Preek op Paasochtend 2015 in de Morgensterkerk over Psalm 30, Lukas 8: 1-3 en Lukas 24: 1-12 Inleiding Op deze grote dag van Pasen beginnen wij met een nieuwe serie. Nadat wij de afgelopen tijd zo intensief het boek Ester gelezen hebben, gaan wij de komende tijd vieren rond de Apostolische Geloofsbelijdenis. In dat boek Ester ging het met geen woord over God; in dat hele boek kwam het woord God niet voor, en ging het niet over een eventueel geloof van mensen in God – enorm interessant en inspirerend… Nu zullen we ons de komende tijd verdiepen juist in de geloofsbelijdenis van de kerk. De kerk die zingt: Ik geloof in God de Vader, God de Zoon, God de Heilige Geest. Wat bedoelen we eigenlijk als we dat zingen? Daar zal het over gaan. Nu is het vandaag Pasen. Dat maakt dat we beginnen – in het midden. En dat zou wel eens een heel goede zaak kunnen zijn, om niet van de eerste zin naar de laatste zin te gaan, maar om te beginnen bij het centrum, de kern, de hoofdzaak. En die hoofdzaak is: Pasen. Het woord: ‘…ten derden dage opgestaan van de doden’. Nu is het zo: als wij daar iets van geloven, als wij daar iets van fiducie in hebben – dan komt dat door een groepje vrouwen. Zo wordt het verteld: vrouwen horen het het eerst, en geven het door. En daarom zullen wij vandaag op hen letten. Wie zijn eigenlijk die vrouwen? De evangelist Lukas geeft ze een naam en een gezicht. De eerste lezing is een gedeelte uit Psalm 30, de tweede lezing een fragment uit Lukas 8 en de derde lezing het Paasverhaal uit Lukas 24. En steeds komen we die vrouwen tegen. Preek Lieve gemeente, De kerk belijdt het geloof. Geloven, dat is in de Bijbel: vertrouwen. Dat je er fiducie in hebt. Dat je vertrouwt op de God van de Bijbel. Dat je JA tegen hem zegt. De God die in de geloofsbelijdenis bezongen wordt als God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. Mensen vertrouwen. De kerk gelooft. Wij zeggen en zingen: JA. Dat is prachtig. En, we zullen ook nog wel onze handen eraan vol hebben. Want wat betekent dat nu allemaal precies, en hoe kun je dat zien? In God geloven… Voor iedereen is dat weer anders natuurlijk. Over al die dingen gaan we het hebben! Hier in de diensten, maar vooral ook met elkaar in gesprek, samen als een kring. Maar nu is het vandaag Pasen. En daarmee zijn we meteen bij de kern. De hoofdzaak. Dit is het grootste. Maar, gek genoeg zet deze hoofdzaak meteen alles op z’n kop. Hier wordt alles meteen 180 graden omgedraaid. Pasen zegt ons namelijk, dat God in óns gelooft. Dat hij JA tegen óns zegt. Dat hij ons bevestigt in wie wij zijn. De opstanding van Jezus uit de dood wil zeggen: de Mensengod van Israël wil verder met ons. Hij wil het menselijk leven. Hij wil niet dat wij verzinken in het niets. Hij wil niet dat wij nederdalen ter helle. Hij gunt aan de dood niet het laatste woord. Leven zullen we. Toekomst zullen we hebben. Daar zegt Pasen, denk ik: de dood is overwonnen, wij gaan richting het leven, Jezus voorop. Deze God laat ons niet vallen, hij gelooft in ons. En dat is, om precies te zijn, 1000x belangrijker dan dat wij in hem geloven. Wij willen misschien (!) verder met hem, maar vooral: hij wil verder met ons. Dit is je-van-het. Pasen. Dit is zeker, dit staat vast. II Nou ja… zeker… vast…? Komen daar die vrouwen bij het graf vandaan. Met dit bericht, dit grote bericht van Pasen… Wat zeggen de mannen: Onzin, flauwekul, vrouwenpraat. Je zou kunnen denken: typisch mannen. Altijd twijfelen, altijd sceptisch. En je zou kunnen zeggen: de mannen moeten nou maar eens een beetje meer luisteren naar de vrouwen. En dat zal vast ook wel waar zijn! Maar ik wil het toch nog even een beetje opnemen voor die mannen. Neem het ze eens kwalijk. Geef ze eens ongelijk. Het is namelijk niet te geloven. Dit is in de meest letterlijke zin ongelofelijk. Het ligt veel meer voor de hand om dit Paaswoord, dit woord van leven en toekomst, onzin te vinden. Alles spreekt het namelijk tegen. Alles spreekt het tegen. Lieve help, onze wereld is zo rot. Als je alleen al terugkijkt over de afgelopen weken. Die verschrikkelijke vliegramp, die verschrikkelijke aanslag op studenten in Kenia. Grotendeels christelijke jongens en meiden vermoord door leeftijdgenoten van die I.S. Als je dat allemaal ziet, dan weet je: dood en verderf zijn oppermachtig in onze wereld. Wij gaan helemaal niet een goede weg naar de toekomst toe. Dat is niet zo. Domineespraat, onzin, flauwekul. Zie je, dit bericht van Pasen wordt zo aan alle kanten tegengesproken. De feiten van onze wereld zijn zo hard. De feiten zijn van steen. En wie kan die steen wegrollen? Nee, het bericht van Pasen is niet hard te maken. Het heeft geen enkele basis. Dat moeten we ons goed realiseren: het is maar een bericht, waarmee die vrouwen aankomen. Ze zéggen het alleen maar. Inderdaad, ze