Uploaded by j.debie

Bvj 1hv th1-TOTAAL

advertisement
1
1 havo|vwo
BASISSTOF
thema 1 Wat is biologie?
Levend – dood – levenloos
opdracht 1
Beantwoord de volgende vragen.
1
Noem vijf groepen levende wezens die in de biologie worden bestudeerd.
–
–
–
–
–
Me n se n .
Di e re n .
Pl a n te n .
Ba c te ri ën .
Sc h i m m e ls.
2 Wat is het verschil tussen dood en levenloos?
Iets dat dood is, heef t vroeger geleefd. Iets dat levenloos is, heef t nooit geleefd.
3 Waarom is een stuk hout dood en niet levenloos?
Omdat een stuk hout afkomstig is van een boom die heef t geleefd.
opdracht 2
Vul in afbeelding 1 in: levend – dood – levenloos.
▼▼Afb. 1
levenloos
levend
dood
dood
levend
dood
levenloos
levenloos
levend
levend
dood
levenloos
HB LEVENSVERSCHIJNSELEN BLZ. 9
6
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 1 Wat is biologie?
opdracht 3
Beantwoord de volgende vragen.
1
In afbeelding 2 staan zeven foto’s van honden.
Noteer onder elke foto een ander levensverschijnsel dat je bij deze hond kunt waarnemen.
2 In de onderste rij van afbeelding 2 zijn nog drie vakken leeg.
Vul in waar de levensverschijnselen uit de middelste rij mee te maken hebben.
Kies uit: krijgen van nakomelingen – opnemen en afgeven van stoffen – reageren op de omgeving.
3 Welke levensverschijnselen kun je bij een plant waarnemen?
–
–
–
Voe d e n .
Voortp l a n te n .
Groe i e n (be w e ge n).
4 In je handboek lees je dat een konijn kan waarnemen door te zien en te horen.
Lees het verhaal van afbeelding 3. Noteer op welke vijf manieren de vos waarneemt en wat de
vos waarneemt.
–
–
–
–
–
Hoort v oe tsta p p e n ;
zi e t d ri e k on i jn e n ;
v oe l t h e t h oge gras;
ru i k t k on i jn e n v l e es;
p roe f t k on i jn e n v l e es.
▼▼Afb. 2 Levensverschijnselen bij honden.
voeden
uitscheiden ademhalen voortplanten groeien
opnemen en afgeven van stoffen
krijgen van
nakomelingen
HB BASISSTOF 2 BLZ. 10
▼▼Afb. 3
Waarnemingen van een vos
Een vos schoot weg door het geluid van een naderende
wandelaar en rende nog een flink eind door, weg van
het gevaar. Aan de rand van het bos aangekomen
rook de vos de geur van konijnenvlees en begon
onmiddellijk langzaam te lopen. Op een open plek zag
de vos drie konijnen. Langzaam sloop het dier naar het
dichtstbijzijnde konijn. De vos voelde het hoge gras om
zich heen met zijn snorharen en wist daardoor dat hij
niet gezien werd. De vos sprong uit het hoge gras en
dook naar zijn prooi, beet het konijn dood en proefde
het vlees, wat hem goed smaakte.
7
© Uitgeverij Malmberg
bewegen
waarnemen
reageren op de
omgeving
2
1 havo|vwo
BASISSTOF
thema 1 Wat is biologie?
Tekeningen maken
opdracht 4
Beantwoord de volgende vragen.
1
Wat is het verschil tussen een natuurgetrouwe tekening en een schematische tekening?
In een natuurgetrouwe tekening geef je zo nauwkeurig mogelijk alle details
weer. In een schematische tekening laat je de details weg en teken je alleen
▼▼Afb. 4
de belangrijkste kenmerken.
2 Als een schilder een portret schildert, maakt hij dan een natuurgetrouwe
of een schematische afbeelding?
Een natuurgetrouwe afbeelding.
3 Mag je bij een doorsnede alles tekenen wat je ziet? Leg je antwoord uit.
Nee, want je mag alleen het snijvlak tekenen, dus niet de
‘diepte’ die je kunt zien.
4 Is de tekening van afbeelding 4 een lengtedoorsnede of een dwarsdoorsnede?
Een lengtedoorsnede.
▼▼Afb. 5
5 In afbeelding 5 is een dwarsdoorsnede van een potlood getekend. Bij een potlood kun
je een dwarsdoorsnede op verschillende plaatsen maken.
Zullen alle dwarsdoorsneden er hetzelfde uitzien? Leg je antwoord uit.
Nee, want een dwarsdoorsnede door de punt is rond (niet zeshoekig).
opdracht 5 practicum EEN KROKODIL TEKENEN
BENODIGDHEDEN
– tekenmateriaal
WERKWIJZE
– In afbeelding 6 van je handboek is een krokodil te zien.
Kijk een halve minuut naar de krokodil.
Doe je handboek dicht.
–Maak in het vak een natuurgetrouwe tekening van de krokodil uit afbeelding 6. Je mag bij
deze tekening niet meer naar de krokodil kijken. Je maakt de tekening uit je hoofd.
LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN.
Krokodil, natuurgetrouw (uit het hoofd).
8
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 1 Wat is biologie?
–Hoeveel tenen heeft de krokodil die je uit je hoofd getekend hebt aan de voorpoten? En
hoeveel tenen aan de achterpoten? Vergelijk dit met de foto van de krokodil in je handboek.
Heb je de juiste aantallen tenen getekend aan beide poten?
TER BEOORDELING AAN JEZELF.
–Maak in het vak hierna nog een natuurgetrouwe tekening van de krokodil. Je mag nu wel naar
de krokodil in je handboek kijken. Trek de afbeelding niet over, maar teken de krokodil zo
goed mogelijk na.
Denk aan de tekenregels!
LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN.
Krokodil, natuurgetrouw (nagetekend).
Beantwoord de volgende vragen.
1
Vergelijk de twee tekeningen.
Welke tekening lijkt het meest op de krokodil: de krokodil die je uit je hoofd hebt getekend of de
nagetekende krokodil?
De nagetekende krokodil.
