EINSTEIN IV (Slot) Met dit deel zullen we de artikelenreeks betreffende Einstein afsluiten, en deze was niet gering. In de periode '91-'93 verschenen 8 afleveringen betreffende de Speciale Relativiteitstheorie (SRT) en vanaf '93, 7 artikelen betreffende de Algemene Relativiteitstheorie (hierna ART genoemd). Deze grote aandacht voor Einstein in een sterrenkundig blad als 'VESTA" is m.i. niet misplaatst. Hawkins schreef in 'De aard van ruimte en tijd' (1996, ruim 40 jaar na de dood van Einstein) dat het werk van Einstein van fundamentele, ja onontbeerlijke betekenis is geweest voor een (beter) begrip van het ontstaan en de aard van het heelal ! Toch is de levensloop van de geniale man in feite een anticlimax geweest. Zoals U weet, schreef hij reeds op jeugdige leeftijd (hij was toen 26 jaar, zie ook VESTA nr. 42) 4 zeer belangrijke artikelen, elk goed voor het verkrijgen van een Nobelprijs ! Beroemd is hij echt geworden door zijn in 1906 gepubliceerde Speciale Relativiteit (E = m.c² !), maar vooral de ART, (in feite de verbeterde versie van de zwaartekrachtstheorie van Newton), gepubliceerd in 1917, was voor de kosmologie van fundamenteel belang. Een belangrijk gevolg van de ART was de voorspelling van het bestaan van zwarte gaten (zie VESTA nrs. 51 en 53) waarbij (een grote hoeveelheid) massa ineenstort tot een punt: een singulariteit genoemd. Maar .. toen kwam een andere zéér belangrijke ontdekking, die werkelijk minstens zo grondig als de SRT en de ART de fundamenten van de fysica deed schudden: het golfkarakter van de materie: Massadeeltjes kunnen ook als golfjes voorgesteld worden met een golflengte (lambda) = h/mv . In het atoommodel van Bohr draaien elektronen om de kern in speciale banen, waarbij de omtrek van de baan een geheel aantal malen de bijbehorende golflengte is. Konsekwentie van deze theorie is, dat een deeltje niet meer als een punt voorgesteld wordt, maar uitgesmeerd over de ruimte. De preciese plaats van het elektron kan niet meer aangegeven worden; er is sprake van een onzekerheid ! (Onzekerheidsrelatie van Heisenberg). En deze onzekerheid kon Einstein niet accepteren ! Beroemd geworden is het debat in 1927 tussen Einstein ('God dobbelt niet !') en Bohr, waarbij Bohr overtuigend als winnaar te voorschijn kwam. Het golfkarakter van de materie was de aanzet tot de zg. kwantumtheorie, waaruit de kwantummechanica is ontwikkeld. Het niet willen aanvaarden van deze kwantumtheorie was de grootste blunder die Einstein begaan heeft en zijn latere leven in zekere zin vergald. Een andere 'blunder', het invoeren ven de z.g.. 'kosmologische constante' om daarmee het niet inkrimpen (exploderen) van het heelal te kunnen verklaren, gaf hij wél toe maar achteraf bleek dat idee niet eens zo verkeerd, toen Hubble experimenteel aantoonde, dat het heelal inderdaad explodeert ! De laatste dertig jaar bracht Einstein door met het trachten samen te brengen van zwaartekracht en elektriciteit. Maar helaas, dit werk bleek vruchteloos door het niet willen aanvaarden van de kwantumtheorie. In 1955 stierf Einstein als een ontgoocheld man, maar desondanks blijft Einstein één der grootste, zo niet dé grootste aller tijden. HET 'POST' EINSTEIN TIJDPERK Na de dood van Einstein bleef men met een levensgroot probleem zitten: in de ART was het onzekerheidsprincipe niet opgenomen en in die zin was de ART een 'klassiek theorie'. Voor de toepassing van de ART in de astronomie was dat geen enkel probleem, maar wel voor de beschrijving van de microcosmos, zoals die van het de elementairdeeltjes en ook het atoom. Hier kwam de ART in de problemen en nog steeds is op dat terrein geen oplossing gevonden: hier zijn de ART en de kwantummechanica met elkaar in strijd. Neem nu de kwestie van de zwarte gaten: volgens Einstein krimpt de massa ineen tot een punt, een singulariteit. Het kleinst mogelijke zwarte gat heeft de z.g.. Planck-massa: m = 10 -10 kg. De dichtheid hiervan komt overeen met die van het heelal in een zéér vroeg stadium. De 'leeftijd van het heelal is dan 10-43 s ! Men is niet in staat het heelal tussen t = 0 en dat tijdstip te beschrijven. Dan komen ART en de kwantummechanica met elkaar in conflict: volgens de ART (Einstein) is de afmeting van het heelal dan een punt (een singulariteit), volgens de kwantummechanica tgv het onzekerheidsprincipe echter 'uitgesmeerd'. Inherent aan dit probleem is het 'onder één noemer brengen' van de ons bekende krachten: de elektrische- en magnetische kracht, de zwakke wisselwerking (verantwoordelijk voor de radioactieve straling), de sterke wisselwerking (welke de deeltjes in de atoomkern bij elkaar