TECHNIEK Vloeistofdichte betonconstructies nieuwe aanbevelingen In de praktijk blijkt de eis van vloeistofdichtheid sneller gesteld dan gerealiseerd. En zelfs met die definitie loopt het al vaak mis: bestekteksten in de zin van “de constructie moet vloeistofdicht zijn”, of nog “er wordt gebruikt gemaakt van Vloeistofdichtheidsklasse Plaatsing van een staalplaat als waterstop, gecombineerd met een verloren bekisting als hernemingsvoeg, voor de uitvoering van een hernemingsvoeg voor een vloerplaat. vloeistofdicht beton” zijn eigenlijk zinloos. Eerst en vooral omdat de graad van vloeistofdichtheid beschreven moet worden, hetgeen mogelijk is via de zogenaamde vloeistofdichtheidsklassen sinds het verschijnen van de Eurocode 2-3 in 2006. De keuze van de waterdichtheidsklasse heeft immers een belangrijke invloed op de keuzes voor een bepaald concept en ontwerp, de materialen en de uitvoeringsdetails. Ten tweede omdat de eis van vloeistofdichtheid zou moeten leiden tot een aangepast ontwerp, en zich niet kan herleiden tot een materiaalkeuze. Indien bijvoorbeeld de wapeningsberekening niet leidt tot de juiste beperking van de scheurwijdtes, zullen gebruik van uitstekend beton en gespecialiseerde voegsystemen wellicht niet kunnen verhinderen dat er lekken optreden. » Tabel 1: Vloeistofdichtheidsklassen Eisen voor lekken Ontwerpeisen voor scheurvorming (1) 0 Een zeker lekdebiet, of het voorkomen van lekken zonder gevolgen, is toegelaten. 0,3mm 1 De lekken moeten beperkt blijven tot een kleine hoeveelheid. Enkele vlekken of vochtplekken op het oppervlak zijn toegelaten. 0.05 – 0.2 mm, afhankelijk van de waterdruk 2 De lekken zijn miniem. Het oppervlak mag geen vlekken vertonen. Geen doorlopende scheuren, minimale drukzone x >50mm 3 Lekken zijn niet toegelaten. Alternatief concept, zoals dubbele bekuiping, voor- of naspanning, enz. (1) Vereenvoudigde voorstelling van de eisen, raadpleeg de desbetreffende documenten voor een gedetailleerde beschrijving DIMENSION Infiltratie van water is de oorzaak van heel wat problemen voor ondergrondse constructies, zeker als de ondergrondse lokalen gebruikt worden als bijvoorbeeld woning of kantoor, inclusief vochtgevoelige afwerking. Voor een toepassing zoals parkeergarages wil de bouwheer wellicht binnenstromend water vermijden, maar enkele vochtplekken hier en daar op de muren zullen geen probleem opleveren. Afhankelijk van het gebruik zal men dus naar een zekere waterdichtheid of vloeistofdichtheid van de constructie willen streven. © Plakabeton 41 TECHNIEK Het realiseren van een vloeistofdichte constructie is dan ook een teamwerk van ontwerper en aannemer, met gedeelde verantwoordelijkheid. Het WTCB zal binnenkort twee documenten publiceren die ingaan op het ontwerp en de uitvoering van waterdichte betonconstructies: een nieuwe Technische Voorlichtingsnota (TV) en een bijhorend rapport met meer berekeningsdetails. Voor andere constructietypes wordt verwezen naar bestaande referenties [5, 6]. Hoe vloeistofdichtheid specificeren? Een eerste stap is de keuze voor een vloeistofdichtheidsklasse, in principe een keuze van de bouwheer. Deze klassen worden gedefinieerd in Eurocode 2-3 [1, zie ook Tabel 1]. Hoewel de klassen niet geheel eenduidig worden beschreven, geven ze toch een gradatie aan, die zich vervolgens vertaalt in heel specifieke ontwerpeisen. Deze eisen worden gelinkt aan eisen voor de maximale scheurwijdte. Deze eisen