2 Waarschijnlijk heb je bij de eerste tekening niet aan beide poten het juiste aantal tenen
getekend. En bij de meeste klasgenoten zal de nagetekende krokodil het meest op de foto van de
krokodil lijken.
Waarom tekenen we in de biologie vaak organismen na?
Omdat we de organismen dan heel nauwkeurig bekijken.
opdracht 6 practicum
EEN APPEL TEKENEN
BENODIGDHEDEN
– 2 appels
– tekenmateriaal
– een mes
LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN.
WERKWIJZE
–Maak in het vak een natuurgetrouwe tekening
van het buitenaanzicht van een appel.
▼▼Afb. 6
Appel, buitenaanzicht, natuurgetrouw.
9
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 1 Wat is biologie?
– Snijd een van de appels in de lengte door (van het steeltje naar beneden).
– Maak in het vak een schematische tekening van de lengtedoorsnede van de appel.
LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN.
Appel, lengtedoorsnede, schematisch.
– Snijd de andere appel dwars door.
– Maak in het vak een schematische tekening van de dwarsdoorsnede van de appel.
Denk aan de tekenregels!
LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN.
Appel, dwarsdoorsnede, schematisch.
HB BASISSTOF 3 BLZ. 12
10
© Uitgeverij Malmberg
3
1 havo|vwo
BASISSTOF
thema 1 Wat is biologie?
Vergroten
opdracht 7 practicum
EEN DROOG ZAAD
BENODIGHEDEN
– 1 droge bruine boon
– een loep
– tekenmateriaal
WERKWIJZE
–Houd de bruine boon vast zoals in afbeelding 9 van je handboek. Bekijk de bruine boon met
de loep.
– Maak in het vak een natuurgetrouwe tekening van het buitenaanzicht van de bruine boon.
Teken de boon ongeveer 2 × zo groot als hij in werkelijkheid is.
Geef de volgende delen aan: hartvormig bultje – navel – poortje – zaadhuid.
LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN.
Bruine boon, buitenaanzicht, natuurgetrouw.
opdracht 8 practicum
EEN GEWEEKT ZAAD
BENODIGDHEDEN
– een bruine boon die een dag in water heeft gelegen
– een loep
– tekenmateriaal
WERKWIJZE
– Haal voorzichtig de zaadhuid van de boon af. Begin aan de kant waar de navel niet zit.
–Je ziet dat de boon uit twee helften bestaat. Dat zijn de zaadlobben. Ze bevatten
reservevoedsel voor het kiemplantje.
Je ziet ook het worteltje van de kiem. De top van het worteltje zit vlak bij het poortje. Bij de
kieming groeit het worteltje door het poortje heen naar buiten.
– Maak in het vak een natuurgetrouwe tekening van de bruine boon zonder zaadhuid.
Geef de volgende delen aan: worteltje – zaadlob.
11
© Uitgeverij Malmberg
▼▼Afb. 7
BASISSTOF thema 1 Wat is biologie?
LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN.
Bruine boon zonder zaadhuid, natuurgetrouw.
–Haal de zaadlobben voorzichtig van elkaar af. Bij één zaadlob zie je de kiem zitten. De kiem
bestaat uit een worteltje, een stengeltje en twee kleine blaadjes. Het stengeltje is maar heel
kort.
Bekijk de kiem met de loep.
– Maak in het vak een natuurgetrouwe tekening van de zaadlob met de kiem.
Geef de volgende delen aan: blaadje – worteltje – zaadlob.
▼▼Afb. 8
LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN.
Z aadlob van een bruine boon met kiem, natuurgetrouw.
12
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 1 Wat is biologie?
opdracht 9
Noteer in afbeelding 9 over welk deel van een bruine boon de volgende briefjes gaan.
▼▼Afb. 9
Een zaad
heef t aan de
moederplant
vastgezeten
met d e n a v e l.
H e t w o r t e l t je
van de kiem
groeit naar
b ui ten door
h e t p o o r t je .
E en z a a d
k a n w a te r
op n em en
d oo r h e t
p oo rt je .
HB BASISSTOF 4 BLZ. 13
13
© Uitgeverij Malmberg
Een zaad
wordt
b e sc h e r m d
door d e
zaadhuid.
Het reservevoedsel
voor het
kiemplantje
zit in d e
z a a d l obbe n .
4
1 havo|vwo
BASISSTOF
thema 1 Wat is biologie?
Tabellen en grafieken maken
▼▼Tabel 1
opdracht 10
In afbeelding 12 van je handboek is de kieming van een boon
weergegeven.
–Meet nauwkeurig bij elke tekening de lengte van het worteltje
en de lengte van het stengeltje op.
–Noteer de lengten in tabel 1. Voor de eerste drie dagen is dat
voorgedaan.
Dagen
HB GRAFIEK BLZ. 14
opdracht 11
Lengte
van het
worteltje
Lengte
van het
stengeltje
1e dag
0 mm
0 mm
2e dag
0 mm
0 mm
3e dag
1 mm
0 mm
4e dag
5 mm
7 mm
9 mm
11 mm
19 mm
24 mm
40 mm
0 mm
2 mm
5 mm
6 mm
16 mm
20 mm
33 mm
5e dag
In afbeelding 10 zie je grafiekpapier met twee assen. Op de y-as moet
6e dag
de lengte van de stengel naar boven worden uitgezet en de lengte van
de wortel naar beneden.
7e dag
–Breng een maatverdeling aan op de x-as en op de y-as. In
afbeelding 13 van je handboek zijn er dagen waarop géén tekening is
9e dag
gemaakt. In de maatverdeling op de x-as mag je deze dagen niet
10e dag
overslaan.
–Zet bij de x-as en bij de y-as wat je op deze assen uitzet. Doe dit
12e dag
zoals in afbeelding 13 van je handboek.
–Geef voor elke dag de lengte van de stengel aan met stippen, op de
bovenste helft van het grafiekpapier. Gebruik hierbij de gegevens uit
tabel 1 van opdracht 10.
– Trek een lijn door de stippen.
–Geef voor elke dag de lengte van de wortel aan met stippen, op de onderste helft van het
grafiekpapier. Gebruik hierbij de gegevens uit tabel 1 van opdracht 10.
