een andere kijk op brazilië - Dutch Sports Infrastructure

advertisement
EEN ANDERE KIJK OP BRAZILIË
EEN ANDERE KIJK OP BRAZILIË
Samengesteld door
Stefan Verwer
Marc Broere
© Marjolein van den Bergh
2
01
02
03
04
05
06
07
08
BRAZILIË EEN LAND
OP ZIJN KOP
8
DE BRAZILIAANSE
VOETBALCULTUUR28
HET WK VOORSPELLEN
ZONDER OCTOPUS
48
LAND, GELIJKHEID EN
BUSKAARTJES 54
SPORT EN ONTWIKKELING 70
IN DE SCHADUW
VAN HET WK
88
SCOREN OP HET CRUYFF
COURT IN SÃO PAULO
98
DE SPEELSTEDEN VAN
HET NEDERLANDS ELFTAL 104
3
© Mario Miskovic
4
Op 3 juli 1974 vindt een van de meest gedenkwaardige wedstrijden in
de Nederlandse sportgeschiedenis plaats: het Nederlands voetbalelftal
verslaat regerend wereldkampioen Brazilië met 2-0. De beelden gaan de
wereld over en vanaf dat moment wordt Oranje gekoppeld aan mooi en
attractief voetbal. Zelfs in het voetbalgekke Brazilië is er nog steeds respect
voor La Naranja Mecánica: de Oranjemachine, zoals het elftal van Cruijff en
Neeskens bekendstaat.
Juist op deze dag ben ik geboren. Toen mijn vader direct na de bevalling
zag dat het goed was, spoedde hij zich naar huis om de wedstrijd live op
televisie mee te maken. Ik had graag de gezichten gezien van de ouders
van mijn moeder, voor het eerst opa en oma geworden, die op kraamvisite
kwamen en zich verbaasd afvroegen waar hun schoonzoon was. Zijn passie
voor mooi voetbal heb ik van hem overgenomen.
Het leverde Nederland geen wereldtitel op maar wel eeuwige roem; en na
de finales van 1974, 1978 en 2010 ook de titel van eeuwige tweede. Met
al het respect dat Brazilianen voor het Nederlands elftal van 1974 hebben,
kijkt de Braziliaanse voetbalsupporter echter maar met één blik naar 2014:
dit is het moment dat Brazilië de wereldtitel in eigen land moet veroveren.
In 1950 ging het mis: Brazilië verloor de legendarische finale van Uruguay
in het eigen Maracanã-stadion met 1-2. Een nationaal trauma was geboren.
En alleen een titel kan die pijn verzachten.
Of de Goddelijke Kanaries de wereldtitel pakken of niet, 2014 is het jaar
dat Brazilië definitief zijn plek claimt in de wereld. Brazilië is in opkomst.
Niet voor niks kreeg het land de twee grootste sportevenementen ter
wereld toegewezen: in 2014 het WK en twee jaar later de Olympische
Spelen in Rio de Janeiro. Maar niet alleen de mondiale sportevenementen
komen naar Brazilië. Het toerisme blijft groeien, en het aantal Braziliaanse
toeristen wereldwijd neemt toe. Brazilië bruist en de welvaart stijgt. En ook
al lijkt een periode van grote economische groeicijfers inmiddels voorbij,
de Braziliaanse overheid heeft de afgelopen jaren met succes de extreme
armoede in grote delen van het land bestreden. Met alles wat daarop af te
dingen valt, is Brazilië een opkomende wereldmacht. Het WK voetbal en de
Olympische Spelen moeten die status definitief bevestigen.
Maar wat weten we eigenlijk van het land, buiten Romário, carnaval en
samba? Velen van ons wellicht niet zo heel veel. Daarom stelden we bij
Lokaalmondiaal deze gids samen. We benaderden Nederlandse schrijvers,
journalisten en correspondenten die al enkele jaren in Brazilië verblijven. Zij
zijn onze gids in een land, zo groot als een continent, dat het in zich heeft
5
6
de wereld te veranderen. Een land dat swingt, dat voetbal ademt, dat gepassioneerd is maar ook grote tegenstrijdigheden kent: arm en rijk, de stad
en het platteland, een ontwikkelde rechtspraak naast grote ongelijkheid.
Verschillende malen had ik het genoegen het land te bezoeken, de hartelijkheid van de Brazilianen te ervaren en ook de tegenstellingen te zien.
Tijdens de Confederations Cup in 2013, het voetbaltoernooi dat een jaar
voor het WK wordt gehouden en geldt als de generale repetitie daarvoor,
raakte Brazilië mij het meest. Niet vanwege het voetbalfeest, waarin het
Braziliaanse elftal wereldkampioen Spanje in de finale versloeg, maar juist
vanwege hetgeen er rondom de stadions gebeurde. Het land kwam massaal in opstand. Tegen de gebrekkige dienstverlening van de overheid en de
corruptie die welig tiert. Tegen het disproportionele politiegeweld en de
geldverspilling aan onvoltooide WK-projecten, terwijl er zoveel geld nodig
is voor onderwijs en gezondheidszorg. De boodschap van de Brazilianen
was duidelijk: men wil goede openbare voorzieningen en een overheid
waarop men kan vertrouwen. Het jaar 2014 wordt voor Brazilië cruciaal:
kan de overheid tegemoetkomen aan de eisen van haar volk? Zal het WK
goed verlopen? En wat zal Brazilië stemmen als eind september 2014 de
presidentsverkiezingen worden gehouden?
In dit boek stellen we Brazilië aan je voor, maar we gaan verder dan een
reisgids. We nemen je mee op een ontdekkingsreis langs de Braziliaanse
veelzijdigheid en geven je een kijkje in de economie, de cultuur en de
Braziliaanse mentaliteit. We ontrafelen de Braziliaanse voetbalcultuur, met
kennis die elke voetbalsupporter die op reis gaat naar Brazilië niet mag
ontberen. En we gaan verder, want het WK 2014 kan niet los worden
gezien van de Braziliaanse maatschappelijke discussie die in alle hevigheid
is losgebarsten.
Bij al deze kritische reflectie kijken we ook positief naar de kracht van
sport. Want een WK is misschien economisch weinig aantrekkelijk voor
een land, maar sport kan een krachtig hulpmiddel zijn bij het bereiken van
sociale en maatschappelijke ontwikkeling. In deze gids geven wij je tips
wat te doen, wat te zien buiten de grote toeristische hotspots en voor
de trouwe Oranjefan bieden we een introductie van de speelsteden van
het Nederlands elftal. Ben je gewoon geïnteresseerd in het WK? Of ga je
alleen voor Brazilië? En zelfs als je deze zomer het WK thuis van de bank
of in de kroeg gaat volgen, dan is deze gids onmisbaar om iets dieper in de
Braziliaanse aard door te dringen.
Met Eu Sou Brasileiro pretenderen we geenszins een volledige reisgids
te hebben gemaakt, noch gaan we de concurrentie aan met bestaande
reisgidsen. Maar in de koffer van elke supporter die deze zomer of in de
komende jaren Brazilië bezoekt, mag dit boekje niet ontbreken. Lees deze
gids, ontdek het hele Brazilië en laat je verrassen.
© Stefan Verwer
Stefan Verwer
7
8
BRAZILIË
EEN LAND OP ZIJN KOP
01
door Stijntje Blankendaal
© Mario Miskovic
Probeer de aard van de Brazilianen maar
eens te begrijpen. Daarvoor moet je minstens de geschiedenis van dit continentale
land induiken. Het WK zal veel gezichten
laten zien van een land dat in de steigers
staat.
9
10
‘Brazilië is het land waar prostituees een orgasme beleven,drugshandelaars snuiven
en tweedehands auto´s meer waard zijn dan nieuwe. Dit land staat op zijn kop’,concludeerdeTom Jobim, een van Brazilië´s grootste musici (1927-1994) over zijn land.
‘Brazilië is niet voor beginners.’
Ik reis al twaalf jaar lang Brazilië door voor dagblad Trouw en ben er nog
altijd niet uit wie of wat Brazilië is. Mijn partner, een Braziliaan uit São Paulo,
voelt zich een buitenlander in Rio de Janeiro. De draaiende billen op het strand
van Copacabana, Ipanema en Leblon contrasteren met de verplichte hakjes en
stropdassen van het ‘gesalarieerde werkvolk’ van São Paulo. De indianen in de
Amazone zijn de meeste Brazilianen vreemder dan Japanners of Koreanen. De
diepte van het binnenland in het noordoosten, de sertão, ligt in een andere tijds­
laag dan het stedelijke Brazilië, waar inmiddels 85 procent van de 200 miljoen
Brazilianen woont.
Het enige ware nationale bindmiddel, is het voetbal. De grote voetbalclubs
uit Rio de Janeiro en São Paulo zijn favoriet in het verre, hete noorden. En uiteraard wordt er gezamenlijk gezweet, gevierd en geleden bij de successen (vijf
keer wereldkampioen!) en nederlagen van het nationale elftal. Als de Goddelijke
Kanaries het veld betreden, wordt uit volle borst gezongen: ‘Eu sou brasileiro com
muito orgulho!’ – ‘Ik ben er trots op Braziliaan te zijn!’
Tijdens de kwartfinale Nederland-Brazilië in 2010 deed ik voor Trouw verslag
vanuit een café aan de Avenida Paulista in São Paulo, waar ik onder de patat
werd gegooid toen het menens werd. Toen de Brazilianen uiteindelijk verloren,
moest ik wegwezen. De nederlaag smaakte ze bitter en riep, zoals bij ieder
WK-verlies, herinneringen op aan de finale tegen Uruguay in 1950, toen Brazilië
voor de eerste keer een WK organiseerde. Brazilië ging ervan uit de overwinning binnen te halen in het Maracanã-stadion van Rio de Janeiro. Het liep
anders… Maar dit jaar zullen de Brazilianen thuis winnen (daar gaan ze van uit,
tenminste).
KOEKJESFABRIEK
© Douwe Schaaf
Sinds ik in Brazilië woon, volg ik van dichtbij een familie in het arme noordoos­
ten. Voor mij staat die familie symbool voor de ontwikkelingen van het land
gedurende het afgelopen decennium – in ieder geval voor de positieve kanten
ervan. Oermoeder is dona Tereza, semi-analfabeet, die in haar huisje met twee
slaapkamers en een aarden vloer tien kinderen heeft grootgebracht, met een
beetje zwarte koffie met suiker en een droog broodje bij het ontbijt. Zij werkte
in een bakstenenfabriek. Vandaag de dag wonen haar kinderen verspreid over
Brazilië. Ze werken als mariniers, hebben een kruidenierswinkel of apotheek,
of werken voor een waterleidingbedrijf. Haar kleinkinderen (twee, hooguit drie
per gezin) studeren en willen op zichzelf wonen voor ze het huwelijk in gaan.
In Parnaíba, het stadje waar dona Tereza haar kinderen grootbracht, wordt
inmiddels overal gebouwd, verrijzen winkelcentra en opent McDonalds
binnenkort zijn eerste filiaal. Iedereen heeft een nieuwe auto op afbetaling, of
wil er een.
Parnaíba staat model voor het Brazilië waarvoor ex-president Lula (20032010) zich op de borst slaat. In de campagnespot van zijn Arbeiderspartij (PT)
kwam in 2010 een koekjesfabriek in beeld: ‘In het Brazilië van vandaag kan
iedereen koekjes eten.’
Maar de realiteit is complex. De achterliggende sociale structuren maken
de economische reus nog altijd tot een van de tien landen met de grootste
ongelijkheid ter wereld. Brazilië is niet voor beginners. Al moet je natuurlijk
ergens beginnen.
11
© Fernando Donasci
12
BRAZILIAANSE APARTHEID
Beth Beli, Braziliaanse achterkleindochter van zwarte slaven, bespeelde
ter voorbereiding van het carnaval in 2011 de trommel voor Xangô: de
Afrikaanse god van het vuur, de bliksem en de storm. Dat deed ze in haar
vrouwenpercussiegroep Ilú Obá de Min, ‘vrouwenhanden die spelen voor
Xangô’, in het oude centrum van São Paulo.
‘Brazilië is een raar land’, vertelde Beli (1968) me tijdens een interview voor
Trouw. ‘Brazilianen zijn trots op hun rassenvermenging en berucht om hun losse
zeden met carnaval. Maar vergis je niet. Wil je geloven dat ik in mijn eigen stad, in
mijn eigen buurtje, bij de bakker ben weggejaagd als een vervelende zwerfster?
Ik kreeg een croissant toegestopt en moest wegwezen.’
Om te weten of in Brazilië vooroordelen bestaan, moet je in gesprek met
zwarte of donkergekleurde Brazilianen – de helft van de bevolking. Blanken,
of minder gekleurde Brazilianen, geloven meestal dat het land een raciale
democratie is, waarin iedereen gelijke kansen heeft.
Maar wie in Brazilië zwart is, behoort waarschijnlijk tot de arbeidersklasse,
© Fernando Donasci
gaat naar slechte openbare scholen, heeft minder kans op een studiebeurs
dan witte Brazilianen en maakt de grootste kans om opgepakt te worden bij
politiecontroles. Zwart staat voor arm en is daarmee inferieur in de ogen van
degenen die de lakens uitdelen.
In het beste geval word je weggezet als artiest, zoals een kennis van mij,
afkomstig van het eiland Barbados, op bezoek in Brazilië merkte. Tot haar
verbijstering voelde zij zich in São Paulo minder thuis dan in Turkije, waar ze
eerder woonde. Zeker in de chique restaurants was ze een zwarte eenling
tussen de blanken, vertelde ze: ‘Ze vroegen me overal of ik zangeres was…’
Voetballers mogen natuurlijk prima donker zijn – het spel is tenslotte tot
grote hoogten gebracht op de veldjes in de (veelal donkergekleurde) favela’s
van Brazilië. Maar toen het spel begin twintigste eeuw nog een Engelse
uitvinding was, waren zwarten niet welkom in blanke clubs. Speler Carlos
Alberto bepoederde zijn gezicht in 1914 nog met rijstbloem om witter te lijken,
toen hij voor de eliteclub Fluminense uit Rio de Janeiro ging spelen – wat de
tegenstanders natuurlijk dankbaar aangrepen om er de club tot op de dag van
vandaag belachelijk mee te maken.
13
14
HET BEGIN
De karikaturale associaties met huidskleur en werk zijn rechtstreeks terug te
voeren naar het begin van Brazilië. De Portugezen, die in 1500 Brazilië ‘stichtten’,
zetten aanvankelijk de plaatselijke indiaanse volken in als slaven. De indianen
bleken echter niet geschikt voor het zware werk op de suikerplantages. Ze
vluchtten, werden gedecimeerd door de griep of uitgeroeid door de Portugese
stoottroepen, die langzamerhand het enorme binnenland bezetten.
Al snel voerde de kolonie (met Salvador da Bahia als hoofdstad) daarom
slaven in uit Afrika. Die handel werd flink opgevoerd door de Nederlandse
West-Indische Compagnie, die tussen 1630 en 1654 een kolonie aan de
Braziliaanse noordoostkust bezat. Rond de vier miljoen slaven kwamen het land
binnen. Pas in 1888 schafte Brazilië – als allerlaatste land van het Amerikaanse
continent – de slavernij af.
Formele apartheid heeft het land nooit gekend en gemengde huwelijken
hebben hier alle kleuren van de regenboog voortgebracht, maar de sociale
lagen zijn nog altijd grotendeels naar huidskleur te onderscheiden. De mooie
kant van het verhaal is dat de Braziliaanse samenleving, met de komst van de
Afrikanen, verrijkt is door Afrika’s ritmes, kleuren, geuren en goden. In Brazilië
hebben zelfs de atheïsten een zeker respect voor de kracht van Xangô.
ONAFHANKELIJKHEID
Toen de slaven in 1888 eindelijk werden bevrijd, was Brazilië allang onafhankelijk.
Op 7 september 1822, de belangrijkste nationale feestdag, riep Dom Pedro I,
zoon van de koning van Portugal, het Braziliaanse keizerrijk uit. De hoofdstad
was inmiddels, sinds 1763, Rio de Janeiro.
In 1889 veranderde Brazilië in een republiek, maar aan de machtsverhoudingen
veranderde dat weinig. De elite bleef dezelfde elite als voorheen. Slechts een
enkele Braziliaan had stemrecht.
Om de vrijgemaakte slaven te vervangen door nieuwe arbeidskrachten,
opende het land zich eind negentiende eeuw voor immigranten, aanvankelijk
vooral uit Italië en Noord-Europa en begin twintigste eeuw uit Japan en later
Korea, China en buurlanden van Brazilië. De immigranten kwamen bijna allemaal
in deelstaat São Paulo terecht, om te werken op de koffieplantages, of vestigden
zich in de stad. Koffie is tot op heden een van de belangrijkste exportproducten
van Brazilië, naast suiker, soja, sinaasappels, vlees en minerale grondstoffen.
Ook vanuit het arme, door droogtes geteisterde noordoosten kwamen veel
migranten naar São Paulo en de toenmalige hoofdstad Rio de Janeiro, waar
ze werk vonden in de bouw en in de huishouding van de middenklassen en
rijken. São Paulo groeide, dankzij de opkomende auto-industrie, uit van een
provinciestadje in de negentiende eeuw tot een van de vijf grootste metropolen
ter wereld.
EEUWIG LAND VAN DE TOEKOMST
Nog pas geleden hoorde ik een begerige Nederlandse zakenman zeggen dat
‘Brazilië het land van de toekomst wordt genoemd’. Ik vertelde hem dat die
bewering ook al in 1940 was gedaan door de Joods-Oostenrijkse schrijver Stefan
Zweig, toen die het nazisme ontvluchtte en zich in Brazilië vestigde. De Brazilianen
grappen ondertussen ‘voor eeuwig het land van de toekomst’ te zijn.
Zweig kwam terecht in het Brazilië van Getúlio Vargas, Brazilië’s beroemdste
president vóór Lula. De man wilde het land opstuwen in de vaart der volkeren
en werd daarbij geïnspireerd door het fascisme. Vargas was in 1930 door het
congres aangesteld als president, maar veranderde in een alleenheerser.
Vargas is een paradoxale figuur in de Braziliaanse geschiedenis. Enerzijds
onderdrukte hij de opkomst van de vrije vakbondsbewegingen, maar uiteindelijk
was hij verantwoordelijk voor de invoering van het vrouwenstemrecht en een
vergaande democratisering van het land. Vargas’ sociale arbeidswetgeving, die
hij invoerde als dictator, geldt tot op heden. In 1945 trad hij af en werd Brazilië
een democratie. In 1950 werd Vargas onder algemeen stemrecht verkozen voor
een termijn van vijf jaar. De oppositie was het niet eens met zijn nationalistische
politiek (zo richtte Vargas het staatsoliebedrijf Petrobras op) en oefende zware
druk op hem uit om af te treden. In 1954 pleegde hij zelfmoord, en ging de
geschiedenis in als een vader des vaderlands.
BRASÍLIA
Vargas werd opgevolgd door weer een president met grote idealen. JK, zoals
Juscelino Kubitschek kortweg wordt genoemd, kondigde in 1955 het plan
aan om Brazilië in vijf jaar vijftig jaar vooruit te brengen met een economisch
stappenplan, waarmee hij de nationale industrie wilde ontwikkelen.
JK pakte het al bestaande idee op om de hoofdstad te verplaatsen: weg
van Rio de Janeiro – aan de kust – naar het binnenland, om daar een geheel
nieuwe stad te bouwen. Architect Lucio Costa won met zijn inzending van
het grondplan Plano Piloto in de vorm van een vliegtuig, en nodigde architect
Oscar Niemeyer (die in 2012 op 103-jarige leeftijd overleed) uit om de
15
16
regeringsgebouwen en woningen te ontwerpen. De bouw van de stad was
een waanzinnige onderneming, waar arbeiders uit heel Brazilië naartoe zijn
getrokken en waarin alles en iedereen (zoals de politici uit Rio de Janeiro)
moesten worden aangevlogen. Maar de stad staat: Brasília.
DICTATUUR: EINDE AAN DE DROOM
Brasília was nog volop in aanbouw toen in 1964 een militaire staatsgreep
plaatsvond. Dat gebeurde op een moment dat Brazilië min of meer door
toeval onder de linkse vice-president João Goulart terecht was gekomen. De
verkozen president Jânio Quadros was namelijk afgetreden in de hoop met
meer macht te worden teruggeroepen, wat niet gebeurde. De strijdmachten
zeiden daarop te vrezen dat Goulart het communisme zou invoeren en grepen
in, met steun van de Verenigde Staten en een flink deel van de Braziliaanse
bevolking. Berichten over de gewelddadige onderdrukking van het linkse verzet
kwamen door de censuur niet binnen bij het grote publiek. Het WK natuurlijk
wel. In 1970 werd Brazilië wereldkampioen en zette het land op zijn kop met
een waar volksfeest tijdens de hoogtijdagen van de dictatuur.
De economische groei was vanaf 1969 indrukwekkend en werd ‘het
economische wonder’ genoemd, vergelijkbaar met de recente groei in China.
De militairen zetten in op de bouw van openbare werken (zoals een mislukte
snelweg door de Amazone), en nieuwe industrieën zoals de petrochemische
industrie, en de winning van ethanol uit suikerriet. De snelle groei zorgde
echter voor inflatie – een chronisch Braziliaans probleem: wanneer de
industrie een groeispurt niet kan bijhouden en door hogere salarissen en
duurdere grondstoffen steeds duurder gaat produceren, stijgen alle prijzen. De
wereldwijde oliecrisis in 1974, en de verdrievoudiging van de olieprijs, joegen
de inflatie nog verder op. Brazilië kreeg een negatieve handelsbalans en kon de
schulden bij het IMF niet langer betalen. De bevolking, die toch al weinig had
geprofiteerd van de eerdere groei omdat het geld vooral terechtkwam bij een
kleine elite, kreeg te maken met een stijgende werkloosheid en een salaris dat
steeds minder waard was. De inflatie zou door economisch wanbeleid oplopen
tot een hoogtepunt in 1993 van meer dan tweeduizend procent.
Hoewel de militaire dictatuur in Brazilië (1964-1985) minder moorddadig
was dan die in Chili en Argentinië – rond de vierhonderd doden tegenover
respectievelijk drieduizend en dertigduizend – was deze periode van enorme
impact op de ontwikkeling van het land. De militairen maakten een einde aan
de prille democratie. Individuele vrijheden werden ingeperkt en duizenden
mensen werden in opdracht van de staat gemarteld. Het huidige politiegeweld
tegen de bevolking – zoals standrechtelijke executies door gemaskerde
politiemannen – wordt door veel sociologen vanuit de tijd van de dictatuur
verklaard, omdat het zo diep is ingeworteld en nooit is afgestraft.
© Mario Miskovic
HERDEMOCRATISERING
Eind jaren zeventig begon de bevolking zich openlijk tegen het regime te keren
en ook sommige militairen namen afstand van de harde lijn. In 1979 werd een
amnestiewet afgekondigd, die verzetsstrijders en militairen vrijwaarde van verdere
vervolging. Mensen gingen in 1983-84 massaal de straat op in de beweging ‘Diretas
já’, met als eis vrije verkiezingen. Onder druk van meerdere lagen van de samenleving
besloten de militairen in 1985 de macht over te dragen aan een burgerpresident.
Dat werd José Sarney. Vanwege de amnestiewet is nadien geen enkele militair de
gevangenis in gegaan. Momenteel is een Nationale Waarheidscommissie bezig om
ten minste alle historische (criminele) feiten boven tafel te krijgen.
17
18
Na de overgangsfase onder Sarney werd een nieuwe Grondwet uitgevaardigd
en vonden in 1989 de eerste vrije presidentsverkiezingen plaats. Kandidaat
Fernando Collor beloofde tijdens zijn campagne als een soort moraalridder
de corruptie aan te pakken en kreeg daarbij alle steun van de machtige
televisiezender O Globo, die vooral tégen zijn linkse tegenstander Luiz Inácio
Lula da Silva was. Collor won, maar twee jaar na zijn aanstelling werd hij afgezet
vanwege corruptieschandalen en een dramatisch economisch beleid (waarin
de Brazilianen van de ene op de andere dag hun banktegoeden werden
ontnomen).
De rust werd hersteld in 1994 met de verkiezing van de socioloog Fernando
Henrique Cardoso (oftewel FHC), die het jaar daarvoor verantwoordelijk was
geweest voor de invoering van een nieuwe munt, de reaal, gekoppeld aan de
dollar, waarmee de gierende inflatie werd beteugeld. Brazilië zou onder FHC,
tussen 1995 en 2002, een serieuze richting inslaan.
HET TIJDPERK-LULA
In 2002 was ik nog maar net Brazilië binnen. Fernando Henrique Cardoso was
na twee termijnen over het hoogtepunt van zijn populariteit heen. Een grote
energiecrisis en een hoge werkloosheid maakten de politieke stemming er niet
vrolijker op.
Maar er kwamen verkiezingen aan en die mocht ik meemaken. Overal klonk
‘Lula lá’: het muziekje waaruit de hoop sprak dat Luiz Inácio Lula da Silva,
na drie eerdere pogingen, eindelijk lá (dáár) zou komen. Lula, metaalarbeider,
kind van migranten uit het arme noordoosten, vakbondsleider en binnen en
buiten Brazilië gevreesd om zijn linkse ideeën, beloofde in een ‘brief aan het
Braziliaanse volk’ geen rare dingen met de economie te doen.
Na zijn verkiezing gingen miljoenen Brazilianen de straat op. In São Paulo was
de grote centrale Avenida Paulista één grote dansende massa, die zong ‘Olé olé
olé olá, Lula, Lula’. De rode vlaggen van zijn Arbeiderspartij wapperden en Lula
sprak zijn eerste (en zoals altijd spontane) woorden als president van Brazilië:
‘Ik, die altijd werd verweten geen universitair diploma te hebben, krijg nu mijn
eerste diploma: die van president van de republiek van mijn land.’
DE PARADEPAARDJES VAN LULA
BOLSA FAMÍLIA
Het belangrijkste paradepaardje van Lula is de Bolsa Família, het
uitkeringssysteem waarin de armste families maandelijks een financiële bijdrage
krijgen. Momenteel worden daar 50 miljoen Brazilianen mee bereikt, een kwart
van de bevolking. In het noordoosten krijgt zelfs de helft van bevolking steun.
Dankzij de Bolsa Família, die gemiddeld 35 euro per maand per familie uitkeert,
maakte Brazilië een sprong in de armoedebestrijding. Landen als Honduras,
El Salvador, Kenia, Ghana en Zuid-Afrika, maar ook een stad als New York,
hebben door de Bolsa Família geïnspireerde programma´s ontwikkeld. Het
programma kreeg in 2013 de ‘Award For Outstanding Achievement In Social
Security’ van de International Social Security Association: een soort Oscar voor
sociaal beleid.
ECONOMISCHE GROEI
Doordat het geld van de Bolsa Família wordt uitgegeven in lokale winkels door
heel Brazilië, kwam er plaatselijk meer geld in omloop. De overheid pompte
ook meer krediet in de economie, wat mogelijk was dankzij de export van
grondstoffen als ijzererts en andere mineralen, en voedselgewassen als soja
en suiker. Die werden door de groeiende vraag vanuit China en tegenvallende
oogsten elders wereldwijd steeds duurder, iets waar Brazilië dus wel bij voer.
Aangetroffen olievoorraden voor de kust beloofden ook gouden tijden.
Brazilië staat inmiddels tussen de tien grote wereldeconomieën en werd rond
2010 gezien als voorbeeld voor opkomende economieën als onderdeel van
de ‘BRICS-landen’: Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika. De Braziliaanse
‘middenklasse’ (die tussen de 330 en 1330 euro per maand verdient) groeide
het laatste decennium van een derde tot de helft van de bevolking. De arme
onderklasse is kleiner geworden. Steeds meer mensen kunnen een auto, mobiele
telefoon, wasmachine en flatscreen aanschaffen, al is het maar op afbetaling.
LULA’S BUITENLANDPOLITIEK
AFRIKA
Lula en zijn voorganger Fernando Henrique Cardoso wedijveren momenteel
een beetje over de vraag wie van de twee Brazilië internationaal op de
19
20
kaart heeft gezet, al heeft geen van beiden een veelbegeerde vaste plek in
de VN-Veiligheidsraad voor elkaar gekregen. FHC richtte zich vooral op de
Verenigde Staten en Europa en sprak daarbij graag Frans tijdens zijn speeches
op internationale conferenties. Lula, die alleen het Portugees beheerst, richtte
zijn diplomatieke peilen al snel op Afrika, waar hij in Senegal in 2005 als eerste
Braziliaanse leider vergiffenis vroeg voor de slavernij. Hij bracht daarmee zelfs
enkele Braziliaanse journalisten tot tranen.
Lula opende in totaal negentien nieuwe ambassades in Afrika en richtte in
Ghana een dependance op van het agrarisch onderzoeksinstituut Embrapa om
de landbouw (met name suikerriet) te helpen ontwikkelen. Grote Braziliaanse
mijnbouwbedrijven als Vale wedijveren op het Afrikaanse continent (met hulp
van Lula) met Chinese bedrijven om exploitatie van de lucratiefste mijnen.
HAÏTI
Een andere opvallende diplomatieke missie van Lula is Brazilië’s rol in Haïti,
waar het in 2004 de leiding kreeg over de VN-vredesmissie MINUSTAH. De
ervaring die de militairen er opdeden bij de ontmanteling van criminele bendes,
is gebruikt door de vredespolitie-eenheden in de favela’s van Rio de Janeiro. Na
de grote aardbeving van 2010 ging Lula op bezoek in Haïti en pleitte er, geschokt
door de armoede, voor een complete kwijtschelding van de staatsschuld door
het IMF.
IRAN
In het Midden-Oosten deed Lula in 2010 samen met Turkije een dappere
poging om een akkoord met Iran op de internationale onderhandelingstafel
te krijgen. Lula zelf wilde graag de handelsbetrekkingen met Iran aanhalen.
In het akkoord zou Iran voldoende verrijkt uranium van Turkije krijgen voor
vreedzame doeleinden en zou het de rest van zijn uranium afstaan – in ruil voor
een einde aan het internationale handelsembargo. Het akkoord werd echter
getorpedeerd door de Verenigde Staten.
WK EN OLYMPISCHE SPELEN
Als slagroom op de taart van Lula’s twee termijnen, wees de FIFA in 2007 Brazilië
aan als gastland voor het WK 2014. Voor Lula, groot voetballiefhebber en vurig
fan van de club Corinthians, was dat zijn ultieme daad voor het Braziliaanse
volk. Twee jaar later kon hij ook nog eens de Olympische Spelen in Rio de
Janeiro voor 2016 aankondigen, waarbij hij zijn tranen moest wegvegen en de
enigszins bombastische woorden sprak: ‘Voor Brazilië is het de zelfbevestiging
van een natie, een volk. Het is het bewijs dat we definitief meedoen aan deze
geglobaliseerde wereld, met een eigen inbreng en alles realiserend waar we
recht op hebben.’
Na twee termijnen sloot Lula in 2010 zijn regeerperiode af als populairste
president uit de Braziliaanse geschiedenis. Hij kreeg veel voor elkaar, maar zijn
wereldwijde succes dankt hij ook aan zijn imago. De man weet zich nou eenmaal
heel goed neer te zetten, met een immense taalcreativiteit in zijn spontane
toespraken (liefst doorspekt met voetbaltermen). Veel Brazilianen – zeker de
hoger opgeleide elite in het rijke zuidoosten van het land – ergeren zich aan
die Lula. Zij leggen de nadruk op alle problemen die Brazilië nog altijd kent en
noemen de Bolsa Família een halster waarmee de Arbeiderspartij grote delen
van de bevolking aan zich bindt om aan de macht te blijven.
