___________________________________________________________________________ INHOUDSOPGAVE INLEIDING …………………………………………………………………………………………...Pagina 1 HOOFDSTUK 1 – DE GESCHIEDENIS VAN HET MUSICALGENRE EN HET HUIDIGE BEELD VAN DE MUSICAL IN NEDERLAND …………………………………………………………………………………………...Pagina 3 1.1. De geschiedenis van het musicalgenre …………………………………………………………………………………………...Pagina 3 1.2. Waar bevind de musical zich op dit moment? …………………………………………………………………………………………...Pagina 5 HOOFDSTUK 2 – DE MUSICAL EN HAAR SUBGENRES …………………………………………………………………………………………...Pagina 7 2.1. Waaruit bestaat het musicalspectrum? …………………………………………………………………………………………...Pagina 7 2.2. Wat zijn de meest dominante musical subgenres in Nederland? …………………………………………………………………………………………...Pagina 9 HOOFDSTUK 3 – DE RELATIE TUSSEN HET MUSICALGENRE EN DE PROGRAMMERING ERVAN ………………………………………………………………………………………….Pagina 11 3.1. Hoe kan er worden geprogrammeerd? ………………………………………………………………………………………….Pagina 11 3.2. Hoe werd en wordt de musical in Nederland geprogrammeerd? ………………………………………………………………………………………….Pagina 13 HOOFDSTUK 4 – DE ONTWIKKELING VAN DE MUSICAL & CONCLUSIE ………………………………………………………………………………………….Pagina 16 LITERATUURLIJST ………………………………………………………………………………………….Pagina 18 BIJLAGE#1 – DE GESCHIEDENIS VAN DE AMERIKAANSE MUSICAL ………………………………………………………………………………………….Pagina 20 BIJLAGE#2 – DISCIPLINE DOMINANTIE MUSICAL INDELING & MEEST DOMINANTE VOORSTELLINGEN IN NEDERLAND ………………………………………………………………………………………….Pagina 24 BIJLAGE#3 – DE MUSICAL EN HAAR SUBGENRES IN NEDERLAND ………………………………………………………………………………………….Pagina 26 BIJLAGE#4 – LOGICA’S VOOR HET ARTISTIEKE SELECTIEPROCES ………………………………………………………………………………………….Pagina 31 Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland ___________________________________________________________________________ INLEIDING De musical is in het Nederlandse theaterlandschap niet meer weg te denken en kent bezoekersaantallen van 3 miljoen op jaarbasis. De marktleider in deze branche is sinds de jaren ’90 het bedrijf van Joop van den Ende, Stage Entertainment, met een marktaandeel van ongeveer 80%.1 De tweede grote musicalproducent in Nederland is sinds 1999 V&V Entertainment, het bedrijf van Albert Verlinde en Roel Vente. Zowel Stage Entertainment als V&V Entertainment produceren voornamelijk conceptmusicals (conceptbewaking of conceptontwikkeling), met daarnaast af en toe een eigen ontwikkelde musicals.2 Sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw is het musicallandschap in Nederland geëmancipeerd en geprofessionaliseerd. Tegelijkertijd is deze populaire theatervorm in een verkeerde imagohoek terecht gekomen, waardoor er een controversieel debat is ontstaan in het Nederlandse theaterlandschap. Achterhaalde theoretische dichotomieën worden toegepast zoals, kunst versus amusement, theater voor de elite versus theater voor iedereen, en hoge kunst versus lage kunst. Bekeken vanuit de ‘tegenstand’ wordt het genre veelal afgedaan als puur amusement, show en spektakel voor de massa. Dit is opmerkelijk te noemen omdat in musical veel engagement en grote verhalen te ontdekken zijn. Voor de kunstconsument lijkt de scheiding tussen hoge en lage cultuur echter niet meer dezelfde waarden te hebben als voorheen. In de late negentiende eeuw was de appreciatie voor hoge cultuur namelijk een manier om zich te onderscheiden. Heden ten dage bestaat er de cultuuromnivoor die zowel ‘lage’ als ‘hoge’ kunst consumeert.3 Vanuit dit gedachtegoed zet dit onderzoek kanttekeningen bij het smaakdebat en veronderstelt dat er ook op een andere manier (objectief) naar het genre kan worden gekeken. Door ten eerste aansluiting te zoeken bij het meest actuele debat aangaande de musical, zal de musical worden geobjectiveerd en het smaakdebat worden overstegen. In het verleden is de musical weinig tot nooit onderwerp geweest van wetenschappelijke publicaties. De beschikbare literatuur beslaat vaak een uiteenzetting van de musicalgeschiedenis (in Nederland) en is vaak beschrijvend. Er bestaan echter wel een aantal 1 Beemster, Jaap. Musicalkritiek in Nederland: Een analyse van de beoordeling van conceptmusicals versus originele musicals. Utrecht: Faculteit der Letteren, 2009: 1-4. 2 Beemster, 1-4. 3 Peterson, R. en R.M. Kern. “Changing Highbrow Taste: From Snob to Omnivore” American Sociological Review 61:5 (1996): 900-907. Hoenderop, Mandy. De (onder)waardering van musical in Nederland: De beoordeling van musicals als ‘lage’ cultuur. Utrecht: Theater,- Film,- en Televisiewetenschap. BA Eindwerkstuk: 2010. Glenn Abbink, 3281205 -1- Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland scripties die vanuit een bepaald vakgebied de musical bestuderen.4 Als gevolg van de beperkte literatuur over musical ligt het onderzoeksveld nog open. Dit onderzoek tracht hier een bijdrage aan te leveren en meer inzicht te bieden in de besproken problematiek. Verwacht wordt dat de manier waarop producenten keuzes hebben gemaakt voor bepaalde voorstellingen (de manier waarop er aldus is geprogrammeerd), in relatie staat met het opgebouwde imago van het genre en de verdere ontwikkeling hiervan in de toekomst. De hoofdvraag die in dit onderzoek beantwoordt zal worden is: Op welke manier kan de programmering van de musicals in Nederland bijdragen aan de ontwikkeling van een vollediger musicalspectrum in Nederland? Op basis van wetenschappelijke literatuur en artikelen zal getracht worden een antwoord te geven op de onderzoeksvraag. In het eerste hoofdstuk zal de geschiedenis van het musicalgenre en het huidige beeld van de musical aan bod komen, daar het van belang is te weten waar de musical vandaan komt en op welk punt het zich anno nu bevindt. Het tweede hoofdstuk staat stil bij de verschillende subgenres en de meest dominante vormen in Nederland. Vervolgens zal in hoofdstuk drie de relatie tussen het musicalgenre en de programmering ervan in kaart worden gebracht. Er zal een beeld worden geschetst van de manieren waarop er kan worden geprogrammeerd en hoe dat, op het gebied van de musical, in het verleden is gedaan. Het laatste hoofdstuk is een blik op de toekomst en beantwoordt de hoofdvraag. 4 Kreiken, J. Lang leve de musical, van utopie naar werkelijkheid. Utrecht: PSAU, 2006. Seters, Barbara van. Musical- en schouwburgpubliek: Een vergelijkend onderzoek naar de motivatie en samenstelling van verschillende theaterpublieken. Rotterdam: Faculteit der Sociale Wetenschappen, 2007. Beemster, Jaap. Musicalkritiek in Nederland: Een Analyse van de beoordeling van conceptmusicals versus originele musicals. Utrecht: Faculteit der Letteren, 2009. Glenn Abbink, 3281205 -2- Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland ___________________________________________________________________________ HOOFDSTUK 1 – DE GESCHIEDENIS VAN HET MUSICALGENRE EN HET HUIDIGE BEELD VAN DE MUSICAL IN NEDERLAND 1.1. De Geschiedenis van het Musicalgenre Musical is in Nederland een populaire theatervorm, waarbij muziek, zang, dans, dialoog en vormgeving samenkomen. Het is een theatervorm die daarnaast vaak in één adem genoemd wordt met de Verenigde Staten. De eerste stappen in de richting van de musical worden in het begin van de 18de eeuw gezet wanneer men in Engeland en Amerika op zoek gaat naar een tegenhanger van de opera, een vorm van licht verteerbaar muzikaal vermaak. Hierdoor ontstaat er onder andere de revue, burleske, operette, vaudeville en de extravaganza.5 In vergelijking met Amerika, waar de musical vooral voortkomt uit verschillende soorten muziektheater, komt de musical in Nederland tot bloei dankzij het cabaret. 6 Deze invloed uit zich vooral in het leunen op teksten, geschreven door personen uit de cabaretwereld. In de Amerikaanse musical worden de vorm- en muziekaspecten als belangrijk geacht en neemt men de muziek en de componist als uitgangspunt.7 De ontwikkeling van het musicalgenre in Nederland kan worden opgesplitst in twee delen, enerzijds de originele Nederlandse musicals, en anderzijds de internationale musicals, zoals MY FAIR LADY (1960) en CATS (1987).8 Deze musicals bewijzen dat het in Nederland ook mogelijk is om een groot publiek enthousiast te maken voor het genre. Op dit moment is er echter nog geen sprake van een succesformule, waardoor ook een aantal producties flopten. De originele Nederlandse musical HEERLIJK DUURT HET LANGST (Annie M.G. Schmidt, 1965) wordt beschouwd als de oorsprong van de Nederlandse musical (cultuur), en legt de basis voor de Nederlandse musical in de traditie van het cabaret.9 Deze voorstelling heeft een succesformule en laat zien dat de musical volwassen word in Nederland.10 In de 5 Voor een vollediger overzicht van de ontwikkeling van de musical in Amerika wordt verwezen naar Bijlage 1, hetgeen van belang is voor het begrijpen van de ontwikkeling van de musical in Nederland. Hierdoor ontstaat er een duidelijker beeld van de musical en hoe verschillende gebeurtenissen en kruisbestuiving met andere vormen van theater (zowel op internationaal als op nationaal gebied) de musical hebben gevormd. 6 Ewijk, Paul. Met zang en dans: De geschiedenis van de musical in Nederland. Kampen: Uitgeverij Kok Lyra, 1993: 18. 7 Kreiken, 6. Hoenderop, 3 8 Voor een uitgebreider overzicht van de geschiedenis van de musical wordt verwezen naar: Scholten, H. Musicals in Nederland. Terra: Warnsveld, 2004. Lamb, A. 150 Years of Popular Musical Theatre. New Haven: Yale University Press, 2000. 9 Ewijk, 9. 10 Aalders, A. A. Made in Holland: Een onderzoek naar verschillen tussen de Nederlandse en de Amerikaanse musical. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, 1992: 30. Glenn Abbink, 3281205 -3- Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland jaren ’70 weten de producties van Jos Brink en Frank Sanders het Amerikaanse musical format, showmusical/spektakelmusical (theatrale effecten dominant), succesvol te vertalen naar Nederlandse voorstellingen. In vergelijking met de musical van Annie M.G. Schmidt lijken hun voorstellingen vaker op Amerikaanse musicals.11 Vanaf de jaren ’80 verdwijnen de Nederlands musicals naar de achtergrond en worden er steeds meer buitenlandse voorstellingen geproduceerd. In 1987 word CATS (1987) ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van Carré naar Nederland gehaald. De voorstelling is een groot succes en laat zien dat bezoekers bereid zijn een grote afstand te reizen. Dit is voor Joop van den Ende hét teken om zelf musicals te produceren.12 Het vervolg van de ontwikkeling van de Nederlandse musical is gekenmerkt door de aanwezigheid van Van den Ende en de musicals naar het Amerikaanse concept. Hierbij zijn vaak regisseurs en/of choreografen uit het buitenland betrokken, waarbij de musicals geproduceerd worden als kopieën van de buitenlandse versies (conceptmusicals). Meestal word er een uitgedacht concept met een vaste formule uitgevoerd (conceptbewaking), of soms vindt er een eigen bewerking van het origineel plaats (conceptontwikkeling).13 Het begin van het tijdperk van Joop van den Ende gaat van start met BARNUM (1988), een voorstelling die niet het succes wordt waarop is gehoopt. Vervolgens produceert Van den Ende vooral succesvolle buitenlandse producties. Na een aantal gematigde successen haalt Van den Ende LES MISÉRABLES (1991) naar Nederland, hetgeen dé doorbraak van de musical in Nederland betekend.14 Het is deze periode uit de musicalgeschiedenis, vanaf circa 1985 tot nu, die in dit onderzoek centraal staat. Jeroen Krabbé zegt in het AVRO-programma ALLEMAAL THEATER hierover: “De musical, klein of groot, buitenlands of van eigen bodem, heeft het nuchtere Nederland voorgoed veroverd. Het niveau van de Nederlandse musical is de afgelopen vijftien jaar met sprongen vooruit gegaan. […] De musical is het cabaret ontgroeid en ook hier een volwaardig theatergenre geworden.”15 De periode ziet een erkenning van de musical in Nederland en wordt gekenmerkt door professionalisering en emancipatie van het musicalgenre. Hierbij valt te denken aan de 11 Kreiken, 6. Ewijk, 139. 13 Beemster, 1-4. 14 Ibidem, 10. 15 Allemaal Theater – Van 1945 Tot Nu. Jeroen Krabbé. IdtV-Dits i.o.v. VandenEnde Foundation. Nederland 1, AVRO, 2004. 12 Glenn Abbink, 3281205 -4- Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland invoering van het open eind programmeren, het ‘alternate-systeem’, try-out voorstellingen, musical opleidingen en de oprichting van het M-Lab. De genoemde periode ziet tevens een grote groei van het programmeren van grootschalig amusement, waarbij Joop van den Ende (Stage Entertainment) en zijn concurrenten (onder andere V&V Entertainment) een belangrijke rol spelen. Daarnaast is het in deze periode dat de populaire theatervorm in een verkeerde imagohoek terecht komt, voornamelijk door de “feel good musical”, een trend van de laatste jaren, waarbij er voornamelijk de elementen show, glitter en glamour, en bewegende decors uitgelicht worden. 16 Het onderzoek zal in de volgende paragraaf aansluiting zoeken bij het meest actuele debat aangaande de musical en zodoende de aandacht richten op waar de musical zich op dit moment bevindt. Enerzijds heeft de musical anno nu een populair imago, wat zorgt voor een grote afzet, anderzijds wordt het genre door datzelfde imago beschouwd als pure amusement voor de massa. De spreekwoordelijke twee zijden van dezelfde munt. 1.2. Waar bevindt de musical zich op dit moment? Op 28 januari 2010 vindt er een debat over de stand van zaken van de musical in Nederland plaats. Hierin word gesproken over de manier waarop men programmeert, het belang van kleinere producties, of de musical een kunstvorm is, waar het oppervlakkiger imago van de musical vandaan komt en de artistieke toekomst van de musical.17 Gedurende het debat wordt tevens de aandacht gericht op de Kamervragen door de SP over de vermeende belangenverstrengeling van de publieke omroep met de Op zoek naar… programma’s en de musicalproducent.18 Zo zou het programma een grote marketingactiviteit zijn. Daarnaast komt er tijdens de discussie ook de vraag of de musical gerangschikt kan worden onder ‘kunst en cultuur’. Van den Ende ziet de musical als kunst en voelt zich beledigd door de SP: “De SP doet alsof musicals van mij vies en commercieel zijn. Natuurlijk moeten we als bedrijf geld verdienen.”19 Daarnaast reageert Van den Ende op de uitspraken met, “Als je subsidie krijgt ben je kunst, en als je geen subsidie krijgt ben je geen kunst. Wat een waanzin.”20 Stage Entertainment ontvangt geen subsidie en is daarom volkomen 16 Dieho, Bart. Overzicht cabaret en musical: Historische ontwikkeling van musicals in Nederland. Utrecht: Universiteit Utrecht, 2010. Croonen, Eva & Janine de Krijger. 17 Georganiseerd door de Kring van Nederlandse Theatercritici. 18 Rings, Pieter. “Debat Over de Stand van de Musical in NL.” [2010] Theaterkritiek - 20-04-10 www.theaterkritiek.nl/2010/01/een-verslag-over-het-debat-over-de.html 19 ANP. “Joop van den Ende: Musical Bij AVRO niet Vies.” [2010] Trouw – 20-04-10 www.trouw.nl/ontspanning/article2977928.ece/Joop_van_den_Ende__musical_bij_AVRO_niet_vies.html 20 Pauw & Witteman. Nederland 1, VARA, 03-02-2010. Glenn Abbink, 3281205 -5- Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland afhankelijk van de (commerciële) opbrengsten. Daarbij komt dat een grote musical enkel kans van slagen heeft met 100.000 à 150.000 verkochte kaarten, waarvoor een minimaal aantal bezoekers de voorstelling moeten zien. Momenteel zijn de inspanningen om het publiek te bereiken hoog, wat zorgt voor hogere marketingkosten.21 Wat duidelijk blijkt is dat er nog altijd een kloof bestaat tussen het gesubsidieerde theater en de commerciële musical, die niet zomaar verdwijnt. De combinatie van kunst en commerciële activiteiten blijft lastig. Stage Entertainment juicht kruisbestuivingen tussen beide echter toe en probeert informele contacten met verschillende regisseurs uit het gesubsidieerde toneel te behouden. Erwin Van Lambaart zegt hierover: 'Het is goed als die kunstmatige kloof tussen het commerciële en het gesubsidieerde circuit kleiner wordt. Ik denk dat we veel van elkaar kunnen leren, en een kruisbestuiving tussen beide juich ik dan ook zeer toe.’22 Daarnaast zegt Van Lambaart, “Mensen hebben de neiging om iets wat populair is niet als kunstvorm te zien, waardoor ze vergeten dat er keihard gewerkt wordt om een musical op artistiek, hoog niveau te krijgen”.23 Naast de grootschalige musicalproducties zijn er echter ook succesvolle kleinere initiatieven en producties in Nederland zoals die van het M-Lab, dat zich tracht te onderscheiden door voorbij te gaan aan alle marketing en te programmeren vanuit interesse. Musicals zijn niet allemaal groots, spectaculair of amusement. Het is echter lastig deze andere musicals of nieuwe titels onder de aandacht te brengen en te positioneren in de markt.24 Naast het grootschalige amusement kan musical een volwaardige kunstvorm zijn die inhoud en thematiek gebruikt om een totaal kunstwerk te creëren, waarbij een synthese tussen muziek, dans en zang tot stand komt. Daarnaast kunnen musical als volwaardige theatervorm amuserend zijn, en vice versa. De vraag is dan waarom er in het Nederlandse theaterlandschap toch nog steeds theoretisch achterhaalde dichotomieën worden toegepast als, kunst versus amusement en hoge kunst versus lage kunst? Verwachting is dat deze vragen in verband staan met de manier waarop de grote producenten door de jaren heen hun voorstellingen hebben geprogrammeerd en vaak op “safe” hebben gespeeld. Als gevolg hiervan hebben veel van de meer gewaagde voorstellingen geen ingang kunnen vinden, wat zorgt voor een versmalling 21 Rings, Pieter. “Debat Over de Stand van de Musical in NL.” [2010] Theaterkritiek - 20-04-10 www.theaterkritiek.nl/2010/01/een-verslag-over-het-debat-over-de.html 22 Janssen, Hein. “Van den Ende Paait het Grote Theater.” [2000] De Volkskrant 08-05-10 volkskrant.nl/archief_gratis/article830174.ece/Van_den_Ende_paait_het_grote_theater 23 Rings, Pieter. “Debat Over de Stand van de Musical in NL.” [2010] Theaterkritiek - 20-04-10 theaterkritiek.nl/2010/01/een-verslag-over-het-debat-over-de.html 24 Rings, Pieter. “Debat Over de Stand van de Musical in NL.” [2010] Theaterkritiek - 20-04-10 www.theaterkritiek.nl/2010/01/een-verslag-over-het-debat-over-de.html Glenn Abbink, 3281205 -6- Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland van het musicalspectrum binnen Nederland. In het volgende hoofdstuk zal het musicalspectrum in kaart worden gebracht. __________________________________________________________________________ HOOFDSTUK 2 – DE MUSICAL EN HAAR SUBGENRES 2.1.Waaruit bestaat het musicalspectrum? De musical wordt anno nu nog vaak geassocieerd met puur amusement, terwijl dit allang niet meer het enkel doel van dit genre is. Musical is een vorm van muziektheater waarbij theater en muziek samenkomen op verschillende manieren waardoor er een vele subgenres ontstaan, waarvan het amusementsaspect slechts een enkele is. Daniël Cohen merkt op: “Als mensen zeggen “Ik hou niet van musical” is mijn antwoord vaak “Zeg je ook ik hou niet van film?”