Tekst: Kees Vermeer Beeld: Levien Willemse Proef: minimaal invasieve autopsie Nieuwe ‘milde’ lijkschouwing De resultaten worden nog geanalyseerd, maar het is zo goed als zeker dat minimaal invasieve autopsie nauwelijks onderdoet voor de klassieke methode. “De twee methoden geven vrijwel vergelijkbare resultaten,” verklaart prof. Oosterhuis. “Alleen het hart is lastig te onderzoeken met MIA. De patholoog kijkt heel gericht naar de bloedvaten van het hart, en op dit moment kunnen wij daar meer aan zien dan de radioloog.” Vijftig onverklaarde sterfgevallen in de regio RotterdamRijnmond zullen dit jaar in Erasmus MC op een nieuwe, ‘milde’ manier worden onderzocht om de ware doodsoorzaak te achterhalen. Hersenen intact “Daar staat tegenover dat een MRI prachtige afbeeldingen geeft van de hersenen. Bij een klassieke obductie is juist dát een beschadigend onderzoek, omdat je de schedel moet openmaken om de hersenen eruit te halen. Al met al denk ik dat we verschrikkelijk ver zullen komen met minimaal invasief onderzoek. Alleen het aantonen van een hartinfarct als doodsoorzaak kan lastig zijn.” ij de nieuwe manier van speuren naar de ware doodsoorzaak werken de afdelingen Pathologie en Radiologie van Erasmus MC hecht samen met politie en justitie. Een hoofdrol bij het onderzoek is weggelegd voor radiologisch onderzoek, met CTen MRI-scans, en voor afname van weefsel, via naaldbiopten uit de vijf belangrijkste organen. B Protocol voor minderjarigen De nieuwe vorm van onderzoek, minimaal invasieve autopsie (MIA), zal worden vergeleken met de klassieke manier van autopsie, die ook wel obductie wordt genoemd. Daarbij snijdt de patholoog het lichaam helemaal open. Hij of zij bekijkt de organen en snijdt deze in plakjes om de afwijkingen op te sporen die microscopisch moeten worden onderzocht. Er is nog een andere ontwikkeling waarin MIA (minimaal invasieve autopsie) een rol kan spelen. Pasgeleden heeft de overheid een protocol ontwikkeld om de doodsoorzaak bij onverklaard overlijden van minderjarigen te achterhalen. Beschadigd De klassieke aanpak is nogal beschadigend voor het lichaam, een van de redenen waarom het aantal klassieke obducties de afgelopen jaren is teruggelopen. “Mensen hechten tegenwoordig meer waarde aan de integriteit van het lichaam,” weet patholoog prof. Wolter Oosterhuis van Erasmus MC. “Daarom geven nabestaanden tegenwoordig minder snel toestemming voor zo’n ingrijpende obductie.” Vergeleken In 2005 hebben de afdelingen Pathologie en Radiologie van Erasmus 8 juni/juli 2007 MONITOR Om de doodsoorzaak vast te stellen, gaat de overledene in een witte lijkzak door de MRI en CT. De opstelling op de foto is waarheidsgetrouw en weerspiegelt exact de nieuwe aanpak. Omdat het eerste stoffelijk overschot nog moest binnenkomen, is collega Esther Buijs ter demonstratie in de lijkenzak gekropen. Na een kwartier werd het wat benauwd, vond ze MC al ervaring opgedaan met de nieuwe aanpak. Ze voerden een vergelijkend onderzoek uit van dertig obducties. Het ging toen om overleden patiënten, bij wie met de minimaal invasieve autopsie (MIA) én een klassieke obductie werd gezocht naar de doodsoorzaak. Die was bij allen medisch van aard. Pathologen namen met een biopsienaald kleine stukjes weefsel weg van hart, longen, lever, milt en nieren, nadat een CT- en een MRI-scan waren gemaakt van het stoffelijk overschot. Vervolgens voerde de patholoog een klassieke obductie uit. Daarna werden de resultaten van de beide technieken vergeleken. Het wettelijke protocol is ontworpen door de ministeries van VWS, Justitie en Binnenlandse Zaken en werd recent aangeboden aan de Tweede Kamer. Behandelend artsen moeten in alle overlijdensgevallen van minderjarigen overleg voeren met de gemeentelijke lijkschouwer vóórdat ze een verklaring van overlijden afgeven. Bij twijfel over de doodsoorzaak volgt een uitgebreid onderzoek door forensisch artsen. “Door het nieuwe protocol zullen meer autopsies worden aangevraagd,” verwacht radioloog prof. Gabriel Krestin. “Daardoor kan een capaciteitsprobleem ontstaan. MIA’s zijn sneller dan een gewone obductie en kunnen dus helpen dat probleem op te lossen.” VERDACHTE STERFGEVALLEN PATHOLOGIE, RADIOLOGIE Nader Onderzoek Onbegrepen Doodsoorzaak Erasmus MC heeft de NOOD-studie opgezet samen met de Forensisch Artsen Rotterdam Rijnmond (FARR), zo’n tien onafhankelijke artsen die werken in opdracht van de politie. De forensisch artsen van de FARR worden zo’n duizend keer per jaar (bijna drie keer per dag!) ingeschakeld om een lijkschouwing te doen. Het gaat dan om lijken die in woningen of buiten worden aangetroffen. Bij negen van de tien stoffelijke overschotten kunnen de artsen Een doodsoorzaak die met beide methoden wellicht niet is te achterhalen, is een hartritmestoornis. Daarom wordt waarschijnlijk ook de vrij nieuwe afdeling Forensische Moleculaire Biologie van Erasmus MC bij het project betrokken. Er wordt namelijk steeds meer bekend over afwijkingen in het DNA die een rol spelen bij verstoringen van het hartritme. Het is nu mogelijk om in lichaamsmateriaal te zoeken naar dat soort DNA-afwijkingen. Alles blijft intact Ook prof. Gabriel Krestin, hoofd Radiologie in Erasmus MC, concludeert uit het eerste vergelijkende onderzoek dat minimaal invasieve technieken veel informatie boven water kunnen krijgen. “Wij maken scans van het hele lichaam, waarbij alles intact blijft. Soms zien wij meer dan de patholoog. Bijvoorbeeld een klaplong zie je zonder moeite op de scan, maar veel moeilijker als je het lichaam openmaakt. Ook botkanker is op een scan goed te zien, omdat je door het bot heen kunt kijken.” “Bij een levende patiënt moet je bij een CT-scan altijd rekening houden met de stralingsdosis. Bij een overledene speelt dat niet, zodat je met hoge doses kunt stralen om uiterst gedetailleerde beelden te krijgen.” Vaker toestemming Prof. Krestin verwacht ook dat MIA een goed alternatief kan worden voor de klassieke obductie. Dat kan het probleem ondervangen dat nabestaanden steeds minder vaak toestemming geven voor een obductie. Omdat bij Hamvraag van Officier van Justitie: is deze dood wel natuurlijk? snel de doodsoorzaak vaststellen. De overledene is dan duidelijk slachtoffer van een misdrijf of is een natuurlijke dood gestorven. Maar bij één op de tien sterfgevallen (in totaal honderd lijken per jaar) is onduidelijk waaraan de persoon is overleden. Gaat het om een misdrijf, zoals een vergiftiging of verstikking? Of is er toch een medische oorzaak? Om dat beter te onderzoeken, heeft de Rotterdamse Officier van Justitie bepaald dat de komende maanden vijftig verdachte sterfgevallen door Erasmus MC mogen worden onderzocht. een MIA het lichaam nauwelijks wordt beschadigd, zullen nabestaanden waarschijnlijk eerder instemmen met autopsie omdat zij vaak graag willen weten waaraan de persoon precies is overleden. “Ook als ziekenhuis willen we graag de exacte doodsoorzaak weten. We kunnen ervan leren. En dat komt nieuwe patiënten weer ten goede. De waardevolle kennis gaat verloren als we geen autopsie mogen uitvoeren.” Aanpak uitgelegd Drs. Annick Weustink is arts-assistent bij Radiologie. Zij gaat de vijftig MIA’s in het kader van haar promotieonderzoek uitvoeren. Ze licht toe: “Forensisch artsen nemen eerst bloed, urine en oogbolvocht af bij de overledene. Daarna komt het stoffelijk overschot naar Erasmus MC en maken wij van het hele lichaam zowel een MRI- als een CT-scan. Voor deze scans hebben we in het eerdere onderzoek een protocol ontwikkeld. Dat is nodig omdat de scans heel veel informatie opleveren, met wel duizenden plaatjes. Vervolgens nemen we biopten van