geschiedenis en herkomst van de kalkoen geschiedenis en herkomst van de kalkoen Peter, Johann Wenzel (1745-1829) Auteur: SCHOLLAERT N. Copyright: Geschiedenis van het kalkoen Niets uit deze uitgave mag op welke wijze dan ook worden verveelvoudigd en/of voor publicatie doeleinden worden gebruikt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. Citering van informatie uit deze uitgave in welke vorm dan ook moet gedaan worden met de volgende verwijzing: Schollaert Norbert : oktober 2015 : Geschiedenis van het kalkoen Schollaert N. Pag. 1 / 16 29/10/15 geschiedenis en herkomst van de kalkoen Wat voor de Oude Wereld de fazant is ( en bij uitbreiding het huishoen), is voor de Nieuwe Wereld de kalkoen. Deze zeer grote hoendervogels met metaalachtige glanzende veren en talrijke huidplooien en lakrode wratten aan de onbevederde blauwe kop hebben een wel opvallend voorkomen. Op de voorkop van de haan bevindt zich bovendien nog een vlezige uitwas, de vleeskwast, die opgericht kan worden. De uit 18 pennen bestaande staart is sterk afgerond en deze wordt bij het baltsen als en wiel uitgespreid. Opvallend is ook de afstaande bos lange stijve stekels midden op de borst. Het zijn gronddieren die de nacht wel in de bomen doorbrengen.( Grzimek 1970 ) Voor de komst van de Europese overheersers, leefden de wilde kalkoenen, MELEAGRIS GALLOPAVO, in Noord en Centraal –Amerika en Mexico ( Herbst 2001). De Spanjaarden stelden vast dat het de favoriete gedomesticeerde dieren waren bij de Azteken en uiteraard werden sommige meegenomen naar het thuisland zoals het toen de gewoonte was. Alles wat niet in de heimat groeide of leefde was vreemd en exotisch en moest dus verzameld worden en ingescheept om op het thuisfront mee te kunnen uitpakken. Aangezien de hedendaagse gedomesticeerde kalkoen rechtstreeks afstamt van de wilde kalkoen mogen we besluiten dat de Azteken deze soort verkozen boven de pauwkalkoen ( Agriocharis ocellata) die familie is van de wilde kalkoen en thuishoorde in Zuid Mexico. Men neemt aan dat deze soort wél door de Maya’s werd gedomesticeerd, omdat beenderen van deze vogel veelvuldig bij opgravingen zijn gevonden zoals in Yucatan en Guatemala. De Azteken waren afhankelijk van de kalkoen ( in het Mexicaans Spaans guajolote, van het Nahuatl huexolotl) als bron van hun eiwitten ( vlees en eieren). Ze gebruikten ook veelvuldig de veren voor decoratieve doeleinden. De kalkoen werd geassocieerd met hun God, TEZCATLIPOCA ( Ramsdale 2006). De Mexicaanse Azteken wijdden jaarlijks twee grote religieuze feesten aan de “ huexolotl” en gedurende het jaar was het niet ongewoon dat dagelijks 1.000 kalkoenen verkocht werden op de Azteekse markten ( Ramsdale 2006). De oudste fossiele resten van de wilde kalkoen dateren van 3700 V.Chr. en werden gevonden in Tseahaliso Cave, Canyon Del Muerto, Arizona. Tegen 750 na Chr. waren ze wel degelijk gedomesticeerd. Historici zijn het erover eens dat Columbus de eerste Europeaan moet zijn geweest om de kalkoen te aanschouwen. Tijdens zijn oponthoud in het huidige Honduras brachten de lokale bewoners hem voedsel waaronder vogels die de Spanjaarden “ gallinas de la tierra” noemden of land kippen. De Spaanse ontdekkingsreizigers onder leiding van de Coronado (1540 – 1542 ) vulden hun voedselvoorraad aan met dieren die zij of in het wild of in Indiaanse dorpen tegenkwamen. Het houden van dieren hoeft niet altijd te betekenen dat ze ook dienen als voedingsbron. Zo beschrijft hij dat ze in het verstrekte dorp Acoma ( op een heuvel waar thans het huidige New Mexico ligt) van de dorpelingen als geschenk gedomesticeerde kalkoenen kregen. Schollaert N. Pag. 2 / 16 29/10/15 geschiedenis en herkomst van de kalkoen Maar tevens informeerden zij hem dat de kalkoenen bij hen niet dienden als voedsel maar wel om kledingstukken mee te maken. Zij maakten namelijk kledij van de veren ( Winship 1896). Coronado kon dit nauwelijks geloven en beschrijft de kalkoenen als excellent voedsel, maar hij schrijft evenzeer dat de Hopi Indianen zowel arenden als kalkoenen hielden voor hun veren. Rapporten als dit helpen om te verklaren waarom vele archeologen niet geloofden dat de Indianen van het begin van onze jaartelling tot 750 na Chr. ( Basketmaker I, II, III) en vanaf 750 tot heden ( Pueblo I,II,III,IV, V ) kalkoen aten. Verder bewijs voor deze theorie was het