. Van sommige films hou je niet en andere wel. Ik denk dat hetzelfde geldt voor musical.”25 Zoals er binnen het filmgenre een geheel spectrum aan films bestaat (“blockbusters” en “arthouse films”), zo is dat bij het musicalgenre ook. Om een beeld te krijgen van het musicalspectrum zal in deze paragraaf de musical en haar subgenres worden besproken. De eerste stap wordt gezet door de musicals in twee categorieën in te delen, door middel van de definities van musicalregisseur Paul Eenens. Enerzijds is er de musical als amusement, anderzijds de musical als volwaardige theatervorm.26 - Musical als amusement: […]een populaire kunstvorm waarin een luchtig vaak romantisch verhaal wordt uitgebeeld door een aaneenschakeling van spelscènes en dans, afgewisseld met liedjes die geïntegreerd zijn in het handelingsverloop. De amusementsmusical is een commerciële vorm van theater, bedoeld voor de grote massa. Er wordt primair door middel van amusement een algemeen menselijke, herkenbare moraal verkondigd. - Musical als volwaardige theatervorm: […]een kunstvorm die de inhoud en thematiek als zinvol uitgangspunt neemt voor de synthese en het gebruik van de, aan het medium ten grondslag liggende, kunstzinnige en theatrale elementen (o.a. spel, zang en muziek, dans) teneinde het handelingsverloop te continueren en de totaalbetekenis te construeren. Deze musical neemt de toeschouwer serieus en spoort hem aan tot zinvolle en actieve receptie, Croonen, Eva & Janine de Krijger. “Een gesprek met Daniël Cohen.” [2009] Theaterdramaturgie.Bank - 2004-10 ltd.library.uu.nl/doc/769/Gesprek%20met%20Daniel%20Cohen.pdf 26 Eenens, Paul. Hoofd in de Wolken, Voeten op de Grond: Een onderzoek naar de inhoudelijke ontwikkeling van de musical in Engeland in de jaren zeventig en tachtig. Utrecht: Instituut voor Theater-, Film- en Televisiewetenschap. Doct. Scriptie, 1992. 25 Glenn Abbink, 3281205 -7- Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland zonder de toeschouwer onder te dompelen in een wereld van veelal vlakke emotionele belevingen. De tegenstelling die hier geschetst wordt, de musical als “amusement” en de musical als “volwaardige theatervorm”, is in lijn met het eerder besproken debat en illustreert de twee uiteindes van het musicalspectrum. Deze uiteenzetting koppelt echter een waardeoordeel aan de theatervorm en is anno 2010 wellicht achterhaald. Om een objectivering te bieden en inzicht te geven in de verscheidenheid van het genre, komen in deze paragraaf de verschillende subgenres aan de orde, hetgeen zal geschieden op basis van de Discipline Dominante Musical Indeling. In Bijlage 2 worden de verschillende vormen van het musicalgenre ingedeeld vanuit een hoofdgenre en vervolgens de subgenres.27 In tegenstelling tot de algemene definities van Eenens gaat deze indeling uit van de verschillende disciplines die zich binnen een musical kunnen voordoen. Het voordeel hiervan is dat de indeling laat zien dat de relatie tussen theater en muziek in musical zeer dynamisch van aard is en dat het genre niet in één hokje geplaatst kan worden. De indexering toont daarnaast dat het beeld van het genre in sterke mate afhankelijk is van welke voorstellingen worden geprogrammeerd. Of de dynamiek in Nederland tot uiting is gekomen is sterk afhankelijk van de voorstellingen die door de jaren zijn geprogrammeerd. Het amusement en populistisch imago dat al jaren rond de musical hangt zal naar verwachting in relatie staan tot deze dynamiek. Om deze uitspraken te staven, zullen in de volgende paragraaf de hoofd- en subgenres dienen als kapstok voor het achterhalen van de meest dominante musicalvorm in Nederland van 1985 tot 2010. De indeling dient als startpunt, waarna er door mijzelf op voortborduurt zal worden naar aanleiding van het ontstaan van nieuwe subgenres. Enerzijds ontstaat er een beeld van de meest dominante musicalvormen die in Nederland zijn geprogrammeerd en anderzijds wordt het duidelijker of de programmering in relatie staat tot (het (gepercipieerde) imago van) de theatervorm en of het geschetste beeld ondersteund wordt. Deze indexering is er noch op uit alle categoriseringsproblemen van de musical op te lossen, noch is het de bedoeling om de verschillende musicals in hokjes te delen, daar een uniek kunstwerk in meerdere complementaire categorieën kan worden ingedeeld. De bedoeling van deze indexering is om 27 Dieho, B., E. Schoenmakers en Van Hintum. Overzicht cabaret en musical: Historische ontwikkeling van musicals in Nederland. Utrecht: Universiteit Utrecht, 2010. Voornamelijk gebruik gemaakt van voorstellingen van Stage Entertainment en V&V entertainment, daar het imago van de musical bij het grote publiek vooral door deze twee gevormd is. Daarnaast zijn de voorstellingen van o.a. M-Lab, Mark Vijn en De Graaf en Cornelissen ook in de lijst verwerkt daar deze producenten op een constante manier bezig zijn met het produceren van musicals. Het is overigens door onvoldoende overzicht niet mogelijk een beeld te geven van alle (professionele) musicals in de genoemde periode. Het boek van Scholten, Musicals in Nederland biedt uitkomst maar categoriseert enkel tot 2004. Glenn Abbink, 3281205 -8- Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland via de dominantie ingang te vinden tot een bepaald werk; welke discipline heeft in dominantie tot een bepaald eindcompositie geleid?28 2.2. Wat zijn de meest dominante musical subgenres in Nederland? De vorige paragraaf liet zien dat het musicalgenre uit vele verschillende subgenres bestaat. In deze paragraaf worden de producties van de afgelopen jaren in Nederland, vanaf 1985 tot 2010, ingedeeld volgens de Discipline Dominante Musical Indeling. Een volledige indexering van deze musicals is opgenomen in Bijlage 3.29 Het imagoprobleem, dat inhoudelijke verdieping niet zo snel in relatie wordt gebracht met de musical, is ook deels de schuld van de producenten die vaak op safe spelen. Doordat voorstellingen vaak miljoenen kosten om te produceren, zit hier natuurlijk een economisch aspect aan. Producenten kiezen onderwerpen waar het ‘grote publiek’ van houdt, “de publiekpleasers”.30 Uit de dominantie-indeling blijkt echter dat feel good musicals en publiekpleasers geen aparte genres zijn. Het programmeren ervan kan met een wisselende nadruk op een andere discipline. Het overzicht van de dominantieverhoudingen, dat in onderstaande tabel wordt weergegeven, biedt op dat punt daardoor geen uitkomst. Daarnaast is er een nog te interpreteren nieuw subgenre, de songcycle.31 Tabel 1: Overzicht Meest Dominante Voorstellingen Nederland Spel Dominant Dans Dominant Muziek Dominant Theatrale Effecten Dominant Musical Comedy: 11 Dansmusical: 11 Broadway Opera: 11 Spektakelmusical: 12 Musical Play: 24 Muziekstijlen (Incl. Bio. Musical): 18 Thriller/Griezelmusical: 0 Play With Music: 4 Jukeboxmusical: 7 Sprookjesmusical: 4 Opera Musical: 2 Familiemusical: 12 Song By Song Musical: 1 39 11 39 28 Wat het overzicht wel leert is dat vanaf de jaren ’80 het aantal buitenlandse musicals dat in Nederland te zien zijn geweest toe is genomen. Een ontwikkeling die in de afgelopen jaren is voortgezet. De meest dominante subgroep wordt gevormd door de Musical Play, wat vaak voorstellingen blijken te zijn die als klassiekers worden bestempeld. De interesse in deze 28 De indexering is discussieerbaar daar een feel good voorstelling als MAMMA MIA! geschaard kan worden onder Musical comedy. Tevens kan beargumenteerd worden dat de voorstelling een Jukebox musical is. 29 Hierbij is vooral gekeken naar de voorstelling in de Nederlandse vorm. 30 Kreiken, 15. 31 Bijvoorbeeld het nieuwe fenomeen van Pasek and Paul, N.Y.C, Edges. Glenn Abbink, 3281205 -9- Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland voorstellingen is ook toe te reken aan de bekendheid die ontstaan is door succesvolle musicalfilms (CABARET, THE SOUND OF MUSIC, WEST SIDE STORY).32 Daarnaast bestaat er ruimte voor het ontwikkelen van originele Nederlandse producties, zoals CYRANO (1992) en CISKE DE RAT (2007). Recentelijk zijn ook veel oude, succesvolle producties, zoals EVITA (2007) en LES MISERABLES (2008) met een nieuwe cast opgevoerd (“revival”).33 Op de lijst staan 17 revivals, waarvan opvallend genoeg 16 revivals tussen 2005 en 2010.34 Een ander waarneembare trend is het produceren van musicals gebaseerd op (Disney) films (LION KING en HAIRSPRAY), literatuur (LES MISÉRABLES) en de Jukeboxmusicals (MAMMA MIA!). Producenten trachten in te spelen op de herkenbaarheid en het succes van een bepaalde voorstelling of bestaand bronmateriaal, waarvoor vaak al een doelpubliek bestaat. Enerzijds zorgt dit voor zekerheid voor de producenten, anderzijds voor een versmalling van het genre binnen Nederland. In Nederland is echter nog genoeg terrein te winnen voor het genre, daar musicals waarbij dans dominant is ondervertegenwoordigd zijn in de lijst. De eerder geponeerde tegenstelling tussen musical als amusement en musical als volwaardige theatervorm lijkt in deze tijd achterhaald, daar een musical als volwaardige theatervorm amuserend kan zijn, en vice versa. Het is daarom beter om uit te gaan van de verschillende dominante disciplines en de daaruit voortvloeiende subgenres. De resultaten bevestigen dat de programmering voor het merendeel gericht is op het grote publiek waarbij de theatrale effecten dominant zijn of waarbij er wordt ingespeeld op herkenbaarheid van het materiaal; Familiemusicals, Spektakelmusicals, Jukeboxmusicals. De dynamiek en de balans tussen de disciplines binnen de musical lijkt daardoor zoek. Ondanks een grote hoeveelheid aan voorstellingen in Nederland, lijken ze qua disciplinedominantie veel op elkaar (categorie theatrale effecten) en is het aanbod beperkt. Het is daarom begrijpelijk dat het grote publiek een vertekend beeld krijgt van het genre. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de kennis van het genre voor het ‘grote publiek’ niet verder gaat dan wat er in Nederland te zien is. Een gevolg hier van is dat men de volledige breedte van het musicalspectrum niet kent of niet ziet.35 Edoch is er een ontwikkeling gaande, waarbij de kwaliteit en de diversiteit van de musical in Nederland al aan het verbeteren is. Het is echter nog steeds niet voldoende, daar de 32 Zie ook Bijlage 1. Hoenderop, 4. 34 Daarnaast lijkt de tijd tussen revivals steeds korter te worden (6 jaar bij MAMMA MIA! en THE SOUND OF MUSIC). Het zijn vooral andere producenten die recentelijk revivals hebben geproduceerd van voorstellingen die Stage Entertainment in het verleden heeft uitgebracht. 35 Croonen, Eva & Janine de Krijger. “Een gesprek met Daniël Cohen.” [2009] Theaterdramaturgie.Bank - 2004-10 ltd.library.uu.nl/doc/769/Gesprek%20met%20Daniel%20Cohen.pdf 33 Glenn Abbink, 3281205 - 10 - Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland kleinere, nieuw geschreven, inhoudelijke musicals nog weinig geprogrammeerd worden, in het landelijke theater-circuit.36 In de toekomst zal het vooral gaan om het vinden van de juiste balans. Een balans waarbij de programmering van het genre van cruciaal belang is. In het volgende hoofdstuk zal daarom deze relatie, tussen het programmeren van de musical en het genre zelf, nader bekeken worden. 36 Kreiken, 17. Glenn Abbink, 3281205 - 11 - Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland ___________________________________________________________________________ HOOFDSTUK 3 – DE RELATIE TUSSEN HET MUSICALGENRE EN DE PROGRAMMERING ERVAN 3.1. Hoe kan er worden geprogrammeerd? In voorgaande paragraven is besproken hoe de musical zich in Nederland heeft ontwikkeld en wat dominante subgenres zijn. Het programmeren van deze verschillende (sub)genres gebeurt door de producenten echter vaak vanuit een bepaald beleid of visie. Volgens Nobuko Kawashima is de keuze voor een programma afhankelijk van een aantal aspecten, namelijk de culturele taakstelling van het podium, de verwachte bezoekersaantallen, de artistieke kwaliteit van de voorstelling en de smaak van de programmeur.37 Daarnaast kunnen verschillende aspecten een rol spelen bij het artistieke selectieproces zoals politiek, concurrentie, organisatorische overwegingen, vriendschaprelaties en professionele overeenkomsten. In zijn studie “Kunst in Netwerken, Artistieke Selecties in Hedendaagse Dans en Beeldende Kunst” verhandelt Pascal Gielen hoe artistieke selecties in de hedendaagse dans en de beeldende kunst tot stand komen.38 De doelstelling van Gielen was voornamelijk het achterhalen van de verschillende observatielogica’s die achter de beslissingsprocessen schuilgaan. Gielen gaat steeds uit van het kunstobject of de kunstenaar en niet zozeer van de sector, regio of periode, waardoor de sectoren evengoed lijkt vervangen te kunnen worden voor een andere. Via een cultuursociologische analyse gaat Gielen na hoe verschillende maatschappelijke aspecten invloed uitoefenen op de artistieke selectieprocessen. Gielen vertrekt vanuit de veldtheorie van de Franse cultuursocioloog Pierre Bourdieu, die met zijn noties van veld, habitus, distinctie en cultureel kapitaal een belangrijk stempel op de kunstsociologie heeft gelegd. Bourdieu stelt het bestaan van sociale structuren, een van de belangrijkste paradigma’s binnen de sociologie, ter discussie.39 Bourdieu verhandelt over hoe burgers en groepen, hun diverse kapitalen op een vijandige markt moeten converteren. Om macht te kunnen uitoefenen binnen het veld is er kapitaal nodig, wat echter niet enkel geld is, maar ook cultureel kapitaal, symbolisch kapitaal, linguïstisch kapitaal of sociaal kapitaal. Binnen elk veld ontwikkelen mensen een bepaalde habitus, een duurzame manier waarop ze waarnemen, denken en handelen. Het handelen van 37 Zoals geciteerd in: Langeveld, Cees. Economie van het theater: Vestiging, prijsvorming en economies of scale in een wereld met bezieling – Proefschrift. Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam, 2006: 88. 38 Gielen, Pascal. Kunst in netwerken, artistieke selecties in de hedendaagse dans en beeldende kunst. Tielt: Uitgeverij LannooCampus, 2003. 39 Ibidem, 23. Glenn Abbink, 3281205 - 12 - Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland individuen wordt niet volledig bepaald door ‘de maatschappij’, maar er is sprake van een wisselwerking. De samenleving bestaat uit verschillende velden (wetenschap, kunst en politiek), die elkaar kunnen overlappen, en waar voortdurend machtsstrijd plaats vindt tussen de actoren. Bourdieu’s veldnotie is enkel mogelijk indien meerdere actoren zichzelf tot een geografisch terrein bekennen, waarbij ze zich op een centraal veldintern punt oriënteren. Volgens zijn logica kunnen artistieke selecties dan ook alleen maar als een relationeel effect worden verklaard: een veldactor bepaalt zijn keuze door de nauwgezette afweging van andere veldposities, en allen bepalen hun keuzes aan de hand van een centraal referentiepunt.40 Volgens Bourdieu dient een professionele kunstenaar of intermediair te beschikken over een praktische of theoretische beheersing van de geschiedenis van het artistieke genre waarin hij een beroep uitoefent en de ruimte van mogelijkheden waarin zij voortleeft. Kunstwerken kunnen hun waarde enkel nog maar ontlenen aan de geschiedenis van het veld waarin ze worden geproduceerd. De sociale mechanismen en het spel die deze waarde construeren, behoren voor de veldbewoner echter wel tot het prereflectieve niveau.41 Gielen ervaart het perspectief van Bourdieu als beklemmend en plaatst enkele kritische kanttekeningen. In zijn kritiek stelt hij dat Bourdieu te weinig waarde hecht aan het unieke van de kunstwereld en het kunstobject en lijkt het kunstwerk zelf nauwelijks mee te spelen. Het werk lijdt volgens Gielen aan reductionisme, waarbij de artistieke arbeid als een enkel sociale praktijk wordt gedefinieerd. Specifieke artistieke producten worden paradoxaal tot een algemeen principe ingebonden, ze worden als het product van een collectief geloof verklaard. Het collectieve dient als definitieve verklaring voor het particuliere. De veldtheorie van Bourdieu is volgens Gielen asymmetrisch, want deze stelt sociale of collectieve mechanismen als enige verklaringmogelijkheid voor onder andere artistieke selecties voorop. Gielen stelt dat er echter ook zoiets is als artistieke realiteit, die een eigen manier van redeneren en eigen perceptiekaders en beoordelingscriteria kent.42 Gielen komt vanuit de confrontatie van zijn kritiek op de veldtheorie van Bourdieu en zijn empirische bevindingen tot een nieuw zogeheten conceptueel model waarbij er een indeling wordt gemaakt in 4 verschillende typen logica’s voor het artistieke selectieproces. Dit model bestaat uit een kwadrant van vier zogeheten ‘waarderegimes’; Singuliere inhoudslogica, Singuliere contextlogica, Collectieve inhoudslogica, en Collectieve 40 Gielen, 62. Ibidem, 23. 42 Ibidem, 112. 41 Glenn Abbink, 3281205 - 13 - Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland contextlogica (Bijlage 4).43 Dit conceptuele model heeft mijns inziens echter nogal wat moeite met de overgangszones en de verschillende tussenvormen die er in de werkelijkheid bestaan. De invloed van economische aspecten op de artistieke keuzes zoals prijszetting en marktwerking zijn moeilijk vatbaar en aldus ook niet in het schema verwerkt. Daarnaast zijn noch de effecten van een netwerk (het ontstaan van relaties), noch de rol van het publiek als de rol van de overheid in het schema opgenomen die echter wel invloed hebben op de artistieke keuzes van een programmeur. Producenten en programmeurs maken beslissingen na afwegingen van verschillende factoren. Een keuze voor een voorstelling wordt vrijwel nooit op één argument of factor genomen. De verschillende waarderegimes en logica’s van Gielen lopen mijns inziens in de praktijk vaak door elkaar en worden met elkaar gecombineerd. Het model is daarmee een vereenvoudiging van de werkelijkheid, hetgeen van de waarderegimes ideaaltypes maakt voor de manier waarop artistieke selecties worden gemaakt. Of en hoe het model van Gielen is toe te passen op het musicalgenre in Nederland, zal in de volgende paragraaf aan de orde komen. 3.2. Hoe werd en wordt de musical in Nederland geprogrammeerd? Mijn onderzoek richt zich op de manier waarop de programmering kan bijdrage aan de ontwikkeling van een vollediger musicalspectrum in Nederland. Inherent aan de hoofdvraag is de vraag of de theaterprogrammering in het verleden en anno nu al dan niet een bijdrage heeft geleverd aan het ontwikkelen van het musicalspectrum. Het tijdperk van Van den Ende breekt aan, waarin hij op zoek gaat naar grote “openeind theaters”, naar het voorbeeld van theaters in West End en Broadway. Hij opent in Scheveningen in 1991 het Fortis Circustheater met de voorstelling LES MISÉRABLES. In 1999 opent Van den Ende een tweede open-eind theater, het Beatrix Theater te Utrecht. Deze theaters zorgen voor een nieuwe manier van programmeren. De open-eind theaters zijn een basis van waaruit (langlopende) open-eind producties kunnen worden geprogrammeerd, zolang er voldoende toeschouwers komen.44 De grote open-eind theaters betekenen een voordeel voor de producent, daar hij in eigen hand kan houden welke producties worden geprogrammeerd. Daarnaast gebruikte Van den Ende een overvloed aan directe en indirecte marketing en P.R. voor deze producties om grote publieksinteresse te ontwikkelen en te behouden, hetgeen hem veel succes heeft opgeleverd daar hij vanaf het begin begreep hoe 43 De samenleving is opgedeeld in uiteenlopende systemen die een specifieke functie hebben in de maatschappij, zoals de economie, de politiek, het recht, de kunst, etc. Gielen gebruikt in plaats van functionele subsystemen het woord “waarderegimes”. 