– Trek weer een lijn door de stippen.
lengte van de stengel (cm) →
▼▼Afb. 10
4
3
2
1
1
2
3
4
5
6
7
← lengte van de wortel (cm)
1
8
9
10
11
12
13
14
tijd (dagen) →
2
3
4
HB BASISSTOF 5 BLZ. 15
14
© Uitgeverij Malmberg
5
1 havo|vwo
BASISSTOF
thema 1 Wat is biologie?
Groei
opdracht 12 practicum
DE LICHAAMSLENGTE VAN DE LEERLINGEN UIT JE KLAS
BENODIGDHEDEN
– een meetlat (tot 2 m lengte)
▼▼Afb. 11
WERKWIJZE
– Doe je schoenen uit.
Laat je buurman of buurvrouw meten hoe lang je bent.
Noteer je lengte op kladpapier.
– Noteer je lengte op het schoolbord. Je docent vertelt hoe dat moet.
De gegevens van jongens en meisjes moeten apart worden genoteerd.
– Reken de gemiddelde lengte uit van:
a alle jongens uit je klas;
b alle meisjes uit je klas;
c alle jongens en meisjes samen.
– Vul het schema in.
Lengte
Van mijzelf
Het gemiddelde van alle jongens in de klas
Het gemiddelde van alle meisjes in de klas
Het gemiddelde van alle kinderen in de klas
LAAT JE DOCENT JE ANTWOORD CONTROLEREN.
HB GROEISPURT BLZ. 16
opdracht 13
Beantwoord de volgende vragen. Gebruik daarbij afbeelding 16 van je handboek.
1
Wat is de gemiddelde lengte van baby’s bij de geboorte?
52 cm.
2 Op welke leeftijd zijn kinderen gemiddeld 1 m lang?
Op 3½-jarige leef tijd.
3 Tot welke leeftijd is er geen verschil in de gemiddelde lengte tussen jongens en meisjes?
Tot 8½-jarige leef tijd.
4 Zijn meisjes van 13 jaar gemiddeld langer of korter dan jongens van 13 jaar?
Langer.
5 Zijn alle meisjes van 16 jaar kleiner dan jongens van 16 jaar?
Nee.
6 Wie stoppen gemiddeld eerder met groeien: jongens of meisjes?
Meisjes.
15
© Uitgeverij Malmberg
200
190
P99,4
P98
180
P84
BASISSTOF thema 1 Wat is biologie?
Gebruik bij de vragen 7 tot en met 9 afbeelding 17 van je handboek.
7 Welk deel van het lichaam groeit het snelst: het hoofd, de romp of de benen?
P50
170
De benen.
P16
160
8 En welk deel van het lichaam groeit het minst snel?
Het hoofd.
▼▼Afb. 12
P2
P0,6
150
9 De vorm van een lichaamsdeel kan tijdens de groei
veranderen. In afbeelding 12 zie je deze verandering
weergegeven voor het hoofd.
Welk deel van het gezicht groeit sneller: het deel boven
de ogen of het deel onder de ogen?
140
130
Het deel onder de ogen.
11
opdracht 14
▼▼Afb. 13
groeidiagram jongens
Op welke leeftijd is de helft van de meisjes 160 cm?
Op 13-jarige leef tijd.
2 Van hoeveel procent van de jongens ligt de
lichaamslengte boven de P16-lijn?
Van 84% (100% – 16%).
210
200
4 Het is belangrijk dat je regelmatig groeit. Als de
stijgende lijn plotseling minder snel stijgt, kan er wat
aan de hand zijn. Ook als je lichaamslengte beneden de
P2-lijn zit, kan er wat aan de hand zijn, maar dat hoeft
niet als je regelmatig groeit.
Lucas is 12 jaar, hij is 142 cm lang en groeit regelmatig.
Lucas denkt dat hij misschien een ziekte heeft,
waardoor hij te weinig groeit. Een schoolarts kijkt naar
de grafieken van afbeelding 13 en zegt dat Lucas zich
geen zorgen hoeft te maken.
Leg uit waarom de schoolarts dat zegt.
200
P99,4
P98
190
180
P84
180
P99,4
P98
170
P84
160
Op 12-jarige leef tijd.
210
190
170
3 Op welke leeftijd is 98% van de jongens langer dan
140 cm?
13
14
→
leeftijd
groeidiagram meisjes
lengte (cm) →
In afbeelding 13 zie je twee grafieken met de
lichaamslengte van jongens en meisjes van 11 tot en
met 14 jaar. Bij de lijnen staan percentielen,
bijvoorbeeld P98. Dat betekent in dit geval dat 98% van
de jongeren onder deze lijn valt en 2% erboven.
lengte (cm) →
Beantwoord de volgende vragen. Gebruik daarbij
afbeelding 13.
1
12
150
P50
P16
P2
P0,6
140
130
130
12
13
14
leeftijd (jaar) →
P16
P2
P0,6
150
140
11
P50
160
11
12
13
14
leeftijd (jaar) →
lengte (cm) →
Lucas hoef t zich geen zorgen te maken, omdatgroeidiagram
zijn lichaamslengte
boven de
meisjes
P2-lijn ligt en hij regelmatig groeit.
210
200
190
16
180
P99,4
P98
170
P84
160
P50
P16
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 1 Wat is biologie?
keuzeopdracht 15 practicum
▼▼Afb. 14
GROEI VAN EEN KIEMPLANT
BENODIGDHEDEN
– (beker)glas
– 5 zaden (bruine bonen of groene erwten)
– wc-rol
– viltstift (eventueel sticker)
WERKWIJZE
– Zet je naam op de glazen pot.
–Wikkel de wc-rol af totdat deze ruim in het glas past. Plaats de rol in het glas.
–Verdeel vijf zaden langs de rand van het glas (zie afbeelding 14).
–Maak de wc-rol nat. Er mag een klein bodempje water op de bodem van de glazen
pot staan.
De volgende biologielessen kies je een zaad dat goed kiemt.
–Meet van dit kiemplantje de komende vier biologielessen de lengte van het
worteltje en het stengeltje.