hébben geen bewijs. Je kunt het meteen ontkennen. Dit bericht van Pasen is kwetsbaar, wankel. Voor hetzelfde geld geloof je het niet. Alle begrip daarvoor. Dat moeten we ons realiseren: het is slechts een bericht. Een weerloos woord. En verder staan we totaal met lege handen. Je kunt hier eigenlijk alleen maar met schroom over praten. Het enige wat je misschien kunt, is hier hard van zingen. Dat denk ik: het lied kan dat. Zingend doen we even alsof het vaststaat. Alsof er geen speld tussen te krijgen is. Dat doet het lied. We zingen: Dit is je-van-het. Dus als we nu zometeen zingen, zing dan ook uit volle borst! Zing mee. Tegen alles in. Ja, want het is tegen alles in. Aan alle kanten te ontkennen. Weerloos in onze wereld. Niet als een knallend lied, maar veel meer als een kwetsbare melodie van één viool… Het is maar een melodie. Het is maar een woord. III Maar voordat we het nu dáárbij laten, moeten we misschien toch nog weer even terug naar die vrouwen. Laten we nu toch nog even goed naar hen luisteren. Wie zijn zij? Wat hebben zij eigenlijk precies te vertellen. Om te beginnen: het is natuurlijk toch wel geweldig dat het vrouwen zijn die de eerste getuigen zijn, de eersten bij het lege graf. Je zou kunnen zeggen: de eerste gemeente, met de eerste geloofsbelijdenis, dat zijn deze paar vrouwen. In een wereld (om van de kerk helemaal maar te zwijgen), waarin vrouwen eeuwenlang op de tweede rang zaten, zijn zij hier de eersten. Op het belangrijkste moment van heel de Bijbel misschien wel – zijn het vrouwen die horen en zien en spreken. Dat is natuurlijk heerlijk-tegendraads. Maar wie zijn zij nu eigenlijk? Lukas geeft ze namen. En hij laat hun gezicht zien, hij laat iets zien van hun geschiedenis. Het blijken vrouwen te zijn die al die tijd al bij Jezus waren. Het zijn vrouwen die gegrepen zijn door wat Jezus zegt en doet. En hoe gegrepen? Nu, ze hebben het in hun eigen leven ervaren. Ze hebben het aan den lijve ondervonden. We hoorden dat fragment, over deze vrouwen die genezen werden. Maria van Magdala, Johanna, Susanna. Wat hebben ze ervaren, deze vrouwen? Genezing, redding. Wat hebben zij ervaren? Pasen! Niets minder dan dat. Lang voordat het Pasen wordt in het evangelie, hebben zij Pasen meegemaakt, in hun eigen leven, aan hun eigen lijf. Want dat is Pasen. Of liever: zo gebeurt Pasen: als in een mensenleven het licht doorbreekt. Pasen is niet alleen maar dat ene feest in het jaar. Pasen is ook niet alleen maar dat ene moment van de opstanding van Jezus. Ja, dat is het éérst, mar vervolgens straalt het alle kanten op, tot ons aan toe. Pasen is: hier en nu. Pasen is: Jezus opgestaan, om mensen te doen opstaan. Jezus als de toekomstmens, om mensen toekomst te geven. Pasen kan zomaar gebeuren, midden in het leven. En het gebéurt. Mensen hebben die ervaring. Mensen vertellen die verhalen. Dat ze in hopeloze, vastgelopen situaties toch weer een weg zagen. Dat ze opstonden. Dat ze weer gingen leven. Als dat gebeurt, dan is dat een teken van Pasen. De uitstraling van de Opgestane: dat mensen genezing, bevrijding, opstanding vinden. IV Zoals het dus verteld wordt over Susanna, Johanna, Maria… En stel je nu eens voor, dat Maria van Magdala hier vandaag het woord neemt. Dan zou ze misschien wel zoiets zeggen: ‘Het centrum van mijn leven is Pasen geworden: de opwekking van Jezus uit de dood. Maar ook mijn opwekking uit een doods bestaan. Jezus’ lege graf. Maar ook mijn lege graf. In alle hoop dat heel de wereld nog eens uit de dood getild zal worden. Natuurlijk is jullie antwoord dat het onzin is, als ik vertel wat ik te vertellen heb. Natuurlijk. Het is ook te vreemd, te gek. Maar al te vaak geloven mensen het niet, ervaren mensen het niet. Dan is het leven te hard. God weet… dat dat maar al te vaak zo is. Maar blijf hopen, blijf zoeken. Let in ieder geval op de tekenen! Opstanding! Het laatste woord is niet meer aan de dood, of de chaos of de gevangenschap of de ziekte. Het woord is aan de God van het leven. En hij zegt JA. En zijn JA geldt voor heel de wereld. Zo groot is deze dag. Ja, het is groot. Maar, kijk, het is ook heel klein. Het is Pasen voor heel de wereld, maar: ook voor jou. Deze God zegt JA tegen het mensenbestaan, maar ook tegen jóuw bestaan. Het is klein. Het is: dat hij in jou gelooft. Dat hij met jou verder gaat, jouw toekomst maakt. Het is voor jou, zoals het is voor mij. Zoals het mij is gebeurd. Ja… dat ik er nog ben, dat ik überhaupt nog leef, dat ik nu kan gaan en staan als een vrij, vrolijk mens… Ik had geen toekomst, maar ik heb toekomst gekregen – dat is voor mij bewijs genoeg. Bewijs voor iets waarvoor geen enkel bewijs is. Kijk, ik kan het ook niet geloven. Ach, dan maar niet. Maar toch, uit alle wonderen om mij heen, en in mij, spreekt dat God heeft gesproken.’ Lof zij u, Christus!