variëren van een standaard scheurwijdte van 0.3 mm volgens Eurocode 2 voor waterdichtheidsklasse 0, tot het opleggen van alternatieve concepten voor waterdichtheidsklasse 3. Het mag duidelijk zijn dat deze eisen een heel grote invloed hebben op de ontwerpkeuze’s en de bijhorende kosten. Om de keuze voor een vloeistofdichtheidsklasse te vereenvoudigen, hiervoor bestaan momenteel immers geen normatieve referenties, zal de Technische Voorlichtingsnota aanbevelingen geven voor de meest voorkomende constructietypes (zie Tabel 2). In het geval van een ondergrondse parkeergarage die niet vochtgevoelig wordt afgewerkt, maar wel tijdelijke of permanente wateraccumulatie heeft tegen de wanden, wordt vloeistofdichtheidsklasse 2 aanbevolen. Toepassing (met specificatie) Woonlokalen, parkings, liftschachten, archiven, ... Figuur 1: Stroomschema voor het realiseren van een vloeistofdichte constructie Oorzaken infiltraties bij betonconstructies Bij de realisatie van vloeistofdichte betonconstructies komen verschillende expertises samen, waarvan elk detail de nodige aandacht verdient om problemen te vermijden. Veelal kunnen de oorzaken van infiltraties bij betonconstructies ook teruggebracht worden tot één of meerdere van de volgende aspecten: niet-aangepast concept en wapeningsberekening, verkeerd gekozen of slecht uitgevoerde voegsystemen, slechte betonkeuze of nog uitvoeringsfouten bij de betonneringswerken die leiden tot bijvoorbeeld grindnesten. Elk van deze aspecten moet gezien worden in functie van de belastingen op de constructie: opgelegde belastingen enerzijds, en verhinderde vervormingen als gevolg van krimp- en temperatuurswerking anderzijds. Vooral deze laatste componenten worden soms over het hoofd gezien, terwijl ze tot grote spanningen – en dus scheurvorming- in de constructie kunnen leiden. VolVloeistofdichtheidsklasse gende paragrafen behandelen kort de vermeldde aandachtspunten. 0 1 2 3 Figuur 1 geeft schematisch het x stroomschema voor het realiseren van een vloeistofdichte constructie. » Tijdelijke of permanente wateraccumulatie tegen de wand Binnenbekleding gevoelig voor vocht (verf, behang, kalk, ...) Geen wateraccumulatie (zeldzaam) Binnenbekleding gevoelig voor vocht (verf, behang, kalk, ...) x* Binnenbekleding weinig gevoelig voor vocht x Binnenbekleding weinig gevoelig voor vocht x Tabel 2: Aanbevolen vloeistofdichtheidsklasse in functie van het type constructie Zwembaden Waterzuiveringsstation, collectief x x DIMENSION 42 wordt aanbevolen een dampscherm aan te brengen tegen de buitenkant van de struc- Reservoirs voor stockage gevaarlijke stoffen Reservoirs drinkwatervoorziening * Klasse 1 wordt toegestaan, maar toch x x tuur om deze waterdicht te maken. Dit dampscherm wordt best beschermd tegen degradatie door de tegenliggende gronden. TECHNIEK gisch onder controle gehouden worden, en zo de wapeningspercentages soms zelfs halveren. Naast een toelichting over de wapeningsberekeningen, vermeldt de Technische Voorlichtingsnota ook de minimale muurdiktes die gehanteerd kunnen worden, in functie van elementtype, vloeistofdichtheidsklasse en uitvoeringsmethode (zie Tabel 2). Weinig voegen, maximale verhindering per betonelement Keuze en uitvoering voegsystemen Elke constructie zal een aantal voegen bevatten, met doorgaans minstens een aantal hernemingsvoegen, dilatatievoegen en krimpvoegen. Deze voegen vormen een onderbreking in bijvoorbeeld de muur of vloer die als een waterkering zou moeten dienen. Zonder speciale maatregelen zal deze onderbreking een (groot) lek vormen. Het inbrengen van één of meerdere waterstoppen is de meest courante methode om met deze onderbreking om te gaan. Het principe van de waterstop is – letterlijk - het creëren van een vloeistofdichte stop ter plaatse van de voeg. Een goede verankering van deze vloeistofdichte stop in beide betonfases moet verhinderen dat de vloeistof langs de stop, of via een kleine omweg in het be- Veel voegen, minimale verhindering per betonelement Figuur 2: Twee ontwerpfilosofieën voor verhindering en voegen van lange elementen Concept en wapeningsberekening: Wetende dat de scheurvorming veelal geïnitieerd wordt door verhinderde vervormingen, kan de ontwerper hier op twee manieren mee omgaan: A. Maximale verhindering gecombineerd met weinig voegen: lange betonmoten met relatief hoge wapeningspercentages. B. Minimale verhindering gecombineerd met veel voegen: korte betonmoten met relatief lage wapeningspercentages. Figuur 3: Principe van een waterstop In het tweede geval volstaat de minimale (technologische) wapeningshoeveelheid zoals gedefinieerd in §9 van Eurocode 2. In het eerste geval zijn veel hogere wapeningspercentages noodzakelijk om de scheurwijdte te beheersen, zoals beschreven in § 7 van Eurocode 2-3. Het basisprincipe voor de beperking van de scheurwijdtes onder een bepaald criterium is het beperken van de spanning in de wapening gekoppeld aan een minimale wapeningspercentage. Interessant te vermelden is dat de hoeveelheid wapening veelal teruggedrongen kan worden door de belastingen en vervormingen goed te begrijpen en te manipuleren. Vervormingen van krimp en temperatuurseffecten kunnen technolo- Type element Muren Vloerplaten Vloeistofdichtheidsklasse » Fase 2 nog te storten Fase 2 Fase 2 Fase 1 Fase 1 Fase 1 Zwakke plaats in de wand: vermoede- De waterstop stopt de vloeistof lijke locatie van scheurvorming ach- in de voeg/scheur, en vormt een teraf, en dus erg gevoelig voor lekken voldoende lange omweg Uitvoeringsmethode Ter plaatse gestort Premuren Geprefabriceerde muren 1 200 240* 100 ≥2 240 240 200 1 150 - 100 ≥2 250 - 200 * Indien er een specifieke betontechnologische studie wordt uitgevoerd, kan deze dikte beperkt worden tot 200 mm. DIMENSION Tabel 3: Minimale muurdiktes in functie van onder meer de uitvoeringsmethoden en te bereiken vloeistofdichtheidsklasse 45 TECHNIEK Figuur 4: Welke lekken zijn aanvaardbaar? Best wordt dit aangegeven in het bestek, evenals de controletechniek. Oplevering ton, toch doorheen de voeg kan vloeien. De waterstop zou plaatselijk de vloeistofdichtheid minstens op hetzelfde niveau moeten brengen als van het nietonderbroken beton (zie ook vorige pagina Figuur 3). Een waterstop kan via veel methoden gerealiseerd worden, inbetonneren van staalplaten of flexibele kunststoffen voegbanden worden het meest toegepast. Zwelbanden en injectieslangen zijn minder gebruikte alternatieven of aanvullingen. Het is van belang de keuze van de waterstop af te stemmen op de belastingen van de voeg, in eerste instantie de verwachte vervormingen en vloeistofdrukken. Typische punten waar het misloopt: slechte aansluitingen bij hoeken, voegbanden die niet op hun plaats blijven tijdens de betonnering, overlap tussen twee stukken die niet goed werd uitgevoerd, enz. Betonkeuze De betonkeuze vormt een derde aandachtspunt: er wordt