Pallas 2 Oefenboek opmaak 2016 08-02-2016 11:06 Pagina 2 LES 15 ODYSSEUS BIJ DE FAIAKEN Wat ga je leren? - het medium ‘tantum’ (deponentia) - het medium met eigen betekenis (‘betekenis-medium’ of intransitief gebruik) - het wederkerend gebruik van het medium (‘zich’) - transitieve werkwoorden (met lijdend voorwerp) met mediumvervoeging (zgn. belanghebbend medium) - het praesens en imperfectum van bouvlomai, fobevomai en duvnamai - het praesens, imperfectum en aoristus medium van luvomai en poievomai - de avonturen van Odysseus: Kalypso, Nausikaä en de Faiaken Odysseus’ moeizame thuisreis 1. Lees De toorn van Poseidon, de eerste verzen van de Odysseia en beantwoord de volgende vragen. a. Wie wordt door de dichter aangeroepen? b. Welk woord uit de regels 1-10 geeft als het ware de inhoud van de Odysseia heel kort weer? c. Wat wordt bedoeld met ‘de man van velerlei wegen’ (r. 1)? d. Wat is volgens regel 1-10 de globale inhoud van de Odysseia? e. ‘De andere helden’ (r. 11): geef enkele voorbeelden van helden die bedoeld zijn. f. ‘Hem alleen’ (r. 13): in welke twee opzichten is Odysseus alleen? Uit welke woorden van r. 11-21 blijkt dat de terugkeer van Odysseus naar Ithaca is voorbestemd? 2. Maak een korte samenvatting van Odysseus’ belevenissen tot hij in slaap valt op het eiland van de Faiaken. In deze samenvatting geef je kort de verschillende momenten van het verhaal aan. Verder vermeld je waarom Poseidon zo boos is op Odysseus en wie Kalypso is. 3. Kijk naar ill. 3. Geef van 6 goden die aan de vergadering deelnemen, aan wie ze zijn. 4. Kijk naar ill. 4. Beschrijf in enkele zinnen de sfeer die het schilderij weergeeft. 2 Pallas 2 Oefenboek opmaak 2016 08-02-2016 11:06 Pagina 3 WOORDEN TEKST 15A ajfiknevomai, aor. (aan)komen (in), bereiken, ajfikovmhn (eij~ + acc.) arriveren ejpimelevomai + gen. zorgen voor, zich bekommeren om e[rcomai, aor. h\lqon gaan, komen hJ qugavthr (qugatrov~) dochter hJ kovrh meisje parakeleuvomai + dat. aansporen to; ei|ma (ei{mato~) kleding(stuk), mv. kleren, kleding ejpilanqavnomai + gen. vergeten kei`mai liggen gamevomai trouwen (onderwerp: de vrouw) bouvlomai ejgeivromai parav + acc. oJ potamov~ a[peimi, inf. ajpei`nai duvnamai paraskeuavzw aijdevomai + inf. + acc. h{domai + dat. willen wakker worden naar (van personen) rivier 1. afwezig zijn 2. verwijderd zijn kunnen klaarmaken, gereedmaken 1. zich schamen om 2. ontzag hebben voor, respecteren blij zijn met, zich verheugen over Grieks in het Nederlands 1. Welk dier zal bedoeld worden met hippopotamos? 2. Welke Nederlandse woorden hangen samen met duvnamai? TEKST 15A Nausikaä Grammatica Tekst 15A Leer eerst het praesens, de imperativus en infinitivus van duvnamai, bouvlomai en fobevomai en de begrippen ‘athematisch’/‘thematisch’ op pag. 10. 1. ejpimelei`t` ai (r. 2): met welke naamval gaat ejpimelevomai? 2. Vergelijk kaqeuvdei (r. 4) en ejpilanqavnei (r. 6). a. Wat valt je aan de vorm van beide werkwoorden op? b. Wat moet je dus goed weten om de vorm correct te kunnen vertalen? 3. Welke constructie volgt er op crhv (r. 7)? 