Roosdaal tijdens de Tweede Wereldoorlog

advertisement
Faculteit Letteren & Wijsbegeerte
Vakgroep Nieuwste Geschiedenis
Academiejaar 2007-2008
Roosdaal tijdens de Tweede Wereldoorlog
Een comparatieve analyse van de plattelandsgemeenten
Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en
Strijtem (1938-1947)
Verhandeling voorgedragen tot het behalen van de graad Licentiaat in de Geschiedenis
door
Hanne Van Asbroeck
Promotor:
Prof.dr. Bruno De Wever
Dankwoord
Aan het begin van deze licentiaatsverhandeling is het een uiterst aangename opdracht alle
mensen die me in de loop van de voorbije jaren gesteund hebben te bedanken.
Allereerst wens ik mijn promotor prof.dr. Bruno De Wever te bedanken voor het aanreiken
van het interessante onderwerp en de steeds snelle en duidelijke antwoorden op mijn vragen
en problemen.
Ten tweede bedank ik alle mensen die me tijdens het archiefonderzoek geholpen en begeleid
hebben. In de eerste plaats Guy Evenepoel van de gemeente Roosdaal, bij wie ik steeds
welkom was en die me altijd medelevend aankeek wanneer ik in de kelders afdaalde om de
zogenaamde speld in de hooiberg te gaan vinden. Ook de mensen van de andere
archiefinstellingen die ik bezocht heb, verdienen mijn oprechte dank: Luc Janssens
(Rijksarchief Vlaams-Brabant), Beatrix Gillis (Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme),
Ellen Van Cauwenberghe (FOD Sociale Zekerheid - Dienst Oorlogsslachtoffers – Archief &
Documentatiedienst) en Eva Muys (Defensie - Algemene Dienst Inlichtingen & Veiligheid Sectie Archieven van de Strijdkrachten). Als laatste in het rijtje wil ik ook Astrid Schoeters
(Vakgroepbibliotheek Nieuwste Tijden Universiteit Gent) bedanken voor de voor de steeds
vriendelijke hulp.
Verder gaat mijn oprechte dank uit naar een aantal inwoners van de gemeente Roosdaal, met
name Herman Van Herreweghen, Hubert De Bolle en Kris Lauwaert, voor de antwoorden op
mijn vragen en de interesse die ze voor mijn licentiaatsverhandeling getoond hebben.
Bovenal wil ik Georges Vierendeels, Marie Van Asbroeck en Jean-Baptist Vanopdenbosch
danken omdat ze bereid waren hun herinneringen aan de periode rond de Tweede
Wereldoorlog met mij te delen. Ik heb in hun gezelschap een aantal uiterst boeiende en
overgetelijke uren doorgebracht…
Aan iedereen van de familie (alle nonkels en tantes voor de vele bemoedigende woordjes, en
alle nichtjes, neefjes en aanverwanten voor de ontspannende uitstapjes en babbelkes) en aan
alle kameraden van Jeugdhuis Het Uur en Volkskunstgroep De Wouwe: mercikes!
Bedankt Koen en Wouter voor de computer-technische ondersteuning: zonder jullie was ik als
computerleek volledig de mist ingegaan…
Heel erg bedankt Moeke en Vake, om me de kans te geven te gaan studeren, me mijn weg te
laten vinden in het studentenleven en de jarenlange steun. Bedankt ook Moeke voor het
opsporen van dt- en andere fouten in alle grote en kleine werkjes door de jaren heen.
Very special thanks aan de allerbeste, meest fantastische broer van de hele wereld: Rien,
bedankt voor de overheerlijke verfrissende drankjes, de ontelbare grappige verhalen en
bovenal voor het onomstotelijke geloof in je grote zus!!!
Wout, zonder jouw hulp zou het schrijven van deze scriptie heel wat moeilijker geweest
zijn… Ik kan je niet genoeg bedanken voor het nalezen, het zorgen voor niet-altijd-gezondemaar-wel-lekkere tussendoortjes en ontspannende avondlijke theetjes, je enthousiasme, het
begrip voor mijn kregelige momenten en duizend andere kleine dingen, maar vooral om er
altijd wanneer het nodig was simpelweg voor mij te zijn…
Dankwoord
Inhoudstafel
Bibliografie
Inleiding
1. Voorstelling & motivatie……………………………………………………..2
2. Probleemstelling & structuur………………………………………………5
3. Methodologie & bronnenbespreking…………………………………...9
4. Opzet & doelgroep……………………………………………………………...11
Deel 1: Vooroorlogse context
1. Gemeenteraadsverkiezingen 1938……………………………………...13
1.1. Borchtlombeek…………………………………………………………….15
1.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek………………………………………..15
1.3. Pamel…………………………………………………………………………17
1.4. Strijtem………………………………………………………………………17
1.5. Besluit..............................................................................................................18
2. Politieke activiteit……………………………………………………………….20
2.1. Borchtlombeek…………………………………………………………….
2.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek…………………………………….
2.3. Pamel………………………………………………………………………
2.4. Strijtem………………………………………………………………….
2.5. Besluit…………………………………………………………………..
3. Oorlogsdreiging……………………………………………………………
3.1. Borchtlombeek……………………………………………………….
3.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek……………………………………….
3.3. Pamel…………………………………..
3.4. Strijtem…………………………………………………………………
3.5. Besluit………………………………………………………………….
4. Achttiendaagse veldtocht……………………………………………..
4.1. Borchtlombeek……………………………………………………..
4.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek..............................................................