vinden van begraafplaatsen van complete kalkoenen waarvan sommige zelfs gemummificeerd waren en ander begraven met offerandes zoals koren. Later evenwel ontdekte men een site uit de 13de eeuw waar de kalkoenen duidelijk wel als voedsel hebben gediend en evenzeer om de beenderen te gebruiken als werktuigen. Deze plek, genaamd Mug House Rum in het Mesa Verde National Park bevatte 1.074 kalkoenbeenderen. Vele van deze beenderen vertoonden tekenen van mes insnijdingen en andere waren verbrand als gevolg van roosteren of braden. Voor deze gemeenschap in die periode was de kalkoen duidelijk wel een voedselbron. In het museum van Mesa Verde zijn grote collecties aanwezig van bewerkte kalkoenbeenderen. In Arizona werden nog op tal van andere locaties bewerkte beenderen gevonden die moeten afkomstig zijn van gedomesticeerde dieren want de wilde kalkoen kwam hier nooit voor. Het is duidelijk dat de kalkoen voor meer doeleinden gehouden werd dan alleen maar voor zijn vlees. Waarom bepaalde maatschappijen de kalkoen accepteerden en andere niet is onduidelijk. De populariteit die het dier heeft in Noord – Amerika kent zijn weerga niet waar dan ook in de wereld. De hond en de kalkoen waren trouwens de enigste twee gedomesticeerde dieren in de tijden vóór Columbus. De populariteit van de kalkoen verspreidde zich naar andere stammen tot ver voorbij Mexico tegen de tijd dat de conquistadores Mexico bereikten. Nadat deze de kalkoenen meegenomen hadden naar Europa in 1523 ( Bender en Bender 2005) werden ze door de Europeanen verder gekweekt tot nog grotere dieren en sommige van deze alhier gedomesticeerde en geselecteerde dieren werden terug meegenomen naar de Nieuwe Wereld rond 1600, waar ze opnieuw gekruist werden met de voorradige wilde kalkoen ( Herbst 2001). Terwijl de Spanjaarden de eerste kalkoenen verkregen hadden door een Pedro Alonso Ninõ ( Cambridge World History of Food) en reeds tegen 1530 ingeburgerd waren op kippenkwekerijen, kwamen ze intussen ook reeds voor in Rome tegen 1525, in Frankrijk tegen 1538 en vandaar over heel West – Europa. Inmiddels hadden Engelse kolonisten uit Virginia ( USA) de vogel ook meegebracht naar hun thuisland ( 1584), zodat de cirkel compleet was. De eerste vogels die de reis in omgekeerde richting deden , van Europa naar Massachusetts kwamen in 1629 aan. Het duurt evenwel nog tot in de 18de eeuw vooraleer de kalkoen zijn prominente plaats krijgt op het “ Thanksgiving” feest. Schollaert N. Pag. 3 / 16 29/10/15 geschiedenis en herkomst van de kalkoen In Amerika zijn ze nog steeds het kerstdiner bij uitstek evenals in Mexico waar kalkoenvlees met cuajilote een populaire nationale schotel is ( Gerlach 2007). Cuajilote is een inlandse boom van Mexico en Centraal Amerika die geelgroene puntige vruchten heeft. Ze smaken zoet en kunnen zowel rauw als gekookt als ingemaakt (pickled ) gebruikt worden. Te vergelijken met wat wij kennen als kip met appelmoes. cuajilote In 1581 verschijnt een Duitstalig kookboek onder de titel “ Ein Neu Kockbuch” van de Hongaarse Marx Rumpolt. Hij is de kok van de koningin van Denemarken en zijn kookboek vermeldt naast de eerste aardappelrecepten ooit gepubliceerd maar liefst 20 recepten voor de bereiding van kalkoen en slechts 2 voor de pauw ( The Food Chronology – J. Trager - 1996 ). In de 16de eeuw was de kalkoen het enige voedingsmiddel uit de Nieuwe Wereld dat meteen in Frankrijk werd geaccepteerd. Op de grote banketten verving de kalkoen de pauw als belangrijkste braadstuk. Kalkoen was toen een luxe vleessoort die enkel bij de rijken op tafel kwam. Er zijn aantekeningen bewaard gebleven van een 10 jaar oude prinses , Jeanne d’ Albret, die zes paar kalkoenen had als troeteldieren ( De Smaak van het verleden –B. Ketcham Wheaton – 1988). Toen ze in november 1528 haar Normandische verblijfplaats verliet werd er een regeling getroffen voor de verzorging van haar dieren en de helft van de eieren die de dieren legden waren bestemd voor een naburig klooster. Deze jonge prinses had dus haar troeteldieren 10 jaar vooraleer de rest van Frankrijk er mee kennis maakte. Schollaert N. Pag. 4 / 16 29/10/15 geschiedenis en herkomst van de kalkoen Verslagen van een banket ter ere van Catharina de Medici in 1549 in Parijs maken melding van 66 kalkoenen. Maar niet iedereen was even gelukkig met de kalkoen. Zo schreef Charles