DILMA
Lula wees Dilma Rousseff, voormalig kabinetschef en aanvankelijk een onbekend
politiek figuur, aan als zijn opvolgster. In 2010 werd ze verkozen en dit jaar
zal ze hoogstwaarschijnlijk worden herkozen. Aanvankelijk werd deze vrouw
van Bulgaarse afkomst gevreesd als keiharde ‘ijzeren dame’. Uiteindelijk is ze
gezwicht in het politieke spel waarin de regering tientallen partijen en partijtjes
te vriend moet houden voor de broodnodige politieke steun in het parlement,
een ware slangenkuil. Maar Dilma zette de sociale programma’s voort en kan
daarmee rekenen op de steun van een groot deel van de bevolking.
DE SCHADUWZIJDEN VAN BRAZILIË
MISÈRE
Hoewel Brazilië tot de tien rijkste landen ter wereld behoort, is het ook nog
altijd een van de tien meest ongelijke landen: de rijkste 10 procent verdient
veertig keer meer dan de armste 10 procent. De sociale ongelijkheid, die
met de invoering van de munt de reaal onder president Cardoso iets minder
schrijnend was geworden, en dankzij de Bolsa Família en een economische groei
verder was afgenomen, daalt sinds 2010 niet langer, volgens het Braziliaanse
Bureau voor de Statistiek (IBGE). Brazilië telt nog altijd 16 miljoen ‘miserabelen’:
mensen die met minder dan één dollar per dag moeten rondkomen en die
nog regelmatig hongerlijden. Volgens cijfers van de ngo Trata Brasil is de helft
21
© Stijntje Blankendaal
22
van de bevolking nog niet aangesloten op riolering en heeft 17 procent geen
leidingwater. Pas nog leidde een foto in de krant tot veel ophef: kinderen in
Pernambuco (in het noordoosten) zwemmen in een open riool om blikjes te
verzamelen.
In de arme periferie van de grote steden, waar maar liefst 35 procent van de
Braziliaanse bevolking woont, vind je tegenwoordig weliswaar meer koelkasten
en mobiele telefoons, maar huizen storten er nog altijd in onder de zware
regenbuien van december en januari met de jaarlijkse ‘onvermijdelijke’ doden.
De steegjes in de favela’s zijn middeleeuwse labyrinten waar rioolwater
doorheen spoelt: vuil, krap en onveilig.
GEWELD
Alle Brazilianen hebben in hun dagelijks leven te maken met geweld. Wie rijk
is, loopt gevaar te worden overvallen en trekt zich daarom terug achter tralies
onder stroom. Wie arm is, loopt gevaar slachtoffer te worden van misdaadbendes
of de politie. Met name jongeren (lees: donkere jonge mannen tussen de 15 en
30) lopen gevaar. Ik zal nooit de jongens vergeten die ik in de zuidelijke periferie
© Stijntje Blankendaal
van São Paulo interviewde en die me vertelden iedere nacht doodsangsten uit
te staan wanneer ze van hun baantje bij McDonalds naar huis terugkeerden: de
angst om een gewapende drugsdealer of politieagent tegen het lijf te lopen.
Volgens het Centrum van Latijns-Amerika Studies, die jaarlijks de ‘geweldskaart’
uitbrengt, is het aantal jongeren dat slachtoffer is van geweld de afgelopen
dertig jaar met 200 procent toegenomen. Met name in de steden in het
noordoosten zijn de moordcijfers explosief gestegen. In São Paulo is het aantal
moorden door vuurwapens sinds 1999 overigens gedaald van veertig naar tien
op de honderdduizend inwoners – op het randje van aanvaardbaar, volgens de
Verenigde Naties. Volgens de politie komt dat door beter politieoptreden, maar
volgens misdaaddeskundigen komt het doordat maar één misdaadfactie aan
de macht is: de PCC. Die drugsbende handelt liever in rust en regeert daarom
met ijzeren vuist. In Rio de Janeiro zijn een aantal favela’s (met name rondom
de stadions waar het WK zal worden gespeeld) onder politiecontrole gebracht,
maar in de meeste zijn de verschillende misdaadbendes nog de baas.
23
24
ONDERWIJS
Het is Brazilië vanaf de jaren negentig gelukt om (bijna) alle lagereschoolkinderen
in de schoolbanken te krijgen. De kwaliteit van het onderwijs is echter nog altijd
rampzalig, in vergelijking met buurlanden en de andere BRICS-landen. De klassen
bestaan vaak uit meer dan veertig leerlingen, die dikwijls als semi-analfabeten
de middelbare school verlaten – als ze die al afmaken (dat lukt slechts 14
procent binnen de normale tijd). Slechts tien procent van de leerlingen die de
openbare middelbare school afronden, voldoet volgens de organisatie ´Todos
Pela Educação’ (Allen voor het Onderwijs) bijvoorbeeld aan de minimale eisen
voor wiskunde.
Wie het dan ook maar even kan betalen, zet zijn kind op een particuliere
school, maar die heb je ook weer in alle soorten en maten. Persoonlijk vind ik
het een lastig dilemma. Mijn kind (hij is anderhalf) zal binnenkort naar school
moeten. Ga ik hem op een openbare school plaatsen of kies ook ik voor een
klein, fijn particulier schooltje? (Waarvoor je vervolgens als ouders krom moet
liggen om het maandgeld te betalen.)
ZORG
Families die geen zorgverzekering kunnen betalen, kunnen gebruikmaken van de
SUS: de universele openbare gezondheidszorg, die gratis is. Maar de wachttijden
voor lichamelijke onderzoeken lopen in de vele maanden, patiënten worden
opgevangen op brancards in de gangen of worden over duizenden kilometers
vervoerd om ergens te worden behandeld waar artsen zijn.
Ook de particuliere zorg is problematisch. Verzekeraars vergoeden
bijvoorbeeld geen medicijnen en betalen een schijntje voor behandelingen,
waardoor veel (goede) artsen niet voor de verzekeraars willen werken. Zij
laten zich alleen in contanten uitbetalen door de patiënt.
CORRUPTIE
Tijdens een vergadering voor de bouw van een pizzeria werd het corruptiegeld
voor de vergunning als een doodnormale kostenpost overlegd met de cliënt.
Dat vertelde mijn man me, die architect is. ‘Ze mochten gewoon met een
cheque betalen!’
Alle bouwbedrijven ontduiken belasting, en dat loopt in de miljarden.
Het kost het land twintig keer meer geld dan de Bolsa Família, volgens de
‘belastingontduikmeter’ van de bond van fiscale openbaar aanklagers. De
rekening wordt betaald via de hoge accijnzen op medicijnen en voedsel, die
armen zwaarder treffen dan rijken.
Tijdens Lula’s eerste regeertermijn kwam een corruptieschandaal binnen
zijn regering in Brasília naar buiten: de Arbeiderspartij bleek politieke steun
bij de vele coalitiepartijen af te kopen met (publiek) geld. Dit schandaal wordt
mensalão genoemd: dik zakgeld. Hoewel de Arbeiderspartij ontkende dat het om
overheidsgeld ging en zei niets anders te doen dan wat alle voorgangers hadden
gedaan, namelijk geld doorsluizen van een tweede, geheime verkiezingskas naar
bevriende partijen, kwam dit schandaal voor de Hoge Raad. Voor het eerst zijn
er politici berecht, en afgelopen jaar ook de gevangenis in gegaan.
ECONOMISCHE BOTTLENECKS
Zakendoen is duur en moeilijk in Brazilië. Iedere akte kost geld. De gemiddelde
tijd om een bedrijf te openen of te sluiten is meer dan honderd dagen. Krediet
is schaars. Andere bottleneck voor de economie is de gebrekkige infrastructuur.
Bijna alle transport loopt over vele duizenden kilometers asfalt. De havens
zijn overbelast. Op de weg van São Paulo naar havenplaats Santos zie je vaak
kilometerslange rijen vrachtwagens vol soja, wachtend op transport.
Dankzij de economische groei vliegt een steeds groter deel van de bevolking,
terwijl de luchthavens deze groei niet aankunnen. ‘Imagina na Copa’ (‘Laat
staan tijdens het WK’) zeggen de Brazilianen – en ook ik spontaan – als de
luchthavens weer eens overlopen. Er wordt aan gewerkt, maar velen vrezen
dat de investeringen in de infrastructuur voor het WK onvoldoende zijn, of niet
op tijd klaar. En dat terwijl het gevoel overheerst dat er geld over de balk is
gesmeten met de bouw van ‘witte olifanten’: nieuwe voetbalstadions op plekken
waar helemaal geen topclubs spelen, en die straks leeg komen te staan.
Door al deze bottlenecks en een tegenvallende handelsbalans is de economische
groei na 2010 gestagneerd tot rond de één procent per jaar. Veel Brazilianen
hebben inmiddels schulden opgebouwd. De inflatie baart weer zorgen.
IS DE REUS WAKKER?
Deze schaduwzijden hebben bijgedragen aan de protesten onder de Brazilianen,
die afgelopen juni Brazilië en de wereld verrasten door massaal de straat op te
gaan. Hun leuzen: ‘De reus is ontwaakt’, en ‘Wij willen FIFA-kwaliteit’. Brazilië is
inderdaad een reus van een land. En de veranderingen gaan er niet zo snel als
men zou hopen. De protesten zijn dan ook weer verstomd in stille frustratie en
de waan van de dag.
Maar laten we wel wezen. Brazilië is (pas) sinds de Grondwet van 1988 een
volwaardige democratie. Dit jaar vinden voor de zevende achtereenvolgende
keer rechtstreekse presidentsverkiezingen plaats: een record voor het
land. Ondanks het gebrekkig functioneren heeft Brazilië een wetgeving die
mensenrechten en milieu – in ieder geval op papier – verdedigen. Alle kinderen
zitten inmiddels op school. Om ook de kwalitatieve sprong te maken, zouden
25
26
de Brazilianen hun eis om (‘FIFA’-)kwaliteit luider en aanhoudend
moeten laten horen.
EEN GOED FEEST
Tijdens het WK 2014 zal Brazilië al zijn verschillende gezichten
laten zien en zal niet alles vlekkeloos verlopen. Ga uit van lange
wachttijden bij de kassa, of van een manager bij het hotel die geen
Engels spreekt.
Maar de Brazilianen zijn toppers in het improviseren van een
goed feest. Want wat maakt een Braziliaan tot een Braziliaan? De
paradox, zou ik zeggen. De psyche van de Braziliaan is enerzijds
getekend door het ‘vuilnisbakkenrascomplex’, zoals toneelschrijver en
groot voetbalfanaat Nelson Rodrigues het omschreef, toen Brazilië in
1950 in de WK-finale verloor van Uruguay in het Maracanã-stadion.
Rodrigues: ‘De Braziliaan is een omgekeerde Narcissus, die op zichzelf
spuugt. En de waarheid gebiedt te zeggen dat we persoonlijke
noch historische redenen hebben om trots op onszelf te zijn.’ De
nederlaag werd pas in 1958 verzacht, toen Brazilië voor de eerste
keer wereldkampioen werd.
Dat werd het land ondertussen al vijf keer. De Brazilianen zijn
daarom ook trots op hun grote land met fantastische landschappen
en natuurlijke rijkdommen. Maar tot hun frustratie denken nietBrazilianen vaak nog altijd dat men in Brazilië Spaans spreekt, salsa
danst en dat de hoofdstad Buenos Aires is.
Het effect van deze paradox is aangenaam voor bezoekers, die
men met alle egards als chique buitenlanders ontvangt, en met wie
men tegelijkertijd een beetje de draak steekt (‘die gringos kunnen
niet voetballen’). Men biedt je graag het beste wat Brazilië te bieden
heeft: feest met (ijskoud) bier en muziek met, volgens David Byrne,
de rijkste ritmes ter wereld. Je bent er al snel minha filha (mijn
dochter), meu filho (‘mijn zoon’), of meu querido (‘mijn beste’). Een
warm bad zeg maar, waar je maar moeilijk uit komt.
© Mario Miskovic
SPORTEN NAAST HET VOETBAL
BEACHVOLLEYBAL
Je hebt in Brazilië voetbal, voetbal, voetbal
en o ja, ook nog wat andere sporten. Op
de stranden van Rio de Janeiro is het
beachvolleybal populair, met de romantische
setting van de zee, de groene bergen en de
stad op de achtergrond. De getrainde lijven
met minimale kleding van de duoteams
zijn voor het publiek een aantrekkelijk
schouwspel – dat qua regels bijna volledig
overeenkomt met volleybal, maar slechts
met vier spelers wordt gespeeld.
Het Internationaal Olympisch Comité
besloot tijdens het wereldkampioenschap
in 1993 in Rio de Janeiro het spel op te
nemen in de Spelen van 1996. Sindsdien
zijn Brazilië en de VS (waar het spel in de
jaren twintig op de stranden van Californië
werd uitgevonden) altijd favoriet voor de
medailles.
FORMULE 1
Een van Brazilië’s grootste sportidolen
aller tijden is geen voetballer, maar een
autocoureur in de Formule 1: drievoudig
wereldkampioen Ayrton Senna (19601994). Senna eindigde zijn korte leven in de
enige liefde die hij had: het racen. Hij reed
van 1988 tot 1993 voor McLaren-Honda
en daarna nog een jaar voor WilliamsRenault. Toen vloog hij uit de bocht. Heel
Brazilië, dat dankzij het idool de F1 bijna als
een zondagse mis was gaan volgen, huilde
om zijn held. Voetbalwedstrijden werden
er die noodlottige zondag voor stilgelegd.
Maar Senna is niet de enige Braziliaan in de
Formule 1. Brazilië heeft dertig coureurs in
de F1 gehad en drie wereldkampioenen,
zoals drievoudig kampioen Nelson Piquet.
Felipe Massa rijdt vandaag de dag voor de
Brazilianen.
27
28
DE BRAZILIAANSE
VOETBALCULTUUR
02
door Daan Dekker
© Stefan Verwer
Van Garrincha tot Neymar is het
Braziliaanse voetbal ondergedompeld in
puur spelplezier. Hoewel o jogo bonito de
laatste jaren heeft plaatsgemaakt voor een
nieuwe zakelijkheid, belichaamt Brazilië
nog steeds ‘de ziel van het voetbal’. Een
beeld van de Braziliaanse voetbalcultuur,
met vijf wereldtitels, trommels in het
stadion, en één gigantisch trauma.
29
30
De 42-jarige Márcia straalt. Ze heeft er zin in. Ze draagt een roodzwarte pet
achterstevoren op haar hoofd, om haar bovenlichaam een strak Flamengo-shirt.
Over een uur mag ze weer, negentig minuten lang. Op straat rollen jongens
enorme vlaggen uit. Márcia wijst naar een trommel tussen tientallen andere
trommels. Straks moeten ze het stadion in worden getild. ‘Die daar is van mij.
Ik gebruik hem al jaren.’
Márcia is lid van Urubuzada, de Gieren, één van de torcidas organizadas (letterlijk: georganiseerde aanhang) van Flamengo. Elke Braziliaanse club en ook de
nationale ploeg heeft organizadas. Het zijn de supportersgroeperingen die voor
de sfeer zorgen in de stadions.
De band tussen de leden van Urubuzada is hecht, vertelt Márcia. Ze zien
elkaar meerdere keren per week. In hun verenigingshal organiseren ze feesten,
schrijven ze nieuwe liederen, kijken ze gezamenlijk naar uitwedstrijden van Flamengo. Tijdens carnaval trekken de Gieren met trommels door de straten van
Rio de Janeiro en voeren hun eigen samba’s op.
De wedstrijd Flamengo-Corinthians staat vandaag op het programma. Het
© Daan Dekker
duel tussen de twee Braziliaanse grootmachten. Waar je ook in Brazilië komt,
overal zie je mensen in het roodzwarte shirt van Flamengo en het zwartwitte
tenue van Corinthians. Beide clubs gaan er prat op meer dan vijfentwintig miljoen torcedores, supporters, door het hele land te hebben.
Flamengo, de club uit Rio de Janeiro. De stad van prachtige stranden, carnaval en het Christusbeeld. Hét visitekaartje van Brazilië. Corinthians, de club uit
São Paulo, de ruim driehonderd kilometer westelijker gelegen economische
hoofdstad van het land. Een betonnen oerwoud met meer dan twintig miljoen
inwoners.
Flamengo, de club waar Zico in de jaren zeventig en tachtig schitterde. De
Witte Pelé, een prachtige stilist die later nog minister van Sport zou worden.
Corinthians, de club van Socrates. De arts, intellectueel, rebel, maar bovenal
elegante spelverdeler die zich in 2011 dooddronk.
Het decor voor de topper is toepasselijk: het Maracanã, gebouwd voor het
enige WK (1950) dat Brazilië eerder organiseerde. Zeker tienduizend arbeiders
stampten in twee jaar tijd een bouwwerk uit de grond dat plaats bood aan 180
duizend toeschouwers. Het ging Brazilië voor de wind, het vertrouwen in de
toekomst was groot. Estádio Maracanã werd het symbool van de vooruitgang.
Het grootste stadion ter wereld.
Het ironische van alles: uitgerekend daar liep Brazilië een trauma op waar
oudere Brazilianen tot op de dag van vandaag over praten alsof het gisteren
gebeurde: de verloren WK-finale.
De weg ernaartoe verliep vlekkeloos. Brazilië versloeg Zweden met 7-1,
Spanje werd met 6-1 afgedroogd. Tegen het kleine buurland Uruguay kon het
op 16 juli 1950 eigenlijk niet fout gaan. De ruim 173 duizend mensen in het Maracanã en de miljoenen mensen die aan de radio gekluisterd zaten, ze twijfelden
niet: Brazilië ging zijn eerste wereldtitel pakken. Nadat Brazilië in de eerste helft
op 1-0 kwam, barstte het feest al los. Een feest dat stopte na de gelijkmaker
van Uruguay. Daarna volgde de definitieve klap: twaalf minuten voor tijd maakte Uruguay de beslissende 2-1. Een houdbaar schot van Alcides Ghiggia, de
Braziliaanse keeper Moacir Barbosa die zijn duik te laat inzette en de effecten
daarvan tot aan zijn dood zou blijven voelen. Toen hij in 1993 de spelers van het
Braziliaanse elftal wilde ontmoeten, kreeg Barbosa van Mário Zagallo te horen
dat hij het plan uit zijn hoofd moest zetten.Volgens de assistent-bondscoach zou
een bezoek van Barbosa ongeluk brengen.
In 2000 overleed Barbosa op 79-jarige leeftijd aan een hartaanval. ‘De maximale straf in Brazilië is dertig jaar, maar ik word nu al vijftig jaar gestraft voor iets
waar ik niet eens verantwoordelijk voor was’, zei hij vlak voor zijn dood in een
interview.
*
31
32
Het Maracanã van 1950 is niet meer. De betonnen kolos is voor het komende
WK flink onder handen genomen. Het gerenoveerde Maracanã glimt en blinkt
aan alle kanten, net zoals de omliggende wegen en pleinen. Na een verbouwing
die drie jaar duurde en ongeveer 350 miljoen euro kostte, voldoet het stadion
aan alle FIFA-eisen en is het klaar voor de WK-finale op zondag 13 juli. Ruim
180 duizend toeschouwers passen er allang niet meer in. Het stadion biedt
nu plaats aan 73 duizend voetballiefhebbers. De staanplaatsen zijn verdwenen,
genummerde stoeltjes en VIP-boxen zijn ervoor in de plaats gekomen. De tijden waarin jongetjes konden binnenglippen zonder te betalen, zoals Romário
deed als anonieme tiener uit de favela die nog nooit van PSV had gehoord, zijn
definitief voorbij.
‘Het oude Maracanã was lelijker, maar er zat wel leven in’, zegt Márcia terwijl
de jongens de vlaggen aan lange bamboestokken rijgen. ‘Het nieuwe is functioneel,
maar ook wat sfeerloos. Er is weinig Braziliaans meer aan; het lijkt op jullie stadions
in Europa.Van mij hadden ze het niet hoeven verbouwen.’ Er zijn meer Braziliaanse
voetballiefhebbers die er zo over denken. De ziel is uit het Maracanã, is hun klacht.
Om Márcia heen wordt het drukker. Massa’s mensen trekken voorbij. De
toeristen vallen op; zij zijn de enigen zonder roodzwarte kleding. Om de twintig
meter worden ze aangesproken door jonge stewards met rode petjes. ‘Is alles
duidelijk? Kan ik helpen?’
Een donkere man met dreadlocks baant zich op zijn fiets een weg door de
menigte. Op een rek voor op de fiets staat een grote koelbox. ‘Cerveja! Cerveja!’
De man remt bij een groep supporters en deelt in rap tempo blikken ijskoud
bier uit. Als hij het geld ontvangen heeft, verdwijnt hij weer uit zicht.
Veel van zijn collega’s durven zich niet meer bij het stadion te vertonen.
Waar het rond andere Braziliaanse stadions wemelt van de rokende barbecues,
ijskarretjes en mannen met koelboxen, zie je rond het Maracanã vooral politie.
Hun belangrijkste taak: het innemen van de waar van de straatverkopers. Rio’s
burgemeester Eduardo Paes wil ze niet meer zien. De supporters moeten hun
eten en drinken in het stadion kopen. Sommige politiemannen hebben de buit
triomfantelijk naast zich op straat liggen: vuilniszakken vol blikken bier.
© Daan Dekker
*
In en rond het Maracanã is er misschien veel veranderd, één ding is hetzelfde
gebleven: het standbeeld van Hideraldo Luiz Bellini voor de hoofdingang. De
voormalig aanvoerder van de Braziliaanse ploeg staat op een wereldbol waarin
de jaartallen 1958 en 1962 zijn gegrafeerd. Bellini houdt de Jules Rimet-trofee
omhoog. ‘Aos campeões do mundo’, staat er op de sokkel. ‘Voor de wereldkampioenen.’ Een eerbetoon aan de spelers die de eerste twee van de vijf Braziliaanse
wereldtitels veroverden.
De WK’s van 1958 en 1962, waarin de wereld kennis maakte met o jogo bonito, het prachtige spel. Speels, creatief voetbal. Voetbal waarbij improvisatie boven het systeem gaat. Het waren de wereldkampioenschappen waarop Pelé en
voornamelijk Mané Garrincha uitblonken. Garrincha, de belichaming van o jogo
bonito, de beste dribbelaar die Brazilië ooit heeft gehad. De kromme benen
die zijn bewegingen onnavolgbaar maakten, altijd de tegenstander opzoekend.
Zelfs als hij de bal in open doel kon schieten, wachtte hij zijn opponent op om
hem nog een keer uit te spelen. Dat zijn teamgenoten hem vervolgens verrot
scholden, kon hem weinig schelen.
Garrincha begon zijn carrière in 1953 bij Botafogo. Een simpele ziel uit het
fabrieksstadje Pau Grande, die zijn school nooit had afgemaakt. Juist zijn simpele
karakter maakte hem geliefd. Garrincha was ongecompliceerd, straalde puur
plezier uit als hij voetbalde. ‘Hij kwam het veld op zoals een normaal mens op
een feestje arriveert. Los en vrolijk, klaar om zichzelf en de andere aanwezigen
te vermaken’, zou een Braziliaanse journalist van het tijdschrift Veja in 1983 in
Garrincha’s necrologie schrijven.
Ondanks zijn goede optredens bij Botafogo begon Garrincha het WK 1958
33
34
op de bank. Bondscoach Vicente Feola achtte de ongedisciplineerde international niet in staat om de tactische opdrachten uit te voeren. De stroeve toernooistart van Brazilië redde de rechtsbuiten. In de derde wedstrijd kreeg hij
zijn kans in de basis. Tijdens een prachtig duel tegen Rusland liep Garrincha zijn
tegenstander aan alle kanten voorbij; Brazilië won met 2-0. Garrincha had zijn
basisplek veroverd en won met Brazilië, aan de zijde van de pas 17-jarige Pelé,
de finale van Zweden.
Vier jaar later. Het WK in Chili, het toernooi waar Pelé al in de tweede wedstrijd geblesseerd raakte. Garrincha nam Brazilië bij de hand en maakte de ploeg
met zijn dribbels en doelpunten in zijn eentje wereldkampioen. Hij had zijn top
bereikt, waarna een diepe val volgde.
Garrincha kreeg knieproblemen, greep steeds vaker naar de fles, joeg zijn
geld erdoorheen, veroorzaakte in 1969 in dronken toestand een auto-ongeluk
waarbij zijn schoonmoeder overleed, kreeg last van depressies en deed meerdere zelfmoordpogingen. Uiteindelijk zou De engel met de kromme benen in
1983 overlijden. Op 49-jarige leeftijd had Garrincha zijn lever definitief kapot
gedronken. Hij liet veertien kinderen achter, verwekt bij verschillende vrouwen.
*
Márcia en de andere leden van Urubuzada zoeken hun vaste plek in het Maracanã op. De trommels laten ze voor zich op de tribune rusten. Over een halfuur
zal het eerste fluitsignaal pas klinken, dan barst het feest los. Uit de stadionboxen klinkt sambamuziek, vrolijke tonen, een opwarmertje. Mannen met grote
plastic zakken op hun schouder bewegen zich door de menigte. Ze dragen rode
hesjes waarop een prijslijst staat.
Chips: 5 reais
Biscuits: 5 reais
Frisdrank: 6 reais
Bier (alcoholvrij): 6 reais
Wie schreeuwt, fluit of zijn arm omhoogsteekt, heeft meteen een verkoper
naast zich.
Het grote aantal vrouwen op de tribunes valt op. Voetbal is ook in Brazilië
voornamelijk een mannenzaak, maar de vrouwen spreken er een pittig woordje mee. Het kan je in Brazilië zomaar gebeuren dat een vrouw je tijdens een
serieus gesprek plotseling vraagt voor welke Braziliaanse club jíj eigenlijk juicht.
Geef je als antwoord dat het je weinig uitmaakt, dan word je verbaasd aangekeken. ‘Maakt niet uit? Hoezo?’ Daarna volgt een betoog waarin duidelijk wordt
gemaakt dat je vanaf nu supporter bent van Santos, Palmeiras, Fluminense, Botafogo, Internacional of welke Braziliaanse club dan ook.
Op televisie worden voetbalprogramma’s geregeld door vrouwen gepresenteerd. Omdat ze er goed uitzien, maar vooral omdat ze gek zijn van het spelletje.
Sinds november 2013 zendt Globo, de grootste televisiezender van Brazilië, op
zondagavond het programma Bolsa Redonda uit. Vier vrouwen in een studio
praten over voetbal. Toegegeven: het gaat meer over het uiterlijk van de voetballers dan over het spel zelf. Maar toch.
*
De wedstrijd is begonnen. De Urubas trommelen, zingen en springen. Enkele
jongens bewegen de bamboestokken op en neer en laten de enorme vlaggen
wapperen. Vlaggen met de afbeelding van Zico, met de afbeelding van de beschermheilige van de club (Judas Taddeüs), met een afbeelding van een enorme
gier. Het kost de jongens moeite de vlaggen in de lucht te houden. Zweetdruppels staan op hun voorhoofd.
De spelers waarop de ogen gericht zijn, hebben mooie namen. Hernane,
Romarinho, Digão, Ameral, Paulinho. Veel donkere jongens. Veel jongens die zijn
opgegroeid in een favela. Juist in de arme wijken worden de beste Braziliaanse
voetballers geboren.
Het is haast niet voor te stellen dat voetbal in Brazilië ooit een elitesport was.
Een bezigheid voor blanke mannen uit welgestelde families. Het waren de jaren
nadat Charles Miller, die een grotere snor had dan Chiel Montagne, in 1894 met
twee ballen onder zijn armen terugkeerde van zijn studiejaren in Groot-Brittannië. Miller, zoon van een Schotse ingenieur die in Brazilië spoorwegen aanlegde,
introduceerde daarmee het voetbal in het grootste land van Zuid-Amerika.
Naast het destijds populaire cricket en roeien, ging de Braziliaanse bovenklasse
zich vermaken met een grote leren bal.
De eerste wedstrijden waren heuse glamourevents. Blanke toeschouwers
keken vanaf de tribune in onberispelijke kleding toe en juichten bescheiden en
beleefd.
Het arme en vaak donkere deel van de bevolking werd niet toegelaten tot
de stadions, laat staan op het veld. Toch won de sport ook snel aan populariteit
onder de werklui, die vanaf de daken van de stadions naar de wedstrijden keken.
De bewoners van de armere buurten hadden eindelijk een sport gevonden die
ook zij konden beoefenen, in tegenstelling tot cricket en roeien. Een stuk grond
en een rond object – desnoods een sinaasappel – volstonden. Zo verrezen
overal in Brazilië op creatieve wijze voetbalvelden. Die creativiteit bij het maken
van voetbalvelden zijn de Brazilianen nooit meer kwijtgeraakt. Op de gekste
plekken zie je geïmproviseerde speelveldjes. Op een stuk grasveld tussen twee
snelwegen, op daken van huizen, in het oerwoud. Dat je daar naast tegenstanders ook bomen moet omspelen, vormt geen bezwaar.
De eerste club die donkere spelers opstelde was Bangu Athletic, een vereniging uit een voorstad van Rio de Janeiro. Vanaf 1904 mochten de veelal donkere
arbeiders van de plaatselijke textielfabriek voor de club spelen. Het beleid van
35
36
Bangu Athletic bleef lang een uitzondering, al werden getalenteerde halfbloedvoetballers bij andere clubs steeds vaker geaccepteerd. Van harte ging dat niet.
Arthur Friedenrich, zoon van een geëmigreerde Duitse vader en een donkere
Braziliaanse moeder, deed voor elke wedstrijd zoveel gel in zijn haar dat zijn
kroeshaar steil werd. Carlos Alberto van Fluminense bepoeierde zijn donkere
gezichtshuid voor de wedstrijd met witte rijstbloem.
Het was uiteindelijk Vasco da Gama, een club opgericht door geëmigreerde
Portugezen, een bevolkingsgroep die in Brazilië gemarginaliseerd werd, dat de
ban zou breken. In 1923 promoveerde Vasco met drie donkere spelers en arme
blanke jongens naar de hoogste divisie van de staat Rio de Janeiro. Andere clubs
probeerden de competitiedeelname van Vasco nog te voorkomen – zo moesten
alle spelers, actief op het hoogste niveau, plotseling hun eigen naam kunnen
schrijven. Een wanhoopspoging die op niets uitliep.Voetbal als elitesport was niet
meer houdbaar. Het werd ook in Brazilië een professionele sport voor iedereen.
De deelstaten Rio de Janeiro en São Paulo zetten in 1933 een eigen professionele competitie op. In het eerste seizoen werd Bonsucesso de eerste club die elf
donkere spelers opstelde.
*
Het is een simpel lied op het refrein van Can’t take my eyes off you van Frankie
Valli, maar als alle torcedores meedoen, maakt het indruk.
© Stefan Verwer
Vamos Flamengo
(Kom op Flamengo)
Vamos ser campeões
(We worden kampioen)
Vamos Flamengo
(Kom op Flamengo)
Minha maior paixão
(Je bent mijn grootste passie)
Vamos Flamengo
(Kom op Flamengo)
E essa taça vamos conquistar
(We gaan de beker veroveren)
Als het Maracanã weer stilvalt, zet Urubuzada de klassieker
O Campeão in, ‘De kampioen’, een hit uit de jaren tachtig van de samba-artiest
Neguinho da Beija-Flor. Een nummer dat door meerdere supportersgroeperingen wordt gezongen en straks waarschijnlijk ook tijdens het WK klinkt als
Brazilië speelt.
Domingo, eu vou ao Maracanã
(Zondag ga ik naar het Maracanã)
Vou torce pro time que sou fã
(Ik ga juichen voor het team waar ik fan van ben)
Vou levar foguetes e bandeiras
(Ik neem vuurpijlen en vlaggen mee)
Não vai ser de brincadeira ele vai ser campeão
(Het is niet voor de grap, we worden kampioen)
Não quero cadeira numerada
(Ik wil geen genummerd stoeltje)
Vou ficar na arquibancada
(Ik zal op de tribune staan)
Porque meu time bota pra ferver
(Want mijn team gaat vlammen)
E o nome dele so vocês que vão dizer
(En zijn naam zullen jullie allemaal uitspreken)
Ooooooo
Ooooooo
37
38
Terwijl de supporters van Flamengo doorzingen, laten ook de drieduizend meegereisde Corinthianos van zich horen. Ze zitten aan de andere kant van het stadion. Al ruim voor de wedstrijd arriveerden ze in bussen vanuit São Paulo. Veel
grote mannen met blote bovenlichamen vol tatoeages. De Braziliaanse mobiele
eenheid, geweren met rubberkogels in de aanslag, hield ze van een afstand in
de gaten.