44 Langeveld, 130. Glenn Abbink, 3281205 - 14 - Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland marketing werkt en hoe er goed mee kon worden omgegaan. Deze producties kunnen namelijk alleen draaiende blijven wanneer er blijvend genoeg interesse wordt gegeneerd bij een grote hoeveelheid en verscheidenheid van mensen. Dat het Circustheater voornamelijk Spektakelmusicals programmeert45 en het Beatrix Theater voornamelijk Jukeboxmusicals (en Spektakelmusicals),46 heeft veelal bijgedragen aan het populaire imago van het genre in Nederland, maar heeft echter weinig gedaan voor het ontwikkelen van een volledig musicalspectrum. De geprogrammeerde voorstellingen worden vaak geprogrammeerd in relatie tot de eerder geprogrammeerde voorstellingen, waarbij het vaak gaat om vernuftiger of spectaculairder (trends) te zijn dan de voorganger. Het relateren van een kunstobject in relatie tot andere kunstobjecten valt volgens het model van Gielen onder de Collectieve inhoudslogica. De waarderegimes van Gielen zijn echter geen gesloten entiteiten, waardoor er binnen een redenering van een programmeur/producent voortdurend wisselingen kunnen plaatsvinden van waarderegime. Zo is er voor de producties veelvuldig een combinatie en samenspel van de waarderegimes waarneembaar. Bij de open-eind producties ligt de nadruk tevens op het belang van een goede relatie, op zowel inhoudelijk vlak als op zakelijk vlak, de plek waar het kunstproduct gepresenteerd wordt en welke positie de kunstenaar inneemt in de kunstwereld. Hier wordt gesproken over de Collectieve contextlogica, waarbij het beargumenteren los staat van het kunstwerk en enkel belangrijke mensen en instituties er toe doen. De relatie tussen bijvoorbeeld Stage Entertainment en Disney Theatrical Productions heeft geleid tot het regelmatig programmeren van Disneyvoorstellingen in het Circustheater. Voor de Nationale Tours van Van den Ende, de grootste reizende musicals in Nederland met grote casts, zijn eind jaren ’90 de grootste theaters uitgezocht verspreid over het land. Het bleek dat de grootste theaters allen een verzorginggebied hadden tussen de 1 en 1,5 miljoen inwoners met een stoelcapaciteit van 1 tot 1,5 stoel per 1.000 inwoners. Een groot deel van Nederland bleek echter niet de beschikking te hebben over dergelijke zalen, waardoor de zalen in de andere schouwburgen groter moesten worden om uit de kosten te kunnen komen. Tevens moesten deze zalen een groter verzorgingsgebeid bedienen en bleek de gemiddelde bezoeker van het musicalgenre bereid ongeveer 49 minuten te reizen.47 De verschillende theaters in Nederland programmeren de musical tourproducties met de 45 THE PHANTOM OF THE OPERA (1993), MISS SAIGON (1996), ELISABETH (1999), AIDA (2001), THE LION KING (2004), TARZAN (2007) en MARY POPPINS (2010) 46 CHICAGO (1999), SATURDAY NIGHT FEVER (2001), MAMMA MIA! (2003), THE WIZ (2006), DIRTY DANCING (2008), JOSEPH AND THE AMAZING TECHNICOLOR DREAMCOAT (2009), en WE WILL ROCK YOU (2010). 47 Langeveld, 54. Glenn Abbink, 3281205 - 15 - Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland verwachting dat er veel publiek op af komt. Voor een programmeur is het lastig werken omdat hij voordat een voorstelling gemaakt of af is, al een kwalitatief oordeel moet geven. De keuze wordt dan gemaakt op basis van de reputatie van de schrijver, namen van acteurs, regisseurs, choreograaf of producenten, zoals Stage Entertainment en V&V Entertainment. Het produceren van voorstellingen is voor een vrije producent een risicovolle onderneming. Publiek is namelijk onvoorspelbaar en de aanloopkosten zijn vaak hoog. Net als bij de open-eind producties zijn bij de programmering van de tourproducties economische en commerciële motieven betrokken. Deze producenten werken er dan ook langzaam naartoe om voor een langere periode voorstellingen aan te bieden omdat de aanloopkosten te hoog zijn voor korte speelperiodes.48 De tours hebben door hun opzet voorstellingen naar het publiek toe gebracht waardoor meer mensen met het theatergenre werden geconfronteerd en er een grotere afzet markt ontstond. De tours hebben daarnaast het Nederlandse musicalspectrum vormgegeven, daar er hiervoor nog nauwelijks een musicalcultuur in Nederland bestond. Globaal is er bij de tourproducties eerder sprake van Contextlogica’s dan Inhoudslogica’s. Dit betekent echter niet dat inhoudelijke aspecten minder belangrijk zijn dan de contextuele. De afgelopen jaren zijn er tal van verschillende tourproducties van verschillende producenten geprogrammeerd door heel Nederland. Als gevolg hiervan kunnen er moeilijk algemene uitspraken gedaan worden over de artistieke selectieprocessen en keuzes van de producenten, daarvoor hebben ze een te onderscheidend karakter. In het begin van de onderzoeksperiode betekende de groei van de musical en het aantal producties in Nederland een langzame uitbreiding van het musicalspectrum. Wat dat betreft heeft de programmering bijgedragen aan de ontwikkeling van een vollediger musicalspectrum in Nederland. Door de verscheidenheid aan producties van verschillende producenten is het onmogelijk is een zwart-wit antwoord te geven op wat er schuilt achter de artistieke selectieprocessen en deze in te delen volgens het model van Gielen. Daarnaast blijkt dat de invloed van economische aspecten op het selectieproces, het ontstaan van relaties en de rol van het publiek, die Gielen niet in zijn schema heeft verwerkt, van grote invloed zijn op de wijze waarop programmeurs en producenten keuzes maken voor een voorstelling. De waarderegimes vormen echter wel concepten die een tendens laten zien waarop door producenten en theaterprogrammeurs voorstellingen zijn geprogrammeerd en artistieke selecties zijn gemaakt. Algemeen blijkt dat het programmeren van musicals gebaseerd is op Contextlogica’s in plaats van op de Inhoudslogica’s uit het model van Gielen. 48 Langeveld, 82. Glenn Abbink, 3281205 - 16 - Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland ___________________________________________________________________________ HOOFDSTUK 4 – DE ONTWIKKELING VAN DE MUSICAL & CONCLUSIE De musical is in Nederland niet meer weg te denken en kent bezoekersaantallen van 3 miljoen op jaarbasis. Sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw is het musicallandschap in Nederland geëmancipeerd en geprofessionaliseerd. Tegelijkertijd is deze populaire theatervorm in een verkeerde imagohoek terecht gekomen, waardoor er een controversieel debat is ontstaan in het Nederlandse theaterlandschap. Opmerkelijk omdat in musical veel engagement en grote verhalen te ontdekken zijn en een musicalspectrum kent waartussen een wereld van subgenres verborgen ligt. De tegenstelling tussen de amusementsmusical en de musical als volwaardige theatervorm lijkt in deze tijd achterhaald, daar een musical als volwaardige theatervorm amuserend kan zijn, en vice versa. Logischer is het om uit te gaan van de verschillende dominante disciplines en de bijbehorende subgenres, waaruit blijkt dat de disciplineverhoudingen in musical zeer dynamisch van aard is en dat het genre niet in één hokje geplaatst kan worden. Het beeld van het genre, amusement en populistisch imago, is daarmee in sterke mate afhankelijk van de geprogrammeerde voorstellingen. Bij het programmeren spelen verschillende aspecten een rol, die Gielen geprobeerd heeft te combineren tot een model van vier verschillende waarderegimes. Het model is echter een vereenvoudiging van de werkelijkheid, hetgeen van de waarderegimes ideaaltypes maakt voor de manier waarop artistieke selecties worden gemaakt. Afgelopen jaren zijn er tal van verschillende producties van verschillende producenten geprogrammeerd, waardoor het onmogelijk is een zwart-wit antwoord te geven op wat er schuil gaat achter de artistieke selectieprocessen en keuzes van de producenten. Het begin van de onderzoeksperiode zag een groei van het aantal musicalproducties in Nederland, hetgeen een uitbreiding van het musicalspectrum was. In die zin heeft de programmering bijgedragen aan de ontwikkeling van een vollediger musicalspectrum in Nederland. De recentelijk trends, revivals, songcycles en de feel good musicals, betekende echter een stagnering van het genre en het spectrum binnen de landsgrenzen, waardoor veel van de gewaagdere voorstellingen geen ingang hebben kunnen vinden. Enerzijds zorgt dit voor zekerheid voor de producenten, anderzijds voor een versmalling van het genre binnen Nederland en het vergroeien tot een verkeerd imago. 1 februari 2010 heeft Stage Entertainment bekend gemaakt te gaan samen werken met het M-Lab. Het M-lab wordt wel het Nederlandse Off-Broadway genoemd, een detail is echter dat het M-Lab mede gefinancierd wordt door Van den Ende. Jaarlijks zal er één Glenn Abbink, 3281205 - 17 - Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland productie getest gaan worden, waarna gekeken wordt of deze een vervolg krijgt in de kleinere theaters van Nederland. 