Estienne in 1564: “ …wie het ook was die deze vogels naar Frankrijk heeft gebracht, of we ze nu hanen of pauwen van India noemen, hij heeft ons eerder verrijkt met vraatzuchtige monsters dan met winstobjecten: want het zijn regelrechte haverkisten, bodemloze vreetputten waaraan geen ander plezier te beleven valt dan hun lawaaien razernij wanneer ze groot zijn: of een voortdurend gepiep wanneer ze klein zijn. Het is waar dat hun vlees fijn is, maar het heeft weinig smaak en verteert moeilijk: daarom wordt het gekruid en veel gelardeerd en op smaak gebracht. Er is aan plezier en kwaliteit veel meer te beleven met het vlees van de pauw.” ( Estienne, Charles & Liébault, jean – l’agriculture et maison rustique – Paris 1564) Olivier de Serres, schrijver van een populair-wetenschappelijk werk « théatre de l’agriculture et menage du champ « (1600), zegt over de kalkoen: “ …dat deze vogel in het begin heel teer is , altijd vraatzuchtig en zo stom en woest dat hij niet eens rondlopende dieren en mensen weet te ontwijken…hennen hoewel van dezelfde soort, doden zelfs meerdere van hun kleintjes wanneer ze er door onvoorzichtigheid op trappen zonder er op te letten dat ze door hun eigen gewicht worden verpletterd, des te meer daar de kuikens nog teer en delicaat zijn” Hij adviseerde verder de kalkoenen niet in de moestuin te laten waar ze alle planten zouden vernielen maar ze onder de hoede van een jonge kalkoenhoeder langs de weg naar voedsel te laten zoeken. Tegen de 17de eeuw was de domheid van kalkoenen zo algemeen bekend dat iemand die was beetgenomen “ dindoné” was ! Kalkoen Schollaert N. Pag. 5 / 16 29/10/15 geschiedenis en herkomst van de kalkoen Pauwkalkoen Een Engels auteur beschrijft in 1720 het bijeendrijven van kalkoenkuddes om verder vet te mesten tegen Kerstdag. : “ … aan het begin van de herfst werden de ganzen en kalkoenen bijeengedreven vanuit Norfolk en Suffolk en onderweg aten ze van de overgebleven stoppels op het veld terwijl ze doorstapten. In één enkel seizoen kon men tot 300 passages tellen over de STRATFORD brug aan de Stour rivier. Deze brug vormt de grens tussen Suffolk en Essex. Iedere doortocht kon 300 tot 1.000 dieren bevatten. Sommige boeren hadden zelfs speciale karren vervaardigd waar kooien tot 4 verdiepingen hoog op gemonteerd waren. De karren werden door twee paarden getrokken en door de paarden regelmatig om te wisselen konden ze dag en nacht doorrijden. Op die manier konden ze 150 km. afleggen in twee dagen. De stad waar ze naartoe gedreven werden was uiteraard Londen, dat toen reeds een metropolis was( Britisch Food – Colin Spencer) Tegen het midden van de 17de eeuw waren reeds verschillende recepten ontwikkeld. Gezien de grootte van het dier meestal met vullingen op basis van vlees. Het bekendste recept is dat van La Varenne’s verrukkelijke “poulet d’ inde à la framboise farci”. La Varenne schreef zijn kookboek in 1651 “ Le cuisinier Français”. Hij richtte zich hiermee op de welgestelde klasse, zowel edelen als burgers van zowel stad als platteland. Dit was op zich reeds een omwenteling en een doorbreken van een middeleeuws denkpatroon. Aan La Varenne komt de eer toe het eerste grote Franse kookboek te hebben geschreven en richting te hebben aangegeven voor de komende generaties Franse koks. Andere recepten verwerkten kalkoen in pasteien en in de “ Dictionnaire portatif de cuisine” van 1767staan maar liefst 40 manieren om het beest klaar te maken, gekookt, gebraden, geroosterd en als fricassee. Rond die tijd was het meest luxueus gerecht een met truffels gevulde kalkoen. Schollaert N. Pag. 6 / 16 29/10/15 geschiedenis en herkomst van de kalkoen Kalkoenrassen De twee soorten zijn de wilde kalkoen, grotendeels uit Noord-Amerika en Mexico en de pauwkalkoen van Centraal Amerika en Mexico. In het wild zijn beide soorten sterke vliegers en snelle lopers. Wilde kalkoen Voortplanting Zoölogisch behoort de kalkoen tot de grote vogels die de subfamilie Meleagradinae of Phasianidae uitmaken, een vogelfamilie die bestaat uit de fazanten en hun soortgelijken. Er zijn nog twee overgebleven soorten kalkoenen namelijk de Wilde Kalkoen ( Meleagris gallopavo ) en de Pauwkalkoen ( Meleagris Ocellato ). Het vrouwelijk dier is kleiner en minder kleurrijk dan het mannelijk. Met een vleugelspanwijdte van 1,5 tot1,8 meter behoren zij tot de grootste