– Noteer in het schema hoeveel het kiemplantje is gegroeid.
Worteltje
Stengeltje
Na ….. dagen
……. cm
……. cm
Na ….. dagen
……. cm
……. cm
Na ….. dagen
……. cm
……. cm
Na ….. dagen
……. cm
……. cm
LAAT JE DOCENT JE ANTWOORD CONTROLEREN.
Beantwoord de volgende vraag.
1
Waarschijnlijk zijn jouw kiemplanten niet precies allemaal even hard gegroeid. Leg dat uit.
Ni e t e l k orga n i sm e groe i t e v e n h a rd . De k i n d e re n i n d e k l as zi jn ook n i e t
a l l e m a a l p re c i es e v e n h a rd ge groe i d .
HB BASISSTOF 6 BLZ. 18
17
© Uitgeverij Malmberg
6
1 havo|vwo
BASISSTOF
thema 1 Wat is biologie?
Ontwikkeling
▼▼Afb. 15
Dierenar ts
Hallo, ik ben Arthur en werk als dierenarts in een
eigen praktijk. Tijdens de opleiding Diergeneeskunde
leer je heel veel over ziekten van huisdieren, maar
ook over de groei en ontwikkeling van gezonde
huisdieren. Honden en katten bijvoorbeeld worden
zonder tanden en kiezen geboren. Je leert dan wanneer
de tanden doorkomen. Konijnen worden naakt en
blind geboren en tijdens de opleiding leer je wanneer
de oogjes opengaan of wanneer het vachthaar gaat
groeien. Tijdens de opleiding kun je ook de richting
Landbouwhuisdieren volgen. Dan leer je bijvoorbeeld
wanneer de melkblaasjes in de uier van een jonge koe
(pink) verschijnen. Ook moet je weten of de lengte en
het gewicht van een kalfje genoeg toenemen.
opdracht 16
In afbeelding 15 noemt Arthur voorbeelden van de groei en ontwikkeling bij jonge dieren. In het
schema staan deze voorbeelden. Vul het schema verder in.
Gebruik daarbij: groei – ontwikkeling.
Voorbeeld
Oogjes gaan open.
De lichaamslengte van een kalfje neemt toe.
Tanden en kiezen komen door.
Het gewicht van een kalfje neemt toe.
Vachthaar begint te groeien.
Melkblaasjes in de uier ontstaan.
Groei of ontwikkeling?
ontwikkeling
groei
ontwikkeling
groei
ontwikkeling
ontwikkeling
HB METAMORFOSE BLZ. 19
opdracht 17
Gebruik bij deze opdracht knipblad 1 (blz. 149).
– Knip elke foto apart uit.
– Plak de foto’s in de juiste volgorde in afbeelding 16, zoals in afbeelding 21 van je handboek.
–Noteer onder elke foto de naam van het stadium.
Gebruik daarbij: ei – imago – larve – pop.
– Zet pijlen tussen de foto’s.
18
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 1 Wat is biologie?
▼▼Afb. 16
ei
imago
larve
pop
opdracht 18
Beantwoord de volgende vragen.
1
Wat verandert er aan een dier bij de metamorfose?
De lichaamsbouw en de levenswijze.
2 Leg uit waarom je een kind van 3 jaar (peuter) geen larve kunt noemen.
Larven zijn jonge dieren die nog een metamor fose moeten ondergaan. Mensen
ondergaan geen metamor fose. De lichaamsbouw van kleuters is ongeveer
hetzelfde als van volwassen mensen.
3 Waarom zijn vervellingen nodig voor de groei van een rups?
Omdat het harde pantser om het lichaam van een rups niet kan groeien.
4 Leg uit hoe het komt dat rupsen alleen vlak na een vervelling groeien.
Vlak na een vervelling heef t een rups geen hard pantser om zijn lichaam.
De rups kan dan groeien tot het nieuwe pantser hard is geworden.
5 In afbeelding 17 is de lengte van een rups in een grafiek weergegeven.
Hoeveel keer is deze rups verveld?
Vij f keer.
19
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 1 Wat is biologie?
6 Tussen welke twee stadia uit de levenscyclus van een koolwitje is de foto van afbeelding 18 genomen?
Tussen de stadia pop en imago.
▼▼Afb. 18
grootte van de larve →
▼▼Afb. 17
tijd →
opdracht 19
Vul het schema in. Zet een kruisje in de juiste kolom(men).
Ei
Rups
Pop
Vlinder
X
1 In welk stadium vinden vervellingen plaats?
X
2 In welk stadium plant een koolwitje zich voort?
3 In welk stadium eet een koolwitje het meest?
4 In welk stadium vindt de meeste groei plaats?
X
5 In welke twee stadia vindt veel ontwikkeling plaats?
X
X
6 In welk stadium vindt de metamorfose plaats?
X
X
HB ONTWIKKELING BIJ MENSEN BLZ. 21
opdracht 20
Vul het schema verder in. Gebruik daarbij in de derde kolom: gaat studentenhuis bewonen –
krijgt borsten – leert fietsen – leert lezen – leert lopen – leert praten – leert lopen met rollator –
wordt zwanger.
Leeftijd (gemiddeld)
Levensfase
Ontwikkeling
0–1½ jaar
baby
leert lopen
4 jaar
4–6 jaar
6–12 jaar
12–16 jaar
16–21 jaar
21–65 jaar
boven 65 jaar
peuter
kleuter
schoolkind
puber
adolescent
volwassene
oudere
leer t praten
leer t fietsen
leer t lezen
krijgt borsten
gaat studentenhuis bewonen
wordt zwanger
leer t lopen met rollator
1½–
20
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 1 Wat is biologie?
opdracht 21
Beantwoord de volgende vragen.
1
Duurt een levensfase bij iedere persoon even lang?
Nee.
2 In het schema van opdracht 20 heb je voorbeelden van ontwikkeling ingevuld.
Welke twee zijn voorbeelden van lichamelijke ontwikkeling?
De ontwikkeling van de borsten en het zwanger worden van een vrouw.