4. e[sei (r. 8): pas je kennis van vraag 2 toe op deze vorm. Welke persoon is het dus? 5. Soi; aujtw``/ (r. 14): hoe vertaal je aujtw``/ hier? 6. - Noteer uit regel 11 t/m 17 de 8 werkwoordsvormen met een medium-uitgang - Zet de 1e persoon praesens ernaast. 7. Geef van deze vormen met een medium-uitgang aan welke thematisch zijn en welke athematisch. 8. tevknon ejmovn (r. 21): in welke naamval staan deze woorden? 3 Pallas 2 Oefenboek opmaak 2016 08-02-2016 11:06 Pagina 4 Onthoud Het Grieks heeft ongeveer dezelfde woordvolgorde als het Nederlands. Volg dus bij het vertalen zoveel mogelijk de Griekse woordvolgorde. Voor een goede Nederlandse zin moet je wel vaak de persoonsvorm naar voren halen. Vertaling Tekst 15A Inhoud Tekst 15A 1. In dit verhaal komen veel zaken uit het dagelijks leven aan de orde en de manier waarop de Grieken over allerlei dingen dachten. Welke informatie geven de regels 1 t/m 10 over het dagelijkse leven? 2. Op welke manier verschijnt de godin Athena aan Nausikaä? 3. Schrijf in het kort op welke informatie deze regels over het dagelijkse leven en de gebruiken verschaffen. 4 Pallas 2 Oefenboek opmaak 2016 08-02-2016 11:06 Pagina 5 4. Touvtoi~ toi`~ lovgoi~ Nausikava to;n patevra peivqei (r. 18): waarvan overtuigt Nausikaä haar vader? 5. to;n gavmon (r. 19): welk huwelijk? 6. Ou|to~ de; pavnta noei` (r. 20): wat begrijpt Nausikaä’s vader zo goed? 7. Wat zeggen deze regels over de verhouding tussen dienaressen en een prinses? 8. ∆Entau`q` a (r. 25): welke plaats wordt bedoeld? TAALOEFENINGEN TEKST 15A A. De volgende werkwoordsvormen staan door elkaar. Rangschik de vormen onder actief en medium. ajfiknou`ntai, e[pascon, e[rcetai, gamei`te, parevcein, bouvlesqai, e[feuge~, i{statai, faivnei (2x), bouvlou, baivnomen actief medium B. Vertaal de volgende werkwoordsvormen: 1. duvnasai 6. duvnasqe (2x) 2. bouvlesqai 7. fobei` 3. fobei`sqe (2x) 8. fobou` 9. duvnatai 4. boulovmeqa 10. duvnantai 5. bouvlei C. Vertaal de volgende werkwoordsvormen: 1. ajpokrinovmeqa 9. ejpilanqavnei 2. kei`sai 10. ejpimelei`s ` qai 3. kei`sqai 11. gamei` (2x) 4. parakeleuvetai 12. ajfiknouvmeqa (2x) 5 e[rcesqe (2x) 13. ejgeirovmeqa 6. e[rcou 14. h{desqe (3x) 7. aijdou`ntai 8. paraskeuavzei 15. bouvlei 5 Pallas 2 Oefenboek opmaak 2016 08-02-2016 11:06 Pagina 6 WOORDEN TEKST 15B ajnivstamai faivnw, aor. e[fhna faivnomai (vaak + inf.) gumnov~ fobevomai i{stamai givgnomai, aor. ejgenovmhn ou[pw/ouj . . . pw hJ aijdwv~ (aijdou`~) opstaan tonen, laten zien 1. verschijnen 2. schijnen (te), toeschijnen naakt, onbedekt bang zijn (voor), vrezen gaan staan, blijven staan 1. geboren worden, ontstaan 2. worden (als koppelwerkwoord) 3. gebeuren nog niet 1. schaamte, gêne 2. respect, ontzag a{ptomai + gen. aanpakken, vastpakken pavscw, aor. e[paqon 1. lijden, te verduren hebben 2. ondervinden, ervaren oJ povnto~ zee ejpivstamai 1. weten, kennen + inf. 2. kunnen hJ ejsqhv~ (ejsqh`to~) kleding parevscon ik gaf, ik verschafte (aor. van (inf. parascei`n` ) parevcw) hJgevomai + dat. leiden, voor(op)gaan hJ eujtuciva succes, geluk, voorspoed Grieks in het Nederlands 1. a. Zoek op wat fenomeen betekent. b. Van welk Grieks woord is het afgeleid? 