vogels die in hun areaal leven. De levensverwachting van een kalkoen is 10 jaar. Wanneer kalkoenen de mogelijkheid hebben foerageren ze en scharrelen hun kostje bijeen dat bestaat uit een grote variëteit van planten en kruiden, noten en zaden, bessen en insecten en zelfs kleine reptielen en amfibieën als kikkers en salamanders. Zijzelf zijn een voedselbron voor vossen en hun kuikens voor eksters, kraaien en ander roofvogels. Schollaert N. Pag. 7 / 16 29/10/15 geschiedenis en herkomst van de kalkoen Hun belangrijkste belager is evenwel de mens die er een smakelijk en voedzaam dier in vond. Het grootste gedeelte van het jaar leven de hanen gescheiden van de hennen. I In het wild levende hanen zijn pas in hun tweede levensjaar geslachtsrijp. In het voorjaar probeert iedere haan door zijn pralende balts zoveel mogelijk hennen te lokken. Overal ter wereld waar men tamme kalkoenen houdt kan men dit gedrag observeren. Door zijn dekveren op te zetten vergroot de haan zijn toch al indrukwekkende proporties. Hij heft zijn staartveren en spreidt die geheel uit terwijl hij zijn vleugels laat hangen en met de grote slagpennen over de bodem ritselt. De kale uitwassen aan de kop en hals zwellen daarbij op en krijgen een felle kleur. Het nestelen gebeurt op de grond waarbij de hen een nestkom maakt op een goed verborgen plaats. Alleen de hen broedt waarbij de kuikens na 28 dagen uitkomen. Kuikens kunnen slecht tegen vochtige omstandigheden en na enkele regendagen wanneer ze pas uit het ei zijn, vallen er dan ook vele slachtoffers. Gedrag in het wild In de zomer is de basiseenheid de familie groep, bestaande uit de hen en haar jongen. Meerdere succesvolle hennen vormen dikwijls in de nazomer en de herfst een gezamenlijke kudde. Hennen die niet succesvol waren vormen hun eigen kuddes. Volwassen mannetjes vormen groepen die zelden verenigen met vrouwtjes buiten het broedseizoen. In de late herfst scheiden de jonge hanen zich af van hun nestgroep en vormen een eigen jeugdgroep. Slechts sporadisch zullen jonge hanen zich mengen met oudere hanen. Binnen een groep zal een pikorde de sociale hiërarchie bepalen. De positie wordt bepaald door te vechten of door het aannemen van een dreigende lichaamshouding en uitdagend stemgebruik. Normaal zijn oudere vogels dominant over de jongere, en grote exemplaren domineren de kleinere. Mannetjes domineren hierdoor doorgaans de vrouwtjes. Een kalkoenengevecht start met het geven van een vijandig vocaal signaal en dreigend lichaamsgebruik. De uitdager zal zich binnen de persoonlijke ruimte van de uitgedaagde begeven. Als deze geen gevecht wil aangaan kan hij zich snel wegdraaien om verder oogcontact te vermijden. Zo niet zal hij zich oprichten en de vocale signalen van zijn uitdager beantwoorden. Kalkoenhanen beginnen hun gevecht door tegen elkaar op te vliegen. Hierbij trachten ze elkaar met hun poten uit evenwicht te brengen. Wanneer beide dieren aan elkaar gewaagd zijn, zal het gevecht verder bepaald worden door een soort van worsteling waarbij ze elkaar bij de huid van de kop proberen te grijpen en de opponent naar achter trachten te duwen. Deze uitputtingsslag kan uren duren. Eenmaal de hiërarchie bekend zal de winnaar zijn overwinning bevestigen door de onderworpene te achtervolgen bij zijn aftocht. De dieren blijven echter wel deel uitmaken van dezelfde groep. Het gevecht bij de hennen verloopt enigszins gelijk. Enkel het worstelgedeelte beperkt zich tot wat pikken naar elkaar. Schollaert N. Pag. 8 / 16 29/10/15 geschiedenis en herkomst van de kalkoen Wilde kalkoenen beschikken over een arsenaal van meer dan 30 verschillende vocale signalen om aan elkaar iets kenbaar te maken. Het maakt deze dieren tot een van de meest vocale vogels ter wereld. Bovendien zijn er sekse en leeftijd verschillen in hoogte, toon kwaliteit, volume en stembuiging. Luide signalen voor gevaar of om een partner te vinden, zachte signalen (slechts enkele meters hoorbaar) om niet van elkaar af te dwalen in het struikgewas en geen roofdieren aan te trekken. Het lengen van de dagen is verantwoordelijk voor de hormonale reacties in het lichaam van de wilde kalkoenen. Het klokken, (roepen) laat februari begin maart luid het naderend paarseizoen in. Het klokken dient om ontvankelijke vrouwtjes voor paring aan te trekken. De hanen paren met meerdere vrouwtjes. Het zijn