deel-ii-hoofdstuk-5

advertisement
DEEL II: WAAROM KINDEREN ENTHOUSIAST, GEHOORZAAM
OF WEERSPANNIG ZIJN
HOOFDSTUK 5: OVER ZELFBEHEERSING, MORALITEIT EN
VRIJWILLIG FUNCTIONEREN
1. “Meer karakter, dat heeft mijn kind nodig!”
-
Expliciete oproep tot meer zelfdiscipline en verantwoordelijkheidszin door
de moeder
-
Maatschappelijk vlak: activeren van obese personen, werkzoekenden,
verslaafden want deze personen vertonen te weinig ...
-
Karakter = breder begrip
-
Personen met “karakter” handelen verantwoordelijk, vertonen wilskracht
en zelfdiscipline; kortom, ze zijn in sterke mate zelfstandig en vertonen
een grote mate van zelfbeheersing = meer afgelijnde notie
-
Zelfbeheersing = “the use of cognitive and attentional resources to
override, inhibit, or alter impulses in the severice of attaining personal
goals or satisfying motives” (Vohs & Heatherton, 2000, p. 214).
-
Zelfbeheersing = meest bestudeerde fenomenen in diverse takken van de
psychologie
o Sociale psychologie: in welke mate vergt het uitoefenen van
zelfbeheersing energie?
Vb.: kinderen die zich moeten flink houden op school
o Gezondheidspsychologie: Kunnen we eetproblemen
beschouwen als voorbeelden van gebrekkige zelfbeheersing?
Vb. eetbuien
o Morele ontwikkelingspsychologie: zelfbeheersing is cruciaal
opdat kinderen – in afwezigheid van een socialisatiefiguur –
moreel verantwoord gedrag zouden stellen (cfr. internalisatie,
Kochanska) en schuld zet aan tot zelfbeheersing
= indicator en uitkomst van succesvolle socialisatie!
vb. Niet spieken op een examen
-
Zelfbeheersing brengt talrijke voordelen met zich mee, zoals
o Minder probleemgedrag: ongewenste zwangerschappen,
overmatig drinken en eten, druggebruik, compulsief kopen
o Beter emotioneel functioneren
o Betere prestaties
-
MAAR... Een aantal kritische kanttekeningen zijn op zijn plaats = globale
doelstelling van hoofdstuk 5
2. Over vrijwillige en gedwongen zelfbeheersing
2.1 Schuld als moreel alarmsignaal en als motivationele drijfveer
voor zelfbeheersing
- Schuld is een morele emotie die hand in hand gaat met het vertonen van
-
normconform gedrag (internalisatie), wat getuigt van zelfbeheersing.
Zowel schuldgevoelens als internalisatie vormen een onderdeel van het
geweten of de moraliteit.
Rol van schuld
o Kochanksa: schuldbewustzijn ervaren = indicatie van moraliteit
o ~ psychopaten ervaren geen wroeging of schuld na het stellen van
een wandaad
o = schuld als uitkomst (reactieve rol)
 ZDT: vermijden van schuldgevoelens kan een drijfveer zijn
voor het stellen van (moreel verantwoord) gedrag
(proactieve rol) = introjectie
 ZDT: stelt dat schuldgevoel niet de meest ideale drijfveer is
omdat het gevoelens van spanning en conflict met zich
meebrengt.
-
-
Schuld blijkt adaptiever dan schaamte, want gepaard met sterkere
gedragstendens, maar .....
De vaststelling dat het opborrelen van schuldgevoelens een inherent
onderdeel is van moraliteit, betekent nog niet dat het vermijden van
schuldgevoelens een optimale drijfveer zou zijn voor het stellen van
prosociaal gedrag of het vermijden van antisociaal gedrag.
vb. Niet spieken, excuses aanbieden
Schuld & internalisatie
o Kochanska: internalisatie
= stellen van norm‐compatibel gedrag terwijl socialisatiefiguren
afwezig zijn = persistentiegedrag
o i.t.t. ZDT: stellen van normconform gedrag is geen voldoende
voorwaarde om kwaliteit van internalisatie van verzoek te
beoordelen, want normcomform gedrag kan gevoed zijn door
verschillende motieven
vb. schuldgevoel vs. inzicht in het grotere nut ervan
Illustratie 1: waarom
zou je een vreemde
persoon helpen?
Illustratie 2:
helpmotivatie van
partners van patiënten
met chronische pijn
is alle hulp even
behulpzaam?
Kunnen schuldgevoelens dan geen positieve rol spelen in ons motivationeel
functioneren?
2.2 Vrijwillige zelfbeheersing vergt minder energie
Voorbeeld:
-
Zelfbeheersing = idee dat we de politieagent zijn van ons functioneren, we
beteugelen onszelf en houden onze impulsen/bevliegingen onder controle
-
-
-
-
-
-
-
o Een zaak van ‘moetivatie’
Maar: zelfbeheersing kan ook vrijwillig gemotiveerd zijn
o Gevarieerde motivationele basis van zelfbeheersing!
o vb. Fair play gedrag op het voetbalveld
Zelfbeheersing vergt energie en is egouitputtend
o Cfr. Metafoor van de spier
o Maar: De mate waarin zelfbeheersing uitputting vergt, is afhankelijk
van de redenen waarom we ons zelf beheersen!
