3t 1.1

advertisement
Pincode 6de editie, 3GT antwoorden hoofdstuk 1
Hoofdstuk 1: Hoe groot is jouw welvaart?
Arm en rijk in Nederland
1 - Gemiddeld inkomen per huishouden want met een hoger inkomen kunnen gezinnen
in meer behoeften voorzien.
- Deel van de bevolking met bijstandsuitkering, want een bijstandsuitkering is laag,
daarmee kun je in minder behoeften voorzien.
- Gemiddelde waarde per woning, want mensen met een duurder huis hebben meestal
een hoger inkomen en in meer behoeften voorzien.
2 Pekela: 23.400 – 19.700 = € 3.700 lager dan het landelijk gemiddelde.
3.700 ÷ 23.400 x 100 = 15,8% lager.
Bloemendaal: 37.300 – 23.400 = 13.900 boven het landelijk gemiddelde.
13.900 ÷ 23.400 x 100 = 59,4% hoger.
3 Huishoudens met hoge inkomens kunnen meer geld lenen bij de bank dan huishoudens
met lage inkomens. Daardoor kunnen zij meer of hogere schulden hebben.
4 Pekela: 2, 5 en 6
Bloemendaal: 1, 3 en 4
Weet je het nog?
1 Behoefte – basisbehoeften – overige behoeften.
2 Basisbehoeften: eten – melk –T-shirt – water – woonruimte.
3 Bijvoorbeeld: supermarkt, bakker, slager. Zij verkopen vooral levensmiddelen (eten en
drinken) waar je niet zonder kunt.
4 Je ouders bedoelen dat zij deze reis niet kunnen betalen.
5 Mensen met een klein budget hebben het grootste deel daarvan nodig voor basisbehoeften en houden in verhouding weinig geld over.
Mensen met een groot budget houden in verhouding (veel) meer geld
over en geven dus in verhouding minder geld uit aan basisbehoeften.
6 Je kunt met een veel goedkopere spijkerbroek in je behoefte aan kleding voorzien. Als
je toch € 149 aan een spijkerbroek uitgeeft, is dat luxe en geen basisbehoefte.
7 Goederen: afwasmachine – broodje gezond– laptop – water.
Diensten: auto wassen – band plakken – een popconcert – tandartsbezoek.
8 Goederen bij De Rijwielspecialist: fiets – zadel – km-teller – kabelslot.
Diensten bij De Rijwielspecialist: rem laten repareren – nieuwe kettingkast laten monteren – band laten plakken.
9 Bijvoorbeeld:
zelf je band plakken, zelf je rem repareren, zelf je versnelling afstellen.
10 Een supermarkt verkoopt vooral verbruiksgoederen, zoals bijvoorbeeld fruit, broodbeleg, tandpasta, drinken, wc-papier.
11 Een elektrische tandenborstel is een gebruiksgoed, want hij gaat langere tijd mee. Als
hij goedkoop is, wordt hij beter verkocht. De producent verdient hier niet veel aan. Maar
1
3GT H1 © Noordhoff Uitgevers bv
Pincode 6de editie, 3GT antwoorden hoofdstuk 1
als je hem hebt aangeschaft, heb je ook borsteltjes nodig. Borsteltjes zijn verbruiksgoederen, want ze verslijten en je moet telkens nieuwe borsteltjes kopen. Daar verdient de
producent elke keer geld aan.
12 B
13 Sociale beïnvloeding.
Paragraaf 1.1 Waar heb jij behoefte aan?
1 Eigen antwoord, bijvoorbeeld:
Je ouders geven vooral geld uit aan basisbehoeften zoals boodschappen, huishuur, kleding. Jij geeft je geld waarschijnlijk vooral uit aan overige behoeften zoals een ijsje,
blikje frisdrank, een computergame.
2 a primaire behoeften: een maaltijd, een winterjas.
b secundaire behoeften: een spelcomputer, vakantie.
c Een huis met zes slaapkamers kan voor een groot gezin nodig zijn en is dan een primaire behoefte; voor een klein gezin is zoveel ruimte niet nodig, het is luxe en dus een
secundaire behoefte.