4.3. Pamel……………………………………
4.4. Strijtem..................................................................................................
4.5. Besluit……………………………………………………………………
Deel 2: Bezettingsperiode
1. Bestuurlijke organisatie………………………………………………………45
1.1. Lokale overheid & administratie……………………………………47
1.1.1. Borchtlombeek……………………………………………………...52
1.1.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek……………………………………54
1.1.3. Pamel…………………………………………………………………58
1.1.4. Strijtem………………………………………………………………60
1.2. Lokale ordehandhaving………………………………………………...63
1.2.1. Borchtlombeek………………………………………………….......64
1.2.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek……………………………………66
1.2.3. Pamel…………………………………………………………………67
1.2.4. Strijtem………………………………………………………………68
1.3. Besluit………………………………………………………………………..68
2. Socio-cultureel leven………………………………………………………….71
2.1. Sociaal-culturele verenigingen………………………………………71
2.1.1. Borchtlombeek……………………………………………………...73
2.1.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek……………………………………74
2.1.3. Pamel…………………………………………………………………75
2.1.4. Strijtem………………………………………………………………76
2.2. Onderwijs…………………………………………………………………...77
2.2.1. Borchtlombeek...................................................................................78
2.2.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek……………………………………79
2.2.3. Pamel…………………………………………………………………80
2.2.4. Strijtem………………………………………………………………81
2.3. Kerk…………………………………………………………………………...81
2.3.1. Borchtlombeek……………………………………………………...84
2.3.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek……………………………………85
2.3.3. Pamel…………………………………………………………………85
2.3.4. Strijtem………………………………………………………………86
2.4. Besluit………………………………………………………………………..87
3. Verzet………………………………………………………………………………….89
3.1. Actieve organisaties & vormen van verzet………………………90
3.1.1. Borchtlombeek……………………………………………………...91
3.1.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek……………………………………91
3.1.3. Pamel…………………………………………………………………92
3.1.4. Strijtem…………………………………………………………........93
3.2. Prosopografische analyse……………………………………………...96
3.3. Besluit………………………………………………………………………..98
4. Collaboratie………………………………………………………………………...99
4.1. Actieve organisaties & vormen van collaboratie……………..100
4.1.1. Borchtlombeek…………………………………………………….102
4.1.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek......................................................103
4.1.3. Pamel………………………………………………………………..104
4.1.4. Strijtem……………………………………………………………..105
4.2. Prosopografische analyse…………………………………………….105
4.2.1. Borchtlombeek…………………………………………………….106
4.2.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek…………………………………..106
4.2.3. Pamel………………………………………………………………..107
4.2.4. Strijtem……………………………………………………………..107
4.3. Besluit………………………………………………………………………108
Deel 3: Naoorlogse situatie
1. Bevrijding………………………………………………………………………….111
1.1. Borchtlombeek…………………………………………………………...114
1.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek………………………………………116
1.3. Pamel………………………………………………………………………..117
1.4. Strijtem……………………………………………………………………..118
1.5. Besluit………………………………………………………………………119
2. Repressie & epuratie…………………………………………………………120
2.1. Borchtlombeek…………………………………………………………...124
2.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek………………………………………125
2.3. Pamel………………………………………………………………………..125
2.4. Strijtem……………………………………………………………………..127
2.5. Besluit………………………………………………………………………129
3. Herstel & reïntegratie………………………………………………………..131
3.1. Borchtlombeek…………………………………………………………...134
3.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek………………………………………136
3.3. Pamel………………………………………………………………………..138
3.4. Strijtem……………………………………………………………………..139
3.5. Besluit………………………………………………………………………141
Algemeen besluit
Bijlagen
Bibliografie
1. Onuitgegeven bronnen
1. Rijksarchief Vlaams-Brabant
1.1. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920-1994. Deel I:
Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. (Toegang 28)
- 49: Borchtlombeek (1946-1976):
 Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester
(4/1/1947)
 Nota voor het Cabinet (februari 1947)
 Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (2/1/1947)
- 91: Onze-Lieve-Vrouw Lombeek (1926-1964)
 Besluit van de minister van Binnenlandse Zaken (28/3/1945)
 Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester
(6/3/1947)
 Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (6/3/1947)
 Besluit van de minister van Binnenlandse Zaken (12/1/1945)
 Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester
(16/1/1945)
 Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (10/1/1945)
 Brief van de gouverneur aan de Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken en
Volksgezondheid (29/5/1941)
 Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester
(8/5/1941)
 Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (8/5/1941)
 Fiche door P. Veldekens met betrekking tot de situatie in Onze-Lieve-Vrouw
Lombeek (23/5/1940)
 Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (12/3/1941)
 Klacht van J. Lanckmans aan de arrondissementscommissaris (10/1/1939)
 Redevoering door J. Van Laethem, d.d. burgemeester in Le Pays Réel
(18/7/1938)
 Album uitgegeven ter gelegenheid van de rexistische betoging (10/7/1938)
 Propagandastrooibriefjes gemeenteraadsverkiezingen (1938)
 Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester
(15/5/1939)
 Brief van E. Van Cauwelaert, d.d. burgemeester, aan de gouverneur (24/2/1945)
 Brief van de gouverneur aan de minster van Binnenlanse Zaken (27/12/1944)
 Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (30/6/1943)
 Brief L. Heremans aan de gouverneur (15/6/1941
 Verslag van Haubruck met betrekking tot de kandidaten R. Motteux en L.
Heremans (s.d.)
 Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (13/1/1939)
- 93: Pamel (1926-1964)
 Fiche door P. Veldekens met betrekking tot de situatie in Pamel (23/5/1940)
 Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester
(7/12/1938)
 Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (1/12/1938)
 Brief van de gouverneur aan de Verwaltungschef van Oberfeldkommandatur
672 (5/9/1941)
-
 Brief van de Verwaltungschef van Oberfeldkommandatur 672 aan de
gouverneur (17/11/1941)
 Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (30/12/1941)
 Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (s.d.)
 Brief van de Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid
(6/2/1942)
 Staat van inlichtingen P. Covens, kandidaat burgemeester
 Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (26/2/1942)
 Brief van de Verwaltungschef van de Oberfeldkommandatur 672 aan de
gouverneur (28/4/1942)
 Brief van de Verwaltungschef van de Oberfeldkommandatur 672 aan de
gouverneur (6/10/1942)
 Brief van de Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken & Volksgezondheid
aan de gouverneur (21/6/1943)
 Brief van de gouverneur aan de Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken &
Volksgezondheid (29/6/1943)
 Brief van de Verwaltungschef van de Oberfeldkommandatur 672 aan de
gouverneur (6/4/1944)
 Brief van het Bestuur der controlediensten van de provincie Brabant (2/5/1944)
 Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester
(15/1/1947)
 Naamstaat der leden die deel uitmaken van de gemeenteraad (13/1/1947)
 Brief van de gouverneur aan de minister van Binnenlandse Zaken (17/1/1947)
 „Verraders! Collaborateurs! Pamel en zijn VNV-ers.‟: uittreksel uit het dagblad
De Denderklok (20/1/1946)
112: Strijtem (1926-1964)
 Fiche door P. Veldekens met betrekking tot de situatie in Strijtem (23/5/1940)
 Aanstelling „Commission de Notables‟ (22/5/1940)
 Brief Procureur-Generaal Ch. Collard aan de gouverneur van de provincie
Brabant met betrekking tot de disciplinaire tuchtmaatregel wegens postverlating
van A. De Groodt, d.d. burgemeester. (26/11/1941)
 Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester
(20/12/1938)
 Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (8/12/1938)
 Nota voor de gouverneur (22/9/1940)
 Brief d.d. burgemeester A. De Groodt aan gouverneur (6/12/1940)
 Uittreksel der minuten berustende ter griffie van het Beroepshof te Brussel –
Openbaar ministerie tegen A. De Groodt (18/11/1940)
 Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (30/9/1940)
 Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester
(10/1/1941)
 Nota voor de Bestendige Deputatie betreffende de burgemeester van Strijtem
(19/3/1941)
 Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (6/5/1941)
 Brief van de Verwaltungschef van de Oberfeldkommandatur 672 aan de
gouverneur (13/5/1941)
 Brief van de gouverneur aan de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken en
Volksgezondheid (16/5/1941)
 Brief van R. Wauters aan de gouverneur (23/6/1941)
 Brief van de gouverneur aan Herr Hahn, Militair Commissaris voor de
Provincie Brabant – Oberfeldkommandatur 672 (24/6/1941)
 Brief van Herr Hahn, Militair Commissaris voor de Provincie Brabant –
Oberfeldkommandatur 672, aan de gouverneur (30/6/1941)
 Brief van de gouverneur aan de Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken en
Volksgezondheid (14/8/1941)
 Besluit ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid betreffende de
aanstelling van R. Wauters als burgemeester van Strijtem (14/10/1941)
 Verslag van de gouverneur aan de Procureur des Konings betreffende de
benoemingsprocedure van R. Wauters (6/11/1948)
 Brief van de Procureur des Konings aan de gouverneur (22/10/1948)
 Staat van voordracht van de kandidaten voor het ambt van burgemeester
(15/1/1945)
 Besluit ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid (2/2/1945)
 Staat van voordracht van de kandidaten voor het ambt van burgemeester
(21/12/1946)
 Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (30/11/1946)