Empirische evidentie:
Deelnemers krijgen ofwel bord met radijsjes, ofwel bord met
chocoladekoekjes
Twee condities:
o autonomieondersteunend (vriendelijk verzoek niet te eten)
o dwingende controlemanier (afblijven)
Vragenlijsten invullen
Daarna tweede taak (correct cijfers identificeren die zeer kort worden
vertoond): vergt veel concentratie, prestaties meten
Vooral deelnemers in de koekjes-conditie met onvriendelijk verzoek
maakten veel fouten!
Autonomie-conditie: aangeboden voedsel maakt niet uit
o meer vrijwillige zelfbeheersing vertonen  buffer tegen energieuitputtend effect van verleidelijke koekjes
Rol van vitaliteit: experimenteel geïnduceerde gedwongen zelfbeheersing
(versus autonoom gemotiveerde zelfbeheersing)  minder zelfbeheersing
in volgende taak omdat het gevoelens van vitaliteit ondermijnde
Bevindingen suggereren dat zelfbeheersing niet altijd energie hoeft te
kosten: wanneer zelfbeheersing autonoom gemotiveerd is, kost ze minder
kracht en inspanning.
hebben autonoom gemotiveerde personen wel zoveel zelfbeheersing nodig?
Verschillende mate van blootstelling versus afsluitingen voor externe prikkels,
die zelfbeheersing vergen
-
Autonoom functioneren speelt een rol op twee vlakken:
1. Verschillende motivationele basis van zelfbeheersing =
regulatiefunctie
2. Verschillende mate van blootstelling aan prikkels, die zelfbeheersing
vergen = selectiefunctie
-
Autonome motivatie draagt bij tot taakabsorptie en flowervaringen
2.3 Morele sensitiviteit: intrinsieke motivatie als alternatief voor
zelfbeheersing
-
-
Verwerven van zelfbeheersing & internalisatie =
o werk van lange adem
o vereist intensieve externe sturing
o geen spontane evolutie
Maar: Reeds jonge kinderen vertonen verschillende spontane tekenen van
moreel besef en prosociaal gedrag
Signalen van intrinsiek gemotiveerde moraliteit:
o Prosociaal gedrag bij 13-15 maanden oude peuters (Eisenberg et al.,
2013)
o Rechtvaardigheidsgevoel bij verdelen koekjes bij 19 maanden oude
peuters (Sloane et al., 2012)
o Reeds zichtbaar bij primaten
-
-
-
Niet erg waarschijnlijk dat deze vroege vertoning van prosociaal gedrag en
empathie komt door het langzame proces van internalisatie en door
socialisatiefiguren
Argumenten onderzoekers: kinderen hebben aangeboren sensitiviteit voor
moraliteit, en aangeboren potentieel voor empathie en prosociaal gedrag
Genetisch gebaseerde verschillen in prosociaal gedrag:
o Empathie = “hard-wired” menselijke capaciteit
o Neurofysiologisch gereguleerd: ontlokt door emotionele
besmetting: ‘visceraal aanvoelen’ – buikgevoel
o Evolutionair adaptatief: rol in sociale zorg  komt overleving van de
soort ten goede
Empatische reacties:
o Medeleven en bezorgdheid tonen (‘sympathie’, eerder affectief)
o Perspectief inname (eerder cognitief)
o Gereguleerd door spiegelneuronen
Jonge peuters vertonen zelfs medeleven naar slachtoffers die geen emotionele
signalen uitzenden!
-
-
Benodigdheden voor experiment
o Goedaardige en kwaadaardige proefleider, bezitting, creatie, 18
maand oude peuter
Procedure:
o Fase 1: Proefleider 1 is zeer uitgelaten over bezit / creatie
o Fase 2: Proefleider 2 neemt bezittingen af en maakt creaties voor de
ogen van de peuter stuk op een agressieve wijze in de
experimentele conditie (“Ik zal dit nu stuk maken / afnemen”) 
controleconditie: minder pijn berokkenen (vb. ander blad scheuren);
proefleider 1 vertoont geen emoties!
o Fase 3: De reactie van het kind wordt geobserveerd gedurende 15
seconden en wordt gecodeerd
 Kwantitatieve indicatoren:
 Latentietijd voor eerst blik naar proefleider 1
 Duur van de blik gericht op proefleider 1
 Kwalitatieve indicatoren:
 Bezorgdheid: vb. triestige ogen, wenkbrauwen
optrekken

Checken: nagaan hoe proefleider 1 reageert; zich
verwachten aan een reactie
o Fase 4: Mate waarin peuters prosociaal gedrag vertonen:
 peuter krijgt twee ballonnen
 proefleider 1 heeft één helium ballon
 proefleider laat ballon schieten
 prosociaal gedrag van kind wordt gemeten
-
-
-
Conclusie:
o Geen zichtbare emotionele expressie nodig opdat jonge peuters
bezorgdheid tonen en helpen
Gevolg
o Emotionele besmetting kan geen verklarende rol spelen
Alternatieve verklaring:
o Cognitief mechanisme = perspectief inname van de peuter in
afwezigheid van emotioneel signaal (simulatie, identificatie met
slachtoffer)