hart, longen, lever, nieren en milt. Eventueel nemen we een extra biopt van een plaats waar we op de scans een afwijking zien. Daarna gaat de overledene naar de patholoog voor een obductie.” Dichte enveloppen Drs. Weustink: “We weten niets van elkaars bevindingen. De resultaten gaan in gescheiden enveloppen. Pas na de obductie vindt overleg plaats tussen het MIA-team en het obductieteam om de resultaten te vergelijken.” De verwachting is dat de meerderheid van de ‘verdachte’ overledenen toch een natuurlijke dood is gestorven. Als er een aanwijzing of vermoeden is dat er misdaad in het spel is, mag het lichaam niet in Erasmus MC blijven. Het gaat dan meteen door naar het Nederlands Forensisch Instituut, in Rijswijk. De arts-assistent van Radiologie verwacht één à twee lijken per week te onderzoeken, zodat het praktische deel van de zogeheten NOOD-studie (zie kader) ongeveer een halfjaar zal duren, tot eind 2007. Als ook het uitwerken van de gegevens een halfjaar in beslag neemt, zullen de resultaten over ruim een jaar bekend zijn. Radioloog prof. Gabriel Krestin verwacht dat de Rotterdamse studie de manier van lijkschouwen in Nederland wel eens blijvend zou kunnen veranderen: “Dit vergelijkend onderzoek wordt alleen in Erasmus MC uitgevoerd en is uniek in de wereld. Er kan een advies aan de regering uit rollen om bij een lijkschouwing voortaan éérst een MIA te doen. Beeldvormende technieken zullen voor pathologen een steeds belangrijker rol gaan spelen.” pathologie en radiologie groeien naar elkaar toe. Van alle twijfelachtige doodsoorzaken kun je met MIA wel negentig procent oplossen, denk ik. Bij de resterende tien procent is een gewone obductie nodig. Dat is voor iedereen hanteerbaar.” Wetenschap Ook uit wetenschappelijk oogpunt is de NOOD-studie interessant. Een vergelijking tussen MIA en een klassieke obductie is immers nog niet eerder op deze schaal gedaan. “De afdeling Radiologie is erg bezig met evidence based-diagnostiek. Waarom maak je bijvoorbeeld in een bepaald geval een MRI en geen CT? Of waarom gebruik je wel of geen contrastvloeistof bij een onderzoek? Deze studie is een goede gelegenheid om heel veel zaken eens goed uit te zoeken. Dingen die je niet meteen kunt verklaren, kunnen we nakijken met de gewone obductie. Ik denk dan ook dat de resultaten over een jaar veel aandacht zullen trekken.” ■ Veranderend vak Patholoog prof. Wolter Oosterhuis denkt dat in de toekomst de MIA een vaste plaats zal krijgen in de dagelijkse praktijk van de patholoog. “Ons vak gaat veranderen. De vakgebieden Naaldbiopt: afname van weefsel zonder het lijk te beschadigen Doodsoorzaak onbekend Hoe komt het toch dat forensisch artsen wel zo’n honderd keer per jaar geen precieze doodsoorzaak kunnen vaststellen? De belangrijkste oorzaak daarvan is dat zij lichamen niet inwendig mogen onderzoeken. “Wij doen alleen een uitwendige schouw,” verklaart forensisch arts Luuk Lechner. “We letten op normale pathologische verschijnselen, zoals bloedingen, verkleuringen van de huid of oedeem. Als we geen afwijkingen vinden en er zijn geen aanwijzingen dat het gaat om een misdaad, dan geven we een verklaring af van natuurlijke dood. Maar dat weten we dan niet honderd procent zeker.” Niet-invasieve technieken, zoals het scannen van het hele lichaam met MRI of CT, zijn een uitstekende aanvulling op de schouwing door de forensisch arts. Met deze technieken blijft het lichaam immers gesloten, maar kan toch het inwendige worden onderzocht. Luuk Lechner heeft dan ook hoge verwachtingen van de NOOD-studie met Erasmus MC: “Ik denk niet dat we nu ineens allerlei misdrijven zullen ontdekken, wel dat we met meer zekerheid doodsoorzaken kunnen vaststellen. Dat is niet alleen goed voor de eventuele nabestaanden, het zal ook ons artsen voldoening geven.” MONITOR juni/juli 2007 9