De harde kern van Corinthians, de Gaviões de Fiel (trouwe haviken), heeft
geen beste reputatie. Alleen al de lijst met geweldsincidenten in 2013 is lang.
Rellen tijdens de derby São Paulo-Corinthians, rellen tijdens Vasco da Gama-Corinthians, het bedreigen van de eigen spelers na de zoveelste remise van het
seizoen.
Het grootste schandaal was in februari. Tijdens de uitwedstrijd voor de Copa
Libertadores (de Zuid-Amerikaanse variant van de Champions League) tegen
het Boliviaanse San José werd een 14-jarige fan van de tegenstander gedood
door een vuurpijl. De pijl was door een 17-jarige supporter van Corinthians op
het thuisvak gericht. Als straf moest de club uit São Paulo drie thuiswedstrijden
zonder publiek spelen.
De Gaviões de Fiel is niet de enige Braziliaanse supportersgroep die geregeld
het nieuws haalt met geweldsincidenten. Elk weekend is het wel ergens raak.
A SELEÇÃO
De WK-verwachtingen rondom de nationale
ploeg zijn in Brazilië torenhoog. Het
Braziliaanse volk neemt komende zomer
met niets minder genoegen dan met de
wereldtitel. Alleen dan is het WK in eigen
land geslaagd.
De spelers van a seleção hebben de hoge
verwachtingen over zichzelf afgeroepen. Op
de Confederations Cup, de generale repetitie voor het WK, deed Brazilië het verrassend goed. Wereldkampioen Spanje werd in
de finale met 3-0 verslagen. Tot het toernooi
had het Braziliaanse elftal al een paar jaar
nauwelijks een goede wedstrijd gespeeld.
Het leidde in november 2012 tot het ontslag
van bondscoach Mano Menezes. De Braziliaanse bond koos daarna voor een ervaren
rot. Felipe Scolari, de trainer die Brazilië in
2002 naar de wereldtitel had geleid. Scolari
kreeg de jonge ploeg wel aan het voetballen.
Het elftal leunt vooral op een sterke verdediging: Dani Alves (Barcelona), David Luiz
(Chelsea), Thiago Silva (PSG) en Marcelo
(Real Madrid). Voorin moet Neymar, de ster
van het elftal, de beslissende acties maken.
De rellen zijn voor de gemiddelde Braziliaanse nieuwsvolger onmogelijk te
missen. Journaals herhalen de tribunegevechten graag tot in den treure. Rake
klappen, bebloede gezichten, hooligans die erin vliegen met karatetappen.
Een variatie op het genre is de arrastão (wervelwind). In november 2013
was het tijdens het kampioensduel van Cruzeiro weer zover. Zeker honderd
aanhangers van de club uit Belo Horizonte hadden zich voor het Estádio Mineirão verzameld. Na een signaal van de leider van de groep sprintten de jongens
richting de ingang. Het enige dat de stewards konden doen, was een stapje opzij.
Een arrastão is in Brazilië een beproefde manier om een gratis plekje op de
tribune te bemachtigen.
Door de recente bouw van nieuwe stadions met stevige toegangspoorten
is het aantal arrastões flink afgenomen. Grip op de harde kernen van de clubs
heeft de politie daarentegen nog lang niet. Sterker nog: het Braziliaanse voetbal
is gewelddadiger dan ooit. In 2013 vielen er bij gevechten tussen supporters
dertig doden, een nieuw dieptepunt.
Het is voor kwaadwillende Braziliaanse supporters nog altijd betrekkelijk
makkelijk om de confrontatie aan te gaan. De clubcard hebben ze nog niet in
Brazilië. Sterker nog: bij het loket kun je, zonder identificatie, aangeven of je in
het uit- of thuisvak wilt zitten.
Deze zondag blijft het tijdens Flamengo-Corinthians bij wat gescheld. In een
ander deel van het land loopt het wel uit de hand. Bij een busstation in Salvador
is een confrontatie tussen supporters van Vitória en Bahia, de twee grote clubs
van de stad. Twee fans raken gewond, één jongen wordt doodgeschoten.
*
De wedstrijd vordert. Het is een flipperkastduel waarvan je er veel ziet in
de Braziliaanse competitie. Gedisciplineerd en effectief voetballen leren veel
Braziliaanse profs pas in Europa, waar een mooie actie ondergeschikt is aan de
tactiek. Waar de Brazilianen het intuïtieve voetbal definitief moeten loslaten.
Het is geen wonder dat a seleção al jaren niet meer op zijn Braziliaans voetbalt. Bijna alle spelers van de nationale ploeg zijn actief in Europa. Dat is al
decennia zo.
De WK-zeges van 1994, van 2002: ze werden vooral behaald dankzij goed
verdedigen, niet door subliem aanvalsspel. Slechts zeven tegentreffers incasseerde Brazilië tijdens de twee toernooien. Drie tegengoals in 1994, vier in 2002.
Zakelijk voetbal met een sierlijk tintje.
Het WK van 1982 was het laatste waarop Brazilië de beker met o jogo bonito
probeerde te veroveren. De sterren van het elftal vertrokken naar Europa. Falcão naar AS Roma, Zico naar Udinese, Socrates naar Fiorentina. Een voorzichtig
begin van de exodus die in de jaren negentig pas goed op gang zou komen.
Minstens tienduizend Braziliaanse spelers vertrokken de afgelopen drie de-
39
40
cennia naar het buitenland. In elke competitie ter wereld speelt wel een Braziliaan. Met de export van voetballers wordt in Brazilië al jaren meer verdiend
dan met de export van bijvoorbeeld bananen. De Braziliaanse voetballer is
verworden tot een internationaal gewild handelswaar.
Niet alleen de allerbesten, zij die multimiljonair worden dankzij de bal, profiteren ervan. De gevolgen zijn minstens zo groot voor de vele Braziliaanse
spelers die in het verleden in eigen land op het tweede of derde niveau zouden
blijven steken. Een niveau waarop slecht betaald wordt. Nu komen ze uit in een
gemiddelde of zelfs matige buitenlandse competitie en verdienen goed. Welke
Azerbeidzjaanse, Chinese of Indonesische club wil er geen spits hebben uit het
land dat, zo zei FIFA-voorzitter Joseph Blatter tijdens de WK-loting, de ziel van
het voetbal vormt?
Het aantal vertrekkende Braziliaanse voetballers is de afgelopen jaren wel iets
afgenomen, maar blijft enorm. In 2012 (laatste FIFA-census) vertrokken er 618
spelers uit de Braziliaanse competitie. De belangrijkste bestemmingen: Portugal
(91 voetballers), Japan (41), Italië (30), Uruguay (25), China (20), Hongarije (19)
en de Verenigde Arabische Emiraten (18).
Er zit ook een schaduwzijde aan die enorme vraag. Er wordt in Brazilië veel
gespeculeerd met tieners. Jongens stoppen met school omdat een zaakwaarnemer of club ze een dikke worst voorhoudt. De jongens gooien alles op het
voetbal. Maar wat als het niks wordt? Hoe gaat zo’n jongen dan zijn geld verdienen?
Het Braziliaanse voetbal is er bovendien niet transparanter op geworden.
Het zijn vaak externe financiers en niet de clubs die de voetballers ‘bezitten’ en
bepalen wat er met hen gebeurt.
Het begon halverwege de jaren negentig met Ronaldo. Zijn club São Cristovão kampte met een schuld. De zaakwaarnemers Reinaldo Pitta en Alexandre
Martins roken hun kans. Voor 7500 dollar kochten ze de spelerspas van Ronaldo, waarmee ze meteen zijn transferrechten bezaten. Bij São Cristovão waren
ze in eerste instantie blij met het geld, tot Pitta en Martins de 16-jarige Ronaldo
bij Cruzeiro stalden en een jaar later miljonair werden door hem aan PSV te
slijten.
Het nieuwste wonderkind is Neymar, de speler die a seleção straks wereldkampioen moet maken. Een dribbelaar zoals Garrincha en Ronaldo.
Al op jonge leeftijd kochten meerdere bedrijven een aandeel in hem. Toen
Neymar in de zomer van 2013 naar Barcelona vertrok, hadden de Spaanse
kranten meerdere dagen nodig om uit te zoeken aan wie de Catalaanse club
nou precies geld had betaald.
*
Goal, goal, goal. Vanaf ruim twintig meter schiet Paulinho de bal in de
kruising. Flamengo komt in de negentiende minuut op 1-0. Op de tribunes
vliegen supporters elkaar in de armen. De niet al te grote Márcia verdwijnt in
de menigte. De jongens trekken de bamboestokken omhoog. Er moet weer
gewerkt worden.
Het gejuich beperkt zich voornamelijk tot de noordtribune, die helemaal
gevuld is. Op beide lange zijden van het Maracanã blijft het een stuk stiller; ze
zijn matig bezet. Met bijna dertigduizend mensen is het stadion niet eens voor
de helft gevuld. Bij de wedstrijden van Fluminense en Botafogo, de twee andere
clubs uit Rio de Janeiro die in het Maracanã spelen, zitten er vaak nog minder
toeschouwers.
De lege tribunes vormen één van de grootste problemen van het Braziliaanse
voetbal. Kijk naar het jaar 2012. De stadionbezetting op de vier hoogste niveaus
was slechts 28,4 procent, hetgeen neerkomt op gemiddeld zevenduizend toeschouwers per wedstrijd. Zelden wordt in Brazilië een wedstrijd voor volle
tribunes gespeeld.
Oorzaken zijn er genoeg. Zo speelt het grote aantal voetballers dat elk jaar
weer naar het buitenland vertrekt een rol. Supporters weten niet meer wat
ze van hun club kunnen verwachten. Dat blijkt wel uit de prestatiecurve van
Fluminense: kampioen in 2012, bijna gedegradeerd in 2013.
Daarnaast is de prijs van een toegangskaartje de laatste jaren omhooggeschoten. Het goedkoopste entreebewijs voor Flamengo-Corinthians kost twintig euro, bijna tien procent van het Braziliaanse minimumloon. In het verleden
hadden supporters voor een grijpstuiver toegang tot de staantribune. Die tijden
zijn voorbij. Een voetbalwedstrijd bezoeken is te duur geworden voor de Braziliaanse onderklasse.
De overvolle speelkalender helpt ook niet mee. In Brazilië vinden van januari
t/m juni de deelstaatkampioenschappen plaats. Van juli t/m december wordt
de nationale competitie afgewerkt. Clubs spelen ruim zestig wedstrijden per
jaar. Het is voor supporters onmogelijk om alle duels te bezoeken. Spelers en
fans strijden al jaren voor een uitgedunde wedstrijdkalender. Tot dusver zonder
succes. De Braziliaanse voetbalbond CBF en televisiezender Globo, die de wedstrijden live uitzendt, hebben belang bij een volle kalender. Hoe meer voetbal
op televisie, hoe meer geld er binnenstroomt.
Toch zijn de lege tribunes vooral een cultuurkwestie. Ook in de jaren tachtig
en negentig waren volle stadions een zeldzaamheid. Brazilianen kijken net zo
lief thuis vanuit de luierstoel naar de wedstrijden. Of in de bar op de hoek. Een
grote fles bier erbij. Als er gescoord wordt, kan er vanaf de stoep een vuurpijl
de lucht in worden geschoten.
Voetbal is in Brazilië, meer nog dan in Nederland, een televisiesport. Als je
op een Braziliaans vliegveld landt, is de kans groot dat er in aankomsthal op de
schermen een voetbalwedstrijd te zien is. Ga je ergens lunchen, dan wordt er
op het televisietoestel dat in elk etablissement aanwezig is, voetbal getoond: een
wedstrijd of anders een praatprogramma over de wedstrijden.
Als het Braziliaanse elftal speelt, zijn de straten uitgestorven. Pas na de over-
41
42
winning lopen de geelgroen geverfde straten vol. Dan worden de barbecues
opgestookt.
*
De wedstrijd hobbelt richting zijn einde. Flamengo staat nog steeds voor. De zenuwen bij de Flamenguistas op de tribune nemen toe. Verderop houdt een supporter
bij elk spannend moment voor de goal van Flamengo twee plastic gieren in de
lucht. Bijgeloof, zou hij na de wedstrijd uitleggen. Als hij de poppen in de lucht
houdt, zal er geen tegengoal vallen.
Voor de wedstrijd stond een man met twee parkietjes op zijn schouder in de
rij voor een kaartje. ‘Altijd als ik mijn vogels meeneem, loopt het goed af. Nou
ja, bijna altijd.’
Nergens ter wereld speelt bijgeloof zo’n belangrijke rol in het voetbal als in
Brazilië. Toen voetbalclub São Paulo vorig seizoen een slechte fase doormaakte,
werd er voor de wedstrijd tegen Fluminense grof zout op de spelerstrap rich-
ting het veld gestrooid. Met het zout moesten kwade krachten uit het stadion
worden verdreven. Het werkte: São Paulo won de wedstrijd en zette vervolgens een goede reeks neer.
Vergeleken bij hetgeen Carlito Rocha uithaalde om een goed resultaat af
te dwingen, is zout strooien een kleinigheid. Rocha was tussen 1948 en 1951
voorzitter van Botafogo. Bij uitwedstrijden moest er eerst een kilo suiker tegen
de muren van de kleedkamer worden gegooid. De centrale verdedigers kregen
de opdracht om de naam van hun tegenstander op een briefje te schrijven en
dat in hun schoen te stoppen; zo werd de tegenstander voor de wedstrijd al
platgewalst. En elke wedstrijd blafte langs de zijlijn Biriba mee.
De hond van reservespeler Macaé was tijdens de wedstrijd tussen de reserve-elftallen van Botafogo en Madureira voor het eerst ten tonele verschenen.
Biriba rende bij een 9-2 stand het veld op. In de verwarring die ontstond, werd
de 10-2 gemaakt. Rocha was ervan overtuigd dat het een teken was: die hond
bracht geluk. Biriba ging met het eerste elftal meereizen en werd ondertussen in
de watten gelegd. Hij werd gevoed met de beste biefstukken en kreeg zelfs een
volwaardig salaris uitbetaald. Macaé kreeg zodoende maandelijks extra veel geld
in zijn hand gedrukt. Toen Biriba voor een wedstrijd over de voet van een speler
plaste en Botafogo vervolgens won, was dat voor Rocha reden om de hond voor
elke wedstrijd over de voet van een speler te laten plassen. Het resultaat: Botafogo werd deelstaatkampioen van Rio de Janeiro.
In het Maracanã nadert het laatste fluitsignaal. Via een ingooi komt de bal
gevaarlijk voor het doel van Flamengo. De supporter houdt zijn twee plastic
gieren weer in de lucht. Corinthians-aanvaller Emerson schiet op doel, doelman
Felipe redt knap. Snel daarna fluit de scheidsrechter af. De supporter geeft zijn
beide poppen een dikke kus.
*
© Stefan Verwer
De overwinning is binnen. De concurrent uit São Paulo is verslagen. Er wordt gejuicht en geapplaudisseerd voor de spelers. Nog één keer zetten de supporters
Vamos Flamengo in, waarna Márcia en de andere Urubas trommelend richting de
uitgang van het Maracanã trekken.
Het is inmiddels hard gaan regenen, maar dat lijkt niemand iets uit te maken.
Er is gewonnen, de zondag kan niet meer stuk. Bij de uitgang staan mannen en
vrouwen met koelboxen vol bier klaar. Ze mogen hun gang gaan van de politie.
‘Cerveja, vier reais. Cerveja, vier reais!’ schreeuwen de straatventers. Ze verkopen
goed.
43
44
01
VOETVOLLEYEN MET
ROMÁRIO
Als het verkeer meezit, ben je er vanuit het centrum van Rio de
Janeiro met de bus of auto in een klein uur: Barra da Tijuca, een wijk
in het zuidoosten van de stad. Daar, aan het strand, naast de bar
Barraca do Pepê, vind je de vaste voetvolleystek van Romário.
Wie de voormalig PSV-spits, die in het appartementencomplex
tegenover het volleynet woont, wil treffen, moet Barra de Tijuca
doordeweeks links laten liggen. Van dinsdag tot en met vrijdag stemt
Romário sinds 2010 als parlementslid over wetten in de hoofdstad
Brasília. Voor het weekendvermaak vliegt hij terug naar Rio.
De meeste kans om Romário in het Nederlands te vragen of je
mag inhaken bij het potje voetvolley, heb je op zaterdag- en zondagochtend. De spits zoekt het volleynet dan graag na het ontbijt op.
Loop je Romário toch mis, dan niet getreurd. Het strand is, net
als de mannen en vrouwen die er liggen, aantrekkelijk. IJskoud bier,
caipirinha’s en opengehakte kokosnoten zijn overal verkrijgbaar. En
wil je toch nog voetvolleyen: bij het net zijn altijd een paar zongebruinde macho’s in strakke zwembroeken te vinden. Toon aan dat je
zonder moeite de bal in je nek kunt leggen en ze zullen je accepteren.
01
PRAKTISCHE
INFO
Adres:
Avenida do Pepê,
Barraca do Pepê
(kiosk 11), Rio de
Janeiro
02
MUSEU DO FUTEBOL
DO FUTEBOL
Alleen al vanwege de locatie een verplicht nummer voor de voetballiefhebber. Het nationaal voetbalmuseum ligt onder de betonnen
tribunes van één van de oudste stadions van Brazilië: het Pacaembu,
geopend in 1940 en nog altijd in gebruik.
Na betaling van zes reais heet Pelé je, strak in pak, vanaf een groot
scherm welkom in het museum. Daarna begin je aan een uitgebreide en interactieve tocht door de geschiedenis van het Braziliaanse
voetbal. Zo kun je de radioverslagen bij de belangrijkste doelpunten
uit de Braziliaanse voetbalgeschiedenis terugluisteren en ontdekken
dat er commentatoren bestaan die alleen over het uitspreken van
het woord gol al meer dan een minuut doen.
In het museum sparen de Brazilianen zichzelf niet. Er is een hele
zaal gewijd aan het traumatische doelpunt van de Uruguayaan Alcides Ghiggia. Het is donker in de zaal, op een scherm zwart-witbeelden van de WK-finale van 1950. Ghiggia rukt op, er klinkt onheilspellende muziek. Tot het geluid wegvalt en er ‘stille’ beelden van heel
veel verdrietige Brazilianen volgen.
Het museum hangt vol prachtig foto’s en presenteert vele feitjes
over het Braziliaanse voetbal. Na je bezoek weet je dat er in 1969
tijdens de WK-kwalificatiewedstrijd Brazilië-Paraguay 183.341 toeschouwers in het Maracanã zaten, een toeschouwersaantal dat in
Brazilië nooit meer overtroffen is. Het eindpunt van het museum is
de Sala Jogo. Daar kunnen bezoekers in een kooi meten hoe hard ze
schieten.
02
PRAKTISCHE
INFO
Adres:
Praça Charles Miller
(geen nummer), São
Paulo
45
46
03
GEBOORTEHUIS
PELÉ
Het stadje Tres Corações (drie harten) is voor het verkeer tussen
São Paulo en Belo Horizonte onmogelijk te missen. Naast de afslag
staat een twintig meter hoog beeld van een juichende Pelé.
De drievoudig wereldkampioen werd op 23 oktober 1940 als
Edson Arantes do Nascimento geboren in Tres Corações. Zijn geboortehuis, waar hij drie jaar woonde, ging dertig jaar later tegen
de grond, maar is in 2012 met behulp van zijn moeder en oom
herbouwd en opengesteld voor het publiek.
In het huis, dat vier kamers telt en waar Pelé met tien andere
familieleden woonde, speelt de oude radio van zijn opa Braziliaanse
hits uit de jaren veertig. Aan de muur hangt de enige foto die van
de kleuter Pelé gemaakt werd en op de slaapkamer van zijn ouders
staat een replica van zijn wieg. Een bezoek aan het huis laat vooral
zien hoe een groot deel van de Braziliaanse bevolking in de jaren
veertig leefde. Kussens van stro, bekers van klei, koken in een boven
het vuur bungelende pan en plassen in een WC-hokje in de tuin. De
aanwezige gidsen leveren er op verzoek de anekdotes bij.
03
PRAKTISCHE
INFO
Adres:
Rua Edson
Arantes do
Nascimento 1000,
Tres Corações
04
HET GRAF VAN
GARRINCHA
Garrincha’s begrafenis in januari 1983 was groots en chaotisch, net
zoals het leven dat de rechtsbuiten had geleid. Het begon in het
Maracanã, waar zijn kist op de middenstip werd geplaatst voor een
wake. Garrincha’s eerste vrouw kreeg ruzie met zijn derde vrouw.
Het conflict was nog niet gesust of de volgende ruzie begon. Een
supporter van Botafogo had een vlag van zijn club op de kist gelegd. Dit schoot één van Garrincha’s neven in het verkeerde keelgat.
Botafogo had zijn oom volgens hem uitgebuit, de vlag moest eraf.
Daarna volgde de rit van Rio de Janeiro naar Garrincha’s geboorteplaats Pau Grande. Rijen dik stonden de mensen langs de weg
waar de brandweerwagen met daarop de kist overheen trok. Er
werd geklapt, gehuild, mensen gooiden bloemen op de weg.
04
PRAKTISCHE
INFO
Adres:
Cemitério Raiz da
Serra, Estrada de
Pau Grande (geen
nummer)
Inmiddels was de begraafplaats Raiz da Serra, iets buiten Pau Grande, al afgeladen vol. Toen de ceremonie begon, hadden zeker achtduizend mensen zich op de begraafplaats verzameld. Vanuit bomen,
staand op andere graven of vanaf de daken van huizen in de omgeving zagen sommige aanwezigen hoe de kist van Garrincha langzaam in de grond verdween.
Voor wie het graf van Garrincha wil bezoeken: het is een bescheiden, niet al te best verzorgd graf. ‘Hier rust in vrede de man die de
vreugde van het volk was’, staat op de zerk.
47
48
HET WK VOORSPELLEN ZONDER OCTOPUS
ORANJESELECTIE
TE WEINIG WAARD?
03
door Thomas Boeschoten
© Jose Britto
Iedereen heeft wel een idee wie het WK gaat
winnen. Tijdens het vorige WK keken we naar
octopus Paul, die voorspelde dat Spanje zou
winnen. Nu Paul is overleden presenteren wij
een alternatieve methode. Economen stellen
dat je, door de geschatte marktwaardes van
selecties te vergelijken, een goed beeld krijgt
van de krachtsverhoudingen. 1
Jürgen Gerhards & Gert G. Wagner, ‘Money Predicted Spain as Football World Champion’, in:
German Institute for Economic Research, Weekly Report, No. 25/2010
49
50
Tijdens het WK 2010 en EK 2012 waren de geschatte marktwaardes een uitstekende voorspeller voor de vraag wie er ver zouden komen. Op het Europees
Kampioenschap hadden de laatste zes overgebleven landen ook de duurste selecties. Beide toernooien werden gewonnen door Spanje, het meest waardevolle
team. De methode is gebaseerd op het idee dat normaal gesproken het team
met de beste spelers wint. En welk team de beste spelers heeft, is simpelweg af
te lezen aan hun geschatte marktwaarde. Die marktwaardes worden keurig bijgehouden en beargumenteerd door liefhebbers op de website transfermarkt.de.
We hebben op een rij gezet hoe duur de gemiddelde speler van een land is, en
dan blijkt dat er vier belangrijke titelkandidaten zijn: Spanje, Brazilië, Duitsland en
Argentinië. Het belooft een stuk spannender te worden dan het vorige WK. Destijds was het verschil tussen de vier duurste selecties € 300 miljoen. Nu slechts
60 miljoen. De toplanden zijn dus aan elkaar gewaagd.
De favorietenrol voor Spanje, Brazilië, Duitsland en Argentinië wordt ook bevestigd door de top 100 beste voetballers uit 2013 van The Guardian. Deze lijst,
samengesteld door vooraanstaande voetbaljournalisten, laat zien welke landen
25.000.000 €
20.000.000 €
15.000.000 €
10.000.000 €
5.000.000 €
0€
spelers hebben die in 2013 tot de beste ter wereld werden gerekend. Spelers
van Spanje komen het vaakst voor (16 keer), gevolgd door Brazilië (11), Duitsland
(10) en Argentinië (8).
Het Nederlands elftal komt hierbij niet eens in de buurt: Oranje heeft slechts
drie spelers in de top 100 en een gemiddelde speler is nog niet de helft waard (€
8,7 miljoen) van de spelers van toplanden. Des te pijnlijker is het dat België, met
een marktwaarde van gemiddeld € 13,7 miljoen, en zes spelers in de top 100,
Nederland ver achter zich laat.
Louis van Gaal wacht dus een zware klus in Brazilië – nog veel zwaarder dan
Bert van Marwijk in Zuid-Afrika. Sinds dat WK is de marktwaarde van de Nederlandse selectie desastreus gedaald, van 271 miljoen euro naar 209 miljoen. Van
Gaal beschikt dus simpelweg over minder kwaliteit in zijn selectie. Er zijn enkele
jongelingen die nog niet veel geld waard zijn (zoals Jetro Willems en Daley Blind)
en ouderen die steeds minder waard worden (Rafael van der Vaart, Arjen Robben). Op het WK in Brazilië spelen tien landen met een waardevollere selectie
dan Nederland.
Oranje krijgt het ook lastig door de ongelukkige loting. Het belang van de loting
werd wel duidelijk op het wereldkampioenschap van 2010 in Zuid-Afrika. Oranje
haalde de finale hoewel acht teams een hogere marktwaarde hadden, omdat
Nederland simpelweg het geluk had alleen maar tegen teams te spelen met een
veel lagere marktwaarde (tussen de 120 tot 200 miljoen euro lager).
De enige teams die Nederland trof met een hogere marktwaarde waren Brazilië (353 miljoen euro), dat met veel geluk werd verslagen, en Spanje (650 miljoen)
waarvan in de finale werd verloren. Nederland had simpelweg het geluk aan ‘de
goede kant’ van het schema te zitten – aan de ‘andere kant’ waren vijf teams
(Spanje, Argentinië, Portugal, Engeland en Duitsland) met een hogere marktwaarde dan Nederland. Die moesten het onderling uitvechten, aangezien ze Oranje
pas in de finale zouden kunnen treffen.
Nederland is op het WK 2010 dus alleen tegen Brazilië boven zichzelf uitgestegen en heeft verder precies naar verwachting gepresteerd. De uitschakeling op
het Europees Kampioenschap twee jaar later was ook volgens verwachting: zowel
Duitsland als Portugal had een selectie met een hogere marktwaarde.
De loting voor het WK in Brazilië had voor Nederland niet slechter kunnen
zijn. Door een fout van de KNVB belandde Oranje in de ongunstige pot 4 in
plaats van pot 1 (met groepshoofden). De KNVB had een overbodig oefenduel
tegen Indonesië laten spelen, waardoor Nederland ondanks de overwinning zo
ver daalde op de FIFA-ranking dat het niet langer tot de toplanden behoorde.
Was die wedstrijd niet gespeeld, dan was Nederland als groepshoofd de loting in
gegaan.
Uit de loting kwamen vervolgens uitgerekend de zwaarst mogelijke tegenstanders: Spanje en Chili (alleen Australië was een meevaller). Spanje is favoriet
voor de titel, en van alle landen die oorspronkelijk in pot 2 zaten, heeft Chili
samen met Ivoorkust de meest waardevolle selectie (gemiddelde spelerswaarde:
€ 5,5 miljoen). Nederland is met € 8,7 miljoen aanzienlijk beter bedeeld, maar
Chili heeft een frisse, goede speelwijze gebaseerd op uitstekend positiespel waarmee ze knap gelijkspeelden tegen Spanje en Brazilië en wonnen van Engeland.
Het wordt voor Nederland nog een zware opgave om daarvan te winnen.
Mocht Nederland de poule overleven, dan is de kans groot dat het tweede
wordt. In dat geval moet het in de volgende ronde tegen de winnaar van groep
A, wat waarschijnlijk gastheer Brazilië zal zijn. Mocht Nederland eerste worden, of
Brazilië onverwachts tweede, dan heeft Oranje geluk. Dan mag het tegen Kroatië
en volgt er pas in de kwartfinale een tegenstander met een hogere marktwaarde
dan Nederland. Stel dat het WK precies verloopt zoals we op basis van de marktwaardes van selecties mogen verwachten, dan ziet de eindronde er zo uit:
51
52
LAATSTE 16
KWARTFINALE
HALVE FINALE
FINALE
HALVE FINALE
KWARTFINALE
BRAZILIË
SPANJE
NEDERLAND
KROATIË
BRAZILIË
SPANJE
COLOMBIA
ITALIË
ENGELAND
ITALIË
ENGELAND
IVOORKUST
DUITSLAND
SPANJE
FRANKRIJK
ARGENTINIË
ARGENTINIË
FRANKRIJK
[Als het WK precies
verloopt volgens de
marktwaardes, komen de
vier favorieten elkaar pas
in de halve finale tegen.
Nederland sneuvelt tegen
Brazilië. De lettergroottes
corresponderen met de
geschatte marktwaarde.]
ZWITSERLAND
BOSNIË-HERZEGOVINA
DUITSLAND
DUITSLAND
LAATSTE 16
SPANJE
BRAZILIË
ARGENTINIË
BELGIË
DUITSLAND
BELGIË
PORTUGAL
RUSLAND
Als we op de marktwaardes afgaan, dan ziet het er niet rooskleurig uit voor Nederland. Ons land heeft een matige selectie, een ongelukkige loting en een team
dat net te jong of net te oud is om nog tot de absolute wereldtop te behoren.
Als Oranje verder komt dan de tweede ronde, stijgt de ploeg ver boven zichzelf
uit. Of heeft ze veel geluk.
OP WIE MOETEN WE LETTEN?
Elk kampioenschap kent spelers die hun doorbraak beleven, maar het zou zomaar kunnen
dat de grootste verrassing dit keer al 37 jaar
oud is. Italië zit krap in de aanvallers en het
zingt rond dat ‘meester van de steekpass’ misschien mee mag naar het WK: Francesco Totti,
uit het kampioenselftal van 2006. Hij verkeert
in grootse vorm en gaf meer assists per 90
minuten dan ieder ander in de Serie A.
Het wordt in ieder geval genieten van
de jonge talenten die nu al tot de absolute
wereldtop behoren. Paul Pogba (20) bijvoorbeeld is de nieuwe hoop van Frankrijk.
Brazilië en Duitsland hebben op hun beurt
spelers in de gelederen die vaak met Messi
worden vergeleken: Neymar (21) en Mario
Götze (21). Het zijn talenten van een niveau
waar Nederland momenteel alleen van mag
dromen.Verrassingen aan de kant van Oranje?
Misschien dat Van Gaal nog besluit om Virgil
van Dijk (22) mee te nemen. Hij zou een wel-
kome versterking zijn voor de zwakke laatste
linie van Oranje. Met Kevin Strootman (23)
had Nederland een speler in huis die het verschil kan maken.Tot voor kort deed hij het erg
goed bij zijn club, Roma, waar hij strooide met
assists. Helaas mist Strootman het WK door
een blessure en moet de oude generatie zijn
afwezigheid opvangen.
In de groepsfase belooft het in ieder geval
vuurwerk te worden in de poule des doods,
poule D. Italië tegen Uruguay is misschien
wel het mooiste affiche. De Italianen hebben
het catenaccio-voetbal achter zich gelaten en
spelen attractief, terwijl Uruguay met twee
van ’s werelds beste spitsen zal aantreden,
Luis Suárez en Edinson Cavani. In poule C is
Japan tegen Colombia de moeite waard. Japan
speelt opvallend leuk voetbal en Colombia
eindigde in de Zuid-Amerikaanse kwalificatie
voor het WK knap tweede achter Argentinië.