o Ingebouwd script = aangeleerde wijze van reageren in deze situatie
Mensbeeld: mens is van nature goed  mens = blank slate of vat vol
agressieve impulsen waarover het zelfbeheersing dient te verwerven
Mens geboren met een intrinsiek gemotiveerde morele sensitiviteit
o Ontwikkelt zich spontaan
o Potentieel dat dient ondersteund te worden
3. Eerst externe controle en dan pas zelfbeheersing?
3.1 Is het zelfdeterminatiecontinuüm een stadiamodel?
Is de
ZDT een fasetheorie of een stadiamodel? Weerspiegelen de verschillende types
regulatie fases die we stap per stap dienen te doorlopen?
-
Basiskenmerken van een stadia-/fasemodel (cfr. klassieke
ontwikkelingspsychologische theorieën; Piaget, Kohlberg)
o Structurele eenheid: functioneren slechts door één stadium bepaald
o Lineair-sequentieel: alle stadia dienen één voor één doorlopen te
worden
o Irreversibiliteit: geen terugval mogelijk als men één keer een
stadium heeft doorlopen
1. Kenmerk 1: Structurele eenheid (fasemodel)  multigedetermineerd (ZDT)
o Motivationele profielen = combinaties van verschillende drijfveren
o Ieder mens vertoont op ieder moment een mix van
gedragsmotieven
o Wat is het meest optimale profiel voor welke persoon?
o Voorbeeld: ‘types’ leerlingen: motivationa l profielen
AM
CM
1,00000
0,50000
Blauw = willen
Groen = moeten
Mean
0,00000
-0,50000
-1,00000
-1,50000
High quality
motivation
High
Low quality
Low
quantity
motivation
quantity
motivation
motivation
Uitstelgedrag in functie van
het motivationeel profiel
4
3.5
3
2.5
2
Testangst in functie van
het motivationeel profiel
3.4
3.2
3
2.8
2.6
2.4
2.2
2
Schoolresultaten in functie van
het motivationeel profiel
78
76
74
72
70
68
2. Kenmerk 2: Lineair-sequentieel karakter
o Men kan fases overslaan = sprongen (ZDT):
vb. Onmiddellijk iets leuk of zinvol vinden
o Is externe druk een noodzakelijke overbrugging / springplank naar
plezier en eigenaarschap?
 Theorie: druk staat haaks op autonomie, cruciaal voor
volwaardige internalisatie
 Praktijk: ‘duwtje’ in de rug is soms nodig = voorstadium of
voorbode
 Bevestigd in longitudinaal onderzoek: externe regulatie voorspelt geen
toename in plezier of zinvolheid over tijd!
-
Kanttekeningen bij punt 2:
a. Zou deze druk niet werken bij een subgroep van personen die passief
of weerspannig zijn (cfr. hoofdstuk 6)?  olie-op-het-vuur
=> Meer onderzoek is nodig!
b. Wat als deze druk gedoseerd werd = matige in plaats van sterke
hoeveelheid druk
Theoretische ondersteuning vanuit attributietheorie
c. Cognitieve visie op mens
- Betekenis-zoeker
- Zoekt naar post-hoc verklaring voor gedrag
- Vb. Waarom heb ik mijn huiswerk gemaakt? Waarom heb ik de
muziekschool volgehouden?
d. Onderrechtvaardigingshypothese: Indien externe factoren niet
voldoende saillant zijn, wordt het gedrag toegeschreven aan interne
factoren
- Het internalisatieproces voltrekt zich als externe factoren niet te
saillant zijn
- Gevolg: Minimale hoeveelheid / dosis druk = optimaal, want
o té veel druk => externe attributie
o té weinig druk => geen gedrag
- Maar: beperkt tot geen empirische bewijs!
3.
Kenmerk 3: Irreversibiliteit (stadiamodel) vs. terugval mogelijk langs ZDTcontinuüm
o Eigenaarschap of plezier is geen definitieve verworvenheid, maar
dient blijvend ondersteund door vitamines voor groei te voeden
4. Zelfbeheersing veronderstelt zelfstandigheid
-
Zijn de verschillen substantieel tussen ZDT & morele
ontwikkelingspsychologie?
Op het eerste gezicht niet; bij een tweede lezing misschien toch
fundamenteel
5. Verschillende mensvisies: groei versus deficitmodellen
-
Verschillende rol van schuld terug te brengen tot verschillend mensbeeld
o Een gedrag verdient slechts het etiket ‘moreel’ als het vrijwillig
gesteld wordt! vb. bloed geven voor
extra verlofdag
o
Als moraliteit autonomie
vereist, dan is het maar de vraag in
welke mate schuldgedreven vormen van
zelfbeheersing als moreel kunnen omschreven worden!
Download