houdt) en tot slot de zwaartekracht. De twee eerstgenoemde krachten konden al vrij snel tot één kracht, de elektromagnetische kracht samengebracht worden. Later is het ook gelukt om de beide wisselwerkkrachten daar bij te voegen, zodat alle krachtwerkingen nu in één theorie (de GUT) zijn ondergebracht, met uitzondering van de zwaartekracht. Dit in feite het gevolg van het feit dat de zwaartekracht zo ongelooflijk zwak is in vergelijking met de andere krachten. De theorie die de elektromagnetische kracht, de zwakke en de sterke wisselwerking omvat, noemt men ook wel de G.U.T. : de Grand Unified Theorie. Pas een kleine twintig jaar na de dood van Einstein werd een eerste stap gezet naar de oplossing van dit knellende probleem: In 1974 kwam Hawkings met de theorie van de exploderende zwarte gaten: deze zouden, ondanks het keiharde feit dat aan zwarte gaten niets kan ontsnappen. toch straling uitzenden (zie VESTA nr. 58). Ook dat van Penrose, die kwam met zijn 'twistor' project, moet genoemd worden. Overigens zijn Hawkings en Penrose het lang niet met elkaar eens. Vergelijkbaar met het beroemde debat tussen Einstein en en Bohr ('27) is het debat (in 1994) tussen deze heren, waarbij Penrose als relativiteitstheoreticus vergelijkbaar is met Einstein en Hawkings als kwantummechanicus met Bohr. SUPERZWAARTEKRACHT. In 1976 kwamen Hawkings en Penrose met hun 'superzwaartekrachttheorie om de kloof tussen ART en de kwantumtheorie te overbruggen. In deze theorie wed een einde gemaakt aan het onderscheid tussen de twee klassen van deeltjes: 1) De materie deeltjes waarvan de elektronen en de quarks de belangrijkste vertegenwoordigers zijn en 2) De krachtvoerende deeltjes, zoals de fotonen (zoals het licht), die een rol spelen bij het elektromagnetisme en de mesons, de krachtoverbrengende deeltjes bij de kernkrachten. Bij de vorming van materiedeeltjes gelden bepaalde wetten: wordt er een elektron gevormd, dan dient tegelijkertijd een antideeltje, het positron gevormd worden. De vorming van een dergelijk paar kan geschieden door annihilatie van een foton, dat zelf ook weer gevormd kan worden door annihilatie van een materie-antimaterie deeltjespaar. (zie ook VESTA nr. 31). Voor de overbrenging van de zwaartekracht zijn gravitonen ingevoerd (zie VESTA nr. 57). Alhoewel de totale heelalmassa voor 99,99 (etc)% uit elektronen en quarks (de bouwstenen van protonen en neutronen) is opgebouwd, bestaan er nog 65 andere soorten materiedeeltjes rn naast fotonen en mesonen bestaan er 97 andere krachtvoerende deeltjes. Uitbreidingen in de superzwaartekracht zijn de introductie van gravitino's (nog niet ontdekte materiedeeltjes) en een kosmologische constante (door Einstein reeds ingevoerd maar later weer herroepen) die als nieuwe kracht naar binnen toe werkt. Er is nog een theorie, die we niet mogen vergeten te noemen bij de pogingen tot het vormen van een volledige geünificeerd theorie (die dus ook de zwaartekracht omvat), de zg, snarentheorie. Hierin worden deeltjes niet puntvormig opgevat, maar als 'dingen' met alleen maar lengte. Deze zg. snaren kunnen twee uiteinden hebben (open snaren), of een lus vormen (gesloten snaar). De ruimte-tijd diagrammen voor een punt (zie VESTA nr. 56) zijn heir geen (wereld)lijnen, maar zg. 'wereldvlakken'. In 1984 kwam deze theorie weer in de belangstelling. Er werd zelfs een nieuwe versie ontwikkeld: de heterotische snaar. tijd open snaar gesloten snaar wereldvlak open snaar- gesloten snaar Maar .. bestaat er wel werkelijk zo'n allesomvattende theorie, waarmee werkelijk alles, tot in de kleinste details van te voren te voorspellen is ? We zullen ons hier niet wagen aan een beschouwing, laat staan dden beantwoording van deze vraag. We raken dan op het terrein van de filosofie, die uiteraard belangrijke raakvclakken heeft met wetenschap en religie en op dat terrein raakt men nooit uitgepraat, afgezien van de vraag of het wel zinvol is. De laatste tijd worden zogenaamde wetenschapsfilosofen vaak hardgrondig afgekraakt door diegenen, die zich echte wetenschappers noemen, maar hoho .. nu raak ik zelf op een terrein, dat ik niet wilde betreden. De 'Einstein series' zijn afgesloten. In het volgend nummer zullen we starten met een reeks van onderwerpen welke de laatste ontwikkelingen op diverse gebieden weergeven (zoals reeds is gedaan voor bv. gravitonen en neutrino's). Jaap Kuyt.. Voor de artikelenreeks Einstein is o.m. geput uit: Artikelen uit 'Natuur en Techniek' en NRC (Beekman, van Delft). Einstein en HEELAL (Nigel Calder 1979). Het HEELAL (Stephen Hawking 1988). De aard van ruimte en tijd (Hawking en Penrose 1996).