49 De samenwerking lijkt zich meer te richten op de Inhoudslogica’s, in plaats van de (bestaande) Contextlogica’s en kan een stap in de richting van een meer divers musicallandschap vormen. De samenwerking biedt kansen om de wat gewaagdere, kleinere en onbekendere producties bij het grote publiek te programmeren. Of dit het gewenste effect zal hebben en welke positie deze voorstellingen binnen het musicalspectrum innemen zal de toekomst uitwijzen. Juist door de manier waarop er in het verleden geprogrammeerd is, kan als gevolg hebben dat er in Nederland helemaal geen ruimte of interesse bestaat voor deze voorstellingen doordat men niets anders gewend is, of niet weet deze in de markt te positioneren. Of dit daadwerkelijk zo is kan onderwerp zijn van een vervolgonderzoek naar het theatergenre. Een ander onderzoeksonderwerp kan de verhouding van de musical en de musicalproducties van het M-Lab tot het gehele Nederlandse theaterlandschap zijn. Heeft het M-lab dezelfde plaats in het musicalspectrum als de progressieve non-conventionele theatergroepen in het theaterlandschap van Nederland? Er is nog genoeg onderzoek te doen naar het populaire theatergenre in Nederland. Het indexeren van de voorstellingen liet zien dat er in Nederland ook nog genoeg terrein te winnen is voor het musicalgenre zelf. Zo zijn de musicals met een grote nadruk op dans ondervertegenwoordigd in de lijst. De programmering was voor het merendeel gericht op het grote publiek waarbij de theatrale effecten dominant zijn of wordt ingespeeld op de herkenbaarheid van het materiaal zoals, Familiemusicals, Spektakelmusicals, Jukeboxmusicals. Het imagoprobleem, dat inhoudelijke verdieping niet snel in relatie wordt gebracht met de musical, is mijns inziens daarmee deels de schuld van de producenten en de programmering. De dynamiek en de balans (tussen de disciplines) van de musical is daardoor zoek. Ondanks een grote hoeveelheid aan voorstellingen in Nederland, lijken ze qua genre veel op elkaar, waardoor het begrijpelijk is dat het grote publiek (niet-experts of leken) een ‘verkeerd beeld’ krijgt van het genre in tegenstelling tot de expert of liefhebber van het genre. De programmering van de musicals blijkt daarmee verband te staan met het ontwikkelen van een vollediger musicalspectrum en het gepercipieerde beeld van het genre. In de toekomst zal het vooral gaan om het vinden van de juiste balans. Een balans waarbij de programmering van het genre van cruciaal belang is. Wollrabe, Frans P. en Mark Schmeitz. “De Musicals van de Toekomst.” [2010] Musicalworld – 20-05-10 www.musicalworld.nl/artikel/de_musicals_van_de_toekomst1 49 Glenn Abbink, 3281205 - 18 - Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland __________________________________________________________________________ LITERATUUR Allemaal Theater – Van 1945 tot nu. Jeroen Krabbé. IdtV-Dits i.o.v. VandenEnde Foundation. Nederland 1, AVRO, 2004. Aalders, A. A. Made in Holland: Een onderzoek naar verschillen tussen de Nederlandse en de Amerikaanse musical. Universiteit van Amsterdam, 1992. ANP. “Joop van den Ende: Musical Bij AVRO niet Vies.” [2010] Trouw – 20-04-10 www.trouw.nl/ontspanning/article2977928.ece/Joop_van_den_Ende__musical_bij_AVR O_niet_vies.html Beemster, Jaap. Musicalkritiek in Nederland: Een Analyse van de beoordeling van conceptmusicals versus originele musicals. Utrecht: Faculteit der Letteren, 2009. Bloom, Ken en Frank Vlastnik. Broadway Musicals: The 101 Greatest Shows of All Time. New York: Black Dog & Leventhal Publishes, 2004. Brouwer, R. De musical: Haar oorsprong, haar definitie en haar ontwikkeling in Nederland: Doctoraalscriptie. Amsterdam, 1983. Croonen, Eva & Janine de Krijger. “Een gesprek met Daniël Cohen.” [2009] Theaterdramaturgie.Bank - 20-04-10 ltd.library.uu.nl/doc/769/Gesprek%20met%20Daniel%20Cohen.pdf Denkert, Darcie. A Fine Romance: Hollywood & Broadway – The Magic. The Mayhem. The Musicals. New York: Watson-Guptill Publications, 2005. Dieho, Bart. Overzicht cabaret en musical: Historische ontwikkeling van musicals in Nederland. Utrecht: Universiteit Utrecht, 2010. ---. Syllabus theater: Inleiding theater- en dansgeschiedenis vanaf 1870. Utrecht: Universiteit Utrecht, 2007. Eenens, Paul. Hoofd in de wolken, voeten op de grond: Een onderzoek naar de inhoudelijke ontwikkeling van de musical in Engeland in de jaren zeventig en tachtig, alsmede naar de betekenis in dit kader van de musicals ‘Jesus Christ Superstar’, ‘Evita’, ‘The Phantom of the Opera’. Utrecht: Instituut voor Theater-, Film- en Televisiewetenschap, 1992. Ewijk, Paul. Met zang en dans: De geschiedenis van de musical in Nederland. Kampen: Uitgeverij Kok Lyra, 1993. Glenn Abbink, 3281205 - 19 - Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland Gielen, Pascal. Kunst in netwerken, artistieke selecties in de hedendaagse dans en beeldende kunst. Tielt: Uitgeverij LannooCampus, 2003. Hilhorst, Amanda. “De stand van zaken in de Nederlandse musical – Is er crisis?” [2010] Theaterparadijs – 16-06-2010 www.theaterparadijs.nl/site/content/view/3530/1/ Hoenderop, Mandy. De (Onder)waardering van musical in Nederland: De beoordeling van musicals als ‘lage’ cultuur. Utrecht: Theater,- Film,- en Televisiewetenschap. BA Eindwerkstuk: 2010. Kreiken, J. Lang leve de musical, van utopie naar werkelijkheid. Utrecht: PSAU, 2006. Lamb, A. 150 Years of Popular Musical Theatre. New Haven: Yale University Press, 2000. Langeveld, Cees. Economie van het theater: Vestiging, prijsvorming en economies of scale in een wereld met bezieling – Proefschrift. Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam, 2006. Pauw & Witteman. Nederland 1, VARA, 03-02-2010. Peterson, R. en R.M. Kern. “Changing Highbrow Taste: From Snob to Omnivore” American Sociological Review 61:5 (1996): 900-907. Rings, Pieter. “Debat over de stand van de musical in NL.” [2010] Theaterkritiek - 20-0410 www.theaterkritiek.nl/2010/01/een-verslag-over-het-debat-over-de.html Scholten, H. Musicals in Nederland. Terra: Warnsveld, 2004. Seters, Barbara van. Musical- en schouwburgpubliek: Een vergelijkend onderzoek naar de motivatie en samenstelling van verschillende theaterpublieken. Rotterdam: Faculteit der Sociale Wetenschappen, 2007. Snelson, John. Andrew Lloyd Webber. New Haven: Yale University Press, 2004. Sternfield, Jessica. The Megamusical. Indiana University Press: Bloomington, 2006. Wollrabe, Frans P. en Mark Schmeitz. “De Musicals van de Toekomst.” [2010] Musicalworld – 20-05-10 www.musicalworld.nl/artikel/de_musicals_van_de_toekomst1 Glenn Abbink, 3281205 - 20 - Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland ___________________________________________________________________________ BIJLAGE #1 – DE GESCHIEDENIS VAN DE AMERIKAANSE MUSICAL Musical is een relatief jong genre. Van oudsher kent men in Europa de opera (buffa en seria), operette, Sangspiel, Music-Hall, revue, vaudeville, cabaret, etc. Opera wordt gezien als het serieuze genre muziektheater en de hoogste vorm van podiumkunsten, met doorgecomponeerde muziek en zang. Operette is een verkleinwoord van de opera en is een lichtere vorm van de opera, met een amusant verhaal, luchtige en vrolijke muziek en dans. Musical is de Amerikaanse versie van de operette maar de term kwam pas in de jaren ’60 naar Europa.50 De eerste stappen in de richting van de musical werden in het begin van de 18de eeuw gezet toen men in Engeland en Amerika op zoek ging naar een tegenhanger van de opera, een vorm van licht verteerbaar muzikaal vermaak. Hierdoor ontstond er onder andere de revue, burleske, operette, vaudeville en de extravaganza. De eerste voorstelling die in de buurt komt van de musical zoals wij die de dag van vandaag kennen is THE BLACK CROOK (1866). Datzelfde jaar zag de eerste voorstelling dat zichzelf Musical Comedy noemde; THE BLACK DOMINO/BETWEEN YOU, ME AND THE POST.51 Deze vorm van musical is ontwikkeld waarbij het idee is om het publiek te vermaken en te laten lachen. Dit betekent echter niet dat de voorstelling geen serieuze momenten kan bevatten. Vervolgens begint het tijdperk van de musicalduo’s, zoals Geroge en Ira Gershwin (CRAZY FOR YOU en PORGY AND BESS), Rodgers en Hart (BABES IN ARMS). Daarnaast kwamen Jerome Kern en Oscar Hammerstein II in 1927 met een voorstelling die een stap verder ging; SHOWBOAT. De voorstelling was wereldwijd richtinggevend en invloedrijk door de manier van integratie van het boek en de score en het aansnijden van thema’s als racisme. Dit is een cruciaal moment geweest in de geschiedenis van de musical, want hier ontstond de Musical Play. Voor het eerst waren de muziek, dans en zang geen losse intermezzo’s maar onderdeel van het narratief.52 De daarop volgende jaren, 1940 tot en met 1960, zouden bekend komen te staat als het gouden tijdperk. 50 Langeveld, Cees. Economie van het Theater: Vestiging, Prijsvorming en Economies of Scale in een Wereld met Bezieling – Proefschrift. Erasmus Universiteit Rotterdam, 2006: 80. 51 Scholten, H., Musicals in Nederland. Warnsveld, 2004. Brouwer, R., De musical: Haar oorsprong, haar definitie en haar ontwikkeling in Nederland: Doctoraalscriptie. Amsterdam, 1983. 