Natuur Doe Kaart 1

advertisement
Natuur Doe Kaart 1
Natuur Doe Kaart 2
Zoek je boom
De natuurwinkel
2 personen
Blinddoek
Potlood
3 vellen papier
1. Zoek 5 dingen uit de natuur en bedenk waar je ze voor
zou kunnen gebruiken. Een blad kan bijvoorbeeld
dienen als onderzetter, een steen om dingen fijn te
malen in de keuken.
1. Één iemand wordt geblinddoekt. De ander brengt hem
voorzichtig naar een boom. Voel goed aan de schors,
takken en wortels. Ga terug naar de plek waar je begon
en doe de blinddoek af. Kun je de boom terug vinden?
2. Wissel om.
3. Wist je dat je boomsoorten kunt herkennen aan hun
boomschors? Zoek drie verschillende boomsoorten en
maak een schorsafdruk. Als het kan verzamel je ook de
bladeren van de bomen.
4. Zoek op internet op van welke bomen je een
schorsafdruk hebt gemaakt.
2. Wat gebruik je thuis uit de natuur? Denk eens aan de
keuken, de woonkamer, het medicijnkastje enzovoort.
Maak een verslag van 1 a4-tje.
Natuur Doe Kaart 3
Natuur Doe Kaart 4
Bloemen noemen
Poeponderzoek
Zoek een bloem. Bekijk hem van dichtbij, hoe ziet hij eruit?
1. Zoek poep. Van welk dier is de drol of hoop?
Is het vers of oud? Wat voor kleur heeft het? Peuter eens
met een stokje in de poep. Zie je beestjes op, of in de
poep? Zie je gangetjes van beestjes in de poep? Groeien
er planten op de poep? Zie je schimmeldraden op de
poep? Kun je zien wat het dier gegeten heeft? Waar ruikt
het naar?
Kijk naar de plaatjes op deze kaart. Heeft je bloem de
vorm van een kelk? Ziet je bloem eruit als een aar? Of zie
je allemaal kleine lintbloempjes? Misschien heeft je bloem
een heel andere vorm?
Kijk rond of je bloemen kunt vinden die lijken op de
voorbeelden van de kaart.
Wist je dat grassen ook bloemen hebben? Grassen
hebben geen insecten nodig om stuifmeel te verspreiden,
vandaar dat hun bloemen niet opvallen. Hoe wordt hun
stuifmeel dan wel verspreid?
2. Onderzoek nu een oudere of juist versere drol. Bekijk
het verschil. Hoe komt dat?
3. Zoek ook eens poep van een ander dier. Beschrijf hoe
dit er uit ziet.
4. Maak een verslag van alle bovenstaande vragen.
Maak een verslag van bovenstaande vragen en plak de
bloemen erbij.
Kelkbloem
lintbloem
aar
Natuur Doe Kaart 5
Natuur Doe Kaart 6
Spiegeltje-spiegeltje
Slimme stekels
Spiegeltje
Zoekkaart paddestoelen
Zoekkaarten
Bekijk de wereld door een spiegeltje. Kijk eens onder de
hoed van een paddestoel. Wat zie je?
Wist je dat je de meeste paddestoelen in drie groepen kunt
indelen?
Aan de onderkant van plaatjeszwammen zie je ‘plaatjes’
waaraan de sporen komen.
Aan de onderkant van buisjeszwammen zie je gaatjes
waaruit de sporen komen.
Bij stuifzwammen zitten de sporen in een bol die openbarst
als de sporen rijp zijn.
De sporen groeien uit tot schimmeldraden, hieruit groeien
weer nieuwe paddenstoelen.
1. Wat voor soort paddestoel heb jij gevonden?
2. Maak een tekening van je paddestoel.
3. Zoek op welke paddestoel je
hebt zet dit bij de tekening.
Planten hebben slimme trucs om zich tegen de vraat van
dieren te beschermen. Zij hebben bijvoorbeeld stekels of
doorns. Er zijn ook planten met stugge haren waar je
blaren van kunt krijgen. Sommige planten hebben zelfs
giftige bessen.
1. Zoek drie planten met verschillende verdedigingstrucs.
2. Schrijf op hoe de verdediging werkt.
3. Zoek op welke planten het zijn.
Natuur Doe Kaart 7
Natuur Doe Kaart 8
Schoon water?