DE GROTE AFWEZIGEN
‘Een WK zonder mij is niet de moeite waard’,
sprak Zlatan Ibrahimovic nadat zijn team was
uitgeschakeld door Portugal in de play-offs.
Het is de tragedie van een goede voetballer
die voor een zwak land uitkomt. Zlatan heeft
als geen ander spreekrecht: hij is immers één
van de duurste afwezigen op het WK. Dit is
het dreamteam van afwezigen op basis van
de marktwaardes: de Welshman Gareth Bale
is de duurste speler die niet aan het WK
meedoet. Zijn waarde wordt geschat op €
80 miljoen. Lionel Messi (120) en Cristiano
Ronaldo (100) zijn de enige spelers op het
WK aan wie een hogere waarde wordt toegeschreven.
Helaas is er zelfs in dit dreamteam geen
plaats voor de trotse topscorer van de kwali­­
ficatiereeks: Deon McCaulay. Hij scoorde net
als Robin van Persie en Luis Suárez elf doelpunten voor zijn land en had daar ook nog
eens minder wedstrijden voor nodig. Zijn
land Belize, de nummer 157 op de wereldranglijst van de FIFA, was helaas niet goed
genoeg om zich te kwalificeren.
Cech
Piszczek
Ivanovic Subotic
Hamsik
Alaba
Ramsey
Bale
Turan
Zlatan
Lewandowski
53
54
LAND, GELIJKHEID EN
BUSKAARTJES
04
DE SOCIALE BEWEGINGEN VAN BRAZILIË
door Marjolein van de Water
© Lambert Wassink
De voorbereidingen op het WK voetbal
in Brazilië gaan gepaard met grote
maatschappelijke onlusten. Want Brazilië
mag het meest voetbalgekke land ter
wereld zijn, de miljoeneninvesteringen
van het duurste WK ooit schieten veel
Brazilianen in het verkeerde keelgat.
Wie de geschiedenis van Brazilië kent, kijkt
niet raar op van het tumult. Het land kent
een sterke traditie van sociaal protest.
55
56
‘Het WK gaat niet door.’ Keer op keer klinkt die ene zin uit honderdduizenden
kelen. ‘Wat heeft mijn zieke kind aan een voetbalstadion?’ luidt de vraag op een
spandoek. ‘Als Dilma wil scoren, moet ze fatsoenlijke klaslokalen bouwen’, staat
met zwarte letters op een muur in Rio de Janeiro. Het is juni 2013. In de protestgolf die als een wervelwind door het land raast, is het WK voetbal symbool
geworden voor alles wat mis is in Brazilië.
De wereld kijkt stomverbaasd toe. Het gaat toch juist goed in Brazilië? Het
land is uitgegroeid tot de zevende economie van de wereld, en dankzij sociale
programma’s konden miljoenen Brazilianen de afgelopen tien jaar hun eerste
koelkast, televisie of wasmachine aanschaffen. Steeds meer kinderen gaan naar
school, en het aantal Brazilianen dat in armoede leeft, is aanzienlijk gedaald.
Maar wie de vernislaag van deze ‘nieuwe middenklasse’ af schuurt, ziet nog
steeds een extreem ongelijk land waarin met name de zwarte en inheemse bevolking in gemarginaliseerde omstandigheden leeft. Een land waar slechts twee
procent van de inwoners bijna de helft van de vruchtbare grond in bezit heeft.
Daarnaast zijn de Brazilianen kritischer burgers geworden. Wie niet meer
dagelijks bezig is met overleven, heeft tijd om na te denken over andere zaken. De nieuwe middenklasse wil beter onderwijs, goede ziekenhuizen en een
© Lambert Wassink
functionerend openbaar vervoernetwerk. Begrijpelijke eisen als je bedenkt dat
men in Brazilië meer belasting betaalt dan in enig ander opkomend land. Om
de eigen industrie te beschermen, heft Brazilië torenhoge importbelastingen,
waardoor luxe artikelen veel duurder zijn dan elders. Daarnaast is de btw erg
hoog, waardoor mensen met lage inkomens relatief veel bijdragen.
De bevolking heeft het gehad met politici en ambtenaren die ongestraft
overheidsgeld in eigen zak steken. Ze hebben genoeg van parlementariërs die
achteroverleunen, torenhoge salarissen innen en politieke posities cadeau doen
aan familieleden. Ze hebben geen zin meer in de moordende bureaucratie en
de corrupte, gewelddadige politie. Ze zijn het beu.
‘De reus is ontwaakt’, schreven kranten wereldwijd tijdens de volksopstand in
juni. De reus was inderdaad enigszins ingedut sinds massademonstraties in 1992
leidden tot het aftreden van president Fernando Collor. Maar in echt diepe
slaap is hij nooit geweest. Brazilië kent een sterke traditie van sociaal protest, en
de meest gemarginaliseerde groepen van het land zijn altijd hun rechten blijven
opeisen.
‘LAND KRAKEN, DE ENIGE OPLOSSING’
‘Als ze ons ontruimen, kraken we het land gewoon opnieuw.’ Ver verwijderd van
de stedelijke protesten zit Lindaura Marcus (58) op een boomstronk. Om haar
heen staan hutjes van hout en plastic zeil. Provisorische kabels lopen van een
elektriciteitsmast naar het kamp, uit een paar oude speakers schallen de typisch
Braziliaanse forró-klanken.
Marcus is coördinator van een MST-kamp in de noordoostelijke deelstaat
Bahia. De MST, Movimento dos Trabalhadores Rurais Sem Terra, ofwel landloze
boerenbeweging, is de grootste sociale beweging van Latijns-Amerika en heeft
in Brazilië naar schatting 1,5 miljoen leden. De MST heeft land gekraakt in 23
van de 27 deelstaten. ‘Het is misschien illegaal om land te bezetten, maar wat
moeten we dan?’ vraagt Marcus. ‘We willen niet doodgaan van de honger.’
Even verderop zijn twee mannen met kapmessen in de weer, hun tanige lichamen zwetend in de namiddagzon. Tussen de zwartgeblakerde boomstronken
staat rucola, koriander, lente-ui en paprika. Gifgroene papegaaien vliegen over
de cassavevelden en strijken neer in een limoenboom. Kippen kakelen in hun
hok, onder een afdak liggen grote trossen bananen te rijpen. ‘Dit is alles wat we
vragen’, zegt Marcus. ‘Een stukje land om van te leven.’
DE RAADGEVER
Er zijn maar weinig landen in de wereld waar land zo ongelijk is verdeeld als in
Brazilië. Bijna de helft van het vruchtbare land is in handen van slechts 2 procent
57
58
van de bevolking. Het structurele gebrek aan landbouwgrond voor kleine boeren is de belangrijkste bron van conflicten op het platteland.
Hoewel de MST in 1984 is opgericht, gaat de strijd om land veel verder terug.
Toen Brazilië in 1822 onafhankelijk werd, bleef de macht van de grootgrondbezitters onaangetast en behielden zij hun land en hun slaven. De eerste wet
omtrent landbezit kwam er in 1850, en verstevigde de status quo. Land kon
volgens deze wet alleen worden verworven door het te kopen van de staat of
de eigenaars, waardoor kleine boeren en voormalige slaven buitenspel bleven
staan.
De eerste grote landbezetting was die in Canudos aan het einde van de negentiende eeuw. De mysterieuze broodmagere Antônio Vicente Mendes Maciel
trok door de gortdroge vlakten van Bahia en predikte het einde van de wereld.
Redding was alleen mogelijk door volledige devotie aan God, aldus de man, die
bekend kwam te staan als ‘de Raadgever’. Zijn fundamentalistische religieuze
ideeën vonden gretig aftrek onder de straatarme boeren, en de groep waarmee
hij van dorp tot dorp trok groeide gestaag. Dat proces kwam in een stroomversnelling toen in 1888 de slavernij werd afgeschaft en duizenden doelloos
ronddwalende ex-slaven een plek bij hem vonden.
In 1893 besloot de Raadgever zich te settelen en stichtte hij de gemeenschap
Belo Monte, op een gekraakt stuk land in de Canudos-regio. De bewoners gebruikten geen geld, trouwden niet voor de Braziliaanse wet en alle grond was
voor gemeenschappelijk gebruik. Het werk op het land was strak georganiseerd
en ook daarbuiten gold een strikte taakverdeling. Er heersten strenge religieuze
wetten, maar de boeren en ex-slaven hadden een beter leven dan ooit tevoren.
De gemeenschap had dan ook een sterke aantrekkingskracht; vanuit de hele
regio stroomden mensen toe.
De regering zag dit alles met argusogen aan en deed verschillende pogingen
een einde te maken aan de ‘anarchistische nederzetting’. In eerste instantie hadden zij niet gerekend op de gewapende sympathisanten van de Raadgever en
op het fanatisme waarmee zijn volgelingen zich in de strijd gooiden. Keer op
keer werden alle regeringssoldaten afgeslacht.
Inmiddels was het hele land in rep en roer over de situatie in Canudos en
de federale regering stuurde in 1897 een legermacht van drieduizend tot de
tanden gewapende soldaten. Er vielen rond de twintigduizend doden en het
dorp was voorgoed van de kaart geveegd. De Raadgever was eerder dat jaar
al gestorven, waarschijnlijk aan dysenterie. Zijn lichaam werd door de soldaten
opgegraven en zijn hoofd afgehakt om als bewijs van overwinning aan de regering te tonen. De Peruaanse Nobelprijswinnaar Mario Vargas Llosa schreef
honderd jaar later een bestseller over de slag om Canudos: De oorlog van het
einde van de wereld.
SOCIALE FUNCTIE
De hedendaagse MST refereert nog steeds aan de beweging van de Raadgever
als een historische legitimering van haar strijd om land. Het gaat er tegenwoordig
weliswaar minder radicaal aan toe, maar de activiteiten van de MST hebben
nog steeds een grimmig karakter. De landbezettingen leiden regelmatig tot
gewelddadige en soms dodelijke botsingen tussen boeren en landbezitters,
politie of ingehuurde knokploegen.
De Braziliaanse Grondwet uit 1988 schrijft voor dat ‘land een sociale
functie moet hebben’. Het moet ‘adequaat en met oog voor het milieu
worden gebruikt’ en ‘voldoende arbeidsplaatsen opleveren’. Land dat niet
aan deze eisen voldoet, kan worden onteigend en beschikbaar komen voor
landhervormingsprogramma’s. Dit staat op papier heel mooi, maar is in de
praktijk voor vele interpretaties vatbaar. Hebben grootschalige sojaplantages
een sociale functie? Zijn de zich eindeloos uitstrekkende eucalyptusplantages
duurzaam?
De MST vindt van niet. Zij stelt dat de situatie voor kleine boeren alleen
maar nijpender wordt door de opkomst van industriële landbouw. Veel
ongeschoolde boeren trekken bij gebrek aan land naar de randen van dorpen
en steden, waar zij zich in de sloppenwijken staande proberen te houden. ‘Ik ga
naar die sloppenwijken toe en probeer ze over te halen land te kraken’, zegt
MST-kampcoördinator Lindaura Marcus. ‘Ik vertel ze dat ze kunnen ontsnappen
uit de spiraal van honger en ellende.’
In haar kamp wonen nu honderdzestig families op 2600 hectare. Ze hebben
de eucalyptusbomen van de Zweeds-Finse pulpfabrikant Veracel omgehakt om
tussen de verbrande stronken akkertjes aan te leggen. ‘Als we meer grond nodig
hebben, hakken we gewoon nog een paar hectares eucalyptusbomen om.’
Als de MST een stuk land bezet, begint het juridische getouwtrek. Vaak is
het in privébezit en is het aan de boeren om aan te tonen dat het niet aan de
sociale functie voldoet, of dat het in het verleden op onrechtmatige wijze is
verkregen. Soms is het land van de staat; dan is het eenvoudiger de rechten te
krijgen.
TERRORISTISCHE ORGANISATIE
Toen in 2002 vakbondsleider Luiz Inácio Lula da Silva aan de macht kwam,
dachten de landloze boeren dat hun bedje was gespreid. De linkse vakbondsleider Lula had tijdens zijn campagne beloofd eindelijk echt werk te maken van
landhervormingen. De MST besloot geen grond meer te bezetten dat in bezit
was van de staat, ervan overtuigd dat de regering ze snel landtitels zou geven,
ook zonder kraakacties.
Maar de liefde was snel over. Toen Lula meteen na zijn aantreden groen licht
59
60
gaf voor de verbouw van genetisch gemodificeerde soja in Brazilië, noemde
MST-voorman João Stédile hem een ‘genetisch gemodificeerd politicus’, en riep
de boeren op opnieuw te gaan kraken. De MST richt zich sindsdien steeds
explicieter tegen de gentech-industrie. De boeren voeren acties waarbij ze bezittingen van bijvoorbeeld landbouwgigant Monsanto vernietigen. De industrie
is volgens de boeren een directe bedreiging voor de kleinschalige organische
landbouw die zij zelf nastreven.
De spanningen lopen hoog op en er vallen regelmatig doden bij ontruimingen van gekraakt land. Media en conservatieve politici noemen de MST een
terroristische organisatie. De regerende Arbeiderspartij (PT) gaat daar niet in
mee, maar maakt ook geen prioriteit van landhervormingen. De regering zit
dan ook in een lastig parket, want de industriële landbouw vormt een belangrijke motor van de Braziliaanse economie.
Sinds de oprichting van de MST hebben 350 duizend boeren, verspreid over
tweeduizend gemeenschappen, een landtitel verworven dankzij de acties van
de organisatie. Nog eens 180 duizend boeren zijn op dit moment in afwachting
van een besluit van de regering.
DE MYTHE VAN DE RACIALE
DEMOCRATIE
Nergens ter wereld bestaan zoveel variaties op het menselijk ras als in Brazilië.
Niemand kijkt er op van zwarte mensen met lichtgroene ogen, blanken met pikzwart kroeshaar of indianen met Europese gelaatstrekken. In deze ‘ideale smeltkroes’ was het lange tijd taboe om over racisme te spreken. Een hardnekkige
mythe van ‘raciale democratie’ hield het idee in stand dat in Brazilië geen rassen
bestaan, laat staan rassendiscriminatie.
Die theorie is in de jaren dertig in het leven geroepen door socioloog Gilberto
Freyre, vervolgens omarmd door de machthebbers en uitgegroeid tot een onderdeel van de nationale identiteit. Mede hierdoor heeft Brazilië na de afschaffing
van de slavernij in 1888 nooit een actief beleid gevoerd om rassenongelijkheid
te bestrijden, zoals bijvoorbeeld wel in de Verenigde Staten. Toen de militairen in
1964 de macht grepen, verboden zij het zelfs uitdrukkelijk rassenongelijkheid te
benoemen.
Zo’n drieduizend zwarte Brazilianen besloten op 7 juli 1978 deze mythe openlijk in twijfel te trekken. Ze verzamelden zich tegenover het gemeentetheater van
São Paulo. Het was een koude winterochtend, en enigszins nerveus hielden de
demonstranten hun spandoeken omhoog. In deze tijd van militaire dictatuur was
kritiek uiten levensgevaarlijk.
Enkele weken eerder was een zwarte jongen doodgemarteld door de politie
nadat hij fruit had gestolen op de markt. Een week daarna werden vier zwarte
jongens geweigerd lid te worden van een volleybalteam vanwege hun huidskleur.
De verontwaardiging over deze twee voorvallen leidde tot de oprichting van de
Movimento Negro Unificado (MNU), ofwel de Verenigde Zwarte Beweging.
De demonstranten wekten de irritatie van de dictatoriale machthebbers: ‘Deze
beweging probeert raciale vijandigheid te stimuleren, dat maakt hen tot racisten’,
aldus de analyse van de regering destijds. De MNU-demonstratie in São Paulo
wakkerde in heel Brazilië het gevoel van onvrede aan onder de zwarte bevolking.
De betoging vormde het begin van een strijd tegen racisme die nog steeds voortduurt.
Of eigenlijk een nieuw begin, want al sinds de eerste Afrikanen voet zetten op
Braziliaanse bodem, rebelleren zij tegen de blanke overheersing.
QUILOMBOS
Brazilië was in 1888 het laatste land op het westelijk halfrond dat de slavernij afschafte. In de drieënhalve eeuw daarvoor zijn naar schatting vier miljoen
Afrikanen naar Brazilië gebracht. Samen met de eveneens tot slaaf gemaakte
inheemse bevolking werden ze door de Portugezen en Nederlanders te werk
gesteld op de lucratieve suikerplantages, mijnen en tabaksplantages.
Zoals gebruikelijk in de Europese koloniën, werden de slaven afgebeuld, onderdrukt en mishandeld. Met metalen halsbanden en kettingen probeerden de
plantagehouders te voorkomen dat hun eigendommen zouden ontsnappen. De
extreme werkdruk in combinatie met de gebrekkige voeding betekende voor veel
slaven de dood. Voor de eigenaars was dat overigens geen probleem: wanneer ze
hun slaven tot het uiterste hadden uitgeput, kochten ze gewoon weer nieuwe.
Hoewel ongehoorzaamheid keihard werd bestraft, waren niet alle slaven bereid zich in hun lot te schikken. Al in de zestiende eeuw ontstonden gemeenschappen van gevluchte Afrikaanse slaven, de quilombos. Opgejaagd door hun
meesters, probeerden ze in deze vaak afgelegen nederzettingen te overleven
door middel van de jacht en zelfvoorzienende landbouw.
De meest tot de verbeelding sprekende nederzetting was de Quilombo dos
Palmares, in het noordoosten van het land. Nadat veertig slaven een verrassingsaanval uitvoerden op hun eigenaars, vluchtten ze de bergen over en bouwden een kamp in een vallei. De voornamelijk Angolese ex-slaven gebruikten
guerrillatactieken om zo veel mogelijk slaven van plantages te halen. Zo breidden ze hun gemeenschap uit. Ze stalen vee en materieel van de blanken, en staken de plantages in brand. Ze deden dit onder de bezielende doch autoritaire
leiding van koning Zumba, en later diens neef: Zumbi dos Palmares.
De nederzetting groeide uit tot een hoofdpijndossier voor de koloniale
machthebbers. Lange tijd slaagden noch de Nederlanders, die het gebied tussen
1630 en 1654 bestuurden, noch de Portugezen erin het verzet van de ruim
61
62
twintigduizend inwoners te breken. Uiteindelijk wisten de Portugezen pas op 20
november 1695, en met een zwaar bewapende legermacht, een einde te maken
aan deze legendarische quilombo. Zumbi stierf die dag en groeide later uit tot
een belangrijk symbool van zwart verzet. Daarom is 20 november tegenwoordig de ‘nationale dag van zwart bewustzijn’.
DIEPGEWORTELD RACISME
Na de afschaffing van de slavernij veranderde er weinig aan de gemarginaliseerde positie van de voormalige slaven, en vooral in de steden ontstond een sterke
beweging van Afrikaanse Brazilianen die streden voor gelijke burgerrechten. Ze
brachten kranten uit waarin ze de stelselmatige discriminatie in de samenleving
veroordeelden. Theatergroepen van zwarte Brazilianen ageerden tegen de gewoonte om blanke acteurs zwart te schminken, en gebruikten theatrale middelen om het bewustzijn onder de bevolking te vergroten.
Aan het begin van de militaire dictatuur (1964-1985) zagen veel leiders van
de zwarte beweging zich gedwongen het land te ontvluchten, maar het verzet
leefde weer op in de jaren zeventig, mede geïnspireerd door de onafhankelijkheidsstrijd in de Portugese koloniën in Afrika.
Sinds die koude winterochtend in juli 1978 ontstonden in het hele land nieuwe organisaties tegen discriminatie en voor de promotie van de zwarte cultuur.
In 1988 plukten zij de eerste vruchten van hun acties en campagnes: in de
nieuwe Grondwet werd racisme een misdaad, en kregen de nazaten van de
gevluchte slaven uit de quilombos het recht op het land van hun voorouders.
Net als de MST voeren deze quilombolas tot op heden een moeizame strijd om
hun verworven landrechten ingewilligd te krijgen.
In de jaren daarna begon de regering met het ontwikkelen van antiracismebeleid, en in 2003 besloot toenmalig president Lula dat onderwijs over het Afrikaanse verleden en de zwarte cultuur verplichte kost moet zijn op alle scholen.
Lula ging nog verder en pleitte voor een quotum op openbare universiteiten. Een
wet met die strekking is uiteindelijk in 2012 ingevoerd en moet ervoor zorgen
dat ook zwarte en kansarme jongeren toegang hebben tot kwalitatief hoogstaand
hoger onderwijs. Huidig president Dilma Rousseff wil een soortgelijk quotum
invoeren voor alle federale overheidsinstanties.
Ondanks de verworvenheden, wordt Brazilië nog steeds gekenmerkt door
een diepgeworteld racisme. Blanken vinden makkelijker een baan en krijgen
een hoger salaris dan hun donkere landgenoten. Hoewel meer dan de helft van
de Brazilianen zwart of getint is, zijn negen van de tien ambtenaren en politici
op federaal niveau blank. Evenals de meerderheid van de nieuwslezers, acteurs
en fotomodellen.
Bijna 70 procent van de Brazilianen die in armoede leven is zwart of getint,
en de kans dat een donker kind vóór zijn vijfde sterft aan ondervoeding is bijna
twee keer zo groot als die van een blank kind. Van de zestigduizend doden die in
2012 vielen door geweld, was twee derde zwart of getint. Uit onderzoek blijkt
keer op keer dat de politie meer geweld gebruikt tegen zwarten dan tegen
blanken. De gemiddeld vijf Brazilianen die per dag sterven door politiekogels,
zijn dan ook in grote meerderheid zwart. Tussen 2001 en 2011 vielen in Rio de
Janeiro bijna tienduizend doden door politiekogels; de meeste slachtoffers waren zwarte of getinte Brazilianen. In de overgrote meerderheid van de gevallen
volgde geen onderzoek.
Tijdens de demonstraties in juni kon de blanke middenklasse heel even proeven van de dagelijkse realiteit van veel van hun zwarte landgenoten. De militaire
politie reed in gepantserde voertuigen door de steden, met traangas en rubberkogels schietend op demonstranten, media en voorbijgangers. Er vielen honderden gewonden en de verontwaardiging was groot en breed gedeeld. Aan het
feit dat de militaire politie in de sloppenwijken op eenzelfde wijze te werk gaat,
wordt in het publieke debat doorgaans voorbijgegaan. ‘Een rubberkogel in het
lichaam van een blanke, leidt tot grotere verontwaardiging dan een echte kogel
in het lichaam van een zwarte’, concludeerden activisten tegen racisme.
Hun woorden kregen een bittere nasmaak toen diezelfde junimaand een demonstratie in Maré, een van Rio’s sloppenwijken, uitmondde in een grootschalige politieoperatie, met tien doden tot gevolg. ‘Het waren allemaal criminelen’,
aldus de verklaring van de politie.
PAULO FREIRE: INSPIRERENDE
ONDERWIJSHERVORMER
Zowel de beweging van landloze boeren als de hedendaagse quilombolas zijn
beïnvloed door de beroemde Braziliaanse onderwijshervormer en filosoof Paulo
Freire (1921-1997), auteur van de bestseller Pedagogiek van de onderdrukten. Freire stelde dat armen en onderdrukten het niet als prioriteit zien te leren lezen en
schrijven. Hij refereerde daarbij aan zijn eigen jeugd, waarin hij steevast met een
knorrende maag op school kwam. ‘Ik was niet dom’, zei Freire over zijn slechte
resultaten destijds. ‘Maar met honger denk je niet aan leren. Armoede belemmert
het leerproces.’
Volgens Freire kan alleen een bewustmakingsproces gemarginaliseerde mensen
aanzetten tot leren. Ze moeten inzicht krijgen in hun eigen onderdrukte positie
en in het belang van kennis. Hij stelde machtsrelaties ter discussie, ook binnen het
onderwijs. De leerstof op scholen, aldus de filosoof, is ontwikkeld door de machthebbers, die er belang bij hebben de armen dom te houden. Pas als mensen zich
bewust worden van machtsstructuren en de oorzaken van onderdrukking, leren
63
64
ze die ter discussie te stellen en komt er ruimte voor ‘een ware revolutie’.
Hij pleitte voor een meer democratisch onderwijsmodel, waarin leerlingen
vanuit hun eigen beleving en context de wereld betekenis geven en kennis
opdoen. Vanuit die gedachte ontwierp hij succesvolle alfabetiseringsprogramma’s waarin volwassenen in anderhalve maand leerden lezen en schrijven. Zijn
methode ging de hele wereld over en zijn theorieën inspireren onderwijshervormers tot op de dag van vandaag.
De MST heeft zich door Freire laten leiden bij het ontwikkelen van haar antihiërarchische organisatiestructuur. Ze gebruiken bovendien Freires filosofie om
boeren te bewegen zich niet langer te laten onderdrukken en het heft in eigen
hand te nemen. In hun gemeenschappen hebben ze eigen scholen en alfabetiseringsprogramma’s waarin ze de pedagogische lijn van Freire volgen. Hetzelfde
geldt voor de scholen in de hedendaagse quilombo-gemeenschappen.
‘Pas als Brazilianen massaal de straat op gaan en hun recht op fatsoenlijk onderwijs opeisen, kan ik rustig sterven’, zei Freire in 1997 in één van zijn laatste
interviews. Datzelfde jaar stierf hij; zijn wens ging pas in juni 2013 in vervulling.
© Lambert Wassink
‘HET GAAT NIET OM CENTEN MAAR OM
RECHTEN’
De traditionele sociale bewegingen en vakbonden waren in juni 2013 net zo
verbaasd over de grootschalige demonstraties als de rest van de wereld. Jarenlang
waren zij de enigen geweest die mensen wisten te mobiliseren, maar deze betogingen kwamen ook voor hen uit de lucht vallen. Vanaf de zijlijn keken ze toe hoe
de jonge ongeorganiseerde massa de straten innam.
Aanvankelijk stonden de demonstraties volledig los van het WK. De directe
aanleiding was de prijsverhoging van buskaartjes. Toen de aangekondigde tariefswijziging werd ingevoerd, leidde dat vooral in São Paulo tot grote verontwaardiging. De woede is begrijpelijk: in een land waar het minimumloon iets meer dan
tweehonderd euro bedraagt, is een euro voor een buskaartje veel geld.
De militaire politie had weinig begrip voor de betogingen en ging vreedzame
demonstranten en journalisten met rubberkogels en traangasbommen te lijf. Het
had een averechts effect en bracht alleen maar meer mensen op de been. De
media veranderden van toon, de demonstraties kregen een nationaal karakter
en groeiden uit tot de grootste in ruim twintig jaar. Geschrokken van de vastberadenheid van de betogers, draaiden burgemeesters van verschillende steden de
prijsverhogingen terug.
Maar het was al te laat. Het ging de demonstranten allang niet meer alleen
om de prijs van een buskaartje. ‘Dit gaat niet om centen maar om rechten’,
schreeuwden honderdduizenden betogers. ‘We willen geen WK maar betere
gezondheidszorg en onderwijs’, zongen ze.
De protesten domineerden de Confederations Cup, de generale repetitie
voor het WK. Terwijl het Braziliaanse elftal Spanje in de pan hakte in de finale,
hielden duizenden regeringstroepen buiten het Maracanã-stadion de demonstranten in bedwang. Ze gebruikten daarbij zoveel traangas dat ook de ogen van
de supporters in het stadion ervan traanden.
Het probleem in Brazilië is niet dat er geen geld is, maar dat het in de verkeerde zakken verdwijnt. Op papier wordt flink geïnvesteerd in gezondheidszorg en onderwijs, in de praktijk blijft een hoop aan de strijkstok hangen. Politici
en ambtenaren drukken ongestraft overheidsgeld achterover, parlementariërs
innen torenhoge salarissen en komen vaak niet eens opdagen.
Dit alles wordt breed uitgemeten in sociale media, waartoe steeds meer
Brazilianen toegang hebben. Sinds 2007 is het aantal internetgebruikers in
Brazilië verdubbeld. Bijna de helft van de 200 miljoen Brazilianen heeft nu
toegang tot internet en er zijn bijna 70 miljoen Facebook-gebruikers. Brazilië
staat in de top vijf van landen met de meeste actieve Twitteraars. Het past
in de lijn van Paulo Freire: mensen die zichzelf vanuit hun eigen context en
65
66
interesses informeren, leren meer en ontwikkelen zich tot kritischer burgers.
De organisatie van het WK in Brazilië kost het land naar schatting ruim tien
miljard euro en is daarmee het duurste WK ooit, duurder dan die in Zuid-Afrika
(2010) en Duitsland (2006) samen. Die kosten zitten vooral in de bouw en
de verbouwing van stadions. In de lijst van duurste voetbalstadions ter wereld,
prijken er tien Braziliaanse in de top twintig.
Brazilianen eisen dat overheidsgeld op verantwoorde wijze wordt uitgegeven,
en de uitgaven voor het WK werden langzaam maar zeker symbolisch voor de
nationale onvrede in het meest voetbalminnende land ter wereld.
MISSTANDEN
Toen Brazilië in 2007 het WK 2014 kreeg toebedeeld, werd dit in het hele land
nog met groot gejuich ontvangen. Maar vooral door de demonstraties werd de
aandacht gevestigd op de keerzijden van het sportevenement. Tegenstanders
hekelen niet alleen de hoge kosten, ze wijzen ook op de misstanden die gepaard
gaan met de voorbereidingen.
Volgens Amnesty International zijn alleen al in Rio de Janeiro sinds 2009 bijna
twintigduizend families uit hun huis gezet om plaats te maken voor infrastructurele projecten rondom het WK en de Olympische Spelen (2016). Landelijk zou
het om 170 duizend personen gaan. Bewoners die plaats moeten maken voor
de projecten zeggen niet voldoende te zijn voorgelicht, en klagen over de geringe compensatie die ze ontvangen voor hun huis. Ook zijn er gevallen waarbij
mensen met geweld worden verwijderd of helemaal geen compensatie krijgen
aangeboden.
‘De gemeente heeft alle voorzieningen afgesloten’, vertelt Eomar Freitas (36).
Het is eind 2012 en tussen de metershoge bergen sloopafval in sloppenwijkencomplex Metró in Rio de Janeiro staat nog één huis overeind. Daar woont
Freitas met zijn moeder. ‘We leven tussen de ratten en kakkerlakken.’ Hij kijkt
naar het legendarische Maracanã-voetbalstadion, dat een paar honderd meter
verderop in de steigers staat en waar de WK-finale zal worden gespeeld. ‘De
hele wijk moet tegen de grond’, zegt Freitas. ‘Ik geloof dat ze een parkeergarage
willen bouwen.’
Twee jaar eerder kwamen medewerkers van de gemeente nummers op de
muren schilderen om de sloopvolgorde aan te geven. ‘Pas daarna kregen we te
horen dat we allemaal weg moesten, vanwege de verbouwing van Maracanã’,
aldus Freitas. Hij staat in zijn deuropening tussen de afgebroken raamkozijnen,
glasscherven en overblijfselen van muren. ‘Toen een aantal bewoners weigerde
mee te werken, begon de gemeente te dreigen. Wie niet vertrok, zou in een
daklozencentrum worden gestopt.’ Mensenrechtenorganisaties trokken aan de
bel toen bewoners bij thuiskomst hun huis met alle bezittingen in puin aantroffen. Of toen benedenwoningen gesloopt werden, terwijl de bewoners van de
bovenwoningen er nog in zaten.
De regering van Rio erkent dat er af en toe iets misgaat in de planning, maar
verzekert dat iedereen een eerlijke vergoeding of vervangende huisvesting
krijgt. In de praktijk blijken veel mensen buiten de boot te vallen, ook omdat
veel inwoners van sloppenwijken niet officieel geregistreerd staan als huiseigenaar of huurder. Vergelijkbare situaties doen zich voor in alle speelsteden, en
Brazilië is inmiddels vanwege de illegale ontruimingen op de vingers getikt door
de speciale VN-rapporteur voor het recht op huisvesting.