52 Dieho, Bart. Syllabus Theater: Inleiding Theater- en Dansgeschiedenis Vanaf 1870. Utrecht: Universiteit Utrecht, 2007. Glenn Abbink, 3281205 - 21 - Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland In het jaar 1927 ontmoeten ook Hollywood en Broadway elkaar voor het eerst muzikaal met THE JAZZ SINGER.53 Met de komst van de geluidsfilm profiteert het film genre musical het meest. De jaren ’30 kende het succes van het duo Fred Astaire en Ginger Rogers met films als TOP HAT (1935), en SWING TIME (1936). Judy Garland kent door THE WIZARD OF OZ (1939) tevens succes en wordt een (kinder)ster. De producent die bij deze productie betrokken was, Arthur Freed, zou samen met Vincente Minnelli, een aantal van de beroemdste musicalfilms uit de jaren ’40 en ’50 maken. The Freed Unit, zoals de groep genoemd werd, werkten eigenlijk onafhankelijk van de studio (MGM) en ontwikkelde een formule om de musicalfilm een nieuwe impuls te geven. Voorbeelden van films zijn ON THE TOWN (1949), AMERICAN IN Paris (1951) en SINGIN’ IN THE RAIN (1952), met hoofdrolspeler Gene Kelly, een van de bekendste dansers uit deze tijd. Deze en andere films zorgden dat de jaren ’50 bekend kwamen te staan als de klassieke periode voor de musicalfilm.54 In de jaren ’40 gaan Rodgers en Hammerstein II uiteindelijk samenwerken en creëerden OKLAHOMA!, een voorstelling die de revolutie binnen het musicallandschap compleet maakte. Dit winnende team maakte vervolgens nog hitvoorstellingen als SOUTH PACIFIC, THE KING & I en THE SOUND OF MUSIC. Andere invloedrijke personen gedurende dit tijdperk waren onder andere Alan Jay Lerner en Frederick Loewe (MY FAIR LADY) en Irving Berlin (ANNIE GET YOUR GUN). Daarnaast schreef Stephen Sondheim (samen met Leonard Bernstein) in 1957 het libretto voor WEST SIDE STORY,waarna hij zich meer ging profileren als componist, met voorstellingen als COMPANY (1970), A LITTLE NIGHT MUSIC (1973) en SWEENEY TODD (1979).55 Vanaf de jaren ’60 ging de populariteit van de musicalfilm naar beneden, ondanks grote successen van verfilmingen van musicalklassiekers zoals WEST SIDE STORY (1961), THE SOUND OF MUSIC (1965) en OLIVER! (1968). Een van de redenen was de opkomst van de televisie. Doordat de musicalfilms relatief duur waren om te maken, was dit het genre waarop bezuinigd werd. Daarnaast waren er veranderingen in de cultuur waarneembaar, zoals Rock n’ Roll en vrijheid. Velen musicals die in de daarop volgende uitgebracht werden, staan bekend als flops (CAMELOT (1967), SWEET CHARITY (1969), DOCTOR DOLITTLE (1967) en MAN OF LA MANCHA (1972)). De filmmakers ontweken het genre. Er waren echter uitzonderingen op de Denkert, Darcie. A Fine Romance: Hollywood & Broadway – The Magic. The Mayhem. The Musicals. New York: Watson-Guptill Publications, 2005: 4. 54 Ibidem, 22-26. 55 Bloom, Ken en Frank Vlastnik. Broadway Musicals: The 101 Greatest Shows of All Time. New York: Black Dog & Leventhal Publishes, 2004: 70-72, 236-238. 53 Glenn Abbink, 3281205 - 22 - Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland regel, zoals de wat donkerdere musicalfilms CABARET (1972) en ALL THAT JAZZ (1979). Tevens werd er een van de bekendste musicalverfilmingen ooit uitgebracht, GREASE (1978).56 De jaren ’70 zag een opkomst van de zogenaamde rock musicals en/of rock opera’s met successen als HAIR (1967) en GODSPELL (1971). Daarnaast was de Britse Andrew Lloyd Webber een belangrijke vernieuwer. Hij hanteerde met JESUS CHRIST SUPERSTAR (1970) en EVITA (1976) een doorgezongen structuur (Sung-through), die hun oorsprong kende als “concept album” om later als theatervoorstelling te worden gecreëerd. Lloyd Webber heeft vervolgens met CATS (1981) en THE PHANTOM OF THE OPERA (1986) twee van zijn grootste successen.57 Het is in deze periode dat de Broadway Opera ontstaat, hetgeen refereert aan een (doorgecomponeerde) musical met eigentijdse muziek maar de grootsheid van de opera, waarin het hele verhaal gezongen wordt en er geen gesproken dialoog plaatsvindt, met uitzondering van hier en daar een gesproken zin. Daarnaast ontstond er een ander subgenre van de musical (en de revue), namelijk de “Song-by-song Musical”, waarbij er geen sprake is van sketches, maar waar oude liederen worden hergebruikt binnen een nieuwe (muzikale) context om zodoende een narratief te ontwerpen. Voorbeelden hiervan zijn BUBBLING BROWN SUGAR (1975), SIDE BY SIDE BY SONDHEIMD (1976), AIN’T MISBEHAVIN’ (1978) en FIVE GUYS NAMED MOE (1990). Geïnspireerd door Andrew Lloyd Webber’s aanpak komen Alain Boublil en ClaudeMichel Schönberg, met LES MISÉRABLES (1985), MISS SAIGON (1989) en MARTIN GUERRE (1996). Het grote succes van eerstgenoemde is echter ook te danken aan de marketingstrategieën van producent Cameron Macintosh, een van Engeland belangrijkste producenten van het commerciële theater. Samen zorgen Lloyd Webber, Boublil en Schönberg en Macintosh voor een ware ‘Britse Invasie’ in Amerika in de jaren ’80 en ’90 met de zogehete “Megamusicals” of “Popopera’s”; epische, dramatische voorstellingen, terugkerende melodieën met doorgezongen scores, imposante decors, vergezelt door intensieve marketing en financiële successen.58 In de jaren hierop volgend werd er vaak gekozen voor een grotere nadruk op stijl en vorm dan op inhoud. De spektakelmusical bereikt een nieuwe ontwikkeling wanneer grote bedrijven als The Walt Disney Company zich begeven richting Broadway met BEAUTY AND THE BEAST (1994), THE LION KING (1997), AIDA (2000), TARZAN (2006) en MARY POPPINS 56 Denkert, 22-26. Dieho, Bart. Syllabus Theater: Inleiding Theater- en Dansgeschiedenis Vanaf 1870. Utrecht: Universiteit Utrecht, 2007. Snelson, John. Andrew Lloyd Webber. New Haven: Yale University Press, 2004. 58 Sternfield, Jessica. The Megamusical. Indiana University Press: Bloomington, 2006. 57 Glenn Abbink, 3281205 - 23 - Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland (2004). Er waren echter ook projecten die niet volgens dit patroon werkten en die op kleinere schaal werden uitgevoerd, waarvan een voorbeeld Jonathan Larson met RENT (1996) is. Daarnaast zijn er door de hoge kosten van een productie een aantal trends waarneembaar. Zo zijn er de revivals, voorstellingen gebaseerd op films (THE PRODUCERS (2001), HAIRSPRAY (2002)), literatuur (WICKED) en de Jukeboxmusicals (MAMMA MIA! (1999), WE WILL ROCK YOU (2002)). Tot de eeuwwisseling werden er weinig tot geen musicals verfilmd, waarna de filmmusical een terugkeer maakt en de populariteit groeit door films als MOULIN ROUGE (2001), CHICAGO (2002), DREAMGIRLS (2006), HAIRSPRAY (2007) en SWEENEY TODD (2007), MAMMA MIA! (2008) en de HIGH SCHOOL MUSICAL franchise (2006-2008). Glenn Abbink, 3281205 - 24 - Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland ___________________________________________________________________________ BIJLAGE #2 – DISCIPLINE DOMINANTIE MUSICAL INDELING & MEEST DOMINANTE VOORSTELLINGEN IN NEDERLAND59 1) Spel dominant Musical comedy: Musical waarbij het geheel ontwikkeld is om het publiek te vermaken en te laten lachen. Dit betekent echter niet dat de voorstelling geen serieuze momenten kan bevatten. Musical play (Book musical): Bij deze vorm van musical staat het verhaal voorop. De zang, muziek en dans zijn volledig geïntegreerd in het narratief. Play with music: Een toneelstuk waarbij muziek een grote rol speelt. 2) Dans dominant Dansmusical: Musicals in/bestaande uit diverse dansstijlen. 3) Muziek dominant Broadway-opera/ Sung-through: Refereert aan een (doorgecomponeerde) musical met eigentijdse muziek maar de grootsheid van de opera, waarin het hele verhaal gezongen wordt en er geen gesproken dialoog plaatsvindt, met uitzondering van hier en daar een gesproken zin.60 Onderdeel hiervan is de MegaMusical; vaak epische, dramatische voorstellingen, terugkerende melodieën met doorgezongen scores en imposante decors.61 Musicals in diverse muziekstijlen: Musicals met dominante muziekstijlen zoals pop, rock, jazz, of blues of een combinatie daarvan. Onderdeel hiervan is de biografische musical. Jukeboxmusical: Een musical waarbij het repertoire van een artiest gebruikt wordt voor de muzikale score van een voorstelling. De liederen worden gecontextualiseerd in het narratief van de voorstelling. Operamusical: Opera in de vorm van musical. Song by song musical: Een musicalrevue waarbij er geen sprake is van sketches, maar waar oude liederen worden hergebruikt binnen een nieuwe (muzikale) context om zodoende een narratief te ontwerpen. 4) Theatrale effecten dominant Spektakelmusical: Een grootst opgezette, technisch vernuftige, visuele musical, met vaak veel toneelbeeld wisselingen en speciale effecten. Thriller / griezelmusical: Musicalgenre waarbij er sprake is van bijzondere spanning. Sprookjesmusical: Musical gebaseerd op een sprookje. Familiemusical: Musical die overwegend bestemd is voor de gehele familie. 59 Gebaseerd op Discipline Dominante Musical Indeling van B.Dieho, E.Schoenmakers en J.van Hintum, in: Dieho, Bart. Overzicht Cabaret en Musical: Historische Ontwikkeling van Musicals in Nederland. Utrecht, Universiteit Utrecht, 2010. Beschrijvingen van de verschillende subgenres zijn van eigen hand, mede op basis van citaten. 60 Ewijk, Paul. Met Zang en Dans: De Geschiedenis van de Musical in Nederland. Kampen: Uitgeverij Kok Lyra, 1993: 18. 61 Sternfield, Jessica. The Megamusical. Indiana University Press: Bloomington, 2006. Glenn Abbink, 3281205 - 25 - Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland Spel Dominant Dans Dominant Muziek Dominant Theatrale Effecten Dominant Musical Comedy: 11 Dansmusical: 11 Musical Play: 24 Broadway Opera: 11 Spektakelmusical: 12 Diverse Muziekstijlen Thriller/Griezelmusical: 0 (incl. Bio. Musical): 18 Play With Music: 4 Jukeboxmusical: 7 Sprookjesmusical: 4 Opera Musical: 2 Familiemusical: 12 Song By Song Musical: 1 39 11 Glenn Abbink, 3281205 39 28 - 26 - Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland ___________________________________________________________________________ BIJLAGE #3 – DE MUSICAL EN HAAR SUBGENRES IN NEDERLAND62 Voorstelling Première Producent Hoofdgenre Subgenre Cats Barnum 1987 1988 Muziek Dominant Theatrale Effecten Dominant Sung-through Spektakelmusical A Night at the Cotton Club* Cabaret 1989 Muziek Dominant Spel Dominant Diverse Muziekstijlen Musical Play Sweet Charity 1989 Spel Dominant Musical Comedy Sneeuwwitje en de Zeven Dwergen Les Misérables 1990 Theatrale Effecten Dominant Sprookjesmusical Muziek Dominant Funny Girl 1991 Broadway Opera Sung-through Musical Comedy Josephine* 1991 Cyrano – de Musical* 1992 The Phantom of the Opera Sweeney Todd 1993 The Sound of Motown* 1994 My Fair Lady 1994 Evita 1995 La Cage Aux Folles 1995 West Side Story 1996 Miss Saigon 1996 Singin’ in the Rain 1996 1989 1991 1993 Carré Stage Entertainment Stardust Productions Stage Entertainment Stage Entertainment Stardust Productions Stage Entertainment Stage Entertainment Stardust Productions Stage Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment Stardust Productions Stage Entertainment Stage Entertainment Stardust Productions Stage Entertainment Stage Entertainment Melody Musical Productions Muziek Dominant Muziek Dominant Muziek Dominant Diverse Muziekstijlen Broadway Opera Theatrale Effecten Dominant Spektakelmusical Muziek Dominant Opera Musical Muziek Dominant Diverse Muziekstijlen Musical Play Spel Dominant Spel Dominant Broadway Opera – Sung-through Musical Play Spel Dominant Musical Play Muziek Dominant Broadway Opera – Sung-through Musical Comedy Muziek Dominant Spel Dominant 62 Gebaseerd op Discipline Dominante Musical Indeling van B.Dieho, E.Schoenmakers en J.van Hintum, in: Dieho, Bart. Overzicht cabaret en musical: Historische ontwikkeling van musicals in Nederland. Utrecht Universiteit Utrecht, 2010. Tevens met behulp van onder andere: Scholten, H. Musicals in Nederland. Terra: Warnsveld, 2004. Glenn Abbink, 3281205 - 27 - Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland Oh Johnny* 1997 Annie 1997 Grease 1997 Joe – De Musical* 1997 De Jantjes* 1997 Nilsson* 1998 The Dancing Queens* 1998 Anatevka 1998 Blood Brothers 1998 Ain’t Misbehavin’ 1999 Chicago 1999 Piaf – De Musical 1999 Oliver! 