2. Zowel gymnasium als gymnastiek zijn afgeleid van gumnov~. Zoek uit wat deze begrippen in het oude Griekenland met elkaar te maken hadden (zie Les 26, pag. 88). 3. a. Zoek op wat haptonomie betekent. b. Met welk Grieks woord hangt het samen? TEKST 15B Odysseus en Nausikaä Grammatica Tekst 15B Leer nu ook het imperfectum van duvnamai, bouvlomai en fobevomai op pag. 10. 1. ejfaivneto (r. 3): wat betekent faivnomai + infinitivus ook al weer? 2. gumo;~ h\n (r. 3): wie is onderwerp? 3. a. Noteer uit regel 1 t/m 7 de werkwoordsvorm die als duvnamai wordt vervoegd. b. Hoe kun je dit type werkwoord herkennen? 4. ti~ qeov~ (r. 9): hoe moet je ti~ hier vertalen? 5. oJmoiva (r. 9): a. Waarom staat er oJmoiva en niet oJmoi`o` ~? b Met welke naamval gaat oJmoi`o` ~? 6. ti~ ajnqrwvpwn (r. 10): hoe moet je ti~ hier vertalen? (let op: er staat niet ti~ a[nqrwpo~) 7. Makariwvtato~ (r. 11): is dit een comparativus of superlativus? 8. a{yasqai (r. 13): met welke naamval gaat a{ptomai? 9. ejlevhson (r. 16): welke vorm is dit van het werkwoord ejleevw? (let op de -s- in de uitgang en merk op dat de vorm geen augment heeft) 10. prwvthn (r. 16): prwvthn vertaal je hier predicatief. Hoe dus? 11. hJghvsasqai (r. 19): hJgevomai heeft verschillende betekenissen. Met welke naamval is het in deze zin geconstrueerd? 6 Pallas 2 Oefenboek opmaak 2016 08-02-2016 11:06 Pagina 7 Vertaling Tekst 15B Inhoud Tekst 15B 1. a. Waarmee wordt Odysseus in de regels 1-2 vergeleken? b. Wat wil de vergelijking duidelijk maken? 2. AiJ me;n kovrai ... hJ de; Nausikava (r. 4-5): wat wil de dichter met het gebruik van me;n ... dev aangeven? 3. Heeft Odysseus al gezegd wat hij van Nausikaä wil? Verklaar je antwoord. 4. Vat in enkele woorden samen wat Odysseus in regel 8 t/m 12 tegen Nausikaä zegt. 5. tw`n gonavtwn sou a{yasqai (r. 13): wat betekent de uitdrukking ‘iemands knieën beetpakken’? 6. ∆All∆ ejgw; mavl∆ a[qliov~ eijmi (r. 14): met welke opmerkingen van Odysseus vormen deze woorden een tegenstelling? 7. Kijk naar ill. 5a/b. Op welke punten verschilt deze afbeelding van de tekst? 8. In regel 18 herhaalt Odysseus het woord livssomai: wat zal hij Nausikaä gaan smeken? 9. touvtwn cavrin (r. 20) geeft aan dat er sprake is van twee dingen waarvan de een de oorzaak en de ander het gevolg is. Wat is de oorzaak en wat is het gevolg? 7 Pallas 2 Oefenboek opmaak 2016 08-02-2016 11:06 Pagina 8 O1 De ontmoeting van Odysseus en Nausikaä op een tekening van de Nederlander Willem van Mieris (1662-1747). 10. Welke informatie geven de regels 20-21 (mevllousin)? Bedenk goed wie dit zegt. 11. Bekijk ill. 5a/b en ill. O1 goed. Ze stammen uit verschillende perioden (ill. 5a/b is een Griekse vaasschildering uit de 5de eeuw v. Chr. en O1 is een tekening door een Nederlandse kunstenaar uit de 16de/17de eeuw). a. Wat zijn de belangrijkste overeenkomsten tussen beide afbeeldingen in de manier waarop ze het verhaal uitbeelden? b. Noem ook twee belangrijke verschillen. TAALOEFENINGEN TEKST 15B A. Vertaal de volgende werkwoordsvormen: 1. ejdunavmeqa 6. ejbouvlesqe 2. ejduvnaso 7. bouvlesqe (2x) 3. duvnaso 8. ejfobou` 4. ejfobei`t` o 9. ejbouvlonto 5. fobei`tai 10. ejfobei`sqe B. - Zet de volgende praesens-vormen om in het imperfectum - Vertaal daarna het imperfectum. 