Als je fiets onmisbaar is om naar werk of school te gaan, is het een primaire behoefte.
Gebruik je de fiets alleen voor sport en ontspanning, dan heb je hem niet per se nodig;
het is dan een secundaire behoefte
3 a Aan de spelcomputer.
b Zij hoeven hun eigen eten en woonruimte niet te betalen, kleding wordt ook meestal
door hun ouders betaald. Dus geven jongeren hun geld uit aan leuke dingen.
4 Bijvoorbeeld: kant-en-klaarmaaltijden, smartphone, tablet (iPad), 3D-printer.
5 In de winkelstraat staan panden leeg waarin vroeger winkels zaten. Soms komen daar
dienstverlenende bedrijven voor in de plaats (bijvoorbeeld horeca).
6 Voorbeelden:
- Budget: als je meer geld hebt, koop je meer of duurdere spullen.
- Leeftijd: jongeren kopen een andere soort kleding dan ouderen.
- Geslacht: meisjes/vrouwen geven meer geld uit aan make-up, jongens/mannen geven
meer geld uit aan computerspullen.
-Vrienden en klasgenoten: je koopt algauw dezelfde soort spullen of merken als je vrienden en klasgenoten. Als zij een ijsje kopen, doe jij dat ook.
-Het gezin waarin je opgroeit: elk gezin heeft zijn eigen gewoontes en afspraken; dat zie
je vaak door verschil in eten of inrichting van het huis.
-Reclames die je ziet en hoort: mensen kopen eerder producten/merken die ze kennen
van de reclame, bijvoorbeeld Nikeschoenen en geen onbekend merk.
7 Bijvoorbeeld:
In je vrije middag (tijd) ga je een dagje naar het strand. Daarna koop je van je zakgeld
(bezit) een frietje of een ijsje.
8 Je middelen (je geld) zijn schaars, want je hebt er niet zomaar genoeg van om al je
behoeften te vervullen. Wat je wilt kost bij elkaar meer dan € 25. Je moet dus kiezen aan
welke behoefte je je middelen (je geld) besteedt.
9 Wind en zonlicht zelf zijn niet schaars. Maar wind- en zonne-energie zijn er niet vanzelf. Die energie moet opgewekt worden met windmolens of zonnepanelen. Daarom is
deze energie wel schaars.
2
3GT H1 © Noordhoff Uitgevers bv
Pincode 6de editie, 3GT antwoorden hoofdstuk 1
10 Door meer inkomen, meer zelfvoorziening en lagere prijzen.
11 A, C en D
12 Primaire behoeften:
1 67% van € 1.450 = …
2 267% = 67 ÷ 100 = 0,67
3 0,67 x € 1.450 = € 971,50
Secundaire behoeften
1 24% van € 1.450 = …
2 24% = 24 ÷ 100 = 0,24
3 0,24 x € 1.450 = € 348
Spaargeld
1 9% van € 1.450 = …
2 9% = 9 ÷ 100 = 0,09
3 0,09 x € 1.450 = € 130,50
13 a 1 92% van € 685 =
2 92% = 92 ÷ 100 = 0,92
3 0,92 x € 685 = € 630,20
b Als je eenmaal zonnepanelen hebt, kun je zelf in je behoefte aan elektriciteit voorzien.
Samenvatting
Voorbeelden van primaire behoeften zijn voeding, kleding en woonruimte. Je
overige wensen noem je secundaire behoeften. Omdat je niet in al je behoeften kunt voorzien, moet je prioriteiten stellen.
Om in je behoeften te voorzien heb je middelen nodig zoals geld en tijd. Bijna
alles wat je nodig hebt is schaars, want er is niet vanzelf voldoende van om
alle behoeften te vervullen. Als iets schaarser wordt, gaat de prijs ervan omhoog/stijgen. Als je veel middelen hebt waarmee je in veel behoeften kunt
voorzien, is je welvaart groot.
3
3GT H1 © Noordhoff Uitgevers bv
Download