Schelpenverzameling
Ga naar een sloot of andere waterplek.
Beantwoord de vragen:
Zoekkaart schelpen
Zoek vier verschillende soorten schelpen.
1.
2.
3.
4.
5.
Hoe ziet de sloot eruit?
Is het water helder?
Hoe ruikt het water?
Zie je waterplanten?
Kun je diertjes zien?
a. Op het water?
b. In het water?
c. Bij de waterplanten?
6. Zie je:
a. Posthoornslakken?
b. Schaatsenrijders?
c. Watervlooien?
Ja? Dan is het water heel schoon!
Net als bij een boom kun je zien hoe oud hij is. Tel de ringen
op de schelp om achter de leeftijd te komen. Kijk alleen naar
de dikke ringen.
Wist je dat veel schelpdieren zich beschermen tussen twee,
meestal even grote schelpen?
Daarom worden deze dieren tweekleppigen genoemd.
Meestal vind je maar de helft van een schelpdierhuis.
Zoek op hoe de schelpen heten en maak een verslag over de
schelpen en zijn bewoners.
Wist je dat je in vervuild water maar weinig verschillende
soorten waterdieren ziet? In schoon water zie je juist heel veel
verschillende soorten.
Posthoornslak
schaatsenrijder
watervlo
Natuur Doe Kaart 9
Natuur Doe Kaart 10
Eikelmannetje
Boodschappen doen
Zoek iets in de natuur.
Bijvoorbeeld een plant, een struik, een veer of een zaadje.
Als je het niet mee kan nemen naar school moet je er een foto
van maken.
Bedenk wat voor soort mens dit zou kunnen zijn.
Zoek de dingen uit onderstaande lijstje.
Bedenk bij jouw natuurding een:
 karaktertrek (boos, verdrietig, vrolijk, enzovoort)
 stem of geluid dat bij het ding past
 beweging
 naam.
Maak een verslag van jouw natuurding. Zorg dat er ook een
foto of tekening aanwezig is. Als je je natuurding kan
opplakken mag dat natuurlijk ook.
1. veer
2. doorn
3. botje
4. zaadje
5. iets dat rond is
6. aangevreten blad
7. iets dat scherp is
8. een mensending
9. iets dat recht is
10. iets zonnigs.
Hoeveel dingen heb je kunnen vinden?
Maak van je vindsels een kunstwerk.
Natuur Doe Kaart 11
Natuur Doe Kaart 12
SST, een roofdier
Ssst!!!!
Blinddoek
Pen en papier
Geef antwoord op de volgende vraag:
Ga ergens in je eentje zitten, bijvoorbeeld met je rug tegen
een boom, op de heuvel of bij water.
Welke roofdieren leven hier? Denk ook aan roofvogels.
Een roofdier moet heel zachtjes kunnen sluipen of geruisloos
kunnen vliegen om zijn prooi te benaderen.
Speel het volgende spel:
Één leerling krijgt een blinddoek voor. Dat is de prooi.
De ander is het roofdier.
Het roofdier probeert de prooi zo dicht mogelijk te naderen.
Als de prooi het roofdier hoort moet hij hem aanwijzen.
Draai de rollen om.
Doe je ogen dicht en luister. Kijk ook een tijdje om je heen.
1.
2.
3.
4.
Wat heb je gehoord?
Wat heb je gezien?
Hoeveel verschillende vogels heb je horen zingen?
Hoeveel mensen geluiden heb je gehoord?
Maak een verslag van alle geluiden die je hebt gehoord.
Wie was het beste
roofdier?
Maak een verslag waarin
je antwoord geeft op de
eerste vraag en waarin je
beschrijft hoe het spel
ging.
Natuur Doe Kaart 13
Verzin eens wat
Vlinderbloem
Pen en papier
Zoek een mooie bloem.
1. Wat doet deze bloem om vlinders, bijen of hommels te
lokken?
2. Waarvoor zou deze bloem insecten nodig hebben?
3. Volg een vlinder, bij of hommel van bloem naar bloem.
Kijk wat er gebeurt.
4. Hoeveel bloemen bezoekt de vlinder in vijf minuten?
a. Zijn het allemaal dezelfde bloemen of bezoekt
de vlinder verschillende soorten bloemen?
Zoek iets in de omgeving.