de oudere dominante hanen die verantwoordelijk zijn voor het grootste aandeel in het paargebeuren. Het klokken start bij het aanbreken van de dag, dan begint hij met zijn balts door te paraderen en te klokken voor de hen. De hoog gecoördineerde parade van de haan begint met het opzetten van de lichaamsveren en het ontvouwen van de staart. Dan trekt hij zijn roodaanlopend kale hoofd tegen zijn opgezette rugveren, laat zijn vleugeltippen tegen de grond zakken, en stapt vier of vijf stappen voorwaarts in een langzame, stijlvolle, stijve manier. Gevolgd door een rillende beweging van de vleugeltoppen over de grond die een brommend geluid veroorzaken. Een stijlvolle pirouette rond deze beweging af die telkenmale herhaald wordt en uren kan duren. Gedurende deze voorstelling varieert de kleur van zijn doorbloede hoofd rond de ogen over verschillende schakeringen rood tot paarsblauw, afhankelijk van zijn opwindingsniveau. Ook neuslel en hals zwellen op en geraken in een mum van tijd helemaal doorbloed rood. Ondanks alle vertoon zal het de hen zijn die beslist of de paring zal doorgaan of niet. Indien ze ontvankelijk is zal ze de haan benaderen met haar hoofd naar achteren en haar lichaam horizontaal gepositioneerd. Dan legt ze zich voor de haan in de juiste richting waarna hij haar voor het paren kan bestijgen. Eén enkele paring is voldoende voor de bevruchting van een heel legsel, toch zullen hennen gewoonlijk meerdere malen paren. De dominante haan zal agressief de paringdrang van andere hanen onderdrukken en verstoren. Eens het paarseizoen goed op gang is zullen de hennen één voor één de groep verlaten om een geschikte nestplaats voor hun eieren te zoeken. Overjarige hennen zullen daarbij vaak terugkeren naar hun vorige nestplaats, jonge hennen emigreren vaak buiten hun omgeving op zoek naar een geschikte plek. Het is één van de belangrijkste factoren voor de verspreiding van kalkoenen in nieuwe gebieden. Het nest is niet meer dan een kuiltje in de grond, goed verscholen onder een goed ontwikkelde onderbegroeiing tegen een stam of rots. Elke dag legt de hen één ei tot een legsel van 9 à 12 eieren is bereikt. Bij de start van het legsel, zal de hen zich de meeste tijd ver van het nest ophouden, de eieren worden dan wat verborgen onder bladeren. Schollaert N. Pag. 9 / 16 29/10/15 geschiedenis en herkomst van de kalkoen Vanaf dat ze begint met broeden, zal ze slechts eenmaal per dag het nest verlaten om gedurende een uur wat te eten en te drinken. De broedduur is 28 dagen, waarna de kuikens binnen een periode van 24 tot 48 uur uitkomen. Vanaf het aanslaan van de kuikens zal de hen haar nest niet meer verlaten. Afhankelijk van het weer zal de broedse hen en de kuikens het nest 24 uur na het uitkomen van het laatste kuiken verlaten. Wanneer het eerste nest is vernietigd zullen sommige hennen een tweede maal herproberen. Hennen die opnieuw broeds worden leggen in regel minder eieren. Meestal zijn minder dan de helft van alle broedsels succesvol. Dit is in hoofdzaak te wijten aan het feit dat wilde kalkoenen op de grond nesten en een totaal van zes weken nodig hebben voor het leggen en uitbroeden van hun eieren, wat hun kwetsbaar maakt voor roofdieren en menselijke verstoring. Het sterftecijfer van de kuikens ligt gemiddeld tussen de 70 en 80%, of hoger. Voornamelijk in de eerste twee weken van hun leven, wanneer ze niet kunnen vliegen en onder de hen op de grond overnachten zijn ze zeer kwetsbaar. Gelukkig hebben wilde kalkoenen een hoog reproductief vermogen en één goed broedsel kan een populatie beduidend doen aangroeien. ( Grzimek – Het leven der dieren ) Voeding in het wild Wilde kalkoenen zijn alleseters. Groots opgezette Amerikaanse studies hebben geopenbaard dat wilde kalkoenen zich voeden met meer dan honderd verschillende soorten planten en dieren. Ze eten zowat alles, al moet gezegd dat dit voornamelijk slaat op het vegetarisch deel van hun voedsel dat instaat voor 85% van hun voeding. De overige 15% bestaat uit insecten en kleine ongewervelden. Tijdens de lente en zomer kan men ze zien voeden met insecten, bessen, groene bladeren en graszaden. In de herfst en winter zijn eikels hun favoriete voeding, maar ook aan beukennootjes, fruit en de zaden van ceder en pijnbomen doen ze zich tegoed. Graan, tarwe, haver en andere graansoorten uit agrarische velden