30 Schrift 241 István Czachesz Wordt vervolgd … Apocriefe Handelingen van de apostelen e apocriefe Handelingen van de apostelen zijn vroegchristelijke boeken die berichten over het leven en de woorden van verschillende apostelen, maar geen deel uitmaken van het Nieuwe Testament. Vijf geschriften, de vroege of ‘grote’ apocriefe Handelingen – de Handelingen van Paulus, Petrus, Johannes, Andreas en Tomas, worden in dit artikel besproken. De meeste van deze boeken zijn waarschijnlijk in de tweede eeuw geschreven. De zogenoemde ‘latere’ Handelingen – waaronder de Handelingen van Titus, Filippus en Barnabas – dateren van de derde tot de vijfde eeuw. Ook in de latere hagiografische literatuur (de biografieën van heiligen) vindt men veel informatie over de apostelen. Zijdelings verwijzen we in dit artikel naar de latere Handelingen. D Inhoud Terwijl het canonieke boek Handelingen een overzicht biedt van de activiteiten van verscheidene apostelen (waarbij men Paulus ongetwijfeld het hoofdpersonage van de tweede helft van het boek kan noemen), concentreert elk van de apocriefe Handelingen zich maar op één van de apostolische figuren van de vroege kerk. De inhoud en de structuur van de verschillende boeken zijn in grote lijnen identiek. Anders dan de canonieke Handelingen, eindigt het verhaal van de meeste apocriefe Handelingen met de dood (en eventuele verschijningen na de dood) van de apostel. Verder zijn de verhalen die de pagina’s van deze boeken vullen, niet wezenlijk verschillend van de inhoud van Handelingen. Vaak staat aan het begin van het boek de roeping van de apostel vermeld. Deze episoden lijken op de bekering van Paulus in Handelingen 9: God roept de apostel en zendt hem naar het gebied waar hij de bevolking tot het geloof in Jezus moet bekeren en/of de christelijke gemeenten moet bemoedigen. Verschillende boeken, maar vooral de latere Handelingen, melden de verdeling van de wereld onder de apostelen. Na deze inleidende episoden begint de apostel zijn reis naar het gebied van zijn missie: Johannes naar Efeze, Petrus naar Rome, Paulus naar Klein-Azië (het huidige Turkije), Griekenland en Rome, Andreas naar Patras (in Griekenland), en Tomas naar Indië. De apostel bezoekt christenen op de weg en versterkt hen in hun geloof. Niet anders dan in het canonieke boek Handelingen doen de apostelen grote wonderen: ze genezen zieken en wekken mensen uit de dood op. We lezen ook van strafwonderen: pagane tempels bijvoorbeeld storten in op het gebed van Paulus, Johannes, Filippus, Titus en Barnabas. Vooral de vroege apocriefe Handelingen bevatten lange redevoeringen van de apostelen over verschillende theologische en filosofische onderwerpen, waaronder zelfbeheersing, de oorsprong van goed en kwaad en persoon en betekenis van Jezus. Het ‘Lied van de parel’ uit de Handelingen van Tomas (108-113) is een van de prachtstukken van de vroegchristelijke literatuur. In de Handelingen van Johannes (87-105) vertelt de apostel uitvoerig over zijn ervaringen als leerling van Jezus, in lengte een passage die men een klein apocrief evangelie kan noemen. Een hoogst interessant gedeelte van deze redevoering beschrijft de liturgische dans waarmee Jezus afscheid neemt van zijn leerlingen. De apostelen moeten machtige tegenstanders overwinnen. Petrus bijvoorbeeld moet het opnemen tegen de uit Handelingen 8 bekende Simon Magus (of Simon de Tovenaar), die met zijn woorden en wonderen de bevolking van Rome van het geloof in Christus heeft afgeleid. Er volgt een serie openbare dialogen en wonderen waarin Petrus en Simon het volk aan hun zijde proberen te krijgen. Om zijn superioriteit te bewijzen verschijnt Simon aan het eind vliegend naar de hemel vanuit Rome, maar op het gebed van Petrus stort hij neer en verliest hij het duel. Het succes van de apostelen brengt ook gevaar voor hen mee. Gedreven door intriges en jaloezie keren de machthebbers zich tegen de apostel, en uiteindelijk arresteren en veroordelen ze hem. Ook gedurende hun proces en executie doen de apostelen wonderen en bemoedigen ze de gelovigen door lange Handelingen 31 Prediking van Petrus, fresco van Masaccio, vijftiende eeuw, kerk van Maria van de berg Karmel, Florence, Italië redevoeringen. Naast de overeenkomsten tussen deze verhalen heeft het martelaarschap van iedere apostel een uniek karakter. In een zeer bekende episode (Handelingen van Petrus 35) wil Petrus Rome verlaten, wanneer hij in de stadspoort Jezus tegenkomt. Wanneer Petrus aan Jezus vraagt waar hij naartoe gaat (Quo vadis, Domine?), antwoordt hij: ‘Ik ga naar Rome om gekruisigd te worden.’ Op deze manier begrijpt Petrus zijn plicht. Hij keert terug naar Rome en wordt ondersteboven gekruisigd. Wanneer Paulus onthoofd wordt, spat melk op de kleding van de soldaat. Na zijn dood verschijnt Paulus voor Nero en zijn officieren en geleerden; later wordt hij gezien bij zijn graf om tussen twee mannen te staan bidden. Andreas wordt gekruisigd zonder spijkers, ‘opdat hij langzaam zou sterven’, en houdt een lange rede terwijl hij aan het kruis hangt. Tomas wordt met een lans doodgestoken. Anders dan de meeste apostelen sterft Johannes in zijn Handelingen vreedzaam op hoge leeftijd: hij stapt in zijn graf, dat zijn leerlingen eerder voor hem hebben moeten graven, neemt af- scheid van hen en ‘geeft zijn ziel met vreugde aan God’. Genre en doelstelling Wanneer een auteur ervoor kiest bij het schrijven van een tekst een literair genre te volgen, neemt hij belangrijke beslissingen. Deze liggen op het vlak van de lezers die hij wil aanspreken, de soort ideeën en waarden die de tekst bemiddelt en de manier waarop de tekst belangstelling kan wekken en kan overtuigen. Moderne auteurs mogen zulke grenzen bewust overtreden of innovatief gebruiken, maar in de oudheid had een epos, ode, gedicht (en het metrum ervan), drama of komedie een traditionele en duidelijk herkenbare plaats in de cultuur. Het is daarom niet uit puur filologische nieuwsgierigheid dat we naar het genre van de apocriefe Handelingen vragen. Traditioneel heerst de opvatting dat de apocriefe Handelingen tot het genre van de antieke roman horen. De bloeitijd van de antieke roman begon in- 32 derdaad in dezelfde periode (tweede eeuw na Christus), waaruit ook de meeste ‘grote’ apocriefe Handelingen dateren. De antieke roman volgt een vaste structuur: een liefdespaar uit de adel wordt door tragische gebeurtenissen gescheiden, maar de geliefden blijven elkaar trouw en vinden elkaar terug na een lange serie avontuurlijke reizen. Het is waar dat ook de apostelen veel reizen in de apocriefe Handelingen, en dat ook deze teksten veel spanning en avontuur bieden. Het thema van de liefde komt in deze literatuur ook voor, maar dan in een andere context. In de roman is liefde de grote macht die de hoofdpersonages met elkaar verbindt, terwijl in de apocriefe Handelingen (erotische) liefde meestal in een negatief licht wordt getoond. Nog groter lijkt het verschil tussen de twee soorten teksten wanneer we aan de lange redevoeringen en theologische discussies van de apocriefe Handelingen denken, die helemaal niet bij het genre van de roman passen. Ten slotte heeft de roman altijd een happy end, terwijl de meeste apocriefe Handelingen met het martelaarschap van de apostel eindigen. Hoewel de romanliteratuur zonder twijfel zowel de apocriefe Handelingen als het canonieke boek Handelingen beïnvloed heeft, blijkt deze invloed maar één factor te zijn naast vele anderen, en bepaalt ze zeker niet het genre van onze teksten. Een verhaal is meer dan een serie gebeurtenissen of een verzameling motieven: het heeft een logische structuur, die het begin van de tekst met het eind verbindt. De verhaalstructuur van de roman wordt bijvoorbeeld bepaald door de liefde van twee jonge mensen en een serie ongelukken die ze moeten doorstaan. De oorzaak van de ongelukken is vaak de jaloezie van een godheid. In de apocriefe Handelingen bepaalt de goddelijke roeping van de apostel de verhaalstructuur. De apostelen reizen naar verre landen om hun opdracht uit te voeren, en niet als gevolg van een serie ongelukken. Ten slotte sterven ze de martelaarsdood ook niet ten gevolge van een ongeluk, maar om een voorbeeld te geven aan de christenen. Dit soort verhaalstructuur is bekend uit een ander genre dan de roman, namelijk de biografieën van de joodse profeten en de Griekse en Romeinse filosofen. De boeken Jesaja (Jesaja 6), Jeremia (Jeremia 1), Ezechiël (Ezechiël 1,3) en andere profeten beginnen met een roepingsverhaal waarin de profeet de opdracht krijgt zijn volk naar God te laten terugkeren. Jona wordt naar een ver land gezonden om daar een vreemd volk te bekeren. Over het martelaarschap van de profeten berichten hun apocriefe biografieën. Antieke biografieën schreef men met Schrift 241 verschillende doelstellingen: terwijl bijvoorbeeld Suetonius in zijn biografieën anekdotische episoden en persoonlijke details over de Romeinse keizers verzamelde, presenteerde Plutarchus zijn helden als ethische voorbeelden voor de lezer. Veel biografieën in de Griekse en joodse literatuur zijn geschreven om hun held als ethisch voorbeeld te presenteren, en dit was ook een van de belangrijkste motieven die de schrijvers van de apocriefe Handelingen heeft gedreven. Afgezien van hun ethische accent bieden de apocriefe Handelingen zonder twijfel ook spannende en avontuurlijke verhalen – niet anders dan het canonieke boek Handelingen. Maar deze boeken las men (anders dan de romanliteratuur) niet als pure fictie. Ze verhaalden de missie en woorden van de grote figuren van het vroege christendom, die in deze tradities ook bovenmenselijke eigenschappen krijgen. De boeken waren waarschijnlijk niet bedoeld als propaganda voor de buitenwereld (zoals sommige onderzoekers aannemen), maar als bronnen van spiritualiteit en misschien zelfs als liturgische teksten voor de christelijke gemeenten. Dit standpunt wordt ook ondersteund bij de vermelding van de Handelingen van Paulus onder de canonieke teksten in de lijst van het Codex Claromontanus, een handschrift uit de zesde eeuw met de brieven van Paulus. Canonieke en apocriefe Handelingen Dit leidt ons tot de kwestie van de verhouding tussen de canonieke Handelingen en de apocriefe teksten. Men kan deze relatie op verschillende manieren voorstellen. Het ligt voor de hand aan te nemen dat de apocriefe Handelingen van de apostelen bedoeld waren als vervolg op de canonieke Handelingen. Christenen wisten meer van de apostelen dan ze in het boek Handelingen lazen, en hebben deze informatie gebruikt om een aantal nieuwe boeken te schrijven. Het is ook mogelijk dat sommige christelijke groepen het beeld dat het boek Handelingen van de vroege kerk bood, niet alleen te mager, maar ook verkeerd vonden. Voor christenen bijvoorbeeld die de traditie van Johannes volgden en zijn evangelie en brieven gebruikten, was de beperkte rol van Johannes in Handelingen waarschijnlijk helemaal onacceptabel. Zulke christenen mochten de apocriefe Handelingen niet alleen als aanvullingen op het boek Handelingen lezen, maar ook als een vervanging ervan. Ook de Handelingen van Paulus geven de indruk dat ze een alternatief voor de canonieke Handelingen bieden. Handelingen Ten slotte is het mogelijk dat de apocriefe Handelingen (of sommige ervan) geschreven werden zonder kennis van het canonieke boek Handelingen. De enige geschriften van het Nieuwe Testament die waarschijnlijk voor de meeste christenen bekend waren, zijn de (authentieke) brieven van Paulus; een algemene bekendheid met het boek Handelingen kunnen we niet aannemen. Het boek Handelingen en sommige apocriefe Handelingen konden dus ook onafhankelijk van elkaar tot stand komen. Vrouwen in de apocriefe Handelingen In de apocriefe Handelingen spelen vrouwen een veel belangrijkere rol dan in de meeste geschriften van het Nieuwe Testament. Terwijl de canonieke teksten de neiging hebben de stem van vrouwen te marginaliseren, garandeerden volgens de apocriefe Handelingen vrouwen juist het succes van het vroege christendom. In de Handelingen van Paulus lezen we over het werk van de vrouwelijke apostel Thekla, een zeer belangrijke en populaire heilige van het Syrische christendom. Na haar bekering wordt Thekla medewerker van Paulus, wordt ze op wonderbaarlijke wijze van de marteldood gered en missioneert ze daarna in Seleucië (en volgens sommige tekstvarianten in Rome). In een zelfstandig overgeleverde episode van de Handelingen van Paulus gaan twee vrouwelijke medewerkers (Lemma en Ammia) met de apostel mee op zijn eerste reis na zijn bekering. In de Handelingen van Filippus (een van de latere apocriefe Handelingen) lezen we over