Daarnaast is er groeiende verontwaardiging over de miljoeneninvesteringen
in de voetbalstadions. In het Mané Garrincha-stadion in Brasília bijvoorbeeld, is
de capaciteit vergroot van 45 duizend naar 72 duizend bezoekers. De uitbreiding heeft een half miljard euro gekost, terwijl Brasília geen team van niveau
heeft en het onduidelijk is wie het stadion na het WK nog zal bezoeken. Of de
voor 224 miljoen euro nieuw gebouwde Amazone Arena in Manaus. De Arena
kan veertigduizend toeschouwers kwijt, maar ook hier rijst de vraag waar dat
goed voor is. Voetbalwedstrijden in deze straatarme regio trekken gemiddeld
slechts tweeduizend toeschouwers.
Ook de bouw van de stadions gaat niet altijd over rozen. Eind november vielen twee doden toen een bouwkraan omviel bij de werkzaamheden in de Corinthians Arena in São Paulo, waar de openingswedstrijd zal worden gespeeld.
Bij ongelukken in andere stadions vielen nog eens drie doden. Analisten wijten
de ongelukken aan de slechte arbeidsomstandigheden en de hoge tijdsdruk.
Haast is immers geboden, want de bouw van de stadions gaat veel langzamer
dan gepland. Begin dit jaar was pas de helft gereed. FIFA-directeur Joseph Blatter
klaagde dat Brazilië veel te laat is begonnen met de voorbereidingen, en dat hij
zo’n ernstige vertraging in zijn bijna veertigjarige FIFA-carrière nog nooit heeft
meegemaakt.
De regering is desondanks positief over de vorderingen, en is er bovendien
van overtuigd dat de investeringen ruimschoots zullen worden terugverdiend.
De bouwwerkzaamheden leveren banen op en de honderdduizenden supporters zullen veel dollars het land in brengen, zo redeneert ze. En door Brazilië op
de kaart te zetten, zal het toerisme ook in de toekomst toenemen. Critici stellen
echter dat de inkomsten vooral ten goede komen aan de grote hotelketens en
door de FIFA toegestane verkopers, en dat de armen weinig zullen profiteren,
of er zelfs slechter van worden. Het feit dat de FIFA en partners zijn vrijgesteld
van belastingen, maakt de kritiek er niet minder op.
AFWACHTEN
President Dilma Rousseff doet er alles aan om te voorkomen dat ook het WK
gedomineerd wordt door massademonstraties. De president wist eind juni met
succes de angel uit de protesten te halen. Ze beloofde 17,5 miljard euro extra
investeringen in openbare voorzieningen, een referendum over politieke hervormingen en een grondiger aanpak van corruptie. Een deel van de beloftes is
67
68
echter in de maanden daarop al gesneuveld in parlement of senaat. Veranderingen komen nu eenmaal niet van de ene op de andere dag, benadrukt voormalig
guerrillastrijder Rousseff keer op keer.
Tijdens de betogingen in juni vorig jaar daalde Rousseffs populariteit tot een
historisch dieptepunt van 31 procent. De laatste maanden van 2013 heeft ze
het vertrouwen weer weten te herstellen tot een comfortabele 56 procent. Als
ze dit vast weet te houden, zal ze de presidentsverkiezingen in oktober zonder
al te veel moeite winnen. Een chaotisch WK is dus het laatste waarop Rousseff
zit te wachten.
De president probeert de bevolking ervan te overtuigen het WK als een
feest te zien, en niet de straat op te gaan om te demonstreren. Ze speelt daarbij
handig in op de grote voetballiefde die het land kenmerkt. ‘Brazilië is het enige
land dat aan alle WK’s heeft meegedaan en vijf keer wereldkampioen werd’,
aldus Rousseff in een toespraak. ‘We moeten de bezoekende landen met dezelfde warme generositeit ontvangen als zij bij ons hebben gedaan.’
Voor de zekerheid stuurt de federale overheid ten minste veertienhonderd
leden van de nationale strijdkrachten naar iedere speelstad, en zet daarnaast de
militaire politie in. In sommige deelstaten zijn wetswijzigingen doorgevoerd die
© Mario Miskovic
het mogelijk maken demonstranten te vervolgen voor lidmaatschap van een criminele organisatie, met hoge straffen tot gevolg. Of de Brazilianen zich hierdoor
laten afschrikken, is de vraag. De meer radicale demonstranten zullen hoe dan
ook de straat op gaan. Het is afwachten of meer gematigde Brazilianen volgen
en welke omvang het zal aannemen. Maar het is zeker niet uitgesloten dat ook
de WK-finale in een wolk van traangas wordt gespeeld.
Wat er ook gebeurt, de demonstraties hebben nu al hun sporen nagelaten in
de Braziliaanse samenleving. Meer dan tevoren discussiëren burgers over hun
politiek systeem, corruptie, en de manier waarop belastinggeld zou moeten
worden besteed. Dankzij sociale media, maar ook door de kritische wind die is
gaan waaien, informeren de Brazilianen zich meer en beter over de misstanden
in hun samenleving. De presidentskandidaat die dit najaar de verkiezingen wint,
zal rekening moeten houden met deze kritische burgers. Want die laten zich
niet meer zo makkelijk de mond snoeren.
69
70
SPORT EN
ONTWIKKELING
05
door Marc Broere
© Ahmed Jallonzo
Voetbal is niet alleen een mooie
sport, het kan ook worden gebruikt
in ontwikkelingsprojecten of om
strijdende partijen bij elkaar te
brengen. Marc Broere duikt in
de geschiedenis van voetbal en
ontwikkelingssamenwerking.
71
72
Rio de Janeiro kent nog altijd een groot aantal uitdijende sloppenwijken, favela’s
genaamd. De wijken zijn arm, gewelddadig en er woedt een hevige strijd tussen
de verschillende drugskartels van de stad.
Maar er zijn ook lokale ontwikkelingsorganisaties actief die mensen uit deze
spiraal proberen te halen. In een aantal favela’s lijkt iedereen Nanko van Buuren
te kennen, en andersom. De Nederlander is een begrip in de stad. Een bezoek
aan de door hem opgerichte organisatie IBISS (wat staat voor Braziliaans Instituut voor Innovatie in de Sociale Gezondheidszorg) staat op het programma
van de meest uiteenlopende mensen. Van oud-premiers Wim Kok en Jan Peter
Balkenende tot voormalig bondscoach Bert van Marwijk en verscheidene Nederlandse ex-internationals: allemaal nam Van Buuren ze mee de favela’s in. Het
kostte Van Buuren zo’n acht jaar, maar nu praat hij met alle drugskartels in de
favela’s en probeert hij jongeren uit de kartels te halen door ze kansen te geven
met een opleiding en werk.
Bijna 3500 jongeren hebben sinds de oprichting van IBISS in 1989 een betere
toekomst gekregen. De organisatie heeft een heel scala aan sociale projec-
©Andrew Esiebo
ten. Zo is het voor een groot aantal sloppenwijkbewoners moeilijk om thuis
te studeren. Families wonen vaak opeengepakt in één kleine kamer, waardoor
huiswerk maken moeilijk is. Met het fonds Casa Rio, opgericht door IBISS, kan
een aanbouw of verbouwing van het huis worden gefinancierd. Hierdoor kan
toch in alle rust worden gestudeerd. Maar vooral doet IBISS aan buurtopbouwwerk in de favela’s. De overheid heeft nauwelijks toegang tot deze wijken, die
als gewelddadig bekendstaan, laat staan dat ze voorzieningen aanbiedt. Samen
met de wijkbewoners bekijkt IBISS welke problemen ze het beste eerst kunnen
aanpakken. Bijvoorbeeld het aanleggen van riolering en stromend water, het
opzetten van een medische post of een onderwijsproject.
We nemen plaats op een terras op een straathoek. Er wordt meteen een
grote literfles bier gebracht die Van Buuren netjes over de glazen verdeelt. De
laatste slok van het glas gooit hij telkens op straat, wat voor de uitbater het teken is om meteen een nieuwe fles te brengen. Sport speelt een belangrijke rol
in de projecten van IBISS, vertelt Van Buuren. Zo zette de bekende Braziliaanse
oud-international Adriano zijn eerste voetbalstappen op een door IBISS opgezet trapveldje midden in een favela. Maar de rol van voetbal gaat dieper.
IBISS vangt ex-leden van de drugsbendes op en helpt hen via een sportproject om hun leven weer op orde te krijgen. Middels het project Favela Street
leren zij zich als sportbegeleider in te zetten voor de jongeren in hun buurt. Op
deze manier hebben ze ook een voorbeeldfunctie, omdat ze aan jongeren laten
zien dat ze uit de bendes zijn gestapt en dat je ook op een positieve manier een
rolmodel kunt zijn.
De situatie in veel sloppenwijken is gespannen sinds het leger in 2010 de
sloppenwijken binnentrok omdat er volgens president Lula anarchie heerste. De
Braziliaanse overheid sprak officieel van een ‘pacificatie’ van de sloppenwijken.
‘Pacificatie is een raar woord als je het geweld in de wijken ziet sinds het leger
is binnengetrokken’, zegt Van Buuren. ‘De grote stenguns en geblindeerde auto’s
waarmee ze door de wijken rijden, roepen niet bepaald een associatie met vrede op.’ Met harde hand wordt sindsdien geprobeerd om de orde te herstellen.
Voetbal zorgt echter voor afkoeling van de gespannen situatie. ‘Voetbal is een
van de weinige dingen die soldaten betrekken bij het leven in de wijk’, zegt Van
Buuren. ‘Ze komen soms kijken naar wedstrijden op onze veldjes, en soms doen
ze ook mee. Dan liggen er ineens twintig geweren achter het doel. Na afloop
houden we altijd een kringgesprek, eerst over voetbal en daarna ook over de
situatie in de wijk. Voetbal is dus een middel om contact te leggen tussen de
soldaten en de inwoners.’
Ook organiseert IBISS voetbaltoernooien waarin mensen uit de drie drugskartels samen voetballen. ‘Om elkaar te laten zien dat leden van de andere kartels ook gewoon mensen zijn.’ Van Buuren grinnikt: ‘We hielden de wedstrijden
altijd op neutraal terrein, maar onlangs speelde één kartel een uitwedstrijd in de
wijk van een ander kartel, en won daar nog ook.’
73
74
Van Buuren laat foto’s zien waarop hij poseert met bekende voetballers.
Braziliaanse spelers, maar ook Nederlandse oud-internationals als Pierre van
Hooijdonk en Arthur Numan. Hij vertelt smakelijke anekdotes over hun bezoek
aan de sloppenwijken. Voetbal heeft een enorme positieve kracht, daar is Van
Buuren met zijn jarenlange ervaring als opbouwwerker wel van overtuigd.
DE PIONIERS
Mijn reis in de wereld van voetbal en ontwikkeling begon ruim twintig jaar geleden met een artikel voor het tijdschrift onzeWereld. ‘Geef brood én spelen’, luidde de kop boven het stuk. ‘Iedereen in Burkina Faso kent Ruud Gullit’, schreef
ik. ‘Vrijwel geen Burkinees weet echter dat Nederland de op een na grootste
verstrekker is van ontwikkelingshulp aan het land. De uitstraling van sport is
immens. Maar de ontwikkelingsorganisaties hebben amper oog voor sportontwikkeling. Zij richten zich op het vervullen van de primaire levensbehoeften en
zien sport als een luxe.’
Ik schreef over de pioniers die wél aandacht hadden voor de positieve rol
van sport, zoals de stichting Sportontwikkeling Burkina Faso. Toen Monique van
den Dungen begin jaren negentig voor de Nederlandse ontwikkelingsorganisatie
SNV in Burkina Faso werkte, kreeg zij van haar vader Sab wat voetbalspullen
mee om uit te delen. De shirtjes gaf ze aan een club en de ballen aan het winnende team van een provisorisch georganiseerd voetbaltoernooi. Deze goedgevigheid kwam de voetbalbond van Burkina Faso ter ore: of er misschien niet
iets meer gedaan kon worden? Zelf beschikte de bond over weinig financiële
middelen. Het nationale team moest zich zelfs terugtrekken uit de voorrondes
van het WK voetbal in Frankrijk. Burkina was ingedeeld in een poule met enkele
landen uit zuidelijk Afrika, maar de bond had geen geld om de vliegtickets voor
de uitwedstrijden te betalen.
Na een bezoek aan zijn dochter, ging vader Sab van den Dungen energiek
verder aan de slag met het onderwerp. Samen met het Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking Brabant schreef hij 435 voetbalclubs aan met de vraag of
ze ballen, shirtjes en andere voetbalspullen konden missen voor Burkina. De
respons was enorm. In een ingezonden brief aan het weekblad Voetbal International vroeg Van den Dungen of er mensen geïnteresseerd waren in het geven
van trainingen in het West-Afrikaanse land.
De inmiddels officieel opgerichte stichting Sportontwikkeling Burkina Faso
nam ook contact op met de KNVB. De bond verwees de stichting met een
positief advies door naar het ministerie van Sport en Welzijn, dat een eenmalige
subsidie van 22.500 gulden uitkeerde. De stichting toog naar Burkina om het
ingezamelde voetbalmateriaal te verstrekken en om in de regionale hoofdstad
Dedougou een vijftiendaagse cursus te geven voor 38 aspirant-trainers. In de
hoofdstad Ouagadougou werd tevens een tweedaagse KNVB-cursus gehouden
voor bestuurders van voetbalclubs.
Ik sprak voor mijn verhaal ook Cees Vossen, coach betaald voetbal en docent
van de KNVB. Hij assisteerde bij het geven van de trainerscursus in Burkina. ‘Een
geweldige ervaring die ik nooit had willen missen’, zei Vossen enthousiast. Hij
vertelde honderduit over zijn tijd in Burkina. Over de gastvrijheid en de levensvreugde van de mensen, maar ook over het doelloze op straat rondhangen van
veel werkloze jongeren. ‘De meeste mensen hebben niets te doen, ze zijn hartstikke werkloos. Dan kunnen ze beter voetballen dan in de kroeg zitten’, aldus
Vossen. Het liefst zou hij persoonlijk alle sportorganisaties willen overtuigen van
het nut van sport. Voor hem stond als een paal boven water dat sportontwikkeling ook ontwikkelingshulp is. ‘Geef de mensen brood én spelen, de Romeinen
zeiden het al. Natuurlijk is er honger in de Derde Wereld, natuurlijk is dat water
belangrijk en de bevloeiing van land. Maar ook met sport is veel te bereiken,
omdat je de mensen vreugde en vrijetijdsbesteding kunt geven.’
PRONK EN TERPSTRA
Toch duurde het nog even voordat deze gedachten gemeengoed zouden worden. Niet lang daarna lag de toenmalige minister voor Ontwikkelingssamenwerking Jan Pronk nog onder vuur omdat hij een trainingskamp van het nationale
voetbalteam van Zambia had gefinancierd. Het elftal moest na de dood van
de meeste internationals bij een tragisch vliegtuigongeluk weer van de grond
af worden opgebouwd. Pronk moest zich verdedigen tegenover een kritische
Tweede Kamer.
Toen ik hem in een interview vroeg waarom hij dat trainingskamp financierde,
zei hij: ‘Daar stond ik achter omdat het iets te maken had met het herwinnen
van een nationaal gevoel dat een enorme klap had gekregen door dat vliegtuig­
ongeluk.’ Pronk vertelde ook dat de Nederlandse overheid meer wilde gaan
doen aan sportontwikkeling in ontwikkelingslanden, en dan vooral aan recreatieve sport. Het enige probleem was volgens hem dat er te weinig hulporganisaties in Afrikaanse landen binnen hun projecten een belangrijke waarde toekenden aan sport. ‘In de vluchtelingenkampen wordt vaak alleen maar onderwijs
gegeven aan kinderen, geen spel. De hulporganisaties zijn alleen gericht op de
voedselvoorziening en de gezondheidszorg. De stap daarvoorbij, bijvoorbeeld
in de vorm van het opzetten van sportactiviteiten, wordt helaas maar zelden
gemaakt.’
Pronk wist uit eigen ervaring hoeveel waarde kinderen in de kampen hechten
aan voetbal. ‘Ik heb regelmatig met kinderen in vluchtelingenkampen gesproken.
75
76
Als ik vroeg wat ik voor ze kon doen, was het antwoord altijd: “Geef ons een
voetbal.” Als je alleen al ziet wat voor speelgoed ze zelf fabriceren van het meest
eenvoudige materiaal, dan zie je hoe belangrijk spel is. Alleen heeft het geen
enkele zin om een vliegtuig vol voetballen naar bijvoorbeeld Rwanda te sturen,
als daar ter plekke niet een structuur is om iets met die kinderen en die ballen
te doen. Ik nodig Afrikaanse basisbewegingen die sport een rol willen geven in
hun onderwijs- en jongerenprogramma’s van harte uit om met aanvragen te
komen. Dan heb ik daar echt veel geld voor beschikbaar.’
Het leidde tot een mooi gezamenlijk programma met Erica Terpstra, collega-minister van Sport en Welzijn en oud-zwemster. Samen stonden Terpstra en Pronk
aan de wieg van het Nederlandse beleid op het gebied van sport en ontwikkelingssamenwerking. In 1998 tekenden beide bewindslieden gezamenlijk voor de
nota Sport in ontwikkeling: Samenspel Scoort! Terpstra keek er met genoegen op
terug toen ik haar hierover interviewde. ‘Ik had daarvoor vanuit mijn eigen ministerie de notitie Sport beweegt gemaakt’, vertelde ze. ‘Ik had daarin voor ieder
ministerie een link met sport gelegd. Het was een moeizaam gevecht om alle
ministeries te betrekken, maar uiteindelijk is het als kabinetsnota aanvaard. De
eerste minister die echt bereid was om het uit te bouwen naar zijn beleidsterrein, was Jan Pronk. Hij had in mijn ogen een enorme visie op wat sport voor
ontwikkelingslanden kan betekenen.’
Hoewel Pronk vooral in basissport was geïnteresseerd, vertelde Terpstra dat
ze ook niet zou aarzelen om topsportactiviteiten te ondersteunen in ontwikkelingslanden. ‘Ik heb een uitgesproken visie dat breedtesport niet kan bestaan
zonder topsport en topsport niet zonder breedtesport. In het verleden is er
bij verschillende sporten gepoogd deze link los te laten. Dit is altijd fout gegaan.
Breedtesporters hebben rolmodellen nodig om hun eigen lat hoger te leggen
en zich mee te identificeren. Topsporters zijn belangrijk om het nationaal gevoel
van een land te versterken. Er zijn nogal wat topsporters in Afrika die hun land
echt op de wereldkaart hebben gezet. Of neem de Ethiopische hardlopers: die
hebben een veel bredere impact op hun land dan sport alleen. Het zijn mensen
die zich door het ondersteunen van allerlei projecten bezighouden met de ontwikkeling van hun land.’
Zelf vertelde ze over haar bezoek aan de Mathare Youth Sports Association
(MYSA) in de sloppenwijken van de Keniaanse hoofdstad Nairobi. Hier gaan
sport en ontwikkelingsactiviteiten hand in hand. De spelers van de honderden
sportteams uit de sloppenwijken en hun ouders zetten zich ook in voor allerlei
sociale activiteiten, variërend van het opruimen van rommel in de wijken tot het
geven van aidsvoorlichting op scholen. Terpstra was bijzonder onder de indruk.
‘Onze sportverenigingen hebben grote moeite om vrijwilligers te vinden. MYSA
is heel duidelijk tegen de spelers en de ouders: als jullie willen meedoen, dan
moeten jullie niet alleen de lusten maar ook de lasten dragen; dan wordt jullie
inzet gevraagd bij de verschillende projecten. Ik denk dat wij dat zo langzamerhand ook tegen onze ouders moeten zeggen. Het is prima om jullie kinderen
op een sportclub te doen, maar dan mag er wel iets tegenover staan in de vorm
van vrijwilligerswerk voor je club.’
TOPSPORTERS ALS
VREDESTICHTERS
Ondertussen was ik voor het boek Het Zout van Afrika op reis naar bekende
sporters en sportprojecten in Afrika. Overal zag ik de kracht van sport. Ik bezocht
atleten als Haile Gebrselassie en Lornah Kiplagat, en voetballers als Tijjani Babangida en Nwankwo Kanu, die furore maakten bij Ajax en vooral in hun nationale
ploeg.
Meeste indruk maakte een reis met George Weah naar Liberia, dat net opkrabbelde na een bloedige burgeroorlog. Weah was als eerste Afrikaanse voetballer tot beste van de wereld uitgeroepen, en een idool op het hele Afrikaanse
continent. Hij maakte furore bij AS Monaco, Paris Saint-Germain en vooral AC
Milan. Tijdens de burgeroorlog betaalde hij alle kosten voor het nationale elftal.
‘Omdat ik iets aan het imago van het land wilde doen’, vertelde hij me. ‘De
mensen zagen op de televisie alleen maar oorlog en gruwelijkheden als het
over Liberia ging. Op het moment dat wij voetbalden, zag de wereld ook iets
anders. Mensen waren dan verrast over het feit dat een land in oorlog ook een
goed voetbalteam op de been kon brengen, een team waar het hele land naar
keek en dat door alle Liberianen werd aangemoedigd. We lieten zien dat sport
eenheid in een land kan brengen en mensen kan verenigen. Hiermee hebben
we overal in de wereld respect afgedwongen.’
Telkens als tijdens de oorlog het nationale elftal voetbalde, hadden de geweren voor even gezwegen en was er een wapenstilstand. Weah was ervan
overtuigd dat voetbal uiteindelijk ook aan het beëindigen van de oorlog heeft
bijgedragen. ‘Ik denk dat voetbal zelfs de basis voor de vrede heeft gelegd. In
het voetbalstadion leerden de soldaten van de verschillende strijdgroepen dat
ze gezamenlijk één team konden aanmoedigen, dat ze achter één doel konden
staan. Kindsoldaten die waren grootgebracht met oorlog, leerden in het voetbalstadion wat vrede en verzoening was.’
Dat dit verhaal geen sprookje was, merkte ik bij de voetbalclub Watanga. De
spelers waren voormalige kindsoldaten van verschillende strijdgroepen; de club
was ontstaan uit de noodzaak om voormalige kindsoldaten zich door middel
van voetbal met elkaar te laten verzoenen. Voorzitter Andy Quamie en speler
Christopher Robert deden hun verhaal na de training. ‘De enige lichtpuntjes tij-
77
78
dens de oorlog waren de momenten dat het nationale team van Liberia speelde’, vertelde Quamie. ‘Alle strijdgroepen legden hun wapens neer en gingen
naar het stadion of luisterden naar de wedstrijd op de radio.’
Robert knikte: ‘De soldaten van de verschillende strijdgroepen verzamelden
zich eerst in de neutrale zone van de stad. Daar trokken we andere kleren aan
en dan gingen we gezamenlijk naar het stadion. Je vroeg niet aan de andere jongens bij welke groep ze vochten. Mensen namen een groot risico, maar het was
van nationaal belang om de wedstrijd te zien.’ Zelf zat Robert een groot deel
van de oorlog in de bush. ‘De meeste wedstrijden van ons nationale team heb ik
op de televisie of radio moeten volgen. We zaten op een gegeven moment zelfs
in een huis met een schotelantenne. Daar keken we altijd naar de wedstrijden
van AS Monaco met George Weah en James Debbah.’
Ook de wereldkampioenschappen van 1990 en 1994 had hij tijdens de oorlog op de televisie gezien. ‘We hebben gejuicht na al die prachtige doelpunten
die Roger Milla voor Kameroen maakte. De enige plezierige momenten tijdens
die zeven jaar oorlog werden veroorzaakt door het voetbal.’
©Aliou Mbaye
VERASSENDE INTERVIEWS
Ik maakte ook enkele jaren het blad Supporter, over sport en ontwikkeling. We
schreven over bijzondere sportprojecten en interviewden trainers en voetballers.
Zo spraken we met Foppe de Haan, toen net bondscoach van Jong Oranje. Hij
was ook bestuurslid van SCORE, de Zuid-Afrikaanse organisatie die sportactiviteiten organiseert in de townships en dorpen in Zuid-Afrika. Hij was niet zomaar
een ambassadeur. ‘Het gaat mij om echte betrokkenheid’, vertelde De Haan. ‘Ik
vind zelf dat ik veel aan voetbal te danken heb. Voetbal heeft een grote rol in mijn
leven gespeeld, in de wijze waarop ik dingen heb kunnen doen en hoe ik me heb
kunnen ontwikkelen. Ik vind dat ik nu best iets terug mag doen.’
Over ontwikkelingssamenwerking had hij ook een duidelijke mening. ‘Beknibbelen op ontwikkelingssamenwerking is voor mij niet aan de orde. De rijke
landen hebben afgesproken om 0,7 procent van het nationaal inkomen te besteden aan ontwikkelingssamenwerking. Die afspraak moeten we nakomen: dat
is onze verantwoordelijkheid.’
Ook sprak ik met oud-premier Ruud Lubbers, toen Hoge VN-Commissaris
voor de Vluchtelingen. ‘Sport is absoluut geen luxe’, zei hij in de vip-room op
Schiphol. Lubbers vertelde dat de sportwereld pas tevreden mag zijn als de
mensen uit ieder vluchtelingenkamp toegang hebben tot sportfaciliteiten. ‘Een
van de problemen die we in dit werk hebben is dat vluchtelingen vaak gezien
worden als les misérables van deze wereld. Maar vluchtelingen hebben juist een
enorme capaciteit om dingen te doen. Het belangrijkste vind ik nog wel dat je
vluchtelingen in de ogen ziet, gebaseerd op respect voor hun capaciteiten. Het
gaat erom dat vluchtelingen na een crisissituatie nieuw leven vinden en een
waardevolle medeburger worden. Wil dat kunnen slagen, dan moet er al veel
eerder in vluchtelingenkampen iets zijn zodat de mens zich kan ontplooien,
zodat de vluchteling weer vol mens kan zijn. In zo’n situatie geloof ik dat sport
absoluut geen luxe is. Het is denk ik heel belangrijk om karakter te vormen of
om nare herinneringen te boven te komen. Mensen komen vaak uit ellendige
situaties met allerlei trauma’s. En sport is dan een mogelijkheid om dingen te
verwerken.’
Het meest bijzondere vond ik zelf het interview met Ruud Gullit, op dat moment trainer van Feyenoord. Op de vraag hoe het in z’n algemeenheid is gesteld
met de maatschappelijke betrokkenheid van voetballers, antwoordde hij. ‘Die is
er wel degelijk. Het probleem is dat er met voetballers meestal alleen maar over
voetbal wordt gesproken. Dat ligt niet aan die voetballers, maar aan de buitenwereld. Voetballers zijn wel degelijk met maatschappelijke problemen bezig, als
je ze er maar naar vraagt. Ook vanuit de clubs wordt deze maatschappelijke
betrokkenheid gestimuleerd. Feyenoord is bijvoorbeeld heel actief. We hebben
79
80
een samenwerkingsverband met Unicef in Ghana. Onze voetbalacademie in
Ghana is betrokken bij het geven van aidsvoorlichting aan de jeugd en we ondersteunen een project van straatkinderen in de hoofdstad Accra. Daarnaast
ondersteunt Feyenoord het Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam. Daar ben ik
hartstikke trots op en geeft me een goed gevoel. We proberen de betrokkenheid van de spelers hierbij ook echt te stimuleren. Verder hebben spelers ook
vaak hun eigen goede doelen, waarmee ze doorgaans niet te koop lopen. Deze
persoonlijke betrokkenheid van spelers vind ik zelf het belangrijkste. Het zijn dit
soort kleine dingen die het doen.’
Gullit vertelde ook op welke manier hijzelf geraakt wordt door armoede.
‘Armoede geeft mij in de eerste plaats het besef van hoe goed ik het zelf heb.
Op hetzelfde moment denk je van hoe is dit toch mogelijk en wat zou ik eraan
kunnen doen. Verder relativeert armoede. Je neemt het in je op en denkt bij
jezelf: waar loop ik toch in vredesnaam altijd over te klagen? Waar klagen wij
nu altijd over in Nederland? In die zin verrijkt armoede je leven ook. Ik vind
het mijn plicht om er vervolgens ook iets mee te doen. Ieder mens beschikt
over talenten. Neem hulpverleners en ontwikkelingswerkers: die hebben een
geweldig talent en daar heb ik heel veel waardering voor. Wat zij doen is echt
©Andrew Esiebo
ongelooflijk. Ik was twee jaar geleden in een kinderziekenhuis in Sint Petersburg
waar kinderen lagen met aids. Ik heb groot respect voor de mensen die in zo’n
ziekenhuis werken. Mijn talent was voetbal en daardoor heb ik grote bekendheid in de wereld gekregen. Ik moet op mijn manier wat met die talenten doen
voor een betere wereld. Door mijn bekendheid en populariteit kan ik aandacht
vragen voor schrijnende situaties in de wereld. En door me in te zetten voor
een betere wereld, kan ik zelf een goed voorbeeld geven.’
Op de vraag welke indruk arme mensen op hem maakten, antwoordde Gullit:
‘Arme mensen zijn vaak heel inventief en zeker niet zielig. Integendeel zelfs. Ze
komen tot hele creatieve dingen om te kunnen overleven en weten hun hoofd
boven water te houden. Hun probleem is dat ze meestal geen eerlijke kans
hebben gekregen, en toch houden ze hun hoofd boven water. Dat vind ik een
vorm van intelligentie.’
Mijn slotvraag luidde waar Gullits prioriteiten zouden liggen als hij minister
voor Ontwikkelingssamenwerking zou zijn. ‘Dan denk ik in eerste instantie aan
onderwijs’, antwoordde hij. ‘Natuurlijk vind ik sport ook belangrijk omdat het
mensen verbroedert, maar toch zou mijn prioriteit bij onderwijs liggen. Mensen
moeten leren nadenken, leren lezen en later mogelijkheden in het leven krijgen.
Daarvoor is goed onderwijs een belangrijke voorwaarde.’
DE SPORTBUS IN FORTALEZA
Verschillende verhalen in Supporter gingen over Brazilië. Bijvoorbeeld over de
sportbus die populair was in de Braziliaanse sloppenwijken. Het was een verhaal
over de Nederlandse stichting Tio Loiro, die projecten had in Fortaleza, destijds
een nieuwe populaire vakantiebestemming. Wekelijks landde er een chartervliegtuig die Nederlandse toeristen naar de zon en het strand bracht. Maar ze
konden ook een bezoek brengen aan de projecten van Tio Loiro: de organisatie
bood sport en spel aan voor ‘kansarme jongeren’ – zoals dat heet in ontwikkelingsjargon – in de sloppenwijken.
Het was een initiatief van Onno Raadsen, een Nederlandse docent lichamelijke opvoeding, betrokken bij het sportbusproject in het Amsterdamse stadsdeel
De Pijp. Ieder jaar gingen sportdocenten met bakfietsen (en voorheen een
sportbus) naar de pleintjes in deze volkswijk om sport en spel aan te bieden aan
groepen jongeren die er rondhingen. Het project had sinds haar bestaan bewezen dat sport een rol kan spelen bij de bestrijding van vandalisme, en jongeren
uit verschillende culturen bij elkaar kan brengen. Toen Raadsen intensief ging
reizen in Latijns-Amerika, zag hij daar nog veel meer mogelijkheden om sport
en spel te gebruiken voor de jeugd. Hij raakte betrokken bij een aantal projecten in de sloppenwijken van Rio de Janeiro, deed sport- en spelactiviteiten met
81
82
kinderen uit een weeshuis, en werkte bij een voetbalschool op het strand langs
de Copacabana. In 2000 richtte hij de stichting Tio Loiro op. Het werkterrein
werd verplaatst naar Fortaleza, een populaire badplaats met schrijnende tegenstellingen tussen rijk en arm.
Geïnspireerd door het model van de sportbus in De Pijp, had Tio Loiro een
Volkswagen-bestelbus aangeschaft en laten ombouwen tot een sportbus. Enthousiast deed Raadsen zijn verhaal. ‘We zijn met een pleinenproject gestart.