staan ook op het menu. Om voedsel te vinden in herfst en winter zullen ze de bodem en bladeren omwoelen en zodoende het verteringsproces van de bodem bevorderen. Kuikens beginnen hun zoektocht naar voedsel nadat de hen haar nest verlaten heeft. Het is belangrijk dat dit niet te lang wordt uitgesteld daar ze slechts voor maximaal drie dagen voedsel uit de dooier hebben meegekregen. In de eerste levensmaand voeden ze zich voornamelijk met insecten. Een proteïnen rijke voedingsbron die ze de mogelijkheid geeft om snel te groeien. In deze eerste vier weken verdubbelen de kuikens hun gewicht iedere week. Na deze maand zullen ze meer en meer overschakelen naar het dieet van een volwassen vogel, dat meer koolhydraten bevat. Wanneer in de lente en zomer het voedsel er in overvloed is, zijn de vogels voortdurend in beweging. Schollaert N. Pag. 10 / 16 29/10/15 geschiedenis en herkomst van de kalkoen Gedurende één dag kunnen ze zo al zoekend naar geschikt voedsel tot drie kilometer en meer afleggen. Indien echter voldoende eten op één plek aanwezig is zullen ze geen extra energie verspillen op hun zoektocht naar voedsel. Kalkoenen eten soms meerdere malen op een bepaalde plek waarna ze die verlaten om een halve kilometer of meer verder te herbeginnen. Gewoonlijk eten ze in de vroege morgen en de late namiddag waarbij ze gedurende de middag rusten, hun toilet maken en hun veren verzorgen. Jonge vogels ontwikkelen zich snel. Bij hun vijfde levensmaand lijken ze al sterk op hun volwassen soortgenoten. Jeugdige kalkoenen zijn dan nog te herkennen aan hun donkere poten, die nog roos dienen te worden. Ook zijn ze nog in lengte korter en de centrale drie veren in hun staart zijn vervangen door grotere exemplaren. Jonge hanen klokken zwakker en met een hogere toon dan oude hanen. Wanneer de kuikens in volume stijgen, ontwikkelen ze voortdurend nieuwe veren. Tegen de tijd dat ze vier maanden oud zijn hebben ze hun verenkleed driemaal hernieuwd. Van hun geboortedons over hun jeugdverenkleed tot hun eerste basisbedekking. De maximale levensverwachting van een kalkoen in gevangenschap bedraagt 12 jaar, in de vrije natuur ligt dit een stuk lager. Een vijf jaar oude kalkoen mag zichzelf al flink feliciteren met zijn overlevingstalent. Domesticatie - DE TAMME KALKOEN In lichaamsbouw en gedrag vertonen de wilde en tamme kalkoen interessante verschillen. Wilde kalkoenen hebben grotere hersenen, bijnieren en hypofyses. Bovendien zijn ze levendiger en waakzamer dan tamme kalkoenen. Het geslachtsleven van het huisdier begint als het zijn eerste levensjaarheeft bereikt en niet –zoals bij de wilde kalkoen - bij het tweede levensjaar. De tamme kalkoen begint ook vroeger in het voorjaar te broeden. De nesten worden minder zorgvuldig verstopt en ook de waarschuwingskreten bij gevaar waar, bij de wilde soort, de kuikens verstarren werken bij de tamme soort niet meer. Evenals de huiskip heeft de kalkoen die eigenschappen verloren die voor het leven in de vrije natuur onontbeerlijk zijn. Hij kan niet meer buiten de verzorging van de mens. Het proces van vangen, temmen en de verdere domesticatie van dieren is een lang en moeilijk proces. Een uitzondering daarop vormt “ Noord Amerikaanse wilde kalkoen”. De archeoloog van dienst bij U.S. National Park Service, Jean Pinkley, schetste een scenario van het unieke proces van temmen en domesticeren van de prehistorische Pueblo kalkoenen in het Mesa Verde National Park. Pinkley ( 1965) poneerde de stelling dat sommige zogezegd gedomesticeerde dieren eigenlijk zelf eerst de mens exploiteerden vooraleer een van hun veroveringen te worden. De kalkoen is zo een voorbeeld. De pueblo kalkoen is uitgestorven in de Mesa Verde sinds historische tijden en de Park verantwoordelijken herintroduceerden kweekdieren in 1944. Schollaert N. Pag. 11 / 16 29/10/15 geschiedenis en herkomst van de kalkoen Dit liet observatie toe van de wilde kalkoenen en hun relatie met de verzorgers van het park. In het begin waren de kalkoenen bedeesd, maar zogauw ze leerden waar ze gemakkelijk aan voedsel konden geraken, in dit geval voedselbevoorrading uitgezet door de parkbeheerders voor kleine vogels, namen ze de voorraadplaatsen over. Bovendien trokken ze naar de residentiële plaatsen in het park waar het warmer was en ze beschutting vonden voor de nacht. De villabewoners trachtten