Mariamne, de zus van de apostel. Mariamne was ‘gekozen uit alle vrouwen’ en hield de lijst van de landen bij die aan de apostelen waren toegewezen. Zij bemiddelt tussen God en Filippus bij de roeping van de apostel, en God zendt haar met Filippus naar Hierapolis vanwege zijn gebrek aan emotionele zelfbeheersing. Filippus wordt namelijk snel boos, wat in de Romeinse volkspsychologie een teken van een ‘vrouwelijk’ karakter was, terwijl Mariamne juist een ‘mannelijk’ karakter had. Op hun reis werken ze steeds samen: Filippus bijvoorbeeld doopt de mannen, Mariamne de vrouwen, en Filippus geneest de blinde Stachys nadat hij zijn vinger in Mariamne’s mond had gestopt, blijkbaar om haar speeksel als geneesmiddel te gebruiken. De figuur van Mariamne in de Handelingen van Filippus wordt gekleurd door tradities over Maria (Magdalena), die in bepaalde groepen van de vroege kerk als lievelingsleerling van Jezus gezien werd (bijvoorbeeld in het evangelie van Filippus) en als de apostel die de meest geheime openbaringen 33 van Jezus had ontvangen (bijvoorbeeld in het evangelie van Maria). In de apocriefe Handelingen zijn vrouwen niet alleen belangrijk als apostelen en medewerkers van de apostelen, maar spelen ze ook een leidende rol in de christelijke gemeenten. Wanneer de apostelen een nieuw land of stad bezoeken, lezen we vaak over de bekering van vrouwen, die vervolgens het christelijk geloof in hun familie verspreiden. Vrouwen uit de adel organiseren bijeenkomsten van de christelijke gemeente in hun paleis (bijvoorbeeld Maximilla in de Handelingen van Andreas 13), doen donaties uit hun vermogen (zoals Chryse in de Handelingen van Petrus 30) of bezoeken de apostel in de gevangenis (Maximilla en Iphidama in de Handelingen van Andreas 27; Tertia, Mygdonia en Marcia in de Handelingen van Tomas 151). In de apocriefe Handelingen neemt ascese een belangrijke plaats in in de leer van de apostelen. Wanneer vrouwen zich door het woord van de apostel bekeren, besluiten ze vaak zich seksueel te onthouden. Dit lijdt tot conflicten met hun echtgenoten, die zich vervolgens uit boosheid en jaloezie tegen de apostelen keren. De ascetische preek van de apostelen wordt op deze manier vaak de onmiddellijke oorzaak van hun arrestatie en martelaarschap. Deze geschriften laten vermoeden dat de ascese van sommige christelijke theologen (indien bedoeld voor de menigte) als een dreiging werd opgevat voor de orde in de samenleving. Tegelijkertijd suggereert deze literatuur dat het christelijk geloof vrouwen een mogelijkheid tot emancipatie bood in de patriarchale structuur van de (late) antieke maatschappij. Datering en plaats van schrijven Volgens een oude kerkelijke traditie (bekend uit de geschriften van Photius, patriarch van Constantinopel in de negende eeuw) hadden de vijf grote apocriefe Handelingen één en dezelfde auteur, namelijk Leucius Charinus, een leerling van de apostel Johannes. Maar het is onwaarschijnlijk dat deze teksten van de pen van één auteur komen: stijl, taalgebruik, literair niveau en andere kenmerken van de teksten zijn te verschillend van elkaar. Afgezien van het idee van een gezamenlijke auteur is ook de afkomst van alle vijf de teksten uit één bepaald geografisch gebied en tijdperk niet plausibel. Met uitzondering van de Handelingen van Tomas bestaan de zogenoemde grote apocriefe Handelingen uit los van elkaar overgeleverde stukken. Maar ook 34 van deze teksten kennen we vele varianten. De handschriften van de apocriefe Handelingen komen uit verschillende tijden en plaatsen, geschreven in het Grieks, Latijn, Koptisch en Syrisch, maar ook in het Ethiopisch, Armeens, Oudslavisch en andere talen. Uit de langere en kortere tekststukken hebben geleerden sinds de negentiende eeuw gehele boeken gereconstrueerd, maar tegenwoordig wordt deze benadering veel bekritiseerd en wordt meer naar de geschiedenis en de eigenschappen van individuele handschriften en tradities gekeken. Uiteindelijk moet men zich zelfs afvragen of er wel vijf oorspronkelijke boeken hebben bestaan of dat er altijd parallelle en afwijkende tradities over leven en werk van de apostelen hebben gecirculeerd. Men spreekt tegenwoordig van de ‘vloeibaarheid’ (fluidity) van