Verzin er een verhaal bij en praat in de ik-vorm.
Bijvoorbeeld:
 ik ben een eikel en ik heb heel veel vriendjes……
 ik ben een boom van 155 jaar oud en wordt wel d’oude
beuk genoemd…..
 ik ben een ekster en mijn familie…..
Wist je dat veel bloemen nog iets extra’s hebben om insecten
te lokken? Ze maken nectar, een zoete vloeistof die vlinders
met hun lange tong kunnen op zuigen.
Schrijf je verhaal op.
Maak een verslag van je bevindingen.
Natuur Doe Kaart 14
Natuur Doe Kaart 15
Natuur Doe Kaart 16
Een nieuwe naam
Doe een wens
Zoek een plant en verzin een nieuwe naam die past bij de
vorm, kleur of vindplaats van de plant.
Zoek een lieveheersbeestje.
Bekijk het diertje goed.
Beantwoord onderstaande vragen:
Maak een naamkaartje voor de plant, met alle informatie die je
weet (of verzint) over de plant.
Let op: maak een mooie lay-out.
Zoek ook op hoe de plant echt heet.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Welke kleur heeft hij?
Hoeveel stippen?
Hoeveel pootjes?
Zie je voelsprieten?
Teken het beestje zo precies mogelijk na.
Laat hem weer vliegen en geef hem een wens mee. Ik
wens dat……..
Wist je dat elke soort lieveheersbeestje een verschillend
aantal stippen heeft en een andere kleur kan hebben?
Zoek nog minstens één andere soort lieveheersbeestje en
beantwoord daar ook de vragen voor.
Natuur Doe Kaart 17
Natuur Doe Kaart 18
Groene springers
Plak plak
Loop zo zacht mogelijk langs het water.
1. Hoor je kikkers kwaken?
2. Blijven er kikkers zitten of springen ze weg?
3. Zie je ook kikkerdril of kikkervisjes in de sloot?
Zoek iets in de natuur dat deze naam wel zou kunnen dragen:
Blijf een tijdje zitten om naar de kikkers te kijken en te
luisteren.
Plak-plak
Ribbelbibbel
Woesj
Dikvel
Bling bling
Wist je dat de kans groot is dat je een groene of bruine kikker
ziet?
Als het kan neem je het mee naar school terug. Kan dit niet,
dan moet je foto’s maken.
In de winter zie je trouwens geen kikkers, weet je waar ze dan
zijn?
Maak een verslag:
1. Waarom deze naam?
2. Hoe heet het echt?
3. Foto erbij (of ding opplakken)
Maak op school een verslag over kikkers.
Natuur Doe Kaart 19
Natuur Doe Kaart 20
Kleuren van de regenboog
Dood
Lijm/ plakband
Papier
Sta eens stil bij een dood dier.
Maak een kleurenpalet van natuurlijke dingen in de kleuren
van de regenboog.
Pluk of pak voorzichtig kleine stukjes uit de natuur.
Kun je alle kleuren van de regenboog vinden?
1. Wat voor dier is het?
2. Bedenk hoe het dier is dood gegaan. Was het dier ziek,
verdronken of door een ander dier gepakt? Door wie
dan?
3. Wanneer is het gebeurd? Vandaag, gisteren, of nog
langer geleden?
4. Zie je iets bijzonders?
Wist je dat in de natuur niets verloren gaat?Dode dieren
worden verder opgegeten door aaseters. Bodemdieren,
schimmels en bacteriën maken de resten steeds kleiner en
kleiner. Totdat er voedingsstoffen overblijven die planten weer
kunnen gebruiken.
Maak een
verslag van de
bovenstaande
vier vragen en
maak het
verhaal af.
Vertel wat er
verder gaat
gebeuren met
het dode dier.
Natuur Doe Kaart 21
Natuur Doe Kaart 22
Vliegende zaden
Ra ra!?
Verzamel verschillende soorten zaden en vruchten, zoals
eikels, kastanjes, bessen, propellertjes en
paardenbloempluisjes.
Laat de zaden één voor één vallen.
Verzin een naam voor ieder zaadje, zoals winddanser of
stuiterkastanje.
Laat nu aan anderen zien hoe jouw zaden vliegen en vertel
van tevoren hun naam..
Welk dier uit deze omgeving zou jij willen zijn?
Op welke manier worden de zaden verspreid?