Beantwoord vraag 3 tot en met 5. Maak daarbij gebruik van afbeelding 19.
3 Leg met drie voorbeelden uit dat het gebruik van internet een positieve invloed kan hebben op je
geestelijke ontwikkeling.
Een positieve invloed van het gebruik van internet op je geestelijke
ontwikkeling is dat je er veel van kunt leren, bijvoorbeeld netwerken,
discussiëren en kennis delen.
4 Leg met drie voorbeelden uit dat het gebruik van internet een negatieve invloed kan hebben op
je geestelijke ontwikkeling.
Het gebruik van internet kan een negatieve invloed hebben op je geestelijke
ontwikkeling doordat je blootgesteld kunt worden aan bijvoorbeeld geweld,
online pesten en misbruik van persoonlijke gegevens.
5 Mensen die veel sporten en bewegen, ontwikkelen zich motorisch vaak goed.
Leg uit dat het gebruik van internet een negatieve invloed kan hebben op je motorische
ontwikkeling.
Als je langdurig en vaak internet, beweeg je weinig en gaat je motorische
ontwikkeling vaak minder goed.
▼▼Afb. 19
De invloed van internet op de
ontwikkeling van jongeren
Surfen op internet en rondhangen op netwerksites
als Facebook heeft veel invloed op de ontwikkeling
van jongeren, zo blijkt uit Amerikaans onderzoek. De
jongeren leren netwerken, nemen deel aan discussies,
leren filmpjes maken en deze op internet plaatsen. Ze
lezen ook artikelen, delen kennis en vergroten soms
hun talenkennis en taalvaardigheden. Belangrijk is
dan wel dat de jongeren zich houden aan de regels
van veilig internetten, want internet heeft ook andere
kanten. Zoals blootstelling aan geweld en online
pesten. Ook seksueel misbruik en misbruik van
persoonlijke gegevens als webcambeelden komen voor.
Jongeren hebben nu veel meer toegang tot onbekende
mensen, beelden of allerlei ideeën die schadelijk
voor henzelf of anderen kunnen zijn. Bepaalde ideeën
kunnen ze bijvoorbeeld zomaar kritiekloos als waarheid
gaan zien. Bovendien zitten ze door al dat internetten
soms langdurig stil. Wanneer dit vaak gebeurt, zal de
kans op ziekten zoals diabetes en hart- en vaatziekten
zeker toenemen.
21
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 1 Wat is biologie?
keuzeopdracht 22 practicum
METAMORFOSE VAN DE MEELTOR
In dit practicum ga je onderzoeken hoe snel de metamorfose van de meeltor verloopt.
Je werkt samen met een andere leerling.
BENODIGDHEDEN
– een margarinekuipje met deksel
– een boor of hete naald
– (haver)zemelen
– stukjes appel
– gist uit een zakje
– 10 meelwormen
– een watervaste stift
– eventueel een sticker
WERKWIJZE
– Boor of prik met een heet voorwerp kleine gaatjes in het deksel van het margarinekuipje.
– Schrijf jullie namen op het margarinekuipje (gebruik eventueel een sticker).
– Doe een dun laagje zemelen in het margarinekuipje tot de bodem net bedekt is.
–Snijd vier kleine stukjes appel af en doe die ook in het margarinekuipje. Doe daarna een heel
klein beetje bakkersgist erbij (verkruimel de gistkorreltjes).
–Doe de meelwormen als laatste in het margarinekuipje.
De komende zes weken doe je elke week het volgende:
–Tel het aantal meelwormen, vervellingen, poppen en meeltorren. Noteer je waarnemingen in
afbeelding 20.
– Ververs de stukjes appel. Je kunt eventueel enkele druppels water toevoegen.
▼▼Afb. 20
Aantal meelwormen
Week 1
Aantal vervellingen
Aantal poppen
Aantal meeltorren
10
Week 2
Week 3
Week 4
Week 5
Week 6
CONCLUSIE
Beantwoord de volgende vragen.
Tijdens dit practicum heb je een organisme onderzocht.
1
Hoe heten een larve en een imago van dit organisme?
Een larve heet meelworm en een imago heet meeltor.
2 Het aantal vervellingen kan hoger zijn dan het aantal poppen dat ontstaat.
Leg dat uit.
Een meelworm kan ook tijdens het larvestadium vervellen.
3 Hoe lang duurt de metamorfose bij een meeltor ongeveer?
De metamor fose vindt plaats tijdens het popstadium. Het weeknummer
waarin de eerste meeltor ontstaat, min het weeknummer waarin de eerste pop
ontstaat, is ongeveer de duur van het popstadium.
HB BASISSTOF 7 BLZ. 22
22
© Uitgeverij Malmberg
7
1 havo|vwo
BASISSTOF
thema 1 Wat is biologie?
Hoofdthema’s in de biologie
opdracht 23
Beantwoord de volgende vragen.
1
Je hebt zeven levensverschijnselen geleerd. Veel van deze levensverschijnselen hebben te maken
met zelfregulatie.
Noem drie levensverschijnselen die te maken hebben met zelfregulatie.
Bijvoorbeeld: voeden, uitscheiden, ademhalen, bewegen, waarnemen.
2 Bewegen is een levensverschijnsel. Een auto kan ook bewegen.
Leg met zelfregulatie uit dat een auto toch geen levend wezen is.
Een auto kan niet uit zichzelf bewegen. Een organisme kan dat wel.
Dit noem je zelfregulatie.
3 Welk levensverschijnsel heeft veel te maken met reproductie?
Voor tplanten.
4 Je hebt ook geleerd dat organismen groeien en zich ontwikkelen.
Bij welk hoofdthema past groei en ontwikkeling?
Bij zelforganisatie.
5 Vaak heeft een situatie te maken met verschillende hoofdthema’s van de biologie. In
afbeelding 27.1 van je handboek zie je bijvoorbeeld dat de python een rat eet.
Leg uit dat dit te maken heeft met zelfregulatie en met interactie.
De py thon voedt zichzelf, dat is zelf regulatie.
De organismen reageren op elkaar. Dat is interactie. De py thon reageer t op de
rat door hem op te eten. De rat reageer t ook op de py thon door bijvoorbeeld te
gillen of proberen te ontsnappen.