1999 Fame – De Musical 1999 Elisabeth 1999 Tango de Valentino* 2000 42nd Street 2000 Rent 2000 BoyBand 2000 Rex 2001 Little Shop of Horrors 2001 Saturday Night Fever 2001 Titanic 2001 Glenn Abbink, 3281205 (Mark Vijn) Melody Musical Productions(Mark Vijn) Stardust Productions Stardust Productions Stage Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment Melody Musical Productions (Mark Vijn) Stage Entertainment V&V Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment V&V Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment Muziek Dominant Biografische Musical Theatrale Effecten Dominant Familiemusical Muziek Dominant Theatrale Effecten Dominant Diverse Muziekstijlen Spektakelmusical Spel Dominant Play With Music Muziek Dominant Spel Dominant Biografische Musical Play With Music Spel Dominant Musical Play Spel Dominant Musical Play Muziek Dominant Jukeboxmusical Dans Dominant Diverse Dansstijlen Muziek Dominant Spel Dominant Biografische musical Musical Play Dans Dominant Diverse Danstijlen Spel Dominant Musical Play Dans Dominant Diverse Danstijlen Dans Dominant Diverse Danstijlen Muziek Dominant Sung-through Spel Dominant Play with Music Spel Dominant Musical Play Theatrale Effecten Dominant Familiemusical Muziek Dominant Jukeboxmusical Theatrale Effecten Dominant Spektakelmusical - 28 - Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland Aida 2001 A Chorus Line 2001 The Sound of Music 2002 Fosse 2002 Marlene Dietrich* 2002 Copacabana 2002 3 Musketiers* 2003 Kunt U Mij de Weg Naar Hamelen Vertellen, Mijnheer?* Mamma Mia! 2003 Naked Boys Singin’ The Lion King 2004 2004 Passion 2004 Crazy for You 2004 De Jantjes*~ 2004 Hello Dolly 2004 Nonsens, Lieve Heren 2004 Beauty and the Beast 2005 Jesus Christ Superstar 2005 Als op het Leidseplein…* TiTa Tovenaar* 2005 Sweet Charity~ Rembrandt de Musical* 2005 2006 Chess 2006 2003 2005 Glenn Abbink, 3281205 Stage Entertainment Stage Entertainment i.s.m Melody Musical Productions Stage Entertainment Stage Entertainment V&V Entertainment Stage i.s.m Melody Musical Productions Stage Entertainment V&V Entertainment Theatrale Effecten Dominant Spektakelmusical Dans Dominant Diverse Dansstijlen Spel Dominant Musical Play Dans Dominant Diverse Dansstijlen Muziek Dominant Spel Dominant Biografische Musical Musical Comedy Theatrale Effecten Dominant Spektakelmusical Theatrale Effecten Dominant Familiemusical Stage Entertainment Mark Vijn Stage Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment V&V Entertainment V&V Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment V&V Entertainment V&V Entertainment Mark Vijn Stardust Productions Mark Vijn Muziek Dominant Jukeboxmusical Spel Dominant Theatrale Effecten Dominant Musical Comedy Spektakelmusical Muziek Dominant Opera Musical Spel Dominant Musical Comedy Spel Dominant Play With Music Theatrale Effecten Dominant Familiemusical Spel Dominant Musical Comedy Theatrale Effecten Dominant Sprookjesmusical Muziek Dominant Theatrale Effecten Dominant Broadway Opera – Sung-through Biografische Musical Familiemusical Spel Dominant Theatrale Effecten Dominant Musical Comedy Spektakelmusical Muziek Dominant Diverse Muziekstijlen Muziek Dominant - 29 - Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland Annie~ 2006 Theatrale Effecten Dominant Familiemusical Muziek Dominant Muziek Dominant Diverse Muziekstijlen Jukeboxmusical Spel Dominant Musical Play Theatrale Effecten Dominant Spektakelmusical Muziek Dominant Sung-through Spel Dominant Musical Play Theatrale Effecten Dominant Spektakelmusical Spel Dominant Musical Play 2007 2007 V&V Entertainment V&V Entertainment V&V Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment M-Lab M-Lab Grease~ 2006 Doe Maar!* 2006 Cabaret~ 2006 The Wiz 2006 Cats~ 2006 My Fair Lady~ 2006 Tarzan 2007 Ciske de Rat* 2007 Into the Woods De Vliegende Hollander* Ganesha, Een Perfecte God* Evita~ Spel Dominant Spel Dominant Musical Play Musical Play 2007 M-Lab Spel Dominant Musical Play 2007 Stage Entertainment V&V Entertainment V&V Entertainment Mark Vijn Muziek Dominant Broadway Opera – Sung-through Biografische Musical Sprookjesmusical Billie Holiday* 2007 Assepoester 2007 Bubbling Brown Sugar 2007 Dirty Dancing 2008 Theatrale Effecten Domiant 2008 Stage Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment M-Lab Les Misérables~ 2008 Sunset Boulevard 2008 Joseph and the Amazing Technicolor Dreamcoat Gebroeders Leeuwenhart* 169Huis* 2008 2008 Impact* Bingo* Joe, De Hemel Kan Wachten~* The Wild Party Muziek Dominant Theatrale Effecten Dominant Muziek Dominant Diverse Muziekstijlen Spektakelmusical Theatrale Effecten Dominant Broadway Opera – Sung-through Broadway Opera – Sung-through Familiemusical Theatrale Effecten Dominant Familiemusical M-Lab Muziek Dominant 2008 M-Lab Muziek Dominant 2008 2008 M-Lab M-Lab Spel Dominant Spel Dominant Diverse Muziekstijlen Diverse Muziekstijlen Musical Play Musical Play 2008 M-Lab Dans Dominant Diverse Dansstijlen Glenn Abbink, 3281205 Muziek Dominant Muziek Dominant - 30 - Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland Colors* Fame~ 2008 2008 M-Lab V&V Entertainment V&V Entertainment V&V Entertainment V&V Entertainment V&V Entertainment Mark Vijn Mark Vijn Dans Dominant Dans Dominant Diverse Dansstijlen Diverse Dansstijlen The Sound of Music~ 2008 Spel Dominant Musical Play Piaf – De Musical~ 2008 Muziek Dominant Theatrale Effecten Dominant Biografische Musical Sprookjesmusical De Sprookjesboom* 2008 Footloose 2008 Dans Dominant Diverse Danstijlen Anatevka~ Five Guys Named Moe Cabaret~ 2008 2008 Spel Dominant Muziek Dominant Spel Dominant Spel Dominant Musical Play Theatrale Effecten Dominant Familiemusical 2009 2009 De Graaf en Cornelissen De Graaf en Cornelissen De Graaf en Cornelissen Mark Vijn M-Lab Musical Play Diverse Muziekstijlen Musical Play Op Hoop van Zegen* 2008 Pipo De Musical* 2009 Chicago~ De Gebroeders Leeuwenhart 2* De Deadline* No Way To Treat A Lady Urinetown High School Musical Dans Dominant Theatrale Effecten Dominant Diverse Dansstijlen Familiemusical 2009 2009 M-Lab M-Lab Spel Dominant Spel Dominant Musical Play Musical Comedy 2009 2009 M-Lab Stage Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment De Graaf en Cornelissen V&V Entertainment V&V Entertainment Stage Entertainment Stage Entertainment Spel Dominant Theatrale Effecten Dominant Musical Comedy Familiemusical Mamma Mia! – Tour~ 2009 Muziek Dominant Jukeboxmusical Disney’s Musical Singa-Long All Shook Up – Love Me Tender The Full Monty 2009 Muziek Dominant Muziek Dominant Song-by-Song Musical Jukeboxmusical Spel Dominant Musical Play Hairspray 2009 Spel Dominant Musical Comedy Ja Zuster, Nee Zuster* 2009 Theatrale Effecten Dominant Familiemusical Mary Poppins 2010 Theatrale Effecten Dominant Spektakelmusical We Will Rock You 2010 Muziek Dominant Jukeboxmusical 2008 2009 2009 * Originele Nederlandse Producties. ~ Revivals Glenn Abbink, 3281205 - 31 - Musical in the Spotlight – Programmering van Musicals in Nederland ___________________________________________________________________________ BIJLAGE #4 – LOGICA’S VOOR HET ARTISTIEKE SELECTIEPROCES63 SINGULIER REGIEM Inhoudslogica Contextlogica COLLECTIEF REGIEM Inhoudslogica Contextlogica Artefact Subject Artistieke Referenten Sociale Referenten Interne Consistentie Autonormativiteit Artistieke Conventies Sociale Conventies Ahistorisch Artistieke Biografie Kunstgeschiedenis Positioneel Traject Singuliere inhoudslogica: Focust de argumentatie op het artistieke artefact. Er wordt gelet op de interne consistentie van het kunstobject, en niet gelet op de historische context. Singuliere contextlogica: Focust de argumentatie op het subject. Het beoordelingscriteria worden geput uit de normen en artistieke regels die de kunstenaar zelf aandraagt: het auteurschap. Collectieve inhoudslogica: Focust op artistieke referenten. Het beoordelingscriteria worden geput uit de confrontatie met andere artistieke producten. Het kunstobject in relatie tot andere kunstobjecten. Artistieke conventies en trends spelen een rol. Collectieve contextlogica: Focust op sociale referenten. Het beoordelingscriteria worden geput uit sociale conventies, waar het kunstproduct gepresenteerd wordt en welke positie de kunstnaar inneemt. 63 Parafrase: Gielen, Pascal. Kunst in Netwerken, Artistieke Selecties in de Hedendaagse Dans en Beeldende Kunst. Tielt: Uitgeverij LannooCampus, 2003: 146 – 152. Glenn Abbink, 3281205 - 32 -