teksten, waaronder men het hergebruik van schriftelijke en mondelinge tradities verstaat om steeds nieuwe schriftelijke en mondelinge teksten te creëren. Als oudste teksten onder de apocriefe Handelingen kan men de Handelingen van Paulus of de Handelingen van Johannes (of gedeelten van deze boeken) noemen. Het eerstgenoemde boek (in het bijzonder het martelaarschap van Paulus) kan uit de eerste eeuw dateren, de Handelingen van Johannes misschien uit de eerste helft van de tweede eeuw. De Handelingen van Paulus en een groot deel van de Handelingen van Johannes komen waarschijnlijk uit Klein-Azië. Op basis van een aantal tekstuele parallellen tussen de apocriefe Handelingen probeert men de volgorde van deze geschriften te reconstrueren. Men kan bijvoorbeeld de verschijningen van Jezus in verschillende vormen in de Handelingen van Johannes 88-90 vergelijken met een soortgelijke episode in de Handelingen van Petrus 20-21; de opwekking van een vrouw uit de dood in de Handelingen van Johannes 72-73 met de Handelingen van Paulus 7; en verschillende versies van de redevoeringen en het martelaarschap van de apostelen met elkaar. Het nadeel van deze benadering is dat men op basis van dezelfde parallellen verschillende volgorden kan reconstrueren. In het algemeen kunnen we zonder het eventuele opduiken van nieuwe handschriften geen definitieve oplossing van dit vraagstuk verwachten. (Men kan in dit verband een ander onderzoeksgebied noemen: ook de volgorde van de synoptische evangeliën blijft omstreden, hoewel de overeenkomsten tussen deze bronnen veel groter zijn dan tussen de apocriefe Handelingen.) Voor het eind van de tweede eeuw waren alle grote apocriefe Handelingen al geschreven, met uitzondering van de Handelingen van Tomas. In Klein-Azië Schrift 241 zijn waarschijnlijk de Handelingen van Andreas geschreven, en in Rome of Klein-Azië de Handelingen van Petrus. Een deel van de Handelingen van Johannes (94-102, of wellicht en nog groter stuk) werd pas later aan het boek toegevoegd, misschien in Alexandrië in de late tweede eeuw. De jongste van de ‘grote’ Handelingen van de apostelen zijn de Handelingen van Tomas. Dit boek is in de eerste helft van de derde eeuw in Syrië geschreven, vermoedelijk in het Syrisch. Van de latere apocriefe Handelingen dateren de Handelingen van Filippus uit de vierde eeuw (evenals de hoogst interessante Handelingen van Petrus en de twaalf), de Handelingen van Barnabas uit de vijfde, en de Handelingen van Titus uit de late vijfde of vroege zesde eeuw. Samenvatting De apocriefe Handelingen van de apostelen waren ooit belangrijke teksten voor bepaalde christelijke groepen, die ze waarschijnlijk ook in de liturgie hebben gebruikt. Men kan ze als vervolg, aanvulling of vervanging van het boek Handelingen beschouwen. Wellicht zijn sommige van deze geschriften zonder kennis van het canonieke boek Handelingen geschreven. De apocriefe Handelingen besteden veel aandacht aan de rol van vrouwen in het succes van het christendom, en het is niet onmogelijk dat onder de auteurs vrouwen te vinden zijn. De eerste apocriefe Handelingen zijn in de late eerste of vroege tweede eeuw geschreven, en alle ‘grote’ apocriefe Handelingen vóór het midden van de derde eeuw. Literatuur – Een overzicht in het Nederlands biedt L. van Kampen, Apostelverhalen. Doel en compositie van de oudste apokriefe Handelingen der apostelen, Sliedrecht 1990; – Een Engelse vertaling van de vroege apocriefe Handelingen met een inleiding op ieder boek vindt men in W. Schneemelcher en R.M. Wilson, New Testament Apocrypha 2. Writings Relating to the Apostles, Cambridge/Louisville 1992; – Studies over de vroege apocriefe Handelingen, geredigeerd door J.N. Bremmer, zijn te vinden in de reeks ‘Studies on Early Christian Apocrypha’ (Peeters), vóór 2001 uitgegeven als ‘Studies on the Apocryphal Acts of the Apostles’; – Een studie over het biografische aspect van de vroege en late apocriefe Handelingen biedt I. Czachesz, Commission Narratives. A Comparative Study of the Canonical and Apocryphal Acts, Leuven 2007; – Zie voor een recenter overzicht verder F. Bovon, ‘Canonical and Apocryphal Acts of Apostles’, Journal of Early Christian Studies 11 (2003), 165-194. ■