. Tijdens dit practicum heb je een organisme onderzocht. 1 Hoe heten een larve en een imago van dit organisme? Een larve heet meelworm en een imago heet meeltor. 2 Het aantal vervellingen kan hoger zijn dan het aantal poppen dat ontstaat. Leg dat uit. Een meelworm kan ook tijdens het larvestadium vervellen. 3 Hoe lang duurt de metamorfose bij een meeltor ongeveer? De metamor fose vindt plaats tijdens het popstadium. Het weeknummer waarin de eerste meeltor ontstaat, min het weeknummer waarin de eerste pop ontstaat, is ongeveer de duur van het popstadium. HB BASISSTOF 7 BLZ. 22 22 © Uitgeverij Malmberg 7 1 havo|vwo BASISSTOF thema 1 Wat is biologie? Hoofdthema’s in de biologie opdracht 23 Beantwoord de volgende vragen. 1 Je hebt zeven levensverschijnselen geleerd. Veel van deze levensverschijnselen hebben te maken met zelfregulatie. Noem drie levensverschijnselen die te maken hebben met zelfregulatie. Bijvoorbeeld: voeden, uitscheiden, ademhalen, bewegen, waarnemen. 2 Bewegen is een levensverschijnsel. Een auto kan ook bewegen. Leg met zelfregulatie uit dat een auto toch geen levend wezen is. Een auto kan niet uit zichzelf bewegen. Een organisme kan dat wel. Dit noem je zelfregulatie. 3 Welk levensverschijnsel heeft veel te maken met reproductie? Voor tplanten. 4 Je hebt ook geleerd dat organismen groeien en zich ontwikkelen. Bij welk hoofdthema past groei en ontwikkeling? Bij zelforganisatie. 5 Vaak heeft een situatie te maken met verschillende hoofdthema’s van de biologie. In afbeelding 27.1 van je handboek zie je bijvoorbeeld dat de python een rat eet. Leg uit dat dit te maken heeft met zelfregulatie en met interactie. De py thon voedt zichzelf, dat is zelf regulatie. De organismen reageren op elkaar. Dat is interactie. De py thon reageer t op de rat door hem op te eten. De rat reageer t ook op de py thon door bijvoorbeeld te gillen of proberen te ontsnappen. 23 © Uitgeverij Malmberg BASISSTOF thema 1 Wat is biologie? opdracht 24 In afbeelding 21 zie je vijf foto’s. Elke foto hoort bij een hoofdthema van de biologie. Schrijf bij elke foto bij welk hoofdthema de foto het beste past. ▼▼Afb. 21 1 Ze l f re gu l a ti e . 2 In te ra c ti e . 3 Ze l forga n i sa ti e . 4 Re p rod u c ti e . Yanick maait het gras. Het gras regelt uit zichzelf dat het weer aangroeit. Door minder daglicht en een lagere temperatuur laat een boom in de winter zijn bladeren vallen. Uit het ei groeit een kuiken dat zich ontwikkelt tot een kip. Een zeehond krijgt een jong. Een roofdier kan deze kikker moeilijk vinden. De kikker is goed gecamoufleerd. E v ol u ti e . (Door se l e c ti e w ord e n op v a l l e n d e k i k k e rs op ge ge te n e n bl i jf t d e ge c a m ou f l e e rd e k i k k e r l e v e n . Door se l e c ti e v i n d t e v ol u ti e p l a a ts.) 5 HB BASISSTOF 8 BLZ. 24 24 © Uitgeverij Malmberg 8 1 havo|vwo BASISSTOF thema 1 Wat is biologie? Biologie in beroepen opdracht 25 Vul het schema in. Gebruik daarbij: akkerbouwer – apothekersassistent – biologiedocent – boomchirurg – boswachter – dierenarts – dierentuinoppasser – diëtist – erfelijkheidsonderzoeker – fysiotherapeut – hovenier – huisarts – kinderverzorgster – kok – milieuconsulent – mondhygiënist – opticien – schoonheidsspecialiste – sportinstructeur – veehouder – verloskundige – verpleegkundige. Onderwerp Natuur en milieu Verzorging van mensen Verzorging van dieren Verzorging van planten – – – – – – – – Bestrijding van ziekten bij mensen – Bestrijding van ziekten bij dieren en planten – Voeding bij mensen Beweging Huid en zintuigen Voortplanting Voorlichting en uitleg geven ▼▼Afb. 22 Een dierentuinoppasser aan het werk. Beroepen – – – – – – – – – – – – boswachter milieuconsulent kinderverzorgster verpleegkundige dierentuinoppasser veehouder akkerbouwer hovenier apothekersassistent huisar ts dierenar ts boomchirurg diëtist kok f ysiotherapeut spor tinstructeur schoonheidsspecialiste opticien er felijkheidsonderzoeker verloskundige biologiedocent mondhygiënist Je hebt nu de basisstof van dit thema doorgewerkt. – Controleer met het antwoordenboek of je de basisstofopdrachten goed hebt uitgevoerd. Je hoort van je docent of je de extra basisstof moet maken. – Als je de extra basisstof moet maken, ga je verder op bladzijde 25 van je handboek. –Als je de extra basisstof niet hoeft te maken, bestudeer je de samenvatting op bladzijde 28 van je handboek. Daarin staat in doelstellingen weergegeven wat je moet ‘kennen en kunnen’. Hiermee kun je je voorbereiden op de diagnostische toets. 25 © Uitgeverij Malmberg 9 EXTRA BASISSTOF 1 havo|vwo thema 1 Wat is biologie? De levenscyclus van de bruine kikker opdracht 26 Gebruik bij deze opdracht knipblad 2 (blz. 151). – Knip elke tekening apart uit. –Plak de tekeningen in de juiste volgorde in afbeelding 23, zoals in afbeelding 31 van je handboek. – Zet pijlen tussen de tekeningen. ▼▼Afb. 23 26 © Uitgeverij Malmberg EXTRA BASISSTOF thema 1 Wat is biologie? opdracht 27 Vul het schema van afbeelding 24 in. ▼▼Afb. 24 1 In wat voor milieu leeft het dier? in het water 2 Waarmee haalt het dier adem? met kieuwen en de huid algen 3 Wat voor voedsel eet het dier? 4 Waarmee beweegt het dier zich voort? met de staar t in het water en op het land met longen en de huid insecten met de achterpoten opdracht 28 Beantwoord de volgende vragen. 1 Wat is kikkerdril? Een kluit kikkereieren. 2 Al vóór de metamorfose veranderen de kieuwen van een kikkervisje. Welke verandering treedt dan op? De uitwendige kieuwen worden vervangen door inwendige kieuwen. 3 Welke poten ontwikkelen zich het eerst bij een kikkervisje: de voorpoten of de achterpoten? De achterpoten. 4 Waardoor komt het dat een kikkervisje van 8–9 weken langer is dan een kikkertje van 12–13 weken? Doordat een kikkervisje van 8–9 weken een staar t heef t. Bij een kikkervisje van 12–13 weken is de staar t verdwenen. 5 Noem twee functies van de staart van een kikkervisje. Me t d e sta a rt k a n e e n k i k k e rv i sje zi c h v oor tbe w e ge n . – V i a d e h u i d v a n d e sta a rt n e e m t e e n k i k k e rv i sje zu u rstof op u i t h e t w a te r. – HB EXTRA BASISSTOF 10 BLZ. 27 27 © Uitgeverij Malmberg 10 1 havo|vwo EXTRA BASISSTOF thema 1 Wat is biologie? Nestblijvers en nestvlieders opdracht 29 Beantwoord de volgende vragen. 