23
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 1 Wat is biologie?
opdracht 24
In afbeelding 21 zie je vijf foto’s.
Elke foto hoort bij een hoofdthema van de biologie.
Schrijf bij elke foto bij welk hoofdthema de foto het beste past.
▼▼Afb. 21
1
Ze l f re gu l a ti e .
2
In te ra c ti e .
3
Ze l forga n i sa ti e .
4
Re p rod u c ti e .
Yanick maait
het gras. Het gras
regelt uit zichzelf
dat het weer
aangroeit.
Door minder
daglicht en een
lagere temperatuur
laat een boom
in de winter zijn
bladeren vallen.
Uit het ei groeit
een kuiken dat zich
ontwikkelt tot een
kip.
Een zeehond
krijgt een jong.
Een roofdier kan
deze kikker
moeilijk vinden.
De kikker is goed
gecamoufleerd.
E v ol u ti e . (Door se l e c ti e w ord e n op v a l l e n d e
k i k k e rs op ge ge te n e n bl i jf t d e ge c a m ou f l e e rd e
k i k k e r l e v e n . Door se l e c ti e v i n d t e v ol u ti e
p l a a ts.)
5 HB BASISSTOF 8 BLZ. 24
24
© Uitgeverij Malmberg
8
1 havo|vwo
BASISSTOF
thema 1 Wat is biologie?
Biologie in beroepen
opdracht 25
Vul het schema in.
Gebruik daarbij: akkerbouwer – apothekersassistent – biologiedocent – boomchirurg –
boswachter – dierenarts – dierentuinoppasser – diëtist – erfelijkheidsonderzoeker –
fysiotherapeut – hovenier – huisarts – kinderverzorgster – kok – milieuconsulent –
mondhygiënist – opticien – schoonheidsspecialiste – sportinstructeur – veehouder –
verloskundige – verpleegkundige.
Onderwerp
Natuur en milieu
Verzorging van mensen
Verzorging van dieren
Verzorging van planten
–
–
–
–
–
–
–
–
Bestrijding van ziekten
bij mensen
–
Bestrijding van ziekten
bij dieren en planten
–
Voeding bij mensen
Beweging
Huid en zintuigen
Voortplanting
Voorlichting en uitleg
geven
▼▼Afb. 22 Een dierentuinoppasser
aan het werk.
Beroepen
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
boswachter
milieuconsulent
kinderverzorgster
verpleegkundige
dierentuinoppasser
veehouder
akkerbouwer
hovenier
apothekersassistent
huisar ts
dierenar ts
boomchirurg
diëtist
kok
f ysiotherapeut
spor tinstructeur
schoonheidsspecialiste
opticien
er felijkheidsonderzoeker
verloskundige
biologiedocent
mondhygiënist
Je hebt nu de basisstof van dit thema doorgewerkt.
– Controleer met het antwoordenboek of je de basisstofopdrachten goed hebt uitgevoerd.
Je hoort van je docent of je de extra basisstof moet maken.
– Als je de extra basisstof moet maken, ga je verder op bladzijde 25 van je handboek.
–Als je de extra basisstof niet hoeft te maken, bestudeer je de samenvatting op bladzijde 28 van
je handboek. Daarin staat in doelstellingen weergegeven wat je moet ‘kennen en kunnen’.
Hiermee kun je je voorbereiden op de diagnostische toets.
25
© Uitgeverij Malmberg
9
EXTRA BASISSTOF
1 havo|vwo
thema 1 Wat is biologie?
De levenscyclus van de bruine kikker
opdracht 26
Gebruik bij deze opdracht knipblad 2 (blz. 151).
– Knip elke tekening apart uit.
–Plak de tekeningen in de juiste volgorde in afbeelding 23, zoals in afbeelding 31 van je
handboek.
– Zet pijlen tussen de tekeningen.
▼▼Afb. 23
26
© Uitgeverij Malmberg
EXTRA BASISSTOF thema 1 Wat is biologie?
opdracht 27
Vul het schema van afbeelding 24 in.
▼▼Afb. 24
1 In wat voor milieu leeft het dier?
in het water
2 Waarmee haalt het dier adem?
met kieuwen en de
huid
algen
3 Wat voor voedsel eet het dier?
4 Waarmee beweegt het dier zich voort?
met de staar t
in het water en op het
land
met longen en de huid
insecten
met de achterpoten
opdracht 28
Beantwoord de volgende vragen.
1
Wat is kikkerdril?
Een kluit kikkereieren.
2 Al vóór de metamorfose veranderen de kieuwen van een kikkervisje.
Welke verandering treedt dan op?
De uitwendige kieuwen worden vervangen door inwendige kieuwen.
3 Welke poten ontwikkelen zich het eerst bij een kikkervisje: de voorpoten of de achterpoten?
De achterpoten.
4 Waardoor komt het dat een kikkervisje van 8–9 weken langer is dan een kikkertje van
12–13 weken?
Doordat een kikkervisje van 8–9 weken een staar t heef t. Bij een kikkervisje
van 12–13 weken is de staar t verdwenen.
5 Noem twee functies van de staart van een kikkervisje.
Me t d e sta a rt k a n e e n k i k k e rv i sje zi c h v oor tbe w e ge n .
–
V i a d e h u i d v a n d e sta a rt n e e m t e e n k i k k e rv i sje zu u rstof op u i t h e t w a te r.
–
HB EXTRA BASISSTOF 10 BLZ. 27
27
© Uitgeverij Malmberg
10
1 havo|vwo
EXTRA BASISSTOF
thema 1 Wat is biologie?
Nestblijvers en nestvlieders
opdracht 29
Beantwoord de volgende vragen.
1
▼▼Afb. 25 Een tamme rat is een
nestblijver.
Hoe zien de jongen van nestblijvers eruit vlak na de geboorte?
Kaal, hulpeloos en blind.
2 En hoe zien de jongen van nestvlieders eruit vlak na de geboorte?
Bedekt met donsveren of een vacht. Ze kunnen zien
en ook vrijwel meteen lopen.