1. bouvlesqe 2. fobei`tai 3. bouvlomai 4. duvnantai 5. fobei` 6. dunavmeqa 8 Pallas 2 Oefenboek opmaak 2016 08-02-2016 11:06 Pagina 9 C. Kies de juiste betekenis: 1. ajnistavmhn 6. i{stato 2. hjpivstato 7. h{ptesqe 3. hJgou`nto 8. hjgeivreto 4. hjd/ ouvmeqa 9. parekeleuovmeqa 5. ejfaivnou 10. ajfiknou`nto a. zij leidden b. zij pakten vast c. jij scheen d. ik stond op e. zij gingen staan f. jullie pakten vast g. zij konden h. wij spoorden aan i. ik werd wakker j. hij ging staan k. hij wist l. hij werd wakker m. zij kwamen aan n. wij schaamden ons o. wij stonden op WOORDEN TEKST 15C ajpokrivnomai nevmw ajgaqov~ ei[te . . . ei[te ejpeiv, ejpeidhv parivstamai + dat. Diov~, Diiv, Diva (gen., dat., acc.) antwoorden verdelen, toedelen goed of . . . of, hetzij . . . hetzij 1. toen, nadat (+ verleden tijd) 2. aangezien, nu (als voegwoord) bijstaan, helpen Zeus louvw louvomai oJ w\mo~ parav + dat. hJ cavri~ (cavrito~, acc. cavrin) kavqhmai qeavomai wassen zich wassen schouder bij 1. charme 2. gunst, dank zitten bekijken, beschouwen Grieks in het Nederlands 1. Er zijn in het Nederlands veel woorden die samengesteld zijn met het Griekse voorzetsel parav. Het woord parav heeft behalve de betekenis ‘bij’, ook nog andere betekenissen, zoals ‘naast’, ‘langs’, ‘tegen’. Welke betekenis van ‘para’ tref je in de volgende woorden aan? a. paraplu d. paragraaf b. parallel e. paramedisch c. parachute f. parasol 2. Wat betekent het als je van iemand zegt dat hij een charismatisch persoon is? Als je het niet weet, zoek je het op. 3. a. Van welk woord is theater afgeleid? b. Wat betekent het dus letterlijk? Opdracht woorden Les 15 In onderstaande reeksen staat steeds één woord dat op grond van betekenis daarin niet thuishoort. Welk? Geef aan waarom dit woord er niet in thuishoort. 1. w\mo~ o{pla kefalhv ceivr 2. ajgaqov~ eu[nou~ kalov~ ejcqrov~ 3. e[rcomai qeavomai ajkouvw skopevw 4. fobevomai bavllw aijdevomai lupevw 5. mhvthr qugavthr ajdelfov~ dou`l ` o~ 9 Pallas 2 Oefenboek opmaak 2016 08-02-2016 11:06 Pagina 10 TEKST 15C Nausikaä helpt Odysseus Grammatica Tekst 15C Bestudeer eerst de grammatica op pag. 12 en 13. 1. Xevne (r. 2): in welke naamval staat dit woord? 2. kakoi`~` (r. 3): waarmee congrueert dit bijvoeglijk naamwoord? 3. crhv (r. 4): welke constructie volgt op crhv? Geef de desbetreffende woorden. 4. tou`` tw`n` Faiavkwn hJgemovno~ (r. 7): welke grammaticale functie hebben deze woorden? 5. fobei``sqe (r. 9): hoe kun je zien dat deze vorm als een imperativus is bedoeld? 6. - Haal uit regel 1 t/m 10 alle (10) werkwoordsvormen met een mediumuitgang - Geef van deze vormen aan of ze een medium tantum/deponens zijn, of dat ze intransitief, wederkerend of belanghebbend zijn gebruikt. 7. ∆All∆ a[gete t/m crivsate (r. 12-13): geef de drie persoonsvormen uit deze zin. 8. aujth`/` (r. 22): moet je dit verbinden met ejfaivneto of o{moio~? Vertaling Tekst 15C 10