hen te verjagen met bommetjes en geweerschoten maar de kalkoenen weken niet ! Er is dus weinig reden om aan te nemen dat de prehistorische bewoners van Mesa Verde niet evenzeer door de kalkoenen werden getormenteerd. Vroeg of laat wanneer ze zullen hebben bemerkt dat de dieren niet te verjagen waren, zullen ze deze allicht in omheiningen hebben gehouden om hun eigen voedselvoorraden te beschermen. Vanaf dit punt was het inzien dat de kalkoen ook als voedingsbron en als leverancier van benen werktuigen kon dienen een logische stap. Dat de kalkoenen op deze manier in een uitgestrekt gebied werden gehouden blijkt uit de talloze archeologische vondsten in vele opgravingen in het gehele Zuidwesten van de USA. Een aantal van deze fossiele omheiningen werden in verband gebracht met de vroege Pueblo’s (750 tot 900 na Chr.). Zoals we reeds zegden gebeurde de introductie in Europa in de 16de eeuw, nadat Spaanse schepen beladen met vondsten uit de Nieuwe Wereld terugkeerden naar huis. ( Cambridge World History of Food) Op schilderijen uit de 16e en 17e eeuw (o.a. van Adriaen van Utrecht) is te zien dat verschillende soorten kalkoenen (o.a. de Ronquiéres) in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden voorkwamen. Binnen één eeuw na aankomst in Europa waren immers vrijwel alle bekende variaties van de wildkleur in Europa spontaan opgetreden. Sommigen in één enkel land, andere vermoedelijk onafhankelijk van elkaar in meerdere landen. Uit al deze verscheidenheid ontstonden in België twee kalkoenrassen zijnde de Ronquière en de Rode Ardenner. Het schilderij van Peter Wenzel waar een kalkoenfamilie geportretteerd wordt lijkt verrassend goed op de Ronquière. Voor wie geïnteresseerd is in de Rode Ardenner kan ik verwijzen naar een artikel van 24 pagina’s op internet onder dezelfde naam. Wat de Ronquière betreft hebben we in Vlaanderen een autoriteit op dit gebied zijnde de Heer Goddeeris. Schollaert N. Pag. 12 / 16 29/10/15 geschiedenis en herkomst van de kalkoen RONQUIRES HEN IN DE HERMELIJN KLEUR Schollaert N. Pag. 13 / 16 29/10/15 geschiedenis en herkomst van de kalkoen Naamgeving Wanneer de Europeanen voor het eerst kennismaakten met de kalkoen identificeerden ze deze vogel verkeerdelijk als een soort parelhoen ( Numidae meleagris), ook gekend als Turkse haan omdat hij ingevoerd werd via Turkije. De verwarring is zelfs blijven bestaan in zijn wetenschappelijke naam want Meleagris is Grieks voor parelhoen. De benamingen die er in andere landen aan gegeven worden reflecteren vaak zijn exotische herkomst, gezien vanuit het standpunt van de Oude Wereld, en maken de verwardheid omtrent de origine van de kalkoen alleen maar groter. De vele verwijzingen naar India zijn terug te brengen tot een combinatie van twee factoren: - ten eerste de vaste overtuiging van Columbus dat hij Azië ontdekt had en meer bepaald India ( vandaar ook dat hij het volk dat woonde de “ Indianen “ noemde) - ten tweede de gewoonte in die tijd om exotische dieren en planten naar een plaats te verwijzen die symbolisch ver weg was, …exotisch. Dit zien we ook in de benaming voor de muskuseend ( muskovy duck ) die uit Zuid Amerika komt en niet uit Moskou. Dit was de voornaamste reden waarom de benaming “ turkse haan “ bleef plakken aan de Meleagris. Het Ottomaanse Rijk weerspiegelde het rijke exotische Oosten, net als India. Verscheidene andere vogels werden eveneens kalkoen genoemd terwijl ze zelfs geen familie zijn. Bij hun eerste kennismaking met het dier dachten Spaanse onderzoekers dat het een soort “pauw” was en noemden het dan ook “ Pavo” hetzelfde woord dat ze gebruikten voor de pauw. Vandaag de dag wordt kalkoen nog steeds Pavo genoemd in het Spaans, behalve in Mexico waar de uit het Nahuatl dialect voorkomende woord “ guajalote” overgenomen is en de pauw wordt vermeld als pavo real ( royal turkey) De geschiedenis van de naam van deze vogel is bijgevolg bijzonder gecompliceerd. In sommige talen spreekt men van 'vogel uit Peru' . Niet geheel correct, maar de vogel heet in het Portugees nog steeds perú. De Engelsen noemen het beest een turkey, naar Turkije, net als de Egyptenaren (dikrumi, Turkse vogel) de Turken echter noemen hem hindi, naar India, net als de Fransen (cocq de l'Inde, later dinde), de Nederlanders (kalkoen) en de Duitsers (Kalkuhn, later ook uit Turkije, Turkische Hahn, nu Truthahn). De Latijnse naam (Meleagris gallopavo) tenslotte is afgeleid van het oud Romeinse woord voor een Afrikaanse vogel. De Azteken noemden het beest een “ huexolotl” , maar dat werd niet overgenomen. De vogel kwam wel degelijk uit (West-) Indië. Maar toen dat bekend werd als Amerika, bleef de connectie met Indië, en dus later India bestaan. De bekendste exporthaven destijds in India was Calicut (niet te verwarren met Calcutta), aan de westkust. De kalkoen werd dus niet meer de vogel uit India, maar specifiek de vogel uit Calicut, de Calicutse haan, later kalikoetse haan en kalkoense haan. ( Sanders, E. : Geoniemen Woordenboek. Nijgh en Van Ditmar, Amsterdam, 1995, 269 blz. ISBN 90 388 6760 3) en ( Tannahill, R. : Food in History, Penguin Books, 1988. ISBN 0-14-010206-X.) en ( New World Encyclopedia) Schollaert N. Pag. 14 / 16 29/10/15 geschiedenis en herkomst van de kalkoen Conclusie De grote variatie die te vinden is bij onze huisdieren zijn het resultaat van het ingrijpen van de mens, meestal de amateur-fokker. Aangezien onze huisdieren niet meer onderworpen zijn aan de wetten van de natuurlijke selectie, die degene die afwijken van de norm zal elimineren, maar integendeel door de fokker zullen in leven gehouden worden om met deze “ afwijkingen “ of mutaties verder te kweken, krijgen we andere en nieuwe verschijningsvormen. Daar er bij de amateur-fokker ook geen economische of financiële redenen mee gemoeid zijn hoeven deze veranderingen dus ook niet persé nuteigenschappen te zijn. Als de kweker dus door teeltkeuze bepaalde eigenschappen uitselecteert zal hij vrijwel zeker ook andere punten van de lichaamsbouw mee veranderen. Aantal en verscheidenheid van de erfelijke afwijkingen zijn eindeloos. Als we kijken naar de erfelijke variëteiten van onze gekweekte kalkoenen en deze vergelijken met de wilde voorouder dan zien we bij het onze gekweekte meer variatie in kenmerken dan bij de wilde soort. Het grote verschil met de natuurlijke evolutie is wel dat bij onze gekweekte rassen de dieren aanpassingen vertonen waarvan niet zijzelf maar wel de kweker/fokker baat bij hebben. Goede kwekers proberen door consequente selectie en met een duidelijke lange termijn planning, een beter ras te verkrijgen. Dit kan zowel in lichaamsbouw, voederconversie, grootte, weerstandsvermogen als louter kleur en voorkomen zijn. Zo is de Ronquière het enige kalkoenras dat in zovele kleurvariaties bestaan. Als men bedenkt welke belangrijke rol de selectie door de mens heeft gespeeld dan is het duidelijk dat de gekweekte rassen in hun bouw en gewoonten aanpassingen vertonen aan de behoeften en smaak van de mens. Zo kunnen we dan ook begrijpen waarom er zo veel variatie is in uitwendige eigenschappen en praktisch geen in inwendige. De kweker kan meestal alleen maar selecteren op eigenschappen die van buitenaf zichtbaar zijn en hij kan alleen maar die afwijkingen selecteren die oorspronkelijk in de natuur ontstaan zijn. Daarbij is het natuurlijk regel dat hoe opvallender een afwijking hoe sneller hij zal opgemerkt worden. Er is, en dat geldt voor al onze huisdieren, een wezenlijk verschil tussen het fokken voor de voedselvoorziening en de kleinschalige amateur-fok. Bij de industriële fok gaat het erom een zo rendabel mogelijk dier te produceren, met een goede karkasverhouding, goede voedselconversie, ziekte weerstand en snelle groei om aldus de opbrengst te optimaliseren. Daardoor ontstaan een eenheidstype op enorme schaal geproduceerd in reusachtige bedrijven. Voor de kalkoen zijn dit meestal Amerikaanse firma’s die eendagskuikens de wereld rond verschepen. Deze reuzen van wel 18 kg. hebben weinig te maken met onze Ronquière die nog verrassend veel van zijn wilde voorouder heeft bewaard. Gelukkig zijn er wereldwijd de amateurs die met hun filantropische hobby vele rassen van de ondergang hebben kunnen redden. Het zijn zij die ons levend erfgoed nog in ere houden en bewaren voor het nageslacht. Schollaert N. Pag. 15 / 16 29/10/15 geschiedenis en herkomst van de kalkoen Bibliografie The Food Chronology J. Trager 1996 Het leven der dieren Grzimek 1970 De Smaak van het verleden B. Ketcham Weaton 1988 Britisch Food Colin Spencer) 2003 Geoniemen Woordenboek Sanders, E. 1995 Food in History Tannahill, R 1988 De oorsprong der soorten R.E. Leakey 1979 Schollaert N. Pag. 16 / 16 29/10/15