1.2. Provinciaal Bestuur Brabant. Reeks K: Burgemeesters. Arrondissement Brussel.
(Toegang 46)
- C4 72: Borchtlombeek (1926-1938)
 Fiche door P. Veldekens met betrekking tot de situatie in Borchtlombeek
(25/5/40)
 Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester
(28/12/1938)
 Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (24/12/1938)
 Voorrangslijst der raadsleden en schepenen (30/1/1939)
1.3. Provinciaal Bestuur Brabant. Varia (Toegang 46)
- C12 276: Klokkenroof (1941-1943)
 Brief van burgemeester R. Wauters aan de gouverneur (19/3/1943)
- C12 278: Burgemeester en schepenen. Postverlating in 1940 en andere zaken (19401941)
 Brief van de Procureur des Konings aan de voorzitter van de Bestendige
Deputatie (19/8/1940)
 Liste des communes pour lesquelles le département est privé de tous
enseignements utiles concernant l‟attitude de bourgmestre entre le 10 et le 31
mai 1940
2. Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme
2.1. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel
Nrs.:
- 1184/45
- 1518/45/b
- 1924/46
- 155/46
- 2128/46
-
2160/46
3113/45
2305/45
981/47
17/45
1468/46
3394/46
1176/46
2275/46
3097/46
4218-4219/46
3124/46
2552/46
117/45
823/45
368/45
545/45
1978/46
1746/46
3022-3023/45
4325/46
4133/46
1520/45
190/46
113/45
819/45
739-740/46
2368/46
3354/46
3525/46
2.2. Vonnissen voor de Krijgsraad van Gent
Nr.:
- 857/45
2.3. Arresten voor het Krijgshof van Brussel
Nrs.:
- 155/46
- 1193/46
- 186/45
- 1686/45
- 449/47
- 448/45
- 385/45
- 550/47
- 389/45
- 482/46
- 189/45
- 115/49
-
472/47
2.4. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel
Nrs.:
- 65965/45
- 17058/44
- 13928/44
- 17591/46
- 10433/44
- 13238/44
- 1395/44
- 8109/44
- 4979/44
- 4728/44
- 1748/44
- 23720/44
- 9022/44
- 4988/44
- 1327/I/46
- 64082/45
- 4919/45
- 7332/45
- 49144/45
- 47756/45
- 1128/47
- 25511/44
- 4984/44
- 1400/44
3. Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid - Dienst Oorlogsslachtoffers Archief & Documentatiedienst
Erkenningsdossiers Burgerlijke Weerstand:
- A. De Bast
Erkenningsdossiers Werkweigeraars:
- A. Sonck
- L. De Braekeleer
- G. Du Rang
Erkenningsdossiers Politiek gevangenen:
- A. Sonck
- J. Geeroms
- R. De Duffeleer
- F. Minner
Erkennigsdossiers Weggevoerden voor verplichte arbeid in Duitsland:
- A. Sonck
- T. De Pauw
- G. Du Rang
-
F. Minner
4. Defensie - Algemene Dienst Inlichtingen & Veiligheid - Sectie Archieven van
de Strijdkrachten
Erkenningsdossiers Gewapende Weerstand:
- H. Evenepoel
- J. Geeroms
- G. Heymans
- S. Heymans
- K. Van Cauwelaert
- E. Van Cauwelaert
- M. Van der Perre
Erkenningsdossiers Inlichtingen- & Actiediensten:
- R. De Duffeleer
- E. Van Cauwelaert
5. Studie- & Documentatiecentrum voor Oorlog en Hedendaagse Maatschappij
(Soma)
-
-
R 3500: „De Filosoof van Loemmek. Weekblad van de verstandige en geestige lieden
van ‟t Payottenland.‟ (nummer 10, 21/4/1936)
AB 246: „Manuscrit inédit sans titre. Réflexions politiques générales sur la guerre et
l‟avenir. Mémoire redigé dans les derniers mois de la guerre.‟ (door Karel Van
Cauwelaert, gedrukt door „Le Service de Presse et de Propagande de la Cooperation
Nationale de l‟Agriculture et de l‟Alimentation‟.
AA 228/749 & 752 : Naoorlogse verslagen KAJ: afdelingen Borchtlombeek & Ternat
(1944)
AA1217-1218: Enquête Kerk & clerus tijdens de bezetting (1977)
CD-Rom „Vonnissen‟
6. Gemeenterarchief Roosdaal
Opmerking: geen plaatsnummers, want niet geïnventariseerd!
6.1. Gemeentearchief Borchtlombeek
- Register der beraadslagingen van het schepencollege (4/2/1895-27/4/1943)
- Register der beraadslagingen van het schepencollege (8/5/1943-29/10/1964)
- Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964)
- Lijst der inkwartiering (16/5/1945)
- Brieven DAD Claims-Hirings (3) (26/9/1945)
- Gevolg aan rondschrijven van den Heer minister van Binnenlandse Zaken, d.d.
6/6/1946. Epuratie inzake burgertrouw. (15/6/1946)
- Gevolg aan brief van de Heer arrondissementscommissaris, d.d. 21/1/1946. Gemeente
Borchtlombeek. (1/2/1946)
- Uittreksel uit register der beraadslagingen van het schepencollege, zitting van 27
december 1945.
- Herziening kiezerslijsten van kracht op 1/5/1946. Lijst der geschrapte kiezers.
-
Lijst der geschrapte kiezers. (18/7/1946)
6.2. Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek
- Register der beraadslagingen van het schepencollege (27/6/1921-21/11/64)
- Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (12/9/1926-15/11/1953)
6.3. Gemeentearchief Pamel
- Register der beraadslagingen van het schepencollege
- Register der beraadslagingen van de gemeenteraad
- Documenten ministerie van Binnenlandse Zaken, Algemeen Commissariaat voor
Passieve Luchtbescherming (1938)
- Register der opeisingen (september 1938-26/5/1940 & 25/10/1944-14/3/1945)
- Brief provinciebestuur Brabant (27/9/1938)
- Documenten ministerie van Landsverdediging (1939-1940)
- Inlichtingenstaat territoriale Burgerlijke Wacht voor Luchtbeschermingen (1939)
- Maatregelen inzake Passieve Luchtbescherming (s.d.)
- Algemeene onderrichtingen over het burgerlijke alarm (13/1/1940)
- Brief m.b.t. aanstelling chef van de Burgerlijke Wacht te Pamel (15/3/1940)
- Brief provinciegouverneur Brabant (9/5/1940)
- Verklaring burgemeester aan arrondissementscommissaris m.b.t. voortvluchtige
inwoners (10/1/1946)
6.4. Gemeentearchief Strijtem
- Register der beraadslagingen van het schepencollege (19/7/1886-31/12/1952)
- Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (27/2/1931-16/8/1944)
- Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (16/8/1944-31/10/1952)
7. Privé-archief H. Van Herreweghen
-
„Aan mijne medeburgers!‟ (naoorlogs politiek pamflet R. Motteux)
VAN HERREWEGHEN H., „Wereldoorlog II in de Denderstreek.‟, Ninove, SintAlloysiuscollege, 1984.