3 Bij welke vogels verlaten de jongen het snelst het nest: bij nestblijvers of bij
nestvlieders?
Bij nestvlieders.
4 Vogels die in een boom broeden, zijn vaak nestblijvers. Vogels die op de
grond broeden, zijn vaak nestvlieders.
Leg dat uit met het woord overlevingskans.
Vogels die op de grond broeden, lopen meer gevaar. Een nestvlieder kan dan
al snel na het uitkomen van het ei wegrennen, waardoor zijn overlevingskans
groter wordt. Nestblijvers kunnen dat niet, maar hebben een nest op een
veilige plek in een boom.
5 Welke vogels kunnen al vliegen als ze het nest verlaten: nestblijvers of nestvlieders? Leg je
antwoord uit met het woord overlevingskans.
Nestblijvers. Zij broeden vaak in een boom. Bij het verlaten van het nest is hun
overlevingskans groter wanneer ze kunnen vliegen.
6 Leg uit dat een muizenjong kaal, hulpeloos en blind is, maar toch een goede overlevingskans kan
hebben.
Een muizenjong kan toch een goede overlevingskans hebben, doordat het
muizennest verstopt zit in een holletje bijvoorbeeld onder de grond.
7 Leg uit dat een giraffenjong minder overlevingskans zou hebben als een nestblijver.
Een giraffe kan niet goed een hol maken onder de grond en op die manier
haar jongen beschermen. De overlevingskans van het giraffenjong wordt groter
wanneer het snel na de geboor te zelfstandig zijn ouders kan volgen.
opdracht 30
Vul in het schema in of de huisdieren behoren tot de nestblijvers of tot de nestvlieders.
Gebruik daarbij internet of naslagwerken.
Hamster
nestblijver
Paard
nestvlieder
Cavia
Hond
nestvlieder
nestblijver
Kat
nestblijver
Je hebt nu de extra basisstof van dit thema doorgewerkt.
– Controleer met het antwoordenboek of je de extra-basisstofopdrachten goed hebt uitgevoerd.
–Bestudeer de samenvatting op bladzijde 28 van je handboek. Daarin staat in doelstellingen
weergegeven wat je moet ‘kennen en kunnen’. Hiermee kun je je voorbereiden op de
diagnostische toets.
28
© Uitgeverij Malmberg
1 havo|vwo
DIAGNOSTISCHE TOETS
doelstelling 5
2 SCOREBLAD DIAGNOSTISCHE TOETS
doelstelling 1
Leeftijd
De l e e r v a n h e t l e v e n .
2 Dood .
3 Le v e n l oos.
4 Le v e n d .
5
A ls h e t e i l e v e n sv e rsc h i jn se l e n
v e rtoon t (bi jv oorbe e l d d a t e e n
on ge bore n k u i k e n i n h e t e i be w e e gt of groe i t).
1
0
2
4
8
10
14
16
18
doelstelling 2
2
3
4
5
6
Voortp l a n te n .
Be w e ge n .
Wa a rn e m e n .
Voe d e n .
Groe i e n .
– Ad e m h a l e n .
– Ui tsc h e i d e n .
doelstelling 3
1
2
4
52
90
105
131
141
166
178
183
cm
cm
cm
cm
cm
cm
cm
cm
▼▼Afb. 26
X
X
Onjuist
180
160
120
X
X
100
80
60
doelstelling 4
40
Ki e m .
2 Nu m m e r 7.
3
W a te r op n e m e n bi j d e k i e m i n g.
4
K i e m p l a n tje v a n rese rv e v oe d se l
v oorzi e n .
5 Na v e l.
1
20
0
29
© Uitgeverij Malmberg
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
140
Juist
3
Lengte
doelstelling 6
lengte (cm) →
1
thema 1 Wat is biologie?
2
4
6
8
10
12
14
16
18
leeftijd (jaren) →
DIAGNOSTISCHE TOETS thema 1 Wat is biologie?
doelstelling 7
doelstelling 11
D e u i l i s grote r e n zw a a rd e r ge w ord e n .
2
D e l i c h a a msbou w i s v e ra n d e rd : d on sv e re n on tw i k k e l e n zi c h tot ste v i ge
v e re n . (Door d e v e ra n d e ri n ge n
k u n n e n orga n e n h u n fu n c ti e
be te r v e rv u l l e n : m e t ste v i ge v e re n k a n d e u i l v l i e ge n .)
3 Nog on ge v e e r ti e n ja a r.
4 Ja (a l s ba by).
5 De be n e n .
1
Juist
1
2
3
4
5
1
2
X
3
B
C
4
X
5
1
B
X
2
X
3
4
C
Al ge n .
2 Di e r 2.
3 Va n d i e r 2.
4 Di e r 1, 2 e n 3.
5 De a c h te rp ote n .
6 Me t i n w e n d i ge k i e u w e n .
7
J a , w a n t e e n k i k k e r e e t i n se c te n . In se c te n zi jn
d i e re n .
D
X
extra doelstelling 13
Tot d e n estbl i jv e rs.
2 Tot d e n estv l i e d e rs.
3 Bi j d e n estbl i jv e rs.
4 Nestv l i e d e rs.
5
D eze zoogd i e re n e n v oge ls (n estbl i jv e rs) m a k e n n este n op
v e i l i ge p l a a tse n i n e e n boom of on d e r d e gron d .
1
5
X
6
D
X
X
X
Controleer met het antwoordenboek of
je de diagnostische-toetsvragen goed
hebt gemaakt.
–Heb je geen fouten gemaakt? Begin dan aan de
verrijkingsstof.
–Heb je fouten gemaakt bij een of meer
doelstellingen? Bestudeer dan eerst deze
doelstelling(en) in de samenvatting. Ga na wat je
precies fout hebt gedaan. Begin daarna aan de
verrijkingsstof.
doelstelling 10
1
2
3
4
5
X
1
doelstelling 9
A
X
X
extra doelstelling 12
X
X
X
6
doelstelling 8
A
X
X
Onjuist
Re p rod u c ti e .
Ze l forga n i sa ti e .
Ze l f re gu l a ti e .
Ev ol u ti e .
In te ra c ti e .
30
© Uitgeverij Malmberg
1
1 havo|vwo
VERRIJKINGSSTOF
thema 1 Wat is biologie?
Het menselijk lichaam in getallen
opdracht 1
Beantwoord de volgende vragen. Schrijf bij ieder antwoord de berekening op.
1
Hoe vaak heeft je hart ongeveer geslagen als je 12 jaar bent geworden? Ga ervan uit dat je hart
op elke leeftijd even snel klopt. Een jaar heeft 52 weken.
604 800 k e e r.
Per jaar slaat je hart dan: 52 × 604 800 = 31 449 600 k e e r (ru i m 31 m i l joe n k e e r).
In twaalf jaar slaat je hart dan: 12 × 31 449 600 = 377 395 200 k e e r (on ge v e e r 377 m i l joe n k e e r).
Per week slaat je hart
2 Uit hoeveel procent water bestaat het lichaam van een jongen van 40 kg?
28 /40
70
× 100% =
%
3 Voedsel gaat je mond binnen en via de anus verlaten onverteerde voedselresten je lichaam weer.
Hoelang is de tijd tussen mond en kont gemiddeld?
De tijd tussen mond en kont is gemiddeld 42 uur.
4 In een emmer gaat ongeveer 10 liter vloeistof.
Hoeveel volle emmers zweet produceert een mens ongeveer in een jaar? Ga uit van normale
dagen zonder grote inspanningen. Een jaar heeft 365 dagen.
0,75
Per dag zweet je
365
liter. In een jaar zweet je
273,75
liter zweet.
273,75
/
10
Dat zijn
0,75
×
liter
=
27,3
=
zweet.
emmers zweet 
27
volle emmers
5 Hoeveel centimeter groeit je haar in een maand van 30 dagen? En in een jaar van 365 dagen?
Je haar groeit
of
0,9
0,3
30 × 0,3 = 9
mm per dag. Per maand is dat
cm per maand.
365 × 0,3 = 109,5
mm of
11
cm per jaar.
Afgerond: ongeveer
10, 95
Per jaar:
cm per jaar.
6 In afbeelding 27 zie je een foto van Lee Redmond op 68-jarige leeftijd. Zij is
lang geleden gestopt met het knippen van haar nagels. Daarna zijn haar
nagels 80 cm gegroeid.
Op welke leeftijd is Lee Redmond gestopt met het knippen van haar nagels?
Reken met jaren van 365 dagen.
0,1
Haar nagels zijn 80 cm gegroeid. Nagels groeien
1
1
Per 10 dagen groeien nagels
In 100 dagen groeien nagels:
Dat is
8000
8000
mm per dag.
mm.
cm.
Om nagels 80 cm te laten groeien, duurt het
dagen =
80
×
100
dagen.
/
365
=
21,91
jaar.
22
jaar. 68 –
22
=
46
jaar.
Lee Redmond is dus op 46-ja ri ge l e e f ti jd gestop t m e t h e t
k n i p p e n v a n h a a r n a ge ls.
Afgerond is dat
31
© Uitgeverij Malmberg
mm
▼▼Afb. 27 Lee Redmond.
2
1 havo|vwo
VERRIJKINGSSTOF
thema 1 Wat is biologie?
Kat en hond
opdracht 1
In afbeelding 29 zie je een verzameling kenmerken van een kat of een hond. Noteer deze
kenmerken in de juiste kolom van het schema.
▼▼Afb. 29
vos
kan zeer
goed zien
ja a gt d e
p ro oi op
lo op t
on h oo rb a a r
ja a gt oo k
ov er d a g
jakha ls
is trouw
aan zijn
baas
leeuw
de poten
zijn vrij
lang
jaagt
tegen de
schemering
en ’s nachts
hecht zich
niet erg
aan de
mens
ja a g t
mees tal
alleen
jaagt in
troepen
k a n z ee r
go ed
h or en
lo op t
h oo rb a a r
het
lic ha am is
vri j soe pel
de
klauwen
zijn hard
en stomp
hyena
het
lic ha am is
zee r soe pel
lynx
besluipt
de prooi
tijg er
d e po te n
z ij n v ri j
k or t
d e k la u w en
z ij n sc h er p
en in tr ek ba a r
32
© Uitgeverij Malmberg
VERRIJKINGSSTOF thema 1 Wat is biologie?
Kat
Hond
jaagt meestal alleen
het lichaam is zeer soepel
kan zeer goed zien
hecht zich niet erg aan de mens
besluipt de prooi
jaagt tegen de schemering en
’s nachts
de klauwen zijn scherp en intrekbaar
loopt onhoorbaar
de poten zijn vrij kor t
Verwante diersoorten in het wild:
jaagt ook overdag
de klauwen zijn hard en stomp
loopt hoorbaar
de poten zijn vrij lang
Verwante diersoorten in het wild:
– tijger
– lynx
– leeuw
– hyena
– jakhals
– vos
33
© Uitgeverij Malmberg
jaagt in troepen
het lichaam is vrij soepel
kan zeer goed horen
is trouw aan zijn baas
jaagt de prooi op
3
VERRIJKINGSSTOF
1 havo|vwo
thema 1 Wat is biologie?
Vrouw – man – kind
opdracht 1
Vul het schema in met behulp van internet of naslagwerken. Waar je in het schema een
streepje zet, heeft een vrouwtje of jong geen aparte naam.
Dier
Duif
Eend
Hond
Kat
Kip
Konijn
Leeuw
Paard
Rund
Schaap
Varken
Vrouwtje
Mannetje
duivin
–
teef
poes
hen (kloek)
moer of voedster
leeuwin
merrie
koe
ooi
zeug
doffer
woerd
reu
kater
haan
ram(melaar)
leeuw
hengst
stier
ram
beer
Jong
–
kuiken (piel)
pup
kitten
kuiken
lamprei
welp
veulen
kalf
lam
big
▼▼Afb. 28 Het jong van een leeuw, een hond en een kat.
Controleer met het antwoordenboek of je de verrijkingsstofopdrachten goed hebt uitgevoerd.
34
© Uitgeverij Malmberg
Download