Door de wind, water, vogels of andere dieren?
Waaraan zie je dat?
Maak een verslag waarin je vertelt welk dier je graag zou
willen zijn en leg goed uit waarom.
Maak een verslag van alle informatie die je verzameld hebt.
Vertel ook de namen van de zaden, zowel de echte als de
verzonnen.
Doe na hoe hij eet en hoe hij beweegt. Laat iemand readen
welk dier jij bent.
Is het moeilijk? Maak dan ook het bijbehorende dierengeluid.
Degene die geraden heeft is nu aan de beurt.
Natuur Doe Kaart 23
Natuur Doe Kaart 24
Eerste hulp bij brandnetels
Beestachtige vragen
Fototoestel
Neem een dier in je hoofd dat in deze omgeving voorkomt.
De ander kan tijdens de wandeling van alles over het dier
vragen. Zoals: is het een zoogdier? Leeft het in het water?
Heeft het poten? Eet het planten? Enzovoort.
Je zegt alleen: ja, nee, of ik weet het niet.
In de natuur kun je je bezeren aan brandnetels.
als het erg zeer doet, zoek dan de blaadjes van weegbree,
hondsdraf of zuring en wrijf ermee over de zere plek.
Kijk naar de plaatjes. Kun je deze planten vinden?
Maak er een foto van en neem een blaadje mee.
De planten groeien vaak in de buurt van brandnetels.
Wist je dat veel rupsen alleen maar brandnetels lusten?
Veel vlinders leggen ook hun eitjes op brandnetels, zo hebben
de rupsen meteen een lekker hapje als ze uit hun ei kruipen.
Zuring
smalle weegbree
Hondsdraf
Is het dier geraden? Dan mag de ander.
Maak een kort verslagje met de dieren die jullie bedacht
hadden.
Natuur Doe Kaart 24
Natuur Doe Kaart 25
Slakje Haastje
Huizen in kleuren en maten
Fototoestel
Fototoestel
Een haas kan heel hard lopen. Soms zigzaggend. Loop eens
zo hard als een haas.
Zoek zoveel mogelijk verschillende slakkenhuizen. Ook als er
nog een slak inzit, maar doe dan wel erg voorzichtig.
En nu op je aller-langzaamst. Zoals een slak. Maar nog wel
vooruit komen hoor!
Maak van alle verschillende soorten huisjes een foto.
Ga op zoek naar
bewegende dieren.
Zoek een dier dat
vliegt, rent, kruipt,
loopt, springt of
zwemt.
Probeer er een foto
van te maken.
Hoeveel
voorbeelden kun je
vinden?
Als je een levende slak vindt, ga dan zitten wachten totdat hij
naar buiten komt.
Kijk hoe hij zich voortbeweegt en hoe hij zijn voelsprieten
gebruikt. Waar zitten zijn ogen en zijn mond?
Maak een verslag over de verschillende huisjes die je hebt
kunnen vinden en over het voortbewegen van een slak.
Wist je dat als een slak in zijn huis zit, hij toch kan
ademhalen? Bij de opening van het slakkenhuisje, tussen het
lijf en het huisje, zie je een ademgat dat open en dicht gaat.
Natuur Doe Kaart 26
Natuur Doe Kaart 27
Het krioelt
Lekkere luchtjes
Loep
Zoekkaart bodemdiertjes
Loop eens snuffelend rond.
Hoe ruiken de bomen? Probeer dit te omschrijven.
Hoe ruikt mos?
Hoe ruikt grond?
Hebben stenen ook een geur?
Zoek een grote steen of een groot stuk hout.
Draai het om.
Wat zie je? Bekijk de beestjes.
Hoeveel beestjes zie je?
Hoeveel verschillende soorten zie je? Gebruik de zoekkaart.
Hoe lopen ze en wat eten ze?
Kun je hun bek en ogen zien?
Deze beestjes worden weer door grotere dieren gegeten. Zie
je deze dieren (of sporen van deze dieren) in de omgeving?
Maak een verslag van bovenstaande vragen.
Zoek de lekkerste bloemen- of planten geur.
Door het blad tussen je vingers te wrijven, komen vaak de
heerlijkste geuren vrij.
Maak een verslag waarin je probeert te omschrijven hoe de
verschillende dingen ruiken.
Omschrijf het goed.
Het ruikt als…..