1 ▼▼Afb. 25 Een tamme rat is een nestblijver. Hoe zien de jongen van nestblijvers eruit vlak na de geboorte? Kaal, hulpeloos en blind. 2 En hoe zien de jongen van nestvlieders eruit vlak na de geboorte? Bedekt met donsveren of een vacht. Ze kunnen zien en ook vrijwel meteen lopen. 3 Bij welke vogels verlaten de jongen het snelst het nest: bij nestblijvers of bij nestvlieders? Bij nestvlieders. 4 Vogels die in een boom broeden, zijn vaak nestblijvers. Vogels die op de grond broeden, zijn vaak nestvlieders. Leg dat uit met het woord overlevingskans. Vogels die op de grond broeden, lopen meer gevaar. Een nestvlieder kan dan al snel na het uitkomen van het ei wegrennen, waardoor zijn overlevingskans groter wordt. Nestblijvers kunnen dat niet, maar hebben een nest op een veilige plek in een boom. 5 Welke vogels kunnen al vliegen als ze het nest verlaten: nestblijvers of nestvlieders? Leg je antwoord uit met het woord overlevingskans. Nestblijvers. Zij broeden vaak in een boom. Bij het verlaten van het nest is hun overlevingskans groter wanneer ze kunnen vliegen. 6 Leg uit dat een muizenjong kaal, hulpeloos en blind is, maar toch een goede overlevingskans kan hebben. Een muizenjong kan toch een goede overlevingskans hebben, doordat het muizennest verstopt zit in een holletje bijvoorbeeld onder de grond. 7 Leg uit dat een giraffenjong minder overlevingskans zou hebben als een nestblijver. Een giraffe kan niet goed een hol maken onder de grond en op die manier haar jongen beschermen. De overlevingskans van het giraffenjong wordt groter wanneer het snel na de geboor te zelfstandig zijn ouders kan volgen. opdracht 30 Vul in het schema in of de huisdieren behoren tot de nestblijvers of tot de nestvlieders. Gebruik daarbij internet of naslagwerken. Hamster nestblijver Paard nestvlieder Cavia Hond nestvlieder nestblijver Kat nestblijver Je hebt nu de extra basisstof van dit thema doorgewerkt. – Controleer met het antwoordenboek of je de extra-basisstofopdrachten goed hebt uitgevoerd. –Bestudeer de samenvatting op bladzijde 28 van je handboek. Daarin staat in doelstellingen weergegeven wat je moet ‘kennen en kunnen’. Hiermee kun je je voorbereiden op de diagnostische toets. 28 © Uitgeverij Malmberg 1 havo|vwo DIAGNOSTISCHE TOETS doelstelling 5 2 SCOREBLAD DIAGNOSTISCHE TOETS doelstelling 1 Leeftijd De l e e r v a n h e t l e v e n . 2 Dood . 3 Le v e n l oos. 4 Le v e n d . 5 A ls h e t e i l e v e n sv e rsc h i jn se l e n v e rtoon t (bi jv oorbe e l d d a t e e n on ge bore n k u i k e n i n h e t e i be w e e gt of groe i t). 1 0 2 4 8 10 14 16 18 doelstelling 2 2 3 4 5 6 Voortp l a n te n . Be w e ge n . Wa a rn e m e n . Voe d e n . Groe i e n . – Ad e m h a l e n . – Ui tsc h e i d e n . doelstelling 3 1 2 4 52 90 105 131 141 166 178 183 cm cm cm cm cm cm cm cm ▼▼Afb. 26 X X Onjuist 180 160 120 X X 100 80 60 doelstelling 4 40 Ki e m . 2 Nu m m e r 7. 3 W a te r op n e m e n bi j d e k i e m i n g. 4 K i e m p l a n tje v a n rese rv e v oe d se l v oorzi e n . 5 Na v e l. 1 20 0 29 © Uitgeverij Malmberg jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar 140 Juist 3 Lengte doelstelling 6 lengte (cm) → 1 thema 1 Wat is biologie? 2 4 6 8 10 12 14 16 18 leeftijd (jaren) → DIAGNOSTISCHE TOETS thema 1 Wat is biologie? doelstelling 7 doelstelling 11 D e u i l i s grote r e n zw a a rd e r ge w ord e n . 2 D e l i c h a a msbou w i s v e ra n d e rd : d on sv e re n on tw i k k e l e n zi c h tot ste v i ge v e re n . (Door d e v e ra n d e ri n ge n k u n n e n orga n e n h u n fu n c ti e be te r v e rv u l l e n : m e t ste v i ge v e re n k a n d e u i l v l i e ge n .) 3 Nog on ge v e e r ti e n ja a r. 4 Ja (a l s ba by). 5 De be n e n . 1 Juist 1 2 3 4 5 1 2 X 3 B C 4 X 5 1 B X 2 X 3 4 C Al ge n . 2 Di e r 2. 3 Va n d i e r 2. 4 Di e r 1, 2 e n 3. 5 De a c h te rp ote n . 6 Me t i n w e n d i ge k i e u w e n . 7 J a , w a n t e e n k i k k e r e e t i n se c te n . In se c te n zi jn d i e re n . D X extra doelstelling 13 Tot d e n estbl i jv e rs. 2 Tot d e n estv l i e d e rs. 3 Bi j d e n estbl i jv e rs. 4 Nestv l i e d e rs. 5 D eze zoogd i e re n e n v oge ls (n estbl i jv e rs) m a k e n n este n op v e i l i ge p l a a tse n i n e e n boom of on d e r d e gron d . 1 5 X 6 D X X X Controleer met het antwoordenboek of je de diagnostische-toetsvragen goed hebt gemaakt. –Heb je geen fouten gemaakt? Begin dan aan de verrijkingsstof. –Heb je fouten gemaakt bij een of meer doelstellingen? Bestudeer dan eerst deze doelstelling(en) in de samenvatting. Ga na wat je precies fout hebt gedaan. Begin daarna aan de verrijkingsstof. doelstelling 10 1 2 3 4 5 X 1 doelstelling 9 A X X extra doelstelling 12 X X X 6 doelstelling 8 A X X Onjuist Re p rod u c ti e . Ze l forga n i sa ti e . Ze l f re gu l a ti e . Ev ol u ti e . In te ra c ti e . 30 © Uitgeverij Malmberg 1 1 havo|vwo VERRIJKINGSSTOF thema 1 Wat is biologie? Het menselijk lichaam in getallen opdracht 1 Beantwoord de volgende vragen. Schrijf bij ieder antwoord de berekening op. 1 Hoe vaak heeft je hart ongeveer geslagen als je 12 jaar bent geworden? Ga ervan uit dat je hart op elke leeftijd even snel klopt. Een jaar heeft 52 weken. 604 800 k e e r. Per jaar slaat je hart dan: 52 × 604 800 = 31 449 600 k e e r (ru i m 31 m i l joe n k e e r). In twaalf jaar slaat je hart dan: 12 × 31 449 600 = 377 395 200 k e e r (on ge v e e r 377 m i l joe n k e e r). Per week slaat je hart 2 Uit hoeveel procent water bestaat het lichaam van een jongen van 40 kg? 28 /40 70 × 100% = % 3 Voedsel gaat je mond binnen en via de anus verlaten onverteerde voedselresten je lichaam weer. Hoelang is de tijd tussen mond en kont gemiddeld? De tijd tussen mond en kont is gemiddeld 42 uur. 4 In een emmer gaat ongeveer 10 liter vloeistof. Hoeveel volle emmers zweet produceert een mens ongeveer in een jaar? Ga uit van normale dagen zonder grote inspanningen. Een jaar heeft 365 dagen. 0,75 Per dag zweet je 365 liter. In een jaar zweet je 273,75 liter zweet. 273,75 / 10 Dat zijn 0,75 × liter = 27,3 = zweet. emmers zweet 27 volle emmers 5 Hoeveel centimeter groeit je haar in een maand van 30 dagen? En in een jaar van 365 dagen? Je haar groeit of 0,9 0,3 30 × 0,3 = 9 mm per dag. Per maand is dat cm per maand. 365 × 0,3 = 109,5 mm of 11 cm per jaar. Afgerond: ongeveer 10, 95 Per jaar: cm per jaar. 6 In afbeelding 27 zie je een foto van Lee Redmond op 68-jarige leeftijd. Zij is lang geleden gestopt met het knippen van haar nagels. Daarna zijn haar nagels 80 cm gegroeid. Op welke leeftijd is Lee Redmond gestopt met het knippen van haar nagels? Reken met jaren van 365 dagen. 0,1 Haar nagels zijn 80 cm gegroeid. Nagels groeien 1 1 Per 10 dagen groeien nagels In 100 dagen groeien nagels: Dat is 8000 8000 mm per dag. mm. cm. Om nagels 80 cm te laten groeien, duurt het dagen = 80 × 100 dagen. / 365 = 21,91 jaar. 22 jaar. 68 – 22 = 46 jaar. Lee Redmond is dus op 46-ja ri ge l e e f ti jd gestop t m e t h e t k n i p p e n v a n h a a r n a ge ls. Afgerond is dat 31 © Uitgeverij Malmberg mm ▼▼Afb. 27 Lee Redmond. 2 1 havo|vwo VERRIJKINGSSTOF thema 1 Wat is biologie? Kat en hond opdracht 1 In afbeelding 29 zie je een verzameling kenmerken van een kat of een hond. Noteer deze kenmerken in de juiste kolom van het schema. ▼▼Afb. 29 vos kan zeer goed zien ja a gt d e p ro oi op lo op t on h oo rb a a r ja a gt oo k ov er d a g jakha ls is trouw aan zijn baas leeuw de poten zijn vrij lang jaagt tegen de schemering en ’s nachts hecht zich niet erg aan de mens ja a g t mees tal alleen jaagt in troepen k a n z ee r go ed h or en lo op t h oo rb a a r het lic ha am is vri j soe pel de klauwen zijn hard en stomp hyena het lic ha am is zee r soe pel lynx besluipt de prooi tijg er d e po te n z ij n v ri j k or t d e k la u w en z ij n sc h er p en in tr ek ba a r 32 © Uitgeverij Malmberg VERRIJKINGSSTOF thema 1 Wat is biologie? Kat Hond jaagt meestal alleen het lichaam is zeer soepel kan zeer goed zien hecht zich niet erg aan de mens besluipt de prooi jaagt tegen de schemering en ’s nachts de klauwen zijn scherp en intrekbaar loopt onhoorbaar de poten zijn vrij kor t Verwante diersoorten in het wild: jaagt ook overdag de klauwen zijn hard en stomp loopt hoorbaar de poten zijn vrij lang Verwante diersoorten in het wild: – tijger – lynx – leeuw – hyena – jakhals – vos 33 © Uitgeverij Malmberg jaagt in troepen het lichaam is vrij soepel kan zeer goed horen is trouw aan zijn baas jaagt de prooi op 3 VERRIJKINGSSTOF 1 havo|vwo thema 1 Wat is biologie? Vrouw – man – kind opdracht 1 Vul het schema in met behulp van internet of naslagwerken. Waar je in het schema een streepje zet, heeft een vrouwtje of jong geen aparte naam. Dier Duif Eend Hond Kat Kip Konijn Leeuw Paard Rund Schaap Varken Vrouwtje Mannetje duivin – teef poes hen (kloek) moer of voedster leeuwin merrie koe ooi zeug doffer woerd reu kater haan ram(melaar) leeuw hengst stier ram beer Jong – kuiken (piel) pup kitten kuiken lamprei welp veulen kalf lam big ▼▼Afb. 28 Het jong van een leeuw, een hond en een kat. Controleer met het antwoordenboek of je de verrijkingsstofopdrachten goed hebt uitgevoerd. 34 © Uitgeverij Malmberg