gewerkt met een beton met een lage doorlaatbaarheid. Vermits hiervoor geen normatieve referentie bestaat, zal de Technische Voorlichtingsnota de nodige aanbevelingen formuleren: in ieder geval de water/cement-factor van het beton beperken tot 0.45, en afhankelijk van de toepassing wordt soms aanbevolen een specifieke waterabsorptie te specificeren als bijkomende eis (gedefinieerd in NBN B15-001), of nog gebruik te maken van speciale cementtypes zoals HSR- of LA-cementen, bijvoorbeeld in het geval van een agressieve omgeving. In het geval van een parkeergarage zou dit bijvoorbeeld tot volgende betonspecificatie kunnen leiden, op basis van NBN EN 206-1, NBN B15-001 en de aanbevelingen uit de TV: Het is aanbevolen om reeds in het bestek duidelijk te maken op welke wijze de constructie gecontroleerd zal worden bij de oplevering. Elke constructie zal onvermijdelijk scheuren bevatten, en vooraf criteria vastleggen voor de beoordeling vereenvoudigt de discussies (Figuur 4). De bestaande documenten geven hierover geen richtlijnen. In ieder geval moeten de criteria focussen op de functionaliteit, eerder dan op een pure evaluatie van de scheurwijdtes die slechts onrechtstreeks werden vastgelegd, via het specificeren van een vloeistofdichtheidsklasse. Samengevat De uitvoering van vloeistofdichte constructie vergt veel aandacht en kennis van zowel ontwerper als uitvoerder. Ontwerper en uitvoerder delen dan ook de verantwoordelijkheid voor het eindresultaat. De aandachtspunten kunnen ondergebracht worden in drie aspecten: (1) voegconcept en –uitvoering, (2) scheurbeheersing en (3) betonkeuze. Idealiter werken ontwerper en aannemer samen om de goede keuze’s te maken voor elk aspect. Uiteraard ligt de verantwoordelijkheid van het studiebureau meer bij de conceptkeuze en de wapeningsberekeningen om de scheurwijdtes te beperken. De aannemer staat vooral in voor de uitvoeringsaspecten, de vloeistofdichtheidssystemen, de betonkeuze en de nabehandeling. Maar de keuzes kunnen elkaar onderling beïnvloeden, en fouten binnen één van de aspecten zullen leiden tot constructies die meer risico op lekken vertonen. Referenties 1. NBN EN 1992-1-1: Eurocode 2 - Ontwerp en berekening van betonconstructies - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen. 2. NBN EN 1992-3: 2006 - Eurocode 2 - Ontwerp en berekening van betonconstructies - Deel 3: Constructies voor keren en opslaan van stoffen. 3. NBN EN 206-1: Beton - Deel 1: Specificatie, eigenschappen, vervaardiging en conformiteit. 4. NBN B15-001: Aanvulling op NBN EN 206-1 - Beton - Eisen, gedraging, DIMENSION Basiseis 46 Specificatie (keldermuren met vorst, zonder contact met agressieve agentia) A C30/37 B1 B2 GB EE4 (dus: min cement = 340 kg/m³, max W/C = 0.45 vervaardiging en overeenkomstigheid. 5. WTCB – Technische Voorlichtingsnota 210: Vocht in gebouwen – Bijzonderheden van opstijgend vocht. 6. WTCB – Technische Voorlichtingsnota 190: Bescherming van ondergrondse konstructies tegen infiltratie van oppervlaktewater. Foto’s: © WTCB Auteurs: Cauberg Niki en Benoit Parmentier (WTCB), opgesteld in het kader van de Technologische Dienstverlenging “Prestatiegerichte beton- C S3-S4 soorten in hybride constructies”, met steun van het IWT. D 20-22-32 Disclaimer: De tabelwaarden in deze publicatie werden opgesteld op E WAI(0.50), LA basis van de voorlopige versie van de Technische Voorlichtingsnota, en kunnen mogelijk nog licht wijzigen.