Twee keer per week bezoeken we met vijf Braziliaanse docenten lichamelijke
opvoeding en drie oudere jongeren een sloppenwijk om daar sport en spel aan
te bieden. We hebben gekozen voor wijken die bekendstaan om kinderprostitutie en drugshandel. Samen met de jongeren doen we allerlei soorten sporten
en spelen: stoeien, touwtrekken, handbal, zaklopen, atletiek, American football
en noem maar op.’
In Fortaleza had de stichting ook een surfschool opgezet. Jongeren van vijftien
jaar en ouder kregen gratis surflessen in ruil voor deelname aan het pleinenproject. ‘Ze moeten een tegenprestatie leveren’, vertelde Raadsen. ‘Bijvoorbeeld
onze docenten assisteren in de wijk.’ De surflessen hadden een positieve invloed op de betreffende jongeren, vond hij. ‘Het bevordert hun identiteitsontwikkeling. Opeens zijn ze iemand: van een kind uit de sloppenwijken zijn ze
surfer geworden. Ze werken aan hun eigen lichaam, helpen hun buurt, krijgen
bewondering van de meisjes. Het effect is nu ook al merkbaar op jongeren
van twaalf en dertien die naar onze activiteiten komen. Veel jongeren willen nu
surfer worden, terwijl ze vroeger bij een bende wilden horen.’
Raadsen had contact gezocht met de Nederlandse reisorganisatie die wekelijks een charter vol Nederlandse toeristen naar Fortaleza bracht. ‘Ze komen
aan op maandag, en op dinsdag krijgen ze in het hotel te horen wat ze allemaal
voor trips kunnen maken in hun vakantie. Een van de uitjes is een voetbalwedstrijd Nederland-Brazilië. Het Braziliaanse team bestaat uit jongens uit de
surfschool en een aantal leraren. De toeristen vormen samen met mij en een
restauranthouder het Nederlandse team. Na afloop gaan we gezamenlijk iets
drinken in een gezellig Braziliaans kroegje. Dat is een goede gelegenheid om
informatie over ons project te geven. Sommige toeristen gaan later tijdens hun
vakantie mee om ons werk te bekijken.’
De stichting bestaat nog steeds, maar dan onder de naam Todos. Rondom
het WK voetbal in Brazilië gaat de organisatie een project uitvoeren rondom
sekstoerisme. ‘Brazilië staat bekend als de zesde economie ter wereld’, staat op
de website van de organisatie, ‘en het WK zal enorm veel economische ontwikkeling met zich meebrengen.’ Maar Todos plaatst er een aantal kanttekeningen bij. De bouwconstructies voor het WK brengen veel truckverkeer mee, en
chauffeurs zijn de grootste afnemers van minderjarige prostituees. ‘Hele wijken
langs de snelwegen zijn op deze vreselijke markt gericht. Veel meisjes willen de
prostitutie in, hopend dat ze worden meegenomen door een rijke buitenlander
die het WK komt bezoeken’, aldus Todos. Jonge meiden uit de projecten van
Todos gaan in gesprek met leeftijdgenoten die ze helpen ‘nee’ te zeggen tegen
prostitutie en seksuele uitbuiting van minderjarigen.
TWENTYTEN
Toen ik bij Lokaalmondiaal ging werken, begonnen we eveneens aan een groot
journalistiek project op het snijvlak van sport en ontwikkeling: Twentyten. In
de aanloop naar het WK van 2010 in Zuid-Afrika ontwikkelden we een reeks
journalistieke producties: een website over Afrikaans voetbal, een tweetal documentaires voor BBC World over de rol van topvoetballers Didier Drogba en
George Weah in het vredesproces van respectievelijk Ivoorkust en Liberia, en
het boek Africa United dat we samen maakten met Afrikaanse fotografen en
journalisten die gedurende enkele maanden werden getraind in ‘verhalende’
sportjournalistiek.
We trapten het project af met een bezoek aan de Afrika Cup van 2009 in
Ghana. Ik maakte voor het vakblad Coachen tevens een verhaal over blanke
coaches bij Afrikaanse teams en sprak in Ghana met Arie Schans, bondscoach
van Namibië. Na de training vertelde Schans enthousiast over zijn ervaringen.
‘We reden net met de bus door een sloppenwijk en werden door de mensen
toegejuicht. Even dacht ik: er moet voor die mensen toch wel wat belangrijker
zijn dan voetbal. Aan de andere kant biedt voetbal juist voor hen de mogelijkheid om ook eens plezier in het leven te hebben.’
Schans somde een aantal eigenschappen op die je nodig hebt als westerse
coach in Afrika. ‘Het is belangrijk om geduld te tonen en het fatsoen te hebben
om je te verdiepen in de cultuur van het land waar je werkt. In principe moet ik
me aan de mensen daar aanpassen en niet andersom. Verder moet een trainer
in Afrika veel invoelings- en inschattingsvermogen hebben. Wie denkt dat hij de
organisatie zoals hij die in Nederland gewend is binnen een week ook kan neerzetten in Afrika, is gedoemd om gillend weg te rennen. Ook van de spelers kun
je niet verwachten dat ze binnen twee weken als een Hollander gaan reageren.’
Schans was naar Namibie uitgezonden namens de KNVB. Voetbal als ontwikkelingshulp dus. De KNVB is ook actief op het gebied van trainerscursussen
voor Afrikaanse trainers. Het gaat daarbij niet alleen om topsport, benadrukte
Johan van Geijn van de KNVB Academie. Hij zag de activiteiten van de KNVB
nadrukkelijk in het kader van ontwikkelingshulp. ‘Vanuit de enorme populariteit
wordt voetbal in Afrika vaak als middel ingezet om mensen bij elkaar te brengen.
De gelegenheid wordt dan benut om belangrijke informatie omtrent gezondheid en sociale issues aan de orde te stellen. De sportactiviteit moet dan wel
83
84
goed georganiseerd en zinvol zijn, juist dat kan de KNVB overdragen op lokale
coaches.’
Verschillende bekende oud-internationals uit Afrika hadden de KNVB-cursus
doorlopen en waren ondertussen actief als oefenmeester in eigen land. Onder
hen waren de Zambiaan Kalusha Bwalya, de Nigerianen Daniel Amokachi en
Stephen Keshi, en de Keniaan Jacob ‘Ghost’ Mulee. Daarnaast hadden volgens
Van Geijn ongeveer dertig jeugdcoaches van diverse nationale jeugdteams in
Afrika de cursus gevolgd. ‘Afrika kan zich minder afhankelijk maken van westerse
coaches door eigen kader op te bouwen’, legde hij uit.
Dan het WK in Zuid-Afrika zelf. De begeleidende brief van de Zuid-Afrikaanse
president Mbeki om de kandidatuur van zijn land te ondersteunen, had een
bijna profetische lading. ‘Wij willen namens ons continent een evenement
organiseren dat vertrouwen brengt van Kaapstad tot Cairo’, schreef hij. ‘Een
evenement dat sociale en economische mogelijkheden biedt voor Afrika. Wij
willen zorgen dat geschiedschrijvers op een dag zullen terugkijken naar het we-
©Aliou Mbaye
reldkampioenschap van 2010 als een moment waarop Afrika opstond en een
resoluut einde maakte aan eeuwen van armoede en conflict. Wij willen tonen
dat Afrika’s tijd gekomen is!’
In ons boek Africa United schreven we: ‘Nooit eerder is een wereldkampioenschap voetbal met zo’n diepere, bijna profetische verwachting begroet als dat in
Zuid-Afrika. Als Simon Kuper, auteur van de voetbalbestseller Voetbal als Oorlog,
in 2007 Zuid-Afrika bezoekt, kijkt hij zijn ogen uit. Hij ziet een heel land dat al
haar hoop heeft gevestigd op het WK. Kuper vat zijn gevoel in één zin samen. “In
Zuid-Afrika bestaat het geloof dat in 2010 de rijke mensen uit de wereld zullen
landen en de Zuid-Afrikanen gered worden van destructie.” Bijna alle mensen
die de schrijver ontmoet, hebben een plan voor 2010: appartementen kopen
om ze tijdens het toernooi te verhuren, worstjes en maïspudding verkopen
buiten het stadion, het weven van met kralen gemaakte vlaggen in de kleuren
van alle 32 deelnemende teams. Veel van de gesprekken tussen Zuid-Afrikanen
onderling gaan over dit onderwerp: wat is jouw plan voor 2010? Het belangrijkste in Zuid-Afrika is to be ready voor 2010. Twenty-ten is een magisch getal
geworden voor alle Zuid-Afrikanen. Kuper denkt niet dat er ooit een gastland
is geweest dat het WK zo nodig heeft als Zuid-Afrika. Elke dag staan de kranten
vol met plannen voor het toernooi, alsof dit het belangrijkste issue is voor een
land waar miljoenen mensen doodgaan aan aids. Het WK maakt aan alle problemen in het land een einde.’
Het WK werd zeker een groot feest en Nederland haalde de finale. Afrika liet
zien dat het zonder incidenten een groot sportevenement kon organiseren.
Maar een einde aan alle problemen maakte het WK zeker niet. Begin 2013
ging ik tijdens de Afrika Cup samen met een groepje jonge journalisten naar
Zuid-Afrika om de erfenis van het WK te onderzoeken. We zagen een land dat
aan de ene kant booming was. Zuid-Afrika is de meest ontwikkelde economie
van het continent en het land is sinds 2010 lid van de BRICS, de eliteclub van
opkomende economieën. Hiermee plaatste het zich in het rijtje van de veelbelovende markten Brazilië, Rusland, India en China. Zuid-Afrika ontvangt als enig
Afrikaans land een uitnodiging voor de G20-top en had het voorzitterschap van
de Afrikaanse Unie in handen. ‘Er heerst hier een positieve vibe’, zei de general
manager van de Nederlandse Kamer van Koophandel voor Zuidelijk Afrika.
Maar tijdens de Afrika Cup waren de stadions vrijwel leeg. En het bekende
Green Point Stadium in Kaapstad werd amper meer gebruikt, ook niet voor de
Afrika Cup. Een van de deelnemers aan de reis, Eva Huson, schreef een stuk
waarin ze stelde dat wat het WK Zuid-Afrika in harde cijfers heeft opgeleverd, niet te meten is. Wel is duidelijk dat het toernooi het land hoop, trots en
een internationaal podium heeft gebracht. Anders dan de Brazilianen, hebben
Zuid-Afrikanen juist het gevoel dat het land door het WK weer meetelt, en dat
het WK een kans was om de wereld de andere en moderne kant van Afrika te
85
86
laten zien. In combinatie met de nieuwe infrastructuur kunnen deze hoop en
imagoverandering investeerders aantrekken en op de lange termijn bijdragen
aan de economische groei.
BRAZILIË
Terug naar Brazilië, terug naar Nanko van Buuren. In Brazilië zijn er protesten
tegen het WK, en hoewel hij een enorme voetballiefhebber is, heeft ook Nanko
van Buuren een aantal bedenkingen. Hij weegt zorgvuldig de voor- en nadelen
tegen elkaar af. ‘Een van de redenen dat het nu zo goed gaat bij het voetbal, is
een alcoholverbod in en buiten de stadions. Dat wordt opgeheven tijdens het
WK. Ik weet niet of we hiermee nu zo gelukkig moeten zijn. Maar anderzijds is
het voor het imago van Brazilië heel goed als het land kan laten zien dat het een
groot evenement als het WK kan organiseren.’
Voor de mensen in de sloppenwijken maakt het allemaal niets uit, zegt Van
Buuren terwijl hij het laatste slokje bier op de grond gooit. ‘Zij kijken ieder WK
gewoon op het terras, of de wedstrijden nu binnen of buiten Brazilië worden
gespeeld. Het gewone volk gaat niet in de stadions kijken.’
Wil je meer weten over Stichting Todos, kijk dan op deze website:
www.todos.nl/home/geschiedenis/
Een bezoek aan de favela’s van Rio de Janeiro is een absolute aanrader.
De organisatie IBISS werkt in de favela’s van Rio de Janeiro.
Meer weten? Kijk dan hier: www.ibiss.info/
©Andrew Esiebo
De foto’s in dit hoofdstuk komen voort uit het Twenty Ten project, wat lokaalmondiaal in 2009 en 2010 uitvoerde. Op weg
naar het WK voetbal in Zuid-Afrika maakte 108 journalisten
uit 34 Afrikaanse landen journalistieke verhalen over de kracht
van voetbal in Afrika.
87
88
IN DE SCHADUW
VAN HET WK
06
door Jody van Diemen
©Venus Veldhoen
Voor een voetbalgek land als Brazilië is
het wereldkampioenschap een fantastisch
evenement. Maar wat blijft er over voor de
lokale bevolking als voetballers, sponsoren,
supporters en het internationale
bedrijfsleven zijn vertrokken? More2Win,
KNVB WorldCoaches en het ministerie
van Buitenlandse Zaken willen in Brazilië
een ‘sociale erfenis’ nalaten. Zij combineren
sport en ontwikkeling, om ook de
bevolking van de favela’s te laten profiteren
van de bedrijvigheid rond het WK.
89
90
Sport is uitgegroeid tot een erkend onderdeel van ontwikkelingssamenwerking
en maatschappelijke ontwikkeling. Gecombineerd met de trend dat het bedrijfsleven maatschappelijk verantwoord ondernemen steeds hoger in het vaandel
heeft staan, lijkt het komende WK hét moment voor nieuwe Nederlandse initiatieven in de communities van de Braziliaanse steden. KNVB WorldCoaches, in
een partnerschap met het ministerie van Buitenlandse Zaken, heeft zijn ideeën
hierover in de praktijk gebracht, net als het jonge bedrijf More2Win. Hun doel:
een legacy, een maatschappelijke erfenis voor Brazilië. Als je naar het WK gaat
of geïnteresseerd bent in sport en Brazilië, dan mag een bezoek aan een van de
vele sportontwikkelingsprojecten niet ontbreken.
‘In de aanloop naar zo’n WK en Olympische Spelen wil je als Nederland laten
zien: wij komen hier niet alleen iets halen’, zegt Eva van Rijen, bij Buitenlandse
Zaken verantwoordelijk voor internationaal sportbeleid. ‘We kijken ook hoe we
de hele bevolking kunnen betrekken bij deze boost die sport het land nu geeft.
Brazilië is geen ontwikkelingsland, maar kent wel grote contrasten.’
Daarom is volgens Van Rijen de maatschappelijke rol van Nederland essentieel: ‘We gaan de grote ongelijkheid natuurlijk niet via sport oplossen. Maar
het is een mooi aanknopingspunt voor gesprekken met bedrijven, overheden
en organisaties. Daarnaast biedt het kinderen de mogelijkheid om zich op een
ander niveau te ontwikkelen, maar ook om voor zichzelf een andere toekomst
te bepalen.’
MEER TE WINNEN
Het idee van More2Win ontstond in Zuid-Afrika. Oprichter Tim van Dooren
werkte ten tijde van het vorige WK bij SCORE, een ngo die al lang in Zuid-Afrika actief is.
‘Ze kregen toen veel vragen van onder andere de Oranjecamping en bedrijven’, vertelt Jaïr Halevi, projectcoördinator van More2Win. ‘Die wilden wel
wat meer zien van het land en vroegen of SCORE een dag kon organiseren,
om kennis te maken met projecten van de ngo en om mensen te ontmoeten.
De meesten hadden nog nooit een township gezien en ineens stonden ze er
middenin. Gingen ze met z’n allen voetballen terwijl er langs de zijlijn door big
mamas Zuid-Afrikaans werd gekookt.’
Er was dus vraag naar dit soort initiatieven. ‘En toen zijn we verder gaan denken’, zegt Halevi. ‘Waarom gaan we dit niet op structurele basis doen?’ Inmiddels
is de sociale onderneming een feit: in een pand voor startende ondernemers in
Amsterdam Slotervaart, tussen een bedrijf voor hippe regenjassen, een advocatenkantoor en een opleiding voor gigolo’s, is hun kantoor ingericht. Met een
groep jonge, enthousiaste mensen met allemaal een zwak voor sport en Brazilië,
werken ze toe naar hun eerste grote project: Rio 2014.
Halevi: ‘Wij vinden dat de lokale bevolking in opkomende landen veel meer
profijt zou moeten hebben van die grote sportevenementen. Als je terugkijkt
naar de vorige WK’s en Olympische Spelen is het meestal niet gelukt om echt
een legacy neer te zetten. En dat is waar wij voor staan: de lokale bevolking laten
profiteren van zulke evenementen.’
Bezoekers van het WK kunnen in Brazilië met More2Win een dag de wereld
buiten het stadion ontdekken, en daarmee bijdragen aan maatschappelijke projecten voor de educatieve en sportieve ontwikkeling van kinderen. Halevi: ‘We
willen de lokale gemeenschap ondersteunen op de korte en lange termijn. Alles
wordt die dag lokaal uitbesteed en een heel groot deel van de opbrengst gaat
naar onze foundation. Voor de dag zelf worden kosten gerekend, en het opgehaalde geld wordt over onze projecten verdeeld. En we hopen dat groepen het
project ook na hun bezoek blijven steunen.’
COACHES BEWUST
MAKEN VAN HUN ROL
Ook KNVB WorldCoaches richt zich op de wereld buiten de stadions, op de
wijken en de scholen van de Braziliaanse speelsteden. Het sociale project van de
KNVB bestaat al sinds 1997 en kreeg in 2009 zijn huidige vorm. Uitwisselingen
van teams en de vraag om opleiding van coaches in het buitenland groeide uit
tot een breed, internationaal maatschappelijk programma.
Monique van der Zijde, projectmedewerker MVO Internationale Projecten
bij de KNVB, vertelt hoe dat is gegaan. ‘Het programma voor coaches was
voornamelijk op voetbalvaardigheden gericht. Maar in landen als Zuid-Afrika
en Kenia merkten we dat coaches en kinderen ook met veel andere dingen
te maken krijgen: hiv/aids bijvoorbeeld, of de positie van meisjes. En in Brazilië
geweld en drugsgebruik.’
Om coaches meer grip te geven op dat soort problematiek, is het life
skills-programma uitgewerkt. Van der Zijde: ‘Coaches leren daarbij hoe je een
goede voetbaltraining geeft aan jonge kinderen, maar ook om een goede coach
te zijn naast het veld. In de wijk of gemeenschap kunnen ze een verbindende
rol spelen tussen sport en de school. Ze kunnen voorlichting geven, en kinderen doorverwijzen als die ergens mee zitten. Dat is wat zich met het WorldCoaches-programma steeds verder heeft ontwikkeld: coaches bewust maken
van de rollen ze hebben.’ Het programma is lokaal en kleinschalig, ‘het gaat
om mensen, daar doen we het voor. Soms krijgen we van coaches nog jarenlang enthousiaste mails, die één keer een cursus hebben gevolgd. Voor die ene
91
92
persoon maakt het soms zo’n verschil, het is echt belangrijk dat je in mensen
investeert.’ Toch bereikt de KNVB meer dan de lokale doelgroepen wereldwijd.
De Nederlandse voetbalbond is met het WorldCoaches programma namelijk
één van de weinige bonden in de wereld die op deze manier een sociaal programma heeft en daarvoor actief met de overheid en bedrijfsleven samenwerkt.
Van der Zijde: ‘We gaan wel eens met handelsmissies mee en zo proberen we
ook in het buitenland om overheden en organisaties te inspireren om op een
sociale manier met sport om te gaan, en we worden wel eens gevraagd om
over CSR-stratgieën te komen praten, bij de UEFA bijvoorbeeld. Het is ook wel
goed dat we daarvoor een beetje blijven lobbyen zodat sportorganisaties zich
er meer bewust van zijn dat ze juist daar ook iets mee kunnen.’
In Brazilië werken ze samen met onder andere NOC*NSF en het ministerie
van Buitenlandse Zaken aan een multisportproject, inclusief een nieuw sportveld bij een school in de wijk Santa Teresa, in Rio de Janeiro. ‘We hebben een
partnership met GEO-scholen: publieke scholen die zich focussen op sport.
Daar wordt talent ontwikkeld, maar wordt sport ook ingezet in het onderwijs,
om het leervermogen van kinderen te vergroten en om ze op school te hou-
den.’ Het wordt een druk programma rond het WK, aldus Van der Zijde. ‘We
gaan een veld aanleggen; Philips en Edelgrass doneren kunstgras en ledverlichting. De KNVB gaat daar gymdocenten en buurtcoaches uit de omringende favela’s opleiden en NOC*NSF kan er later met Olympische sporters workshops
doen voor de kinderen. Verder willen we ook in de andere speelsteden coaches
opleiden. We zijn al sinds 2010 in Brazilië actief; in Sao Paulo hebben we veel
coaches opgeleid en nu ook in Salvador en Porto Alegre. Tijdens het WK zelf
worden het meer festiviteiten. Dan gaan we sportdagen organiseren en wordt
het veld in Rio officieel geopend.’
©Venus Veldhoen
DE KRACHT VAN SPORT
Eva van Rijen van het ministerie van Buitenlandse Zaken hoorde van verschillende kanten al over activiteiten in Brazilië. ‘De KNVB, Right2Play en andere
organisaties waren er al actief. Maar ik dacht: het is veel mooier om gezamenlijk
een groter project op te zetten. Dus dat hebben we aangepakt. We zijn met alle
organisaties om de tafel gaan zitten en hebben het multisportproject in Santa
Teresa ontwikkeld. Daarmee breng je ontwikkeling van kinderen teweeg maar
komt er ook een uitwisseling op gang, over life skills, sportkennis en sporteducatie. De trainers kunnen van elkaar leren. Bijvoorbeeld hoe je sportonderwijs
opzet in een land, of over de economisch-maatschappelijke rol van sport.’
Het mooie van het project is volgens Van Rijen dat de KNVB en het NOC*NSF
samenwerken, waardoor het project lang loopt. ‘Voor NOC*NSF is het helemaal nieuw. Die hebben nog niet eerder zo’n soort project opgezet, maar ze
hebben zich echt gecommitteerd aan de programma’s’, klinkt het enthousiast.
De KNVB levert de basis: de WorldCoaches en de inhoud van het programma.
Daarnaast doneert de KNVB het voetbalveldje in samenwerking met het Nederlands elftal, KNVB sponsors en Edelgrass en Philips. ‘Na het WK, in aanloop
naar de Olympische Spelen, neemt NOC*NSF het over en breiden zij het uit
met capaciteitsopbouw en kennisuitwisseling. Zij hebben goed gezien dat het
niet alleen maar gaat over voetbal skills, maar dat ze juist met die life skills wat
extra’s kunnen bieden via sport. Dat heeft de KNVB heel goed opgezet met het
WorldCoaches programma en daarom kunnen we vanuit het ministerie ook
zo goed samenwerken met de KNVB. We kunnen de kennis van buitenlandse
zaken en de voetbalexpertise van de KNVB combineren’, aldus van Rijen.
De kracht van sport staat ook voor More2Win centraal. Zij hebben gekozen
voor organisaties die educatie nadrukkelijk verbinden met sport. De keuze is
gevallen op Estrela de Favela en Solar Meninos de Luz in Rio de Janeiro, en Malê
Debalê en Camugerê in Salvador de Bahia. Het zijn lokale initiatieven die zich
93
94
richten op onderwijs, gezondheidszorg en sport: capoeira, tennis en voetbal.
Halevi: ‘We hebben niet de illusie dat we kunnen vertellen wat ze in Brazilië
moeten veranderen. De lokale mensen weten dat beter. We zijn ook al een tijdje bezig met het kiezen van goede partners die zelf echt lokale kennis hebben.
Daarbij geloven we niet in even snel voor het WK een project opzetten: het zijn
projecten die daar al een tijdje zitten en we willen steun voor de lange termijn.’
CONCRETE DOELEN EN INTERACTIE
Estrela de Favela bevindt zich vlak bij het Maracanã-stadion, waar de WK-finale
gespeeld wordt. Het is inmiddels een veilige favela, een gemeenschap waar de
vredespolitie de orde handhaaft. ‘Sport wordt hier ingezet als prikkel om naar
school te blijven gaan, want op school krijg je ook sportles. Ze bieden kinderen
een veilige omgeving om zich te ontwikkelen’, vertelt Halevi.
Vlak bij Ipanema, één van de duurste wijken ter wereld, ligt het project Solar Meninos de Luz. Het contrast tussen de populaire wijk aan het strand en
©Venus Veldhoen
de favela Pavão-Pavãozinho erachter is groot. ‘Daar staat één van de slechtste
scholen van heel Brazilië’, illustreert Halevi. ‘Dit is een wat groter project. Het
gaat om vierhonderd kinderen, die daar niet alleen naar school gaan maar veel
meer doen. Ze sporten, er wordt voorzien in basisgezondheidszorg en ook de
ouders kunnen er naar school. Zo kunnen zij helpen met huiswerk.’ De doelen
die More2Win helpt realiseren, zijn heel concreet: ‘Bij Estrela de Favela willen ze
graag nieuwe leraren aannemen en een keuken bouwen voor gezonde lunches.
En bij Solar Meninos de Luz streven ze naar een dak boven het sportveld, omdat het anders te heet is om te sporten, en het niet doorgaat als het regent.’
Tijdens het WK kunnen fans en bedrijven met een More2Win-programma
naar deze projecten toe. ‘We zorgen dat het de meest unieke dag van je reis
wordt. Dat garanderen we’, benadrukt Halevi. ‘De hele dag staat in het teken
van interactie met de lokale cultuur. Je krijgt een introductie en achtergrondinformatie over de ngo en een tour door de gemeenschap. Maar je gaat ook
voetballen, Braziliaans eten en drinken, en dansen.’ Het mes snijdt zo aan twee
kanten. ‘We willen dat de kinderen daar ook onderdeel worden van het WK en
voordeel halen uit het evenement.Tegelijkertijd is het interessant voor bedrijven
die zich willen profileren op MVO-gebied, en bovendien doen ze iets buiten hun
comfort zone en hebben ze een hele leuke dag.’
NIEUWE KANSEN
Het WK en de Olympische Spelen brengen nieuwe kansen met zich mee voor
sport en ontwikkeling. ‘Voor het WorldCoaches-programma is het een mooi
moment om media-aandacht voor de organisatie te creëren’, constateert Van
der Zijde. ‘We hebben de kans om het werk dat we doen even goed in de picture te zetten, en je krijgt ook meer geld los voor extra dingen.’
Van Rijen bevestigt dit: ‘Het gaat ook om promotie en sponsoring door bedrijven. Ze kunnen laten zien dat ze geïnteresseerd zijn in zakendoen in Brazilië,
maar daarnaast ook in maatschappelijk verantwoord ondernemen, gericht op
sport en spel in de favela’s. De maatschappelijke rol is essentieel, en dat kunnen
we via gekoppelde projecten laten zien.’
WAT KUN JE DOEN?
More2Win organiseert dagtrips in Rio de Janeiro en Salvador de Bahia naar vier
verschillende projecten voor bedrijven en supporters. More2Win staat voor
95
96
een persoonlijke aanpak en kan de programma’s aanpassen voor de groep. De
tours worden lokaal uitbesteed en zijn inclusief een donatie aan de projecten
die worden bezocht.
• ‘The Stadiums Back Yard Tour’ (Rio de Janeiro) Je krijgt een rondleiding
in de wijk Manguiera, vlak bij het Maracanã-stadion, en je bezoekt het project
Estrela de Favela, waar kinderen een veilige omgeving wordt geboden om zich
te ontwikkelen op school en in sport. Je kunt zelf lesgeven en meedoen met
de sportactiviteiten.
•‘The World Behind Ipanema Tour’ (Rio de Janeiro) Achter de beroemde
stranden van Ipanema en Copacabana ligt de gemeenschap Pavão-Pavãozinho, waar zich het grote project Solar Meninos de Luz (400 leerlingen) bevindt. Er wordt een rondleiding gegeven, de kinderen geven een voorstelling
en je kunt zelf meedoen met voetbal, capoeira, dansen of judo.
• ‘The Full Brazil Experience!’ (Salvador de Bahia) Je wordt verwelkomd
met een spectaculaire show van de culturele groep Malê Debalê. Muziek en
dans is bij dit project een middel om sociale uitsluiting te voorkomen en de
armoede te ontstijgen. Er zijn capoeira-demonstraties en de bezoekers worden uitgenodigd om bij deze enthousiaste groep Brazilianen een wedstrijd
van het Braziliaanse elftal mee te beleven.
• ‘Social City Tour’ (Salvador de Bahia) Je krijgt een rondleiding door het
historische stadscentrum Pelourinho door jongeren van het project Camugerê, een maatschappelijk project gecombineerd met capoeira, wat dan ook
zeker onderdeel zal zijn van het programma.
•More2Win heeft samen met Fair Trade, Fair Play, en in samenwerking met de
lokale bevolking, WK-merchandise ontwikkeld. Met deze producten steun
je lokale werkgelegenheid en de projecten waaraan More2Win zich heeft
gecommitteerd.
•Voor het thuisfront heeft More2Win de Social Soccer Pool. Het traditionele voetbalpooltje met vrienden of op kantoor krijgt een speciaal tintje: de
opbrengst gaat naar de projecten in Brazilië.
Wil je meer informatie? Neem dan contact op met More2Win:
www.more2win.com
KNVB WorldCoaches is actief in de speelsteden Salvador, Porto Alegre en Sao
Paulo.
•Voor de Oranjefans wordt er door KNVB WorldCoaches op 22 juni in Sao
Paulo een event georganiseerd om kennis te maken met de WorldCoaches
en de sociale kracht van voetbal. De coördinatie en deelname verloopt via
de Oranjecamping.
• Oranje Trophy is dit jaar maatschappelijk partner van WorldCoaches: een
initiatief waarbij Oranjefans in de aanloop naar het WK naar het gastland van
het toernooi rijden. Dit jaar is de vierde editie en vertrekt de Oranjekaravaan
vanuit New York naar Brazilië. Deze reis draait om avontuur, fans en voetbal,
maar er wordt ook altijd een goed doel gesteund. Dit keer is dat WorldCoaches; onderweg worden ook de projecten in Latijns-Amerika bezocht. Oranje
Trophy vertrekt 27 maart.
©Venus Veldhoen
Voor meer informatie kijk hier:
• KNVB WorldCoaches: www.worldcoaches.nl
• NOC*NSF: www.nocnsf.nl/samenwerking-nocnsf-rio-krijgt-vorm
• Oranje Trophy: www.oranjetrophy.nl
Foto 1 pagina 89: De locatie van het Oranje veld van de KNVB en partners
Foto 2 pagina 92: KNVB WorldCoaches cursus in Sao Paulo
Foto 3 pagina 94: WorldCoach Ailton Vincente (46 jaar) uit Sao Paulo
Foto 4 pagina 96: De ligging van de school in de wijk Santa Teresa
97
98
SCOREN OP HET
CRUYFF COURT
IN SÃO PAULO
07
door Marjolein van den Bergh
© Marjolein van den Bergh
Voor de één is het gewoon achter een bal
aan hollen, voor de ander een zaak van
leven of dood. De jongens die iedere vrije
minuut doorbrengen op het Cruyff Court
in São Paulo denken hier niet over na.
Zij zijn vooral bezig met hun grote liefde:
voetbal. Maar wie goed kijkt, ziet dat het
een onmisbare factor is in hun leven. Een
beslissende factor.
99
100
11 juni 2014. De dag voor de openingswedstrijd van het WK-voetbal. Guilherme veegt de zweetdruppels van zijn voorhoofd. De training op het Cruyff
Court is allang voorbij, maar de jongens zijn nog niet van plan naar huis te gaan.
De wedstrijd is geëindigd in gelijkspel en er worden penalty’s genomen. Trainers
Bruno en Renato brengen lachend de materialen weg.
‘Die weten niet van ophouden’, zegt Renato.
‘Nossa!’ reageert Bruno. ‘Elf van de tien kinderen hier wil profvoetballer worden!’
Ondertussen concentreert Guilherme zich op het beslissende schot.
