Recht op onderwijs en informatie

advertisement
Recht op onderwijs en informatie
(Uit: Recht in de roos)
1.
Kennismaking met recht op onderwijs
Doel





Kennismaken met het recht op onderwijs.
Kennismaken met de organisatie ‘Mobile school’.
De kinderen maken een vergelijking tussen kinderen die niet naar school kunnen en zichzelf.
De kinderen leren waarom naar school gaan belangrijk is.
De kinderen zamelen geld in voor de mobiele school zodat straatkinderen toch onderwijs kunnen krijgen.
Benodigdheden
 Tekening ‘recht op onderwijs’ (www.vormen.org , kinderrechten tekeningen
 Kopie van de tekst ‘Elk kind heeft recht op onderwijs en informatie’ voor elke leerling (uit ‘Kinderrechten in
kindertaal’, www.vormen.org).
Werkwijze
Stap 1: Inleiding
 Je hangt de tekening ‘recht op onderwijs’ in ‘t midden van het schoolbord. Je vertelt dat dit een voorstelling
van één van de kinderrechten is en stelt onderstaande vragen ter bespreking. De antwoorden van de
kinderen schrijf je, samengevat in staakwoorden, rondom deze tekening.
• Over welk recht gaat deze tekening?
• Wat betekent dit recht volgens jou?
• Waarom zou men dit recht opgenomen hebben bij de kinderrechten?
• Waarvoor hebben kinderen onderwijs nodig?
• Wat is er goed aan naar school kunnen gaan?
• Wat kunnen de gevolgen zijn indien een kind niet naar school kan gaan?
• ...
Stap 2: Leesopdracht
 Je geeft de leerlingen de tekst ‘Elk kind heeft recht op onderwijs en informatie’. Je laat ze de tekst lezen met
als opdracht: “Vat de belangrijkste onderdelen van deze tekst samen in 5 punten.”
 Je laat enkele leerlingen hun 5 belangrijkste punten voorstellen. Degene die al op bord staan vanuit de
inleiding, omcirkel je. Nieuwe elementen schrijf je bij op het bord.
 Vanuit deze punten leg je de aandacht op de vraag “Wat kunnen wij zelf doen om het recht op onderwijs
voor alle kinderen mee te helpen waarmaken?”
• Hier bij ons, in onze klas/school?
1 | Recht op onderwijs en informatie
• Voor kinderen elders in de wereld die niet naar school kunnen gaan?
Stap 3: Verder onderzoek
 Je daagt de kinderen uit om actie te ondernemen voor dit recht. Ze kunnen er zelf namelijk ook echt iets




aan doen! Je kan de kinderen zelf ideeën laten zoeken voor actie of je kan hen voorstellen om een krant te
maken over het recht op onderwijs als onderdeel of start van een actieprogramma.
Je stelt voor om met heel de klas een krant te maken over het recht op onderwijs.
In de leestekst wordt gesproken over de organisatie Mobile School. De leerlingen gaan eerst een kijkje
nemen op de www.mobileschool.org
De leerlingen beantwoorden de volgende vragen:
• Wat doet Mobile School?
• Hoe is de organisatie ontstaan?
• In welke landen is ze actief?
• Wat is een mobiele school?
• Hoeveel mobiele scholen zijn er?
• Waarom is naar school gaan belangrijk?
• Waarom leven kinderen op straat?
• Wat is het verschil tussen kinderen van de straat en kinderen in de straat?
• Hoeveel kost een nieuwe mobiele school?
• …
Misschien hebben de kinderen zelf nog belangrijke vragen waar ze een antwoord op willen. Dit wordt
allemaal samengevat en wordt de startpagina van hun krant.
Stap 4: Een krant maken over ‘Mobile School’ en de mobiele schooltjes
 De kinderen kiezen een taak die hen het beste ligt: redacteur, fotograaf, journalist, tekenaar, lay-outer,
drukker, verkoper, enz… Als leerkracht ben je de eindredacteur.
• Journalisten gaan vragen stellen in de school aan kinderen, ouders, leerkrachten, directeur.
• De redacteurs schrijven artikels uit en denken met de journalisten na over vragen die zij kunnen stellen.
Zoals:
 Is er in onze school aandacht voor kinderrechten?
 Waarom?
 Hoe komt dit tot uiting?
 Hebt u al eens gehoord van ‘Mobile school’ en de mobiele schooltjes?
• Fotografen maken foto’s van de interviews, van de actie, van de school…
• Tekenaars maken cartoons, illustraties, een stripverhaaltje…
• Drukkers typen de interviews uit, zorgen voor het kopiëren.
• Verkopers bedenken op welke manier de krant zo goed mogelijk verspreid wordt en organiseren ook de
verspreiding.
• De eindredacteur helpt alles in goede banen te leiden.
Stap 5: De actie
 De hele klas kiest daarna een geschikte actie en voert deze zo goed mogelijk uit.
 Voorbeelden van acties:
• Stoepkrijtactie: voor 1 euro komt je naam op de speelplaats! Verzamel zoveel mogelijk namen van
mensen die voor 1 euro hun naam op de speelplaats willen. Schrijf de namen met stoepkrijt op de
speelplaats.
• Maak een liedje: maak een liedje over straatkinderen die niet naar school kunnen. Voer dit liedje ergens
op (school, winkelstraat, markt…)
2 | Recht op onderwijs en informatie
• In de verf zetten: maak schilderijen over kinderen die niet naar school kunnen en verkoop deze.
• Verkoop de schoolkrant over mobiele schooltjes.
 De opbrengst van de actie kan je schenken aan de organisatie Mobile School. Kies vijf foto’s van jullie actie
uit en mail deze naar [email protected] (vermeld de naam en stad van jullie school en de datum van
de actie). Deze komen dan wellicht op de website terecht . Vraag wel even na of iedereen die op de foto
staat, ermee akkoord gaat dat de foto op deze site gepubliceerd wordt.
3 | Recht op onderwijs en informatie
1.
Netwerken
Doel




Kennismaking met het recht op informatie.
Kennismaking met de werking van het internet.
Leren over censuur.
Vragen over kinderrechten beantwoorden.
Tijd
60 à 90 minuten
Benodigdheden
 Spelbord: de wereldkaart in bijlage sterk vergroten of er zelf een gelijkaardige maken.
 Kaartjes met algemene vragen, stellingen over censuur, opdrachten, computervirus, hacker, geld,
rekeningen en joker die er aan de achterkant allemaal eender uitzien: zie bijlagen.
 Computerkaartjes in verschillende kleuren naar gelang het aantal deelnemers.
 Kroonkurken (per deelnemer een andere soort).
 Schrijfgerief en papier.
Werkwijze
Stap 1: Voorbereiding
 Maak al de benodigdheden klaar. Lees de vragen eens door en pas ze eventueel aan het niveau van de
spelers aan of aan de inhoud die je wil behandelen. Schud de kaarten door elkaar en leg ze op een stapel
naast het spelbord. Voorzie een stapel extra geldkaartjes voor de bank.
 Duid een spelleider (kind, begeleider ...) aan. De spelleider is tegelijk de ‘bank’ en beheert ook de
verschillende kaartjes. Hij ziet er op toe dat de trekking eerlijk verloopt en dat er niet vals wordt gespeeld.
 Leg het doel van het spel uit: de spelers trachten zo’n groot mogelijk netwerk uit te bouwen dat zich over
de hele wereld uitstrekt.
Stap 2: Het spel zelf
 Elke speler krijgt 5 geldkaartjes en een computerkaart. Elke deelnemer plaatst zijn computer op het
spelbord op een stip in een land naar keuze.
 De jongste speler begint.
 De spelers trekken om de beurt een kaartje en handelen volgens de kaart die ze getrokken hebben




(antwoorden, doe-opdracht, enz.).
Per correct antwoord of per verdiende kilometer krijgen de spelers één (of meer) kroonkurken (van hun
eigen soort) die ze dan op een bolletje op het spelbord moeten plaatsen. Zo kunnen ze vertrekkend vanuit
hun eigen computer steeds verder hun netwerk over de wereld uitbouwen. Let op! De kroonkurken moeten
op dezelfde lijn liggen. Alleen vanop kruispunten kan je verschillende richtingen uit.
Bij elke beurt ontvangt de speler één geldkaartje van de bank, behalve als hij een viruskaart getrokken heeft
of een beurt moest overslaan.
Bij gelegenheid van hun beurt kunnen spelers ook extra netwerk aankopen met hun geld (2 geldkaartjes per
kroonkurk). Maar pas op! Wanneer men geen geld meer heeft, kan men zijn netwerk niet meer herstellen
van een virus en kan men zijn rekeningen niet meer betalen. Dan verliest men dus netwerk en moet men
kroonkurken inleveren bij de bank (1 kroonkurk is dan slechts 1 geldkaartje waard).
De winnaar is diegene die op het einde van het spel de meeste kroonkurken op het spelbord heeft staan.
4 | Recht op onderwijs en informatie
Toelichting: de verschillende kaartjes
 Kaartjes met stellingen over censuur.







Dit zijn kaartjes met stellingen. De speler voorspelt -in het geheim, genoteerd op een stukje papier - de
mening van de groep over de stelling ‘waar of niet waar’. Als de speler het juist heeft, mag hij een
kroonkurk van andermans netwerk afnemen. Heeft de speler de voorspelling fout, dan verliest hij een
netwerkkaartje en moet hij het aan een andere speler geven. De begeleider licht indien nodig het correcte
antwoord toe.
Kaartjes met algemene vragen.
Als de vraag juist beantwoord wordt, krijgt de speler een stukje netwerk (kroonkurk).
Kaartjes met een computervirus.
De speler ontvangt geen geld en moet een beurt overslaan omdat zijn netwerk hersteld moet worden.
Kaartjes met doe-opdrachten.
Als de speler de opdracht goed uitvoert, krijgt hij twee extra kroonkurken om zijn netwerk uit te breiden.
Kaartjes met geld.
Bij elke beurt krijgt de speler één geldkaartje. Per vier kroonkurken op zijn netwerk krijgt de speler nog eens
een extra geldkaartje, omdat er steeds meer mensen op zijn netwerk surfen. Met het geld kan de speler
rekeningen betalen of extra netwerk aankopen. Als een speler een rekening niet kan betalen, verliest hij
kroonkurken.
Kaartjes met rekeningen.
Internet kost geld. De speler betaalt aan de bank zoals aangegeven op het kaartje.
Hackerkaartjes.
Hiermee kan een speler andermans netwerk blokkeren voor 2 beurten: hij geeft het kaartje aan een andere
speler en die moet dan 2 beurten overslaan.
Joker.
Wie een joker trekt, mag nogmaals een kaartje trekken. De joker mag bewaard worden en naar keuze één
keer ingezet worden (voor het antwoord of de opdracht!). De beloning wordt dan verdubbeld indien het
antwoord (of de uitvoering van de opdracht…) juist is.
Tips voor de begeleider
 Pas de algemene vragen aan de leerstof aan.
 Bij grote groepen kan je de groep opsplitsen en de leerlingen in kleinere groepen zelf laten spelen of met
kleine groepjes (van 2 of 3 personen) met eenzelfde computerkaart aan 1 spelbord spelen.
5 | Recht op onderwijs en informatie
Bijlage: Spelbord
6 | Recht op onderwijs en informatie
Bijlage: Computerkaartjes
7 | Recht op onderwijs en informatie
Bijlage: Kaartjes ‘Algemene vragen’
Welk kinderrecht is het belangrijkste?



Het recht op vrije meningsuiting.
Het recht op bescherming bij adoptie.
Ze zijn allemaal belangrijk.
Wanneer kwam het internationaal kinderrechtenverdrag tot stand?



1989
1987
1999
Welke landen hebben het kinderrechtenverdrag niet ondertekend?



Birma en Zuid-Afrika
Verenigde Staten en Somalië
Ivoorkust en Soedan
Hoeveel artikels bevat het kinderrechtenverdrag?



34
44
54
Is het recht op onderwijs opgenomen in de kinderrechten?


Ja
Nee
8 | Recht op onderwijs en informatie
Waarvoor staan de letters VN?


Verenigde Naties
Vergadering van Nationaliteiten
Heeft een volk recht op een cultuur die ingaat tegen de idealen van de
mensenrechten?


Iedereen heeft recht op een eigen cultuur, maar de mensenrechten mogen daarin
niet geschonden worden.
Je doet in je eigen cultuur wat je wil. Mensenrechten zijn daarin niet belangrijk.
Welke twee manieren om een leerling te straffen zijn verboden volgens de geest van
het kinderrechtenverdrag?



De leerling door de andere leerlingen laten uitlachen.
De leerling slaan.
De leerling een taak opnieuw laten maken.
De rechten uit het kinderrechtenverdrag gelden (in het algemeen) voor alle jongeren
onder de



21 jaar
18 jaar
14 jaar
Noem 3 informatiebronnen die voor jou belangrijk zijn en waartoe jij dus toegang
moet krijgen.
9 | Recht op onderwijs en informatie
Noem 4 kinderrechten uit het kinderrechtenverdrag.
Kinderen met een handicap hebben dezelfde rechten als andere kinderen.



Ja, tenminste indien ze kunnen spreken.
Ja, op voorwaarde dat ze kunnen lezen en schrijven.
Ja, en om hen van dezelfde rechten te laten genieten moeten extra inspanningen
gedaan worden.
Kinderen die uit hun land gevlucht zijn en in ons land verblijven, mogen bij ons naar
school gaan ...



Indien ze voldoende Nederlands kunnen.
Indien ze een geldig paspoort kunnen voorleggen.
In elk geval: elk kind moet onderwijs kunnen volgen.
De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens werd goedgekeurd in ...



300 voor Christus
1948
2000
In België mogen kinderen slechts bij het leger gaan werken ...



Vanaf 14 jaar.
Vanaf 16 jaar.
Vanaf 18 jaar.
10 | Recht op onderwijs en informatie
Waarvoor staan de letters AI?



Amnesty International
America International
Africa International
Waar ligt het hoofdkwartier van de Verenigde Naties?



In New York.
In Los Angeles.
In Washington.
Op welke dag wordt de verjaardag van de Universele Verklaring van de Rechten van
de Mens gevierd?



Op 10 april.
Op 10 oktober.
Op 10 december.
Wat is UNICEF?



Het kinderfonds van de Verenigde Naties.
Een voedselfonds van de Verenigde Naties.
De Belgische afdeling van de Verenigde Naties.
Welk zijn voorbeelden van kinderarbeid?



Een landbouwerszoon van 12 moet helpen op de velden en kan daardoor één dag
per week naar school gaan.
Een kind van 8 moet 5 dagen per week gedurende 8 uren aan een weefgetouw
werken.
Een kind van 11 moet wekelijks het gras afrijden in de kleine voortuin.
11 | Recht op onderwijs en informatie
Bijlage: Kaartjes ‘Stellingen censuur’
Censuur 1
Internet is voor iedereen vrij toegankelijk.
Waar of niet waar?
Censuur 2
Censuur is iets van tijdens de wereldoorlogen,
het bestaat nu niet meer.
Waar of
niet3waar?
Censuur
In België is er nog censuur.
Waar of niet waar?
Censuur 4
Censuur bestaat alleen in landen
met een dictator aan het hoofd.
Waar of
niet5waar?
Censuur
Als ik een tekst overneem van iemand anders en
ik plaats er mijn naam onder, dan is daar niets fout mee.
Waar of niet waar?
12 | Recht op onderwijs en informatie
Censuur 6
Als mama voor de tv gaat staan als er iets op te zien is
dat ik volgens haar niet mag zien, is dat censuur.
Waar of
niet7waar?
Censuur
Als mijn vader mijn brieven opent,
is dat een schending van mijn privacy.
Waar of
niet8waar?
Censuur
Alle opgeslagen informatie die over mij gaat,
mag ik inkijken wanneer ik wil.
Waar of
niet9waar?
Censuur
Alle informatie moet voor iedereen en
overal onbeperkt toegankelijk zijn.
Waar Censuur
of niet10waar?
Ik mag op mijn website schrijven wat ik wil.
Waar of niet waar?
13 | Recht op onderwijs en informatie
Bijlage: Kaartjes opdrachten
Veeg het bord schoon.
Bedenk 5 goede smoezen
om te laat te komen in de klas.
Vertel een mop.
Maak het geluid van een giraf.
Schud iedereen de hand.
14 | Recht op onderwijs en informatie
Spring tien keer op en neer.
Veeg het klaslokaal schoon.
Sta één minuut op één been.
Brul als een leeuw.
Ruim je lessenaar op.
15 | Recht op onderwijs en informatie
Geef water aan 2 planten.
Spring zoals een konijntje.
Vertel een verhaal
over een worm en een vogel.
Zing een liedje.
Doe een gek dansje.
16 | Recht op onderwijs en informatie
Los 5 rekensommen op.
Noem vijf Europese hoofdsteden.
Maak een tekening op het bord.
Zeg een gedichtje op.
Raak met je vingers je tenen aan,
maar je benen moeten gestrekt blijven!
17 | Recht op onderwijs en informatie
Bijlage: Kaartjes rekeningen
Je surft nu al een tijdje op het internet.
Je moet een rekening betalen
van twee geldkaartjes.
Je systeem is verouderd en
je moet je systeem updaten.
Je moet aan de computerhandelaar
één geldkaartje betalen.
Je computer is stuk en
je moet er een nieuwe kopen.
Je betaalt drie geldkaartjes.
Je hebt een virusscanner nodig om je computer te
beschermen tegen virussen.
Dat kost je één geldkaartje.
Je kleine broertje heeft je muis stuk gemaakt. Je moet
naar de winkel om een nieuwe en
je betaalt één geldkaartje.
18 | Recht op onderwijs en informatie
Je wil nog meer bezoekers
op je netwerk ontvangen,
daarom moet je een sterkere server kopen.
Je betaalt twee geldkaartjes.
Elektriciteit kost geld.
Je betaalt één geldkaartje.
Je wil een nieuw computerscherm kopen omdat je oude
te klein is.
Je betaalt twee geldkaartjes.
19 | Recht op onderwijs en informatie
Bijlage: Kaartjes computervirussen
Virus
Virus
Virus
Virus
Virus
20 | Recht op onderwijs en informatie
Bijlage: Kaartjes geld
€€€
€€€
€€€
€€€
€€€
21 | Recht op onderwijs en informatie
Bijlage: Kaartjes ‘hacker’
22 | Recht op onderwijs en informatie
Bijlage: Kaartjes ‘Joker’
Joker
Joker
Joker
Joker
Joker
23 | Recht op onderwijs en informatie
Download