Niet de woorden Lekker of vies gebruiken!
Natuur Doe Kaart 28
Natuur Doe Kaart 29
De boom vertelt…
Vogeljacht
Ga op zoek naar een afgezaagde boom waarop je jaarringen
kunt zien.
De jaarringen vertellen je het levensverhaal van de boom.
vogelboek
Tel het aantal ringen, dan weet je hoe oud de boom geworden
is.
Brede jaarringen laten zien dat het een goed groei jaar was,
met voldoende regen en ruimte om te groeien. Smalle ringen
vertellen een ander verhaal….
Kun je nog meer aflezen aan de jaarringen?
Maak het verhaal van de boom.
Welk jaar is de boom geboren? Wanneer afgezaagd?
Wat is er ondertussen gebeurd?
Wees zo stil mogelijk en luister of je een vogel hoort.
Misschien zie je er een in de verte. Sluip er naar toe en
probeer de vogel zo goed mogelijk te zien.
Wat doet jouw vogel? Slapen; veren poetsen; nest bouwen;
zingen; voedsel zoeken; eten?
Wist je dat niet alle vogels het hele jaar door in Nederland
blijven?
Er zijn standvogels die hier altijd zijn, en trekvogels die hier
alleen in de winter of in de zomer zijn.
Zoek uit hoe jouw vogel heet en of het een stand- of trekvogel
is.
Maak een verslag over jouw vogel en vertel wat hij deed toen
jullie aan het kijken waren.
Natuur Doe Kaart 30
Natuur Doe Kaart 31
Zoekblaadje
Hap!
Kijk goed naar de plaatjes op dit kaartje.
Bekijk de verschillende bladvormen.
Denk aan het kleinste diertje wat je je kunt voorstellen. Door
wie wordt hij gegeten? En wie eet dat dier weer? Ga door met
bedenken totdat je niet verder kunt. Zo’n rijtje dieren heet een
voedselketen.
Zoek de verschillende bladvormen op.
Plak ze op en schrijf erbij wat de bladvorm is en kijk of je kunt
vinden van welke plant dit is.
Bedenk een voedselketen voor het gebied waar je nu bent.
Natuur Doe Kaart 32
Natuur Doe kaart 33
Vakken vullen
Slaap lekker
Zoekkaarten
Waar slapen de dieren?
Kijk of je slaapplekken kunt vinden. Teken die na of maak een
foto, maar stoor de dieren niet!
Zoek een stuk gras, berm of weiland.
Maak een vak van drie bij drie stappen.
Hoeveel verschillende soorten planten tel je in dit vak?
Let ook op kleine grassen en mossen!
Zijn dit er meer of minder dan je dacht?
Welke ken je?
Probeer andere op te zoeken met de zoekkaarten.
Maak in je verslag een tekening van het vak, met waar welke
planten staan.
Waar slaapt een vos? En een egel, vlinder of regenworm?
Maak een verslag waarin je van 5 diersoorten die hier leven
de slaapplek beschrijft. Kijk of je ze kunt vinden!
Natuur Doe Kaart 34
Natuur Doe Kaart 35
Schimmel+alg=korstmos
Sporen speuren
Fototoestel
Fototoestel
Een korstmos is geen echt mos, maar bestaat uit een alg en
een schimmel die samenleven. De alg levert voedingsstoffen
aan de schimmel. De schimmel houdt vocht vast waardoor de
algen niet uitdrogen. Zo zijn ze samen sterk en kunnen ze
zelfs op stenen groeien.
Welke dieren leven hier?
Kun je hun sporen vinden?
Zie je op de plaatjes dat er korstvormige, bladvormige en
struikvormige soorten korstmos zijn?
Zoek de drie vormen en maak er een foto van.
Korstvormig
bladvormig
struikvormig
Er leven hier meer dieren dan je denkt. Ga op zoek naar
pootafdrukken, poep, haren, botjes, vraatsporen, holen en
nesten.
Maak er foto’s van.
Natuur Doe Kaart 36
Zacht en hard
Zoek iets heel zachts, zoals mos of een veertje. Wat is het
hardste dat je kunt vinden?
Zoek ook iets droogs en iets nats.
Bedenk zelf ook een tegenstelling en zoek dat op.
Maak een verslag van je bevindingen.
Natuur Doe Kaart 37
Download