Voor jongens als Guilherme is dit toekomstbeeld helemaal niet onrealistisch.
Door de komst van een Cruyff Court in de wijk Ermelino Matarazzo, hebben
zij de mogelijkheid om voetbaltrainingen te volgen. De kinderen leren er niet
alleen beter voetballen, ze krijgen ook persoonlijke aandacht.
De trainers op het Cruyff Court steken al hun tijd in de jongens en de sport.
Iedere dag worden er trainingen georganiseerd voor verschillende leeftijdsgroepen. Bruno Vinicius Freitas en Renato Henrique dos Santos, beiden opgeleid
door het WorldCoaches programma van de KNVB, zijn twee van de trainers
op het Cruyff Court. Bruno vindt de komst van het Cruyff Court een grote
verbetering voor de wijk.
‘Als de kinderen niet hier waren, zouden ze op straat hangen. Dat is niet goed,
snap je? Deze wijk is arm, mensen hebben niet veel. Criminaliteit en drugshandel
liggen op de loer, want dat zijn manieren om snel rijker te worden. In mijn tijd
bestond dit veldje nog niet. Ik weet zeker dat een aantal van mijn vrienden nog
geleefd zou hebben als zij deze kans hadden gehad.’ Hij kijkt even naar de grond
en trekt zijn shirt recht.
Renato is het met hem eens. Ook hij vindt dit veld een verbetering voor de
wijk: ‘In arme gebieden is het vaak ieder voor zich, want die mentaliteit moet je
hebben om te overleven. Hier leren de kinderen juist samenspelen, op elkaar
letten, zorgvuldig met de materialen omgaan, niet schelden, ruzies uitpraten en
niet vechten. Ik zie echt verbetering bij die kinderen, hoe moeilijk ze het thuis
soms ook hebben.’
Inmiddels lopen er al wat kinderen het veld op. Bruno geeft ze instructies om
pionnen klaar te zetten. Wanneer iedereen er is, vragen de trainers de kinderen
eerst hoe hun weekend was. Ze vragen ook wat ze de vorige les hebben geleerd, ter herhaling. Dan gaan ze aan de slag.
Rondom het veld zwerven jochies uit de buurt. Ze doen niet mee aan het
programma, te zien aan het ontbreken van een outfit. Tijdens het partijtje vragen ze hoopvol of ze ook mee mogen doen. En dat mag. ‘Het Cruyff Court is
van iedereen’, legt Renato uit. ‘De trainingen zijn wel exclusief, maar daarna mag
iedereen hier komen spelen.’
Ermelino Matarazzo is geen favela, maar ook geen rijke buurt. De Oostzone van
São Paulo staat bovendien niet bekend als de meest veilige. Een drukbevolkte
wijk, met ruim 200 duizend inwoners, volgebouwd met kleine huisjes.
Sônia Regina Cassiano Aurujo, de oud-coördinator sport en vrije tijd van de
deelgemeente, vertelt dat de Oostzone van oudsher een zwakke positie heeft:
‘De economische standaard is laag en er bestaat geen infrastructuur of publieke
ruimte om te recreëren. Het winkelcentrum is de enige plek waar mensen voor
hun ontspanning naartoe kunnen. Maar zelfs voor een tripje window shopping
heeft een gezin met vier kinderen vaak geen geld.’
Kinderen zitten thuis, voor de tv, of hangen op straat. Met alle gevaren van
dien. Het risico om met drugs of geweld in aanraking te komen, is groot. Door
de komst van het Cruyff Court hebben de kinderen een veilige, mooie omgeving gekregen om te sporten. Naast een openbare ruimte waar kinderen
op een gestructureerde manier kunnen sporten, krijgen ze ook les in life skills.
Bijvoorbeeld door de veertien regels van Cruijff, zoals respect en samenspelen,
waar iedereen zich op en rond het Cruyff Court aan hoort te houden. Daarnaast geven de trainers de kinderen soms ook kleine huiswerkopdrachtjes mee,
zoals het schrijven van een stukje over wat je kunt doen wanneer er een conflict
ontstaat op het veld. Volgens Sônia betekent het dan ook veel meer dan slechts
tegen een balletje trappen: het is een vorm van educatie, in de breedste zin van
het woord.
De trainingen op het veld worden gecoördineerd door Joëlke Offringa, een
Nederlandse die al sinds 1993 woont en werkt in Brazilië. Met haar stichting
Instituto Plataforma Brasil (IPB) zet zij educatieve projecten op, gericht op onderwijs, mensenrechten, menselijke waardigheid, cultuur en sport.
‘Iedere keer als ik in een taxi stapte en zei dat ik Nederlandse ben, hoorde ik
weer de naam van Johan Cruijff en “Laranja Mecânica”, zoals de Brazilianen het
Oranje van Cruijff noemen,’ vertelt ze. ‘Voorheen deden we vooral projecten
op cultureel gebied maar omdat de naam van Cruijff er steeds uit sprong, en
vanwege de grote sportevenementen in het vooruitzicht, besloten we contact
te zoeken met de Johan Cruyff Foundation.’
De Cruyff Foundation heeft nog geen projecten in Brazilië, maar met het WK
in het vooruitzicht ziet de foundation een mogelijkheid om ermee te beginnen.
Ook weet Joëlke de gemeente São Paulo te interesseren voor een samenwerking. De aanleg van het veldje krijgt een duwtje in de rug wanneer blijkt dat een
belangrijke delegatie Brazilië zal bezoeken in het kader van The Holland Belgium
Bid voor het WK 2018. De locatie wordt gekozen, en de bouw begint. Er wordt
gezorgd dat het veld op tijd af is, zodat het geopend kan worden tijdens het
bezoek van de delegatie.
Op 19 november 2010 is het zover: het Cruyff Court wordt feestelijk geopend in de wijk Ermelino Matarazzo. De opening wordt verricht door Ca-
101
102
role Thate (directrice van de Cruyff Foundation), Gilberto Kassab (toenmalig
burgemeester van São Paulo) en Walter Feldman (toenmalig wethouder voor
sport, vrije tijd en recreatie). Na afloop van het officiële gedeelte wordt er een
potje gevoetbald tussen ex-internationals. Aron Winter, Pierre van Hooijdonk
(beiden als ambassadeur verbonden aan KNVBWorldCoaches) en Jean-Marie
Pfaff nemen het op tegen een selectie van Braziliaanse oud-internationals, onder wie Rivaldo, Cafú en Júnior Baiano. In de week van de opening leidde het
WorldCoaches programma van de KNVB daarnaast een groep lokale coaches
op. Het evenement trekt de aandacht van honderden kinderen en meer dan
vijftienhonderd geïnteresseerde toeschouwers uit de buurt. En zo herbergt de
wijk Ermelino Matarazzo het eerste Cruyff Court van Zuid-Amerika.
Joëlke is tevreden over het resultaat: ‘Ik ben erg onder de indruk van de capaciteit en potentie van sport. Ik heb het in mijn hart gesloten. Dat vind ik eigenlijk
nog sterker dan op cultureel gebied. Sport is toegankelijker, helemaal in Brazilië.
Voetbal… dat heeft zo’n enorm publiek, daarvan gaat ieders hart sneller kloppen.’
Het coördineren van de activiteiten op het veldje levert echter ook uitdagingen op. Zo trappen volwassen die ’s avonds gebruikmaken van het veld zó
© Marjolein van den Bergh
hard tegen de bal dat de hekken rondom de goals openbreken. In Nederland is
het gebruikelijk dat de gemeente het veld onderhoudt, omdat het Cruyff Court
altijd op gemeentelijk terrein ligt. In Brazilië is dat anders. Het Cruyff Court ligt
op het terrein van een lokale sport- en gemeenschapsclub en de gemeente
heeft voor slechts een aantal jaar subsidie beschikbaar.
Er moet hard worden gewerkt om achterstallig onderhoud te voorkomen
en om continuïteit aan het project te geven. Joëlke zoekt daarom sponsoring
bij grote bedrijven, zoals Tetra Pak. Daarnaast werkt ze nauw samen met de
sportsecretaris van de deelgemeente, Leonildo Fernandes de Oliveira. Iedere
keer wanneer er bezoek is uit Nederland, verzorgen ze samen op het kantoor
van de deelgemeente een presentatie over wat het Cruyff Court de wijk heeft
gebracht. Tijdens een dergelijk officieel bezoek worden de afgevaardigden meegenomen op een tour door de wijk, en bezoeken zij naast het Cruyff Court ook
andere sport- en ontwikkelingsprojecten in de wijk. Op die manier genereren
ze niet alleen aandacht voor het veldje, maar voor het hele gebied.
Guilherme knijpt zijn ogen samen tot spleetjes. Morgen klinkt het fluitsignaal in
de Arena De São Paulo, op slechts een paar kilometer afstand van het Cruyff
Court. Hij denkt aan het daverende applaus dat zal klinken wanneer de Goddelijke Kanaries het veld betreden. Hij droomt ervan om daar ooit te staan,
als voetballer in het nationale elftal. Hij weet dat hij er hard voor zal moeten
werken, maar zijn hart maakt een sprongetje als hij eraan denkt.
Hij sluit heel eventjes zijn ogen, neemt een aanloopje en trapt de bal zonder
twijfel in de rechterbovenhoek van de goal. Hij trekt zijn shirt over zijn hoofd en
rent met zijn handen in de lucht over het veldje. Zijn vriendjes vallen hem in de
armen. Even voelen ze zich allemaal wereldspelers.
Je kunt het Cruyff Court ook bezoeken: kijk op www.cruyff-foundation.org/de-cruyff-courts/cruyff-court-ermelino-matarazzo/
Neem contact op voor een bezoek met Joelke Offringa van IP Brasil:
www.ipbrasil.org/
Op 14 juni wordt er overigens ook een Cruyff Court in Salvador de Bahia
geopend. Kijk voor meer informative op: www.cruyff-foundation.org/
en/agenda/?opening-cruyff-court-salvador-de-bahia
103
104
BRAZILIAANSE VERSCHEIDENHEID IN VIER AKTES
DE SPEELSTEDEN VAN
HET NEDERLANDS ELFTAL
08
door Floor Boon
©Floor Boon
Tijdens de groepsfase van het WK
doet het Nederlands elftal drie zeer
verschillende steden aan: Salvador
de Bahia, Porto Alegre en São Paulo.
Uitvalsbasis van Oranje is Rio de Janeiro.
Wij presenteren een korte gids met een
alternatieve kijk op deze vier prachtige
plaatsen. Verborgen pleintjes, de lekkerste
pizza en het beste ijs: voor een optimale
beleving van het WK.
105
106
Van Casablanca tot de Noordkaap, van Dublin tot de Oeral: wie de kaart van
Brazilië over die van Europa legt, ziet het oude continent verdwijnen onder de
nieuwe wereld. Met een oppervlakte van 8,5 miljoen vierkante meter is Brazilië
het op vier na grootste land ter wereld en 205 keer zo groot als Nederland.
Niet verwonderlijk dat de verscheidenheid er gigantisch is. Dat strekt vele
malen verder dan de rotsvaste stereotypen die menig beeldvorming bepalen:
een land waar de zon altijd schijnt, de mensen warm en hartelijk zijn, de mannen hun spieren laten rollen aan het strand van Copacabana en de vrouwen in
kleine bikini’s langs de kust paraderen. Een land waar alle nachten lang zijn, en
zwoel.
Deze clichés vinden hun oorsprong in de werkelijkheid. Maar de Braziliaanse
gebruiken zijn veelzijdig. En de realiteit strekt vele malen verder dan enig cliché
ooit kan beschrijven.
Tijdens de groepsfase van het WK voetbal doet het Nederlands elftal drie
zeer verschillende Braziliaanse steden aan. Met een herhaling van de WK-finale
uit 2010 trapt Nederland af tegen Spanje in Salvador de Bahia, ‘de grootste
Afrikaanse stad buiten Afrika’, in het arme, zwarte noordoosten. Tegenstander
Australië treft Nederland in Porto Alegre, de grootste stad in het rijke, blanke
zuiden waar nog veel Duitse, Italiaanse en ook Nederlandse kolonies te vinden
zijn. De laatste groepswedstrijd, tegen Chili, speelt Nederland halverwege tussen die twee steden, in São Paulo: de grootste stad van het zuidelijk halfrond.
Modern, groot, wervelend.
In dit hoofdstuk komen de drie steden uitgebreid aan bod, in de volgorde
waarin het Nederlands elftal speelt. Van Salvador via Porto Alegre naar São
Paulo. Maar we beginnen in Rio de Janeiro, de bekendste stad van Brazilië. Veel
Nederlandse supporters zullen naar Rio vliegen en van daaruit hun weg naar
de andere steden vinden. Rio vormt tevens het hart van het toernooi; het Nederlands elftal heeft er niet zonder reden zijn uitvalsbasis.
Naast een eerste inkijk in de vele werkelijkheden van Brazilië en de speelsteden van Nederland, formuleert dit hoofdstuk een antwoord op de vragen die
zo karakteriserend zijn voor de verschillende regio’s.
Waarom is het zuiden zoveel rijker dan het noorden? Waarom concentreert
de zwarte bevolking zich in het noordoosten, waar Salvador ligt? Wat is de
Nederlandse connectie met Brazilië? En hoe haal je het meeste plezier uit een
kort verblijf in de miljoenensteden waar Nederland speelt?
Een korte gids, kortom, met een alternatieve kijk. Voor een optimale beleving
van het WK.
RIO DE JANEIRO:
DE SCHITTERENDE STAD
Op weg van het internationale vliegveld Galeão van Rio de Janeiro richting de
Zuidzone, het deel van de stad waar vrijwel iedere toerist verblijft, passeren
reizigers in een oogwenk vele schatten van Rio. De weg voert langs de kustlijn
van de Baai van Guanabara, die uitmondt in de Atlantische Oceaan met zijn
eindeloze tropische stranden. Ter rechterzijde doemen de vele sloppenwijken
op waar Rio beroemd en berucht om is.
In de verte rijzen de rotsige bergen, morros (spreek uit: mohos), brutaal op
uit de miljoenenstad. En daar, boven op de Corcovado, de hoogste berg in de
omgeving, waakt Christus de Verlosser: het moederbeeld dat de Portugezen
daar plantten, de armen wijd gestrekt naar Lissabon – waar een kleiner exemplaar zich juist tot Rio richt. Het is het icoon der stadsiconen en zichtbaar vanaf
vrijwel alle plekken in de stad.
107
108
Rio de Janeiro, de cidade marvilhosa, schitterende stad, is rijk aan vrijwel alles.
De zee, de bergen, de woeste natuur – stadspark Tijuca is het grootste aangelegde
stadsregenwoud ter wereld. In de Zuidzone flaneren kleurrijke Brazilianen over de
kilometerslange boulevards: van het beroemde strand van Copacabana het hoekje om naar Ipanema, waarover Tom Jobim dat beroemde liedje schreef, ‘Garota de
Ipanema’ – het meisje van Ipanema. Brazilianen luisteren ernaar met weemoed.
Meer naar het noorden ligt het verloederde centrum van Rio, het zakendistrict. Daar krioelen op doordeweekse dagen talloze mensen over de geplaveide
straten en ’s avonds en in het weekeind maken daklozen en dieven er de dienst
uit. Zij aan zij met grote wolkenkrabbers staan hier de oude koloniale gebouwen, het historische hart van de stad.
Nog meer noordwaarts, onttrokken aan het zicht van de meeste toeristen, liggen de zeker duizend sloppenwijken die Rio rijk is. Hoewel de veiligheid
enorm toenam sinds de jaren negentig, toen drugsoorlogen openlijk werden
uitgevochten op straat, is het leven er vaak nog rauw en hard. Het aantal moorden daalde drastisch, maar nog dagelijks klinken er schoten, grotendeels afgevuurd door de nog altijd heersende drugsbendes. En door de politie. Vrijwel
geen enkel land heeft zo’n gewelddadige politiemacht als Brazilië.
RIVIER VAN JANUARI
Het waren niet de Portugezen, maar de Fransen die als eersten Rio tot stad
probeerden te maken. Halverwege de zestiende eeuw stichtten zij France
Antarctique, een koloniale uitvalsbasis waarvandaan zij een deel van de kust
bestuurden. Het eilandje Ilha de Villegagnon herinnert aan die tijd. Het werd
vernoemd naar de Franse admiraal Villegagnon, die het eiland als eerste bezette. Vliegtuigspotters hebben er een uitstekend uitzicht op vliegveld Santos
Dumont, dat tegenwoordig praktisch aan het eilandje zit vastgeplakt.
De Fransen gingen ten onder aan een onderlinge strijd tussen calvinisten en
katholieken. De Portugezen zagen hun kans schoon en op 1 maart 1556 stichtten zij officieel de stad São Sebastião do Rio de Janeiro. Rio de Janeiro betekent
‘rivier van januari’. Die naam dankt de stad aan de eerste Portugees die de Baai
van Guanabara in voer, op 1 januari 1502. Hij dacht dat het de monding van een
rivier was.
Over Rio bestaan vele mythes. Oude verhalen die eindeloos worden doorgegeven, maar waarvan niemand nog precies de oorsprong kent. Een daarvan
betreft de naam van het andere stadsicoon, de granieten berg die als een naald
uit de zee oprijst: de beroemde Suikerbroodberg, Pão de Açúcar (spreek uit:
pa-o de a-sú-kar). Met een gondel kunnen toeristen er naar boven. Het eerste
gedeelte is ook bereikbaar te voet, een wandeling door een tropisch regenwoud midden in de stad.
Volgens sommigen dankt de berg zijn naam aan de hoogtijdagen van de Braziliaanse suikerteelt. Als ze werden verscheept naar Europa, werden de suikerbalen
eerst op een speciale manier opgestapeld. Volgens historicus Vieira Fazenda zouden de stapels dezelfde vorm hebben als de puntige berg: zo kreeg hij zijn naam.
Een tweede lezing verklaart de naam als een verbastering uit de oude inheemse taal Tupi, gesproken door de Tamoios, de oorspronkelijke bewoners van
de regio. ‘Pau-nh-açuquã’ betekent ‘hoge, geïsoleerde en puntige berg’. Açuquã
lijkt op het Portugese woord voor suiker: açucar. Die verwisseling is gauw gemaakt.
RIO’S BEST BEWAARDE GEHEIM
Wie tussen de WK-wedstrijden door voorbij de clichés van Rio de Janeiro wil
kijken, kan zijn blik richten buiten de regio waarvan Ipanema en Copacabana
het middelpunt vormen. Op die postzegel bloeit het uitgaansleven en wonen
de carioca’s, zoals inwoners van Rio heten, uit de bovenste segmenten van de
samenleving.
Een stukje noordelijker, nog steeds officieel onderdeel van de Zuidzone, liggen de wijken Botafogo, Flamengo, Catete en Gloria. Iets minder gepolijst, maar
des te Braziliaanser. Het zijn niet de sloppenwijken, maar opkomende, rijkere
109
110
gebieden. Daar huist ook de culturele elite, verdreven uit de zuidelijker wijken
door de razendsnel stijgende prijzen.
Botafogo is de eerste wijk ten noorden van Copacabana – en feitelijk een verlengstuk: de hogere middenklasse woont ook hier. Er zijn lommerrijke straten,
opgeknapte koloniale huizen, en op iedere straathoek is er vertier. Botafogo is
de ansichtkaart van Rio: de ronde baai met witte bootjes die voor de Suikerbroodberg ligt, is een van de meest gefotografeerde plekken van de stad.
In de straat die van de metro richting zee loopt, bevinden zich talloze barretjes. Geen hippe cafés met gestileerde interieurs, dure koffie of afwijkende
menu’s. Hier, in Baixo Botafogo (spreek uit: bai-sjo botafogo), zijn de cafés Braziliaans authentiek. Niet veel groter dan een gat in de muur. Weinig poespas.
Plastic tafels, flessen bier. En bolinhos de bacalau, visballen. De Braziliaanse en
onvolprezen variant van de bitterbal.
De volgende baai, verbonden aan de volgende wijk, is Flamengo (‘Vlaams’). Het
is vernoemd naar de eerste Nederlander die probeerde de stad binnen te
vallen, in 1599: Olivier van Noort. De Portugezen noemden de Hollanders
indertijd Vlamingen.
Flamengo wordt aan één zijde omzoomd door een groot strand: Praia do
Flamengo, dat met grote stroken groen is gescheiden van de woonwijk erachter.
In één van de straten die richting het centrum van de wijk lopen, zit de tent met
de lekkerste açai (spreek uit: a-sa-ie) van de stad (Tacaca do Norte, Rua Barão
do Flamengo 35). Açai is een nationale lekkernij: een paarse, zoete, ijzige pap
gemaakt van Amazone-bessen. De vrucht, een besje dat wordt geteeld in het
noorden van het land, bevat een hoge concentratie antioxidanten. Het wint ook
in de VS en Europa aan populariteit.
In het hart van Flamengo ligt Largo de Machado, een groot plein met
reusachtige bomen. Oude mannen kaarten aan stenen tafels, de weelderige
plantenkiosken zijn dag en nacht geopend. Even daarachter – officieel in de
wijk Laranjeiras – ligt een vergelijkbaar plein: São Salvador. Het best bewaarde
geheim van Rio. Kinderen, ouderen, studenten: iedereen komt er samen. Om te
hangen en te kletsen. Iedere avond van de week is het op São Salvador feest.
SANTA TERESA:
BESTE PIZZA VAN DE STAD
Met iedere stap naar het noorden neemt de rijkdom zichtbaar af. Vroeger
woonde ook hier de welvarende klasse, maar in het laatste kwart van de twintigste eeuw raakten de wijken in verval. Nu is echter de gentrification – het proces waarbij buurten sociaal, economisch en cultureel in de lift zitten – opnieuw
duidelijk zichtbaar.
Zo ook in Catete, de wijk voorbij Flamengo, waar vroeger de president van
Brazilië resideerde. Tot in 1960 de stad Brasilia werd gebouwd, was Rio de
Janeiro de hoofdstad van het land. Het oude presidentiële paleis staat er fier bij.
In de voormalige paleistuin is het heerlijk slenteren.
Nog een stukje verderop ligt Gloria, bekend om zijn jachthaven en een witte,
koloniale kerk die uitkijkt over de zee. Vanaf daar is het maar een klein eindje
wandelen naar boven, richting Santa Teresa. De meeste heuvels van Rio de Janeiro staan vol met kleine, scheve huisjes, die gezamenlijk te boek staan als de favela’s. Santa Teresa is een uitzondering: de huizen zijn mooi, de straten geveegd.
Een tramlijn reed van boven naar beneden.
Tot de tram in 2011 crashte met vijf doden tot gevolg. Sindsdien liggen de
rails te verroesten in de felle zon. De buurtbewoners voeren campagne voor
een terugkeer van de bonde (spreek uit: bon-dji), de tram. Een afbeelding van de
tram hangt overal, een treurig traantje siert zijn wang. Het stadsbestuur beloofde
de tram vóór het WK in ere te herstellen. Het is afwachten of dat gaat lukken.
In Santa Teresa ontdekte de aristocratie eind negentiende eeuw de voordelen van hoog wonen. Want naast de schitterende uitzichten is het tijdens
de hete zomermaanden boven koeler dan aan zee. Door de komst van meer
omliggende favela’s nam de onveiligheid toe en trokken de rijken weg. Nu is de
wijk vooral in zwang bij kunstenaars en Europeanen.
Aan de voet van Santa Teresa bakken ze de beste pizza van de stad (Pizzaria
do Chico, Rua Santa Cristina, halverwege de straat). Het kleine restaurant zit
verstopt achter een gietijzeren hek, aan plastic tafeltjes is hooguit plaats voor
vijftien mensen. Op zomerse avonden staan er lange rijen in de steile straat. Het
is het waard: nergens smaken de pizza’s zo voortreffelijk.
Wie zich in het koloniale Rio de Janeiro wil wanen, maakt een nog radicalere
keuze. Op een uurtje varen uit het centrum ligt Paquetá, een eilandje waar auto’s verboden zijn. Daar lijkt de tijd honderd jaar te hebben stilgestaan. Op de
ongeasfalteerde wegen rijden wagens getrokken door paarden. Een fiets huren
is de beste optie. Met een ouderwetse waterfiets, model zwaan, is het goed
toeven in zee.
Vanaf Praça XV, een groot plein met een kade in het centrum van de stad,
vertrekt er iedere anderhalf uur een boot. Alleen de overtocht, die onder de
grote brug naar Niteroi de baai in vaart, is al de moeite waard.
RIO’S TOP 5
Zoveel mensen, zoveel beweging. Zoveel verlangen, zoveel mogelijkheid. Rio de
Janeiro slaapt nooit. Om dat te ervaren is de enige optie zelf op onderzoek uit
te gaan. Buiten de gebaande paden is er altijd meer te ontdekken dan je denkt.
111
112
1 Praça São Salvador (Laranjeiras)
2Santa Teresa – inclusief Pizzaria do Chico
(Rua Santa Cristina, halverwege de straat)
3 Adega Perola – Portugese tapas (Rua Siqueira Campos 138)
4Tacaca do Norte – açai, vruchtensappen uit de Amazone
(Rua Barão do Flamengo 35)
5The Maze – jazzclub in een favela
(Rua Tavares Bastos – aan het einde)
Twee Nederlandse journalisten met een passie voor fietsen en Rio
organiseren verschillende fietstours. Cruisen langs de Copacabana
of verdwalen in de oude stad: Rio by Bike regelt het allemaal. Kijk op
riobybike.com, waar overigens ook wandeltours worden aangeboden:
alles met een Nederlandstalige gids.
SALVADOR DE BAHIA:
MOOI, RAUW EN EEN OVERDAAD AAN
KLEUR
Duizenden kleurige huisjes, als rommelige blokken op elkaar gestapeld, schots
en scheef door elkaar. De sloppenwijken van Salvador de Bahia zijn de kleurigste van het land. Zelfs vanuit de lucht zijn ze zichtbaar. Als lego-bouwwerken
bedekken ze de heuvels. Vanuit welke kant je Salvador de Bahia ook benadert,
de bairros carentes (spreek uit: ba-hie-os ka-hen-tjes) – zoals ze de favela’s hier
noemen – zijn niet te missen.
Ook in het centrum van de stad is een overdaad aan kleuren. De oude koloniale huizen – die sinds 1993 met geld van UNESCO zijn opgeknapt – stralen in
frisse aardse tonen, rondom de smalle wegen die met kinderkopjes zijn bedekt.
Dat centrum heet Pelourinho (spreek uit: pe-loe-rin-joe), letterlijk: schandpaal.
Het was de plek waar slaven werden gestraft en verhandeld. Het is onlosmakelijk verbonden met het slavernijverleden van Brazilië, dat een zware stempel
drukte op de ontwikkeling van zowel deze stad, als van het hele land.
AFRIKAANSE STAD BUITEN AFRIKA
In Salvador, de eerste stad waar Nederland speelt – een herhaling van de WK-finale uit 2010 tegen Spanje – treffen we het oude Brazilië: de koloniale grootmacht zoals die door de Portugezen werd gevormd. De stad is niet ouderwets
en ontwikkelt zich met grote snelheid, maar de beelden van die oude, koloniale
geschiedenis liggen aan de oppervlakte. Zeker in het centrum van de stad.
Salvador de Bahia dankt zijn naam aan de dag dat de Portugezen voor het
eerst de baai in voeren. Het was 1 november 1501, Allerheiligen. Het gebied
kreeg de naam São Salvador da Bahia de Todos os Santos, dat letterlijk vertaald
Heilige Verlosser van de Allerheiligenbaai betekent.
De stad ontwikkelde zich algauw onder invloed van de vele suikerplantages
in het gebied. Vanwege de strategische ligging bouwden de kolonisatoren de
eerste nederzettingen op de heuvel die nu Cidade Alta (spreek uit: si-da-dje
alta) heet, hoge stad. Daar, in het administratieve en religieuze centrum, woonde
het grootste deel van de bevolking. Daaronder begint de Cidade Baixa (spreek
uit: si-da-dje bai-sja), het lager gelegen deel, met een haven en een oude markt:
van oudsher het financiële centrum.
Beide delen werden in 1863 met elkaar verbonden door de Elevador Lacerda, een grote lift midden in de stad, die een hoogte van 63 meter overbrugt. De
tocht is een kleine attractie: voor tien cent kun je op en neer.
Na São Paulo (twaalf miljoen) en Rio de Janeiro (zes miljoen) is Salvador
met ruim drie miljoen inwoners de derde stad van Brazilië. Met 607 duizend
heeft de stad bovendien de meeste favelabewoners van het land. Dat is niet
verwonderlijk: in de zeventiende eeuw kwamen er naar schatting 560 duizend
Afrikaanse slaven aan land in Brazilië, de meeste in Salvador de Bahia.
Die slaven werden vooral tewerkgesteld op de suikerplantages rondom de
florerende stad. Tussen 1600 en 1650 vormde suiker 95 procent van de export
van Brazilië. Pas aan het einde van de zeventiende eeuw, toen er goud en diamanten werden ontdekt in de mijnen van de zuidelijk gelegen deelstaat Minas
Gerais, exporteerden de Portugezen ook slaven naar het zuiden.
Salvador staat bekend als de ‘grootste Afrikaanse stad buiten Afrika’. Brazilië
heeft officieel zelfs de op een na grootste populatie van Afrikaanse afkomst
ter wereld. Alleen in Nigeria wonen meer Afrikanen. De cultuur drong er diep
door in het dagelijks leven: overal klinken de diepe roffels van de percussie; op
iedere straathoek spelen glanzende lijven capoeira – een door slaven ontwikkelde vechtsport uitgevoerd als dans; en de van oorsprong Afrikaanse religie
candomblé wordt er dagelijks gepraktiseerd.
Nederland heeft een diepgewortelde geschiedenis in het noordoosten van
Brazilië, en die historie is nog goed zichtbaar. In 1624 voer een schip van de
West-Indische Compagnie de haven van Salvador binnen. De toen heersende
Portugezen gaven zich al snel over aan de Hollanders, maar veroverden de stad
een jaar later weer terug. Meer naar het noorden had Nederland meer succes:
tussen 1630 en 1654 had het bijna de helft van het toenmalige Brazilië in handen en sprak men zelfs van ‘Nederlands Brazilië’.
Johan Maurits van Nassau-Siegen was gouverneur van het gebied tussen
113
114
1636 en 1644. ‘De Braziliaan’, zoals zijn bijnaam luidde, is een bekende figuur. Hij
stond bekend als een rechtvaardig en humaan heerser, omdat hij een deel van
de inheemse bevolking erkende als echte Brazilianen in plaats van hen tot slaaf
te maken. Zijn reputatie is tot op de dag van vandaag onkreukbaar. Niet zelden
roepen Brazilianen dat het zo jammer is dat uiteindelijk de Portugezen het land
koloniseerden, en niet de Nederlanders.
TERUGGAAN IN DE TIJD
Het WK-stadion, dat officieel het Itaipava Arena Fonte Nova heet (maar waar
tijdens het WK de biermerknaam Itaipava tijdelijk uit verdwijnt) ligt midden in
de stad. Aan één kant biedt het uitzicht op het Dique do Tororó, een meer dat
officieel de enige natuurlijke zoetwaterbron van de stad is. Het is er fijn slenteren of hardlopen. Bij gebrek aan groen in de stad wordt het door Salvadorianen
ook gebruikt als park.
Zee heeft Salvador daarentegen in overvloed. Langs de hele punt die de zee
in steekt, liggen de stadse stranden met hun knisperende gele zand. Het water
is doorzichtig en fonkelt groen en blauw in het felle zonlicht. Niet overal is het
even schoon. In de baai komen veel illegale rioleringen uit, die vrijwel onzichtbaar
hun vuile water in zee storten. Vooral na hevige regen is dat risico reëel. In de
maanden juni en juli regent het in Salvador doorgaans veel.
Het oude centrum Pelourinho is, samen met de strandwijk Barra (spreek uit:
ba-ha), het meest toeristische deel van de stad. De straten zijn afgeladen met
verkopers van sieraden, souvenirs en acarajé (spreek uit: a-ka-ra-zjee). Deze in
palmolie gefrituurde bonenbroodjes, gevuld met een pasta van okra, ui, kokosmelk en garnalen, worden door dames in folkloristische hoepeljurken geserveerd.
Struinen door de smalle straatjes van dit centrum is teruggaan in de tijd. Het
decor is koloniaal en kleurrijk, de atmosfeer levendig en vol muziek. Drink koffie
op het terras van Cafelier, snuffel door oude foto’s en curiosa in het tegenovergelegen Cabral, en eet wat de pot schaft in het macrobiotische restaurant boven
aan de trappen van Carmo (Escadas do Carmo) waar op dinsdagavond live samba wordt gespeeld.
MAKKELIJK VERDWALEN
©Floor Boon
In Ribeira, een schiereilandje aan de noordwestkant van de stad waar vroeger
de elite woonde, staat nog steeds de beste ijssalon van de stad (Sorveteria da
Ribeira, Praça General Osório, 87). Hij concurreert stevig met ijssalon Cubana
in Pelourinho, maar de lekkerste en reusachtig grote bollen in duizend smaken
zijn een busritje naar Ribeira waard. Slenterend langs de vervallen kades is het
niet moeilijk voor te stellen hoe bedrijvig het hier ooit was.
Een tripje daarheen (per bus, of eerst met een tram en dan per boot) is
goed te combineren met een bezoek aan de beroemde kerk, Nosso Senhor
do Bonfim: de belangrijkst katholieke kerk van de stad. Ook wie de kerk niet
bezocht, kent meestal de polyester polsbandjes in vele kleuren, die door heel
Salvador wapperen in de wind. Naar goed gebruik moet zo’n bandje drie maal
geknoopt, en mag voor iedere knoop een wens worden gedaan. Wanneer de
tijd het bandje slijt en deze uit zichzelf afvalt, komen alle wensen uit.
Het zou goed kunnen dat het WK de laatste kans biedt om deze bandjes ook
daadwerkelijk in kleur te krijgen. De fabriek in het zuidelijke São Paulo, waar ze
nu worden gemaakt, sluit zijn deuren. De productie verhuist terug naar de eigen
stad. In een coöperatieve werkplaats worden de bandjes binnenkort alleen nog
uitgevoerd in wit linnen, stuk voor stuk met de hand gemaakt.
Op de weg terug van Ribeira naar het centrum passeren bussen de Feira de
São Joaquim (spreek uit: fij-ra de sa-o zjo-a-kiem). Deze immense markt is de
lokale variant van de Mercado Modelo, de toeristenmarkt vol souvenirs aan de
115
116
voet van de Elevador Lacerda, de grote lift. Het is er makkelijk verdwalen, in de
smalle, overdekte straatjes waar onleesbare bordjes de verschillende secties
aanduiden.
Er is fruit en groente. Manden vol rozerode garnalen. Handwerk en keukengerei. Achterin staan de kramen met glanzende ingewanden: koeienogen,
darmen, magen. Opengesneden stukken vlees met een onduidelijke herkomst.
Verderop verkopen ze de beesten levend, als offermateriaal voor de religieuze
rituelen van de candomblé.
Het avond- en nachtleven bevindt zich overal in de stad – maar sla vooral
de wijk Rio Vermelho niet over. Daar, op Largo da Mariquita, barst het van de
simpele straatbarretjes en bedrijvigheid. Hier komen de Salvadorianen samen
om te eten en te drinken. En om samen te dansen op straat.
SALVADOR DE BAHIA’S TOP 5
Salvador is mooi en rauw, het konkelt en het swingt. Met charmante huizen en
heimelijke hoekjes vormt de stad het decor van literatuur en gedichten. Droom
weg in het centrum, koel af aan zee. Maar wees niet naïef en pas op waar je
heengaat. De schoonheid van de stad kan ook verraderlijk zijn.
1 Cafelier – koffie, taart, lunch, diner (Rua do Carmo 50)
2 Pizzaria la Napoletana (Rua da Mouraria 26)
3 Ocho ceviche bar – Peruaans restaurant (Rua João Gomes 249)
4 Sorveteria da Ribeira – schepijs (Praça General Osório 87)
5
MAM (Museo do Arte Moderno) – op zaterdagen live jazzmuziek (Avenida
Contorno, geen nummer; zie jamnomam.com.br)
PORTO ALEGRE: VROLIJKE HAVEN
©Lisa Zom
Alles is mooi in Porto Alegre. De straten zijn schoon, de gebouwen gepolijst, de
stoepjes geveegd. Het groen tiert er welig. ‘Porto Alegre is de groenste stad van
Brazilië’, zeggen de Porto Alegrensen trots. Hakt het stadsbestuur een boom
om, dan gaat direct een deel van de populatie uit protest de straat op.
Toch is niet álles mooi. Wie goed kijkt ziet dat de huizen niet goed passen
in het plaatje van de mooie, schone stad. Op een paar koloniale gebouwen na
staan de grote, plompe flats als weerbarstige torens kriskras door de heuvelachtige stad. Die nietszeggende architectuur komt veel voor in Braziliaanse steden.
Omdat Porto Alegre een grandeur ademt, strookt juist hier de grofheid van de
huizen niet met de frisheid van de stad.
In Porto Alegre voelen Europeanen zich algauw thuis. De mensen zijn er
blond en blank. Het eten is goed. Er is cultuur en beweging. Porto Alegre presenteert zich graag als stad met internationale allure. En met twee grote voetbalclubs op internationaal niveau, doen ze op sportief gebied al een tijdje goed
mee.
Er is Grêmio, waarvan Ajax in 1995 de wereldbekerfinale won. Het lot verbond beide clubs voor de (voorlopige) eeuwigheid sinds de Amsterdam Arena
een dikke vinger in de pap heeft bij het beheer en de exploitatie van het nieuwe
stadion dat in 2013 werd geopend. Hoewel ook deze voetbalreus aan alle eisen
voldoet, koos voetbalbond FIFA voor het eveneens splinternieuwe stadion van
aartsrivaal SC Internacional als officiële locatie voor het WK.
Dat stadion, het Beira-Rio, ligt op een schitterende plek en kijkt uit over de
baai. Van die baai werd jarenlang gedacht dat het eigenlijk een rivier is: de Rio
Guaíba. Het blijkt een meer te zijn, zo ontdekten onderzoekers in de jaren negentig. De inwoners van Porto Alegre blijven het halsstarrig een rivier noemen,
trots als zij zijn.
117
118
DE GAÚCHOS
Het zuidelijke deel van Brazilië met daarin Porto Alegre, dat letterlijk ‘vrolijke haven’ betekent, behoorde tot de achttiende eeuw officieel toe aan de Spanjaarden.
Het Verdrag van Madrid, dat Spanje en Portugal in 1750 ondertekenden en waarin de twee koloniale grootmachten het continent officieel verdeelden, hevelde
een deel van de huidige provincie Rio Grande do Sul over naar de Portugezen.
Om hun aanwezigheid te bestendigen, stuurde de Portugese overheid duizend inwoners van de Azoren, een andere Portugese kolonie, naar de regio. Zij
vestigden zich permanent in het hedendaagse Porto Alegre.
Omdat het zuiden van Brazilië dunbevolkt was en de Portugezen aanvallen
vreesden van de zuiderburen Uruguay en Argentinië, werd immigratie fors gestimuleerd. Zowel van het eigen volk als van andere Europeanen. Met de belofte
van een eigen stukje land trokken tussen 1824 en 1903 voornamelijk Italiaanse
en Duitse, maar ook Nederlandse migranten naar het gebied. Duitse dorpsnamen en eigennamen komen veel voor in de regio. En Duitse gemeenschappen
vieren nog ieder jaar uitbundig de Oktoberfesten.
Op de pampa, de naam voor het natuurlijke en vruchtbare graslandschap in
de regio, bloeide de veehouderij. Er vestigden zich talloze cowboys, gaúchos
(spreek uit: ga-oe-tjos). Met hun klassieke hoeden, laarzen met sporen en hun
grove manieren, werden zij het symbool van het zuiden. Cultureel meer verwant aan de zuiderburen en hun typische gebruiken dan aan het noorden van
Brazilië, waar de slavernij een groot stempel drukte op de samenstelling van het
volk en op de maatschappij.
Zo drinken de gaúchos graag chimarrão, een thee of mate, getrokken van
specifieke kruiden. De gebruikers geloven in de helende werking van de thee
die, net als de populaire donkerpaarse açai-bes uit de Amazone, veel antioxidanten bevat. Deze warme drank, die ook in Uruguay en Argentinië veel wordt
gedronken, drinkt men uit grove, kalebassen mokken: cabaças. Het liefst met de
hand uitgesneden, voor ieder persoon op maat gemaakt.
De gaúchos onderscheiden zich ook op andere manieren graag van de rest
van Brazilië. Zo gaan ze prat op hun cultuur van barbecueën. De barbecue, churrasco (spreek uit: sju-has-ko) – die overigens in heel Brazilië bijzonder populair
is – is op zondagen in veel gezinnen een traditie. De meeste huizen hebben
bovendien een barbecue ingebouwd, aangesloten op een speciale luchtschacht
op een centrale plek in de woonkamer.
Ook buitenshuis eten gaúchos het liefst vlees, in de typisch Braziliaanse rodízios (spreek uit: ho-díe-zie-os). Dat zijn restaurants waar obers rondlopen met
vlees aan het spit waarvan onbeperkt kan worden gegeten. Bezoekers krijgen
een kaartje mee, dat met de groene kant naar boven ‘meer vlees’ betekent, en
met de rode kant naar boven ‘stop’ of ‘even pauze’.
De aandrang anders te zijn dan andere Brazilianen is zeldzaam in het grote
land. Nationalisme leeft sterk onder de bevolking en ondanks grote regionale
verschillen voelen de meeste Brazilianen zich bovenal Braziliaan (in tegenstelling
tot veel Nederlanders, die hun stedelijke identiteit vaak boven hun Nederlanderschap plaatsen).
Dat de gaúchos dat wel doen, vindt zijn oorsprong in een lange traditie van
autonomie die de provincie Rio Grande do Sul sinds het einde van de negentiende eeuw zocht.Vanwege de grote economische verschillen met noordelijker
staten – de provincie deed het economisch beter en importeerde geen eigen
slaven – probeerde Rio Grande do Sul zich lange tijd onafhankelijk te maken van
de rest van het land.
Dat mislukte. Toch verzuchten veel Porto Alegrensen nog altijd dat zij met
hun verhoudingsgewijs hoge economische activiteit beter af zouden zijn als ze
niet al hun zuurverdiende geld aan dat armere Brazilië hoefden af te geven.
LOKALE LEKKERNIJEN
Het centrum van Porto Alegre is goed te ontdekken te voet. De centrale markt
vormt het letterlijke en figuurlijke hart van Porto Alegre. Gebouwd in 1869
vormt de markt al 145 jaar het baken van de stad.
Naast de kramen met verse vis, groenten en vlees zijn er barretjes en restaurants (Gambrinus is befaamd) en verkoopt Banca 40 het beste ijs van de
stad. In het midden van de markt zit Banca do Holandês. Deze delicatessenzaak
werd in 1919 opgericht door de Nederlander Dirk van den Bruin. Hoewel Van
den Bruin al zeker veertig jaar geleden overleed, dragen de verkopers nog altijd
oranje. Naast lokale lekkernijen verkoopt de kraam spekkoek, stroopwafels en
marsepein.
In juli 2013 brak er een grote brand uit in de centrale markt, die een deel
van de bovenverdieping verwoestte. Het was niet de eerste keer dat de markt
dit overleefde: in 1912, 1976 en 1979 gebeurde hetzelfde, en in 1941 werd de
markt getroffen door een overstroming. Sinds de laatste brand is de bovenverdieping met zijn vele restaurants nog altijd niet gerestaureerd.
Een andere, uitstekende manier om de stad rond te gaan is op de fiets. Net
als alle grote Braziliaanse steden kent ook Porto Alegre een systeem van publieke fietsverhuur. Naar Parijs model staan de oranje rekken kriskras door het
centrum. Aanmelden moet via internet en eenmaal geregistreerd is het huren
van een fiets simpel. Het eerste half uur is gratis, daarna betalen gebruikers een
oplopend bedrag.
Pas tijdens het fietsen wel op voor de pittige heuvels. En houd in de gaten
waar de fiets na gebruik weer kan worden gestald. Het aantal oppik- en terugbrengplekken is beperkt.
119
120
VERKOELING
De Porto Alegrensen zijn opvallend trots op hun toeristische attracties. Terwijl
Amsterdammers niet gauw zelf in een rondvaartboot stappen en Rotterdammers de Euromast hooguit één keer beklimmen, zijn de gaúchos graag hun
eigen toeristen. Zo is daar Usina do Gasômetro, een oude elektriciteitscentrale
die nu dienstdoet als cultureel centrum. Vanaf de schoorsteen is de zonsondergang schitterend; de Porto Alegrensen kunnen er geen genoeg van krijgen.
Hetzelfde geldt voor de vele parken die de stad rijk is. In verhouding met
andere steden is de parkdichtheid in Porto Alegre groot. In weelderig groen
brengen de Porto Alegrensen graag hun weekenden door. De stad kent extreme temperatuurschommelingen. Vooral in de hete zomers, maar ook in de
koele winters kan het kwik ineens omhoog uitslaan. De schaduwrijke parken
brengen uitkomst en verkoeling.
Vanwege de grote rijkdom van Porto Alegre, is het in deze stad makkelijker om
met welgestelde bewoners in aanraking te komen dan met andere lagen van
de bevolking. Wie op een toegankelijke manier ook die kant van de stad wil
leren kennen, gaat naar Lancheria do Parque (Avenida Osvaldo Aranha 1086),
tegenover park Farroupilha, beter bekend als Redenção, het bekendste park
van de stad.
Do Parque is een eenvoudig restaurant, type kantine, waar bezoekers aan
lange tafels schuiven en waar eenvoudige en goedkopen maaltijden worden geserveerd. Zoals carreteiro (spreek uit: ka-he-tij-ro), een traditioneel gerecht met
rijst en vlees. Ook serveren ze xis (spreek uit: shies), een geplette cheeseburger,
de gaúcho-versie van de Rotterdamse kapsalon. Verse vruchtensappen krijg je
in een blender op tafel.
PORTO ALEGRE’S TOP 5
Porto Alegre, vrolijke haven. De uitverkiezing tot WK-speelstad geeft het de allure
die het wenst, maar trekt ook een wissel op de stad. Ver weg, achter de schone
straten en geharkte stoepjes, worden gemeenschappen weggejaagd om ruimte te
maken voor nieuwe infrastructuur. Die harde realiteit, de achterkant van het WK,
vindt evengoed in Porto Alegre plaats. Al is het aan het oog onttrokken.
1 M
ercado Público – de centrale markt, toeristisch én Porto Alegrens (Galeria
Mercado Público, historische centrum)
2 Bar Apolinario – (Rua Jose do Patrocínio 527)
3Fiets huren – verscheidene locaties. Download vooraf app BikePoA
4 Lancheria do Parque – eenvoudig restaurant (Avenida Osvaldo Aranha 1086)
5 Cultureel centrum Mario Quintana (Rua dos Andradas 736)
SÃO PAULO: ZOEKT EN GIJ ZULT VINDEN
Wolkenkrabbers. Beton. Eindeloze huizenrijen en flats. Opgetrokken uit grijze
steen, met hier en daar wat groen tussendoor. São Paulo kan met recht een
metropool worden genoemd. Als centrale agglomeratie met daaraan eindeloos vastgeplakte stedelijke gebieden telt groot-São Paulo ruim twintig miljoen
mensen. Binnen de officiële grenzen van de stad wonen er naar schatting twaalf
miljoen.
Het is te voelen zodra je São Paulo binnenkomt. Vliegtuigen zweven eerst
over een zee van flakkerende gele lichtjes voordat ze landen midden in de stad.
Vanaf het internationale vliegveld is het nog een uur rijden naar het centrum. Als
het verkeer meezit, tenminste: de spits in São Paulo is een dagelijks verkeersinfarct. Het is een doorn in het oog van de Paulistanen – zoals inwoners van de
stad heten. Mopperen over het verkeer is een volkssport.
Ook over land ervaren reizigers de eindeloosheid van het beton, de voorbodes van het arriveren in São Paulo. Wanneer je je begint af te vragen of de bus
de stad niet allang is gepasseerd, zijn de binnenste cirkels nog niet eens bereikt.
CULTURELE HART VAN BRAZILIË
In São Paulo speelt het Nederlands elftal zijn derde en laatste groepswedstrijd,
tegen Chili. Na Salvador, waar het oude Brazilië zich toont, en het blanke Porto
Alegre, met zijn schone straten en veel groen, eindigt Nederland in de grootste
stad van het zuidelijk halfrond, de op zes na grootste stad ter wereld.
Wie zich over de eerste shock van de enormiteit van deze stad heen zet,
en zich overgeeft aan het beton, vindt in São Paulo de meest Europese, internationaal georiënteerde, creatieve, energieke en moderne stad van Brazilië. Op
Avenida Paulista, het oudste zakencentrum met zijn moderne wolkenkrabbers
en karakteristieke televisieantennes op de daken, wanen bezoekers zich in New
York. In het bohémienne Vila Madalena, aan de oostkant van de stad, staan grote
villa’s naast kleine, kleurige huisjes. Er is het oude centrum, de victoriaanse architectuur rondom het oude treinstation Luz.
Het zijn slechts enkele voorbeelden van de diversiteit van São Paulo, dat in
alle opzichten het culturele, gastronomische en economische hart is van Brazilië.
En tegelijkertijd precies het tegenovergestelde: aan de randen liggen minstens
zoveel sloppenwijken als in Rio de Janeiro.
BONTE MIX
De huidige stad São Paulo werd in 1554 gesticht door Portugese jezuïeten
onder de naam São Paulo dos Campos de Piratininga. Lange tijd was het de
121
122
enige Braziliaanse stad die niet aan de kust lag. De eerste twee eeuwen van zijn
bestaan was het een uit de kluiten gewassen dorp en wees niets erop dat het
zou uitgroeien tot een metropool. São Paulo was arm en ruraal: de bewoners
leefden veelal van de landbouw.
De stad bloeide op nadat Brazilië in 1823 onafhankelijk werd van Portugal.
De oprichting van de voorloper van de Universiteit van São Paulo, een paar jaar
later, trok een continue stroom jonge mensen naar de stad. Ook economisch
werd São Paulo van belang: de koffieteelt breidde zich uit en zorgde voor snelle
ontwikkeling. Eind negentiende eeuw legde het stadsbestuur een weg aan die
São Paulo met de haven van het zuidelijk gelegen Santos verbond. Spoorlijnen
naar andere belangrijke steden maakten mobiliteit van goederen en mensen
mogelijk.
São Paulo heeft een bonte mix van inwoners. De afschaffing van de slavernij in
1888 zorgde voor een nieuwe toevoer van migranten naar de stad. Waar op de
koffieplantages in en om São Paulo eerst voornamelijk zwarte slaven werkten,
waren nu nieuwe arbeidskrachten nodig. Het gevolg was een grote migratiegolf
van met name Italianen en Portugezen. Zij brachten nieuwe technologieën mee
uit Europa, en stichtten de eerste grote industrieën van de stad.
Die Italiaanse invloed is nog duidelijk merkbaar. Veel achternamen zijn verbasteringen van Italiaanse namen. In de wijk Bixiga (spreek uit: bie-sjie-ga), waar
de Italiaanse migranten zich vestigden, zitten vele Italiaanse restaurants waar de
tijd lijkt te hebben stilgestaan: in een overdadig Italiaans-nationalistisch decor
met vlaggetjes en foto’s van besneeuwde bergtoppen, serveren obers in traditionele kledij klassieke pizza’s en pasta’s.
Een andere belangrijke groep arbeiders die naar São Paulo trok waren de
Japanners. In Japan groeide de economie maar matig, terwijl de bevolking razendsnel toenam. Brazilië zette een speciaal migratieprogramma op en via contacten
met een slimme Japanse ondernemer werden de arbeidscontracten vooraf op
maat gemaakt: twee jaar landarbeid in ruil voor gunstige vestigingsvoorwaarden.
Het eerste schip met Japanners meerde aan in 1908, met 165 Japanse families aan
boord.
Die gemeenschap breidde zich snel uit en hoewel de omvang van de groep
op de gehele Braziliaanse bevolking nog geen procent is, wonen er naar schatting
ruim anderhalf miljoen Japanners in São Paulo. Ze vestigden zich in de wijk Liberdade, dat ‘vrijheid’ betekent. Tijdens de slaventijd werden veel slaven daar opgehangen. Volgens de overlevering was de dood de enige vrijheid die ze zouden
kennen.
Wie nu uitstapt bij metrohalte Liberdade en vanuit de moderne metro zijn
hoofd boven de grond steekt, komt terecht midden in de nog altijd bruisende
Japanse gemeenschap. Op de puien staan Japanse tekens, bij iedere kiosk zijn
Japanse kranten te koop. Overal hangen de karakteristieke rode lampionnen en
om de haverklap loop je tegen Japanse restaurants aan. De beste sushi buiten
Japan maken ze hier.
Rua Galvão Bueno is het hart van de Japanse wijk. Aan weerszijden van die
lange straat bevinden zich tientallen Japanse supermarkten met typische producten en andere winkels met servies, bestek, Japanse decoraties en prullaria.
Boven aan het viaduct dat de verkeersader Avenida Radial Leste-Oeste kruist,
heeft de vereniging van kooplieden een Japanse tuin nagebouwd. Er zwemmen
goudkleurige siervissen in de vijver, de afscheiding naar de snelweg is met bamboe beplant.
Het is een typische plek voor São Paulo. Zowel vanwege zijn culturele onderscheidendheid, als om zijn geografische ligging: met uitkijk over de snelweg
is het een plek waar de verschillende lagen van de stad goed zichtbaar zijn. Net
zoals hier zijn er in de hele stad op de gekste plekken doorkijkjes. Een weg die
ineens heel hoog blijkt te liggen, getuige een park vijf meter lager. Wegen die
over elkaar heen zijn gebouwd, op zo’n manier dat het hoogteverschil pas zichtbaar wordt als de weg een andere kruist.
DE DRUKTE ONTVLUCHTEN
Het metronetwerk is modern en uitgebreid: tien lijnen vervoeren dagelijks
honderdduizenden bewoners door de stad. De fiets is in opkomst als vervoermiddel, al blijven voetgangers en fietsers ondergeschikt aan gemotoriseerd
verkeer. Wel investeert het stadsbestuur sinds kort structureel in de aanleg van
fietspaden.
Dat toont zich in de ‘CicloFaixa’ (spreek uit: sie-klo fai-sja), een fietsparcours
door de stad, dat op zondag wordt vrijgemaakt van auto’s. De behoefte aan
deze alternatieve vorm van vervoer is groot, zo blijkt uit de belangstelling. De
zondagse fietstocht is zo populair dat het parcours, dat eerst alleen in de ochtend autovrij was, nu de hele dag uitsluitend beschikbaar is voor fietsers.
Wie zich tijdelijk wil onttrekken aan het gevoel van de grote, alles omsluitende
stad gaat naar de stadsparken. In verhouding met het aantal inwoners zijn het er
niet veel: op een bevolking van twaalf miljoen mensen heeft de stad slechts 64
parken en pleinen. Veruit de grootste is Ibirapuera; het is zelfs een van de grootste stadsparken van het continent. Fanatieke jongeren skaten over de betonnen
bouwwerken van de beroemde architect Oscar Niemeyer, die midden in het
groen staan. Op een groot grasveld voor een openluchttheater, is vrijwel iedere
week een gratis voorstelling te zien.
Een andere manier om de grootte van de stad tijdelijk te negeren, is een
wandeling door de heuvels van Vila Madalena, een wijk aan de westkant van
de stad. In de jaren zeventig trokken arme studenten naar deze wijk, vanwege
123
124
de nabijheid van de universiteit. Die verjonging van de bevolking zorgde voor
een bruisend nachtleven, dat sindsdien alleen maar is uitgebreid. Rua Mourato
Coelho is het hart, met talloze barretjes met terrassen in de openlucht.
Sindsdien vestigde vooral de hogere middenklasse zich in de groene – en
soms verrassend steile – heuvels. Op verschillende plekken geeft het een adembenemend uitzicht over de stad.
SÃO PAULO’S TOP 5
Op het eerste gezicht is São Paulo ontoegankelijk. De grootsheid voelt ondoordringbaar. Wie niet weet waar hij heen moet, raakt algauw gefrustreerd. Wie
echter de tijd neemt om te zoeken naar het kleine in de grote stad, naar de
veelheid aan subculturen, vindt in São Paulo eindeloze mogelijkheden. Zoek en
gij zult vinden. Genoeg voor onuitputtelijk vertier.
1
2
3
4
Wandeling door het stadscentrum – verloederd, maar prachtig
Japans eten in Liberdade
CicloFaixa, de zondagse fietstocht – ciclofaixa.com.br (in Portugees)
Benedito Calixto – grote markt op zaterdag (Praça Benedito Calixto 112,
Pinheiros)
5
Praça Pôr do Sol – om in het weekend tussen de Paulistanen de zonsondergang te bekijken (Praça Ignez Guimarães Soares Pestana)
Kijk eens op itaquera.doc voor een unieke inkijk in de wereld in de schaduw
van het WK: deze online documentaire volgt vier bewoners van de favela pal
naast het Itaquera stadion.
125
©Veerle Denissen
126
OVER DE AUTEURS
Het boek De Brazilianen, over acht Braziliaanse voetballers met een eredivisieverleden, is het debuut van Daan Dekker (1984). Eerder schreef de
Nederlandse journalist en sportliefhebber onder andere voor Het Parool,
Helden en de VARAgids. Voor NUsport volgde hij jarenlang PSV in Eindhoven. Het was voor Daan dus een kleine en ook logische stap om zich in
São Paulo te vestigen, waar hij sinds augustus 2013 woont en zoekt naar
de mooiste voetbalverhalen.
Op eigen houtje zocht Floor Boon (1983) in november 2012 haar journalistieke geluk in Brazilië. De timing bleek goed, want al snel kon ze haar
verhalen kwijt en nu is ze een gerespecteerde freelance correspondent
voor NRC Handelsblad, de Standaard en de Groene Amsterdammer in
Brazilië. ’Je moet een beetje idealistisch zijn om dit vak uit te oefenen’, zegt
ze zelf in Villamedia Magazine. Op dit moment is haar standplaats Rio de
Janeiro, maar voor deze reisgids reisde ze naar de verschillende speelsteden van het Nederlands elftal.
Jody van Diemen (1988) studeerde bestuurs- en organisatiewetenschap en politicologie en deed werkervaring op bij Vice Versa, het vakblad
voor ontwikkelingssamenwerking, uitgegeven door Lokaalmondiaal. Voor
de website www.viceversaonline.nl volgde ze de Nederlandse ontwikkelingssector. Voor EU SOU BRASILEIRO schreef ze over Nederlandse maatschappelijke initiatieven richting het WK.
Marc Broere is hoofdredacteur van lokaalmondiaal en Vice Versa, het
vakblad voor ontwikkelingssamenwerking. Reist al jarenlang als journalist
de wereld rond, publiceert, bekritiseert en analyseert de redenen waarom
armoede nog steeds niet de wereld uit is. In de jaren negentig zag hij als
een van de eerste journalist de kracht van sport en ontwikkelingssamenwerking, waarover hij verschillende boeken publiceerde.
Marjolein van den Bergh (1988) reisde voor haar studie naar
Zuid-Afrika om de sociale impact van een WK te onderzoeken. Dat smaakte naar meer: een cursus Portugees en wat doorzettingsvermogen waren
genoeg voor een afstudeeronderzoek in Brazilië, alwaar ze onderzoek deed
naar de organisatie van een sport- en ontwikkelingsproject in de aanloop
naar het WK. En waar kan dat beter dan rondom het Cruyff Court in São
Paulo?
Met passie voor Latijns-Amerika en een bijzondere interesse voor sociale
bewegingen, volgt Marjolein van de Water (1979) de ontwikkelingen in het immense continent voor de Volkskrant en noticias.nl. Tijdens de
protesten in juni 2013, die onder andere tegen de corruptie en geldverspilling rond het WK, volgde zij dagelijks de protesten en slaagde ze er feilloos
in de protesten te duiden.
Ook al is hij geboren in juli 1974, Lokaalmondiaal-directeur Stefan Verwer
was er jarenlang van overtuigd dat Brazilië op zijn verjaardag altijd het
Nederlands elftal zou verslaan. Tot die 2e juli in 2010, toen Oranje in de
kwartfinale van het WK op miraculeuze wijze ontsnapte in Port Elizabeth.
Dit jaar is er meer nodig dan een wonder, tenminste als we de statistieken
mogen geloven. Het maakt niet uit, want van mooi voetbal kan hij altijd
genieten.
Al twaalf jaar woont Stijntje Blankendaal (1974) in Brazilië, waarover ze al jarenlang als freelance correspondent schrijft voor onder andere
Trouw. Verliefd, verloofd en getrouwd met Brazilië en met haar zoon en
Braziliaanse man, is ze thuis in São Paulo. Als Oranje tenminste de Braziliaanse WK-droom niet verstoort, want dan moet zelfs Stijntje zich even
gedeisd houden tegenover de gepassioneerde Brazilianen…
127
Eu sou Brasileiro
Een andere kijk op Brazilië
LM Publishers
Velperbuitensingel 8
6828 CT Arnhem
E-mail: [email protected]
www.lmpublishers.nl
©2014 Stichting LM Publishers
Redactie: Jeroen Teitler
Ontwerp: SAZZA, Amsterdam
Productie: High Trade BV, Zwolle
Deze publicatie is tot stand gekomen
mede door ondersteuning van NCDO
ISBN 978 94 6022 365 5
De uitgever heeft getracht alle rechthebbenden
op copyright van fotomateriaal te bereiken.
Zij die desondanks menen aanspraak te kunnen maken
op deze rechten, kunnen zich tot de uitgever wenden.
In de zomer van 2014 is het Wereldkampioenschap voetbal
in Brazilië. De wereld kijkt naar het land van de Goddelijke
Kanaries, maar wat weten we eigenlijk van Brazilië, buiten
Romário, carnaval en samba? Velen van ons wellicht niet zo
veel. Daarom heeft Lokaalmondiaal EU SOU BRASILEIRO
samengesteld.
De beste Nederlandse schrijvers, journalisten en
correspondenten in Brazilië zijn onze gids in een land,
zo groot als een continent. Een land dat swingt, dat
voetbal ademt, dat gepassioneerd is maar ook grote
tegenstrijdigheden kent: arm en rijk, stad en platteland, een
ontwikkelde rechtspraak naast grote ongelijkheid.
EU SOU BRASILEIRO geeft een kijkje in de economie, de
Braziliaanse mentaliteit en (voetbal)cultuur, met feiten en
wetenswaardigheden die geen voetbalsupporter mag missen.
En kijkt verder, want het WK kan niet los worden gezien
van de hevige Braziliaanse maatschappelijke discussie over
geldverspilling aan onvoltooide WK-projecten, terwijl er zoveel
geld nodig is voor onderwijs en gezondheidszorg.
Bij al deze kritische reflectie kijkt deze alternatieve WK-gids
ook positief naar de kracht van sport. Een WK is misschien
economisch weinig aantrekkelijk voor een land, maar sport
kan een krachtig hulpmiddel zijn bij het bereiken van sociale
en maatschappelijke ontwikkeling.
EU SOU BRASILEIRO geeft de WK-ganger tips wat te
doen, wat te zien buiten de toeristische hotspots, en een
introductie van de speelsteden van het Nederlands elftal. Ben
je gewoon geïnteresseerd in het WK? Of ga je alleen voor
Brazilië? En zelfs als je deze zomer het WK thuis op de bank
of in de kroeg volgt, is deze gids onmisbaar om dieper in de
Braziliaanse aard door te dringen.
Lees deze gids, ontdek een andere kant van Brazilië en laat
je verrassen.
Download