2. Literatuurlijst
s.n., „Belgique 1940. Une société en crise, un pays en guerre - België 1940. Een maatschappij
in crisis en oorlog.‟, Brussel, Navorsings- en studiecentrum voor de geschiedenis van de
Tweede Wereldoorlog, 1993.
s.n., „In de voetsporen van Sint-Franciscus: kleine kroniek van een groot instituut.‟, Roosdaal,
MPI - Sint-Franciscus, 1990.
s.n., „Na vijftig jaar: gedenkboek van de oorlog 1940-1945. Gesneuvelden, oudstrijders,
concentratiekampen, weerstanders.‟, Liedekerke, s.n, 1995.
ADRIAENS W., „Partizanenkorps 037. Kroniek van het Onafhankelijkheidsfront, Jeugdfront
en Partizanenleger in de streek van Heist-op-den-Berg.‟, Berchem, EPO, 2005
ART J. & VANHAUTE E. (red.), „Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente. Deel 1:
Inleiding tot de lokale geschiedenis van de 19de en de 20ste eeuw.‟, Gent, Centrum voor
Geschiedenis - Universiteit Gent & Mens en Cultuur Uitgevers, 2003.
BALACE F. (red.), „Jours de guerre. Jours de sursis.‟, Brussel, Gemeentekrediet van België,
1990.
BALACE F. (red.), „Jours de guerre. Jours libérés I.‟, Brussel, Gemeentekrediet van België,
1995.
BALACE F. (red.), „Jours de guerre. Jours libérés II.‟, Brussel, Gemeentekrediet van België,
1995.
BALTHAZAR H., BEKE P., Clersy E., e.a., „1940-1945: Het dagelijkse leven in België.‟,
Brussel, ASLK, 1984.
BOECKX B., DE PRINS G., DE WEVER B., e.a., „Tegendruk. Geheime pers tijdens de
Tweede Wereldoorlog.‟, Gent-Brussel, Amsab - Instituut voor Sociale Geschiedenis &
Studie- en Documentatiecentrum voor Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (SOMA), 2004.
BORGINON H., „Op zoek naar de weggesleepten van mei 1940.‟, Antwerpen, Nederlandse
Boekhandel, 1973.
BOUDENS R., „Kardinaal Van Roey en de Tweede Wereldoorlog.‟, Averbode, Altoria, 1996.
CARREIN K., „De Vlaamse Oostfronters: sociaal profiel en wervingsverloop, november
1941-augustus 1944.‟, Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis (Brussel), 6, 1999, pp. 107149.
CLAES L., „Het verdrongen verleden: de collaboratie, haar rechters en geschiedschrijvers.‟,
Beveren, Orbis & Orion, 1983.
CONWAY M., „Collaboratie in België. Léon Degrelle en het Rexisme, 1940-1944.‟, GrootBijgaarden, Globe, 1994.
CORIJN E. (red.), „Collaboratie in Vlaanderen. Vergeten en vergeven?.‟, Antwerpen,
Manteau, 2002.
DE DECKER C. & ROBA J.L., „ ‟40-„45 boven Schelde, Dender en Durme. Vijf jaar
luchtoorlog boven de arrondissementen Aalst en Dendermonde.‟, Erpe, Uitgeverij De Krijger,
1996.
DE JONGHE A., „Hitler en het politieke lot van België.‟, Antwerpen, Nederlandsche
Boekhandel, 1972.
DE LAUNAY J. & OFFERGELD J., „Belgen en bezetters. Het dagelijks leven tijdens de
bezetting, 1940-1945.‟, Antwerpen, Soethoudt & Co. N.V., 1983.
DE LENTDECKER L., „Tussen twee vuren.‟, Leuven, Davidsfonds, 1985.
DESCAMPS S., „Tielt, bezette stad tijdens de Eerste Wereldoorlog.‟, OLV, Rijksuniversiteit
Gent, 1999.
DE SMEDT K., „De herziening van de schoolboeken tijdens de bezetting (1940-1944).‟,
Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog (Brussel), 14, 1991, pp. 177-201.
DE VOS L., „De bevrijding. Van Normandië tot de Ardennen.‟, Davidsfonds, Leuven, 1994.
DE VOS L. & DECAT F., „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 10: Mei 1940, van
Albertkanaal tot Leie.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990.
DE WACHTER W., „Gestalten van gemeenteraadsverkiezingen en de samenvoegingen van
gemeenten.‟, In: „Handelingen van het 16de Internationaal Colloquium van het
Gemeentekrediet: De gemeenteraadsverkiezingen en hun impact op de Belgische politiek,
1890-1970.‟, Brussel, Gemeentekrediet, 1994.
DE WAELE M., „De onafhankelijkheidspolitiek van België: breuk of continuïteit?‟, In:
„Belgique 1940. Une société en crise, un pays en guerre - België 1940. Een maatschappij in
crisis en oorlog.‟, Brussel, Navorsings- en studiecentrum voor de geschiedenis van de Tweede
Wereldoorlog, 1993, pp. 21-24.
DE WEVER B., „Oostfronters. Vlamingen in het Vlaams Legioen en de Waffen SS.‟, Lannoo,
Tielt, 1985.
DE WEVER B., „Staf De Clercq.‟, Brussel, Grammens, 1989.
DE WEVER B., „Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde: het VNV.‟,
Tielt, Lannoo, 1994.
DE WEVER B., „De Vlaams-nationalisten in de gemeentebesturen tijdens het Interbellum.‟,
In: „Handelingen van het 16de Internationaal Colloquium van het Gemeentekrediet:
De gemeenteraadsverkiezingen en hun impact op de Belgische politiek, 1890-1970.‟, Brussel,
Gemeentekrediet, 1994, pp. 195-230.
DE WEVER B., „Collaboratie.‟, In: „Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging.‟,
Tielt, Lannoo, 1998, pp. 760-775.
DE WEVER B., VAN COETHEM H. & WOUTERS N. (eds.), „Local Government in
Occupied Europe (1939-1945).‟, Gent, Academia Press, 2006.
DE WEVER B., „Geschiedschrijving en lokale politiek.‟, Res Publica: Tijdschrift voor
politologie (Leuven), 39, 1997, pp. 101-107.
DE WEVER B., „Collaboratie in Vlaanderen.‟, In: J. Gotovitch & C. Kesteloot (red.), „Het
gewicht van het oorlogsverleden.‟, Gent, Academia Press, 2003, pp. 39-48.
DE WEVER B., „ “Idealistische oostfrontstrijders” en “flaminboches”. De collaboratie in
België: onverwerkt verleden?‟, Spiegel Historiael (Den Haag), 29 (3-4), 1994, pp. 138-143.
DE WILDE M., „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 3: De Nieuwe Orde.‟, Antwerpen,
Nederlandsche Boekhandel, 1983.
DE WILDE M. & VERHOEYEN E., „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 5: De
collaboratie (1).‟, Antwerpen, Nederlansche Boekhandel, 1985.
DE VOS L., „De bevrijding. Van Normandië tot de Ardennen.‟, Leuven, Davidsfonds, 1984.
DU MONG F., „De laatste getuigen van de Tweede Wereldoorlog in Ternat. Herinneringen en
verhalen.‟, Ternat, Cultuurraad Ternat, 2005.
DUJARDIN V. & VAN DEN WIJNGAERT M., „Land zonder koning, 1939-1950.‟ In:
DUMOULIN M., GERARD E., VAN DEN WIJNGAERT M. & DUJARDIN V., „Nieuwe
Geschiedenis van België. Deel II: 1905-1950.‟, Tielt, Lannoo, 2006, pp. 1121-1320.
DUPORTAIL P., „De oorlog tussen heden en verleden. Beeldvorming over de Tweede
Wereldoorlog in de Oost-Vlaamse plattelandsgemeente Bottelare.‟, Bijdragen tot de
Eigentijdse Geschiedenis (Brussel), 1997, 2, pp. 129-154.
EMMERY R., „Prins Karel: leven in de schaduw van Leopold III.‟, Brussel, Manteau, 2007.
FIERENS B., „Halle in de Tweede Wereldoorlog. De invloed van de bezetting op het leven in
de stad om en rond de Tweede Wereldoorlog.‟, OLV, KUL, 2000.
GERARD E., „De democratie gedroomd, begrensd en ondermijnd, 1918-1939.‟, In:
DUMOULIN M., GERARD E., VAN DEN WIJNGAERT M. & DUJARDIN V., „Nieuwe
Geschiedenis van België. Deel II: 1905-1950.‟, Tielt, Lannoo, 2006, pp. 869-1118.
GÉRARD J., „België tijdens de bezetting 1940-1944.‟, Hasselt, Uitgeverij Heideland – Orbis,
1974.
GÉRARD-LIBOIS J. & GOTOVITCH J., „L‟An 40. La Belgique occupée.‟, Brussel, CRISP,
1971.
GEVERS L., „Bisschoppen en bezetting. De Kerk in de Lage Landen tijdens de Tweede
Wereldoorlog.‟, Trajecta: Tijdschrift voor de geschiedenis van het katholiek leven in de
Nederlanden (Nijmegen), 2004, 13, pp.372-399.
GOOSSENS M., „Statistische analyse van de door het Krijgsauditoriaat opgespoorde
personen, 1945-1947: bijdrage tot de studie van repressie en epuratie na Wereldoorlog
Twee.‟, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1985.
GOTOVITCH J. & KESTELOOT C. (red.), „Het gewicht van het oorlogsverleden.‟, Gent,
Academia Press, 2003.
GUNST P., „Burgemeesters en raadsleden 1938-1947. Verandering en continuïteit van het
politiek personeel.‟, In: „Handelingen van het 16de Internationaal Colloquium van het
Gemeentekrediet: De gemeenteraadsverkiezingen en hun impact op de Belgische politiek,
1890-1970.‟, Brussel, Gemeentekrediet, 1994, pp. 399-427.
HENAU A. & VAN DEN WIJNGAERT M., „België op de bon. Rantsoenering en
voedselvoorziening onder Duitse bezetting, 1940-1944.‟, Leuven-Amersfoort, 1886.
HOFLACK K., HUYSE L. & ROMIJN P., „Het spook van de collaboratie. De bestraffing en
de perceptie van het onvaderlands gedrag in België en Nederland.‟, Spiegel Historiael (Den
Haag), 29 (3-4), 1994, pp. 123-130.
HUYSE L. & D‟HONDT S., „Onverwerkt verleden: collaboratie en repressie in België 19421952.‟, Leuven, Kritak, 1994.
HUYSE L., HOFLACK K. & RUYS M., „Repressie na de Tweede Wereldoorlog.‟, In:
„Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging.‟, Tielt, Lannoo, 1998, pp. 2588-2602.
JACQUEMYNS H., „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 2: Een bezet land.‟,
Antwerpen, Nederlandsche Boekhandel, 1980.
JACQUET P., „La résistance dans le Brabant Wallon.‟, In: s.n., „Belgique 1940. Une société
en crise, un pays en guerre - België 1940. Een maatschappij in crisis en oorlog.‟, Brussel,
Navorsings- en studiecentrum voor de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, 1993, pp.
435-440.
KESTELOOT C., MARES A. & MARISSAL C., „Gemeenteraadsverkiezingen 1890-1970:
databestand.‟, Brussel, Gemeentekrediet van België, 1996.
LAGROU P., „Herdenken en vergeten. De politieke verwerking van verzet en vervolging in
België na 1945.‟, Spiegel Historiael (Den Haag), 29 (3-4), 1994, pp. 116-122.
LAPLASSE J., „Veurne, een kleine provinciestad tijdens Wereldoorlog II: een bijdrage tot de
analyse van het verzet in de Westhoek.‟, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1996.
LEYMAN K., „Helden of bandieten? Een personderzoek naar de beeldvorming over het
verzet, 1944-2005.‟, OLV, UGent, 2006.
LINSEELE K., „ “Onze strijd is juist.” Tegenstellingen in een Oost-Vlaamse bezette
gemeente. De geschiedenis van Waarschoot tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, OLV,
Universiteit Gent, 2002.
LUYTEN D. & HEMMERIJCKX R., „Belgian labour in World War II: strategies of survival,
organisations and labour relations.‟, European Review of History (Abingdon), 7 (2), 2000, pp.
207-227.
LORENZ C., „De constructie van het verleden. Een inleiding in de theorie van de
geschiedenis.‟, Amsterdam, Boom, 2002.
LOUYET P., „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 1: De verloren vrede, 1918-1939.‟,
Antwerpen, Nederlandsche Boekhandel, 1982.
LOUYET P., „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 4: Het verzet (1).‟, Antwerpen,
Nederlandsche Boekhandel, 1991.
MAERTEN F., SELLESLAGH F. & VAN DEN WIJNGAERT M., „Entre la peste et le
choléra. Vie et attitudes des catholiques sous l‟occupation.‟, Gerpinnes, 1999.
MARQUET V., „Bijdrage tot de geschiedenis van het Geheim Leger, 1940-1944. Deel 2:
Leger van België – Geheim Leger, 1943-1944. Boekdeel VI: De actie.‟, Brussel, Pymalion,
s.d.
MAYEUR R., „Tussen bevolking en bezetter, tussen collaboratie en verzet.
Gemeentebesturen tijdens Wereldoorlog Twee: Kortrijk en Rollegem, 1940-44.‟, OLV, KUL,
2002.
McELLIGOTT A., „The German Local Government Statute, 1935-1945 and the crisis of selfgovernment and local administration.‟, In: DE WEVER B., VAN COETHEM H. &
WOUTERS N. (eds.), „Local Government in Occupied Europe (1939-1945).‟, Gent,
Academia Press, 2006, pp. 5- 32.
MEYERS W., „Burgemeesters, schepenen en gemeentelijke administraties.‟, In:
VERHOEYEN E. e.a., „„België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 9: Het minste kwaad.‟,
Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, pp. 84-99.
MEYERS W., „België in de Tweede Wereldoorlog. Een poging tot kritische selectie van de
voornaamste werken gepubliceerd sinds 1970.‟, Bijdragen en Mededelingen betreffende de
Geschiedenis der Nederlanden (Den Haag), 105 (2), 1990, pp. 280-294.
MEYERS W. & SELLESLAGH F., „De vijand te lijf. De Belgen in het verzet.‟, AntwerpenAmsterdam,1984.
NAUDTS G., „Verandering en continuïteit van het politiek personeel: burgemeesters en
schepenen in de provincie Brabant van 1938 tot 1947.‟, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1992.
PAUWELS W., „De bevrijdingsdagen van 1944. Honderd dagen tussen anarchie en
burgeroorlog.‟, Antwerpen, De Nederlanden, 1994.
PELICAEN F., „Dilbeek tijdens de Tweede Wereldoorlog. Analyse en situering van het
verzet in een Vlaams-Brabantse gemeente.‟, OLV, Universiteit Gent, 2006.
RAVYTS K. & STRUYVE P., „Het Tieltse 1940-1945: bedreigd, bezet, bevrijd.‟, Tielt, De
Roede van Tielt, 1995.
RZOSKA B., „Zij komen allen aan de beurt, de zwarten. Het kamp van Lokeren 1944-1947.‟,
Leuven, Davidsfonds, 2000.
SCHOLLIERS P., „De massale ontruiming van de SS-gevangenissen: de transporten van 8 en
23 mei naar Buchenwald.‟, Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog
(Brussel), 6, 1980.
SEBERECHTS F., „Geschiedenis van DeVlag: van cultuurbeweging tot politieke partij, 19331945.‟, Gent, Perspectief Uitgaven, 1991.
SEBERECHTS F., „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven,
Davidsfonds, 1994.
SEBERECHTS F., „Tussen Schelde en Wolchow. Vlaanderen en het Oostfront.‟, Brussel,
Globe, 2002.
SELLESLAGH F., MEYERS W. & VAN DEN WIJNGAERT M., „België in de Tweede
Wereldoorlog. Deel 9: Het minste kwaad.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990.
STRUYE P., „L‟évolution du sentiment public en Belgique sous l‟occupation Allemande.‟,
Bruxelles, Les Éditions Lumière, 1945.
STRUYE P. & JACQUEMYNS G., „La Belgique sous l‟occupation allemande (1940-1944).‟,
Brussel, Complexe, 2002.
STEEN K. & LAPLASSE J., „Het verzet gewogen. Een kwantitatieve analyse van politieke
aanslagen en sabotages in België.‟, Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis (Brussel), 25,
2005, pp. 227-260.
TAGHON P., „Mei 40. De Achttiendaagse Veldtocht in België.‟; Tielt, Lannoo, 1990.
TAGHON P., „België 44. De bevrijding.‟, Tielt, Lannoo, 1993.
TROGH P., „Het verzet in Aalst en Lede: een vergelijking tussen stad en platteland (‟40-‟45)‟,
OLV, Universiteit Gent, 2004.
VAN CAUSENBROECK B., „Studiecentrum tot Hervorming van de Staat.‟, In: „Nieuwe
ecyclopedie van de Vlaamse Beweging‟, Tielt, Lannoo, 1998, pp. 2920-2921.
VAN DE VIJVER H., „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 8: Het culturele leven tijdens
de bezetting.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990.
VAN DEN EECKHOUT P. & VANTHEMSCHE G. (red.), „Bronnen voor de studie van het
hedendaagse België, 19de-20ste eeuw.‟, Brussel, VUBPress, 2003.
VAN DEN WIJNGAERT M. (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen,
Standaard Uitgeverij, 2004.
VAN DEN WIJNGAERT M., „Tussen vijand en volk. Het bestuur van de SecretarissenGeneraal tijdens de Duitse bezetting 1940-1944.‟, In: VERHOEYEN E. e.a., „„België in de
Tweede Wereldoorlog. Deel 9: Het minste kwaad.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, pp. 931.
VAN DEN WIJNGAERT M., „De politiek van het minste kwaad. Het bestuur van de
secretarissen-generaal tijdens de Duitse bezetting 1940-1944.‟, Bijdragen en Mededelingen
betreffende de Geschiedenis der Nederlanden (Den Haag), 105 (2), pp. 265-279.
VAN DOORSLAER R., „De Belgische politie en magistratuur en het probleem van de
ordehandhaving.‟, In: E. Verhoeyen e.a., „„België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 9: Het
minste kwaad.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, pp.100-120.
VAN DOORSLAER R., „Steeds wordt een andere oorlog beschreven. Recente tendensen in
de oorlogshistoriografie in België.‟, Spiegel Historiael (Den Haag), 29 (3-4), 1994, pp. 144150.
VAN GEET W., „De rijkswacht tijdens de bezetting.‟, Antwerpen, Nederlandsche
Boekhandel, 1985.
VAN HERREWEGHEN H., „De meidagen van 1940 in Pamel en omstreken.‟, DF-Klokje
(Roosdaal), 14 (3-4), 1982, pp. 31-42.
VAN HERREWEGHEN H., „Engelse militaire graven te Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟, DFKlokje (Roosdaal), 15 (1-2), 1983, pp. 21-25.
VAN HERREWEGHEN H., „Wereldoorlog II in de Denderstreek.‟, Ninove, SintAlloysiuscollege, 1984.
VAN HERREWEGHEN H., „Pastoor Janssens en de Tweede Wereldoorlog.‟, DF-Klokje
(Roosdaal), 18 (1-2), 1986, pp. 19-22.
VAN HERREWEGHEN H., „De Tweede Wereldoorlog in de Pamelse notulen van 1939 tot
1948.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 23, 1998, pp. 112-113.
VAN HERREWEGHEN H., „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en OnzeLieve-Vrouw Lombeek.‟, DF-klokje (Roosdaal), 26, 2001.
VAN HERREWEGHEN H., „Joodse verstekelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, DFKlokje (Roosdaal), 34 (2), 2002, pp. 61-62.
VAN HERREWEGHEN H., „Over oude en nieuwe klokken in Onze-Lieve-Vrouw
Lombeek.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 35 (2), 2003, pp.35-38.
VAN HERREWEGHEN H., „De klokkenroof en klokkenwijding in Borchtlombeek.‟, DFKlokje (Roosdaal), 38 (4), 2006, pp. 115-118.
VAN ISACKER K., „Mijn land in de kering, 1830-1980. Deel 2: De enge ruimte, 19141980.‟, Antwerpen-Amsterdam, De Nederlandse Boekhandel, 1983.
VAN LIEDEKERKE L., „Strijtem… Nu en altijd.‟, Sint-Kwintens-Lennik, Drukkerij
Verhoeven, 1981.
VERBESSELT F., „Londerzeel, een plattelandsgemeente tijdens de Tweede Wereldoorlog:
een prosopografische analyse.‟, OLV, UGent, 2005.
VERDOODT F.-J., „Voorwaarts maar niet vergeten.‟, Gent, Academia Press, 2001.
VERHOEYEN E., „België bezet, 1940-1944.‟, Brussel, BRTN, 1993.
VERHOEYEN E., VAN DOORSLAER R. & VAN DE VIJVER H., „België in de Tweede
Wereldoorlog. Deel 6: Het verzet (2).‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1988.
WITTE E., BURGELMAN J.C. & STOUTHUYSEN P., „Tussen Restauratie en
Vernieuwing. Aspecten van de Belgische Naoorlogse Politiek, 1944-1950.‟, Brussel,
VUBPress, 1990.
WOUTERS N., „Essen en Wouw, hetzelfde en toch verschillend : een comparatieve
prosopografie van verzet en collaboratie tijdens WO II in België en Nederland.‟, OLV,
Rijksuniversiteit Gent, 1997.
WOUTERS N., „Oorlogsburgemeesters 40/44: lokaal bestuur en collaboratie in België.‟,
Tielt, Lannoo, 2004.
WOUTERS N., „Hetzelfde en toch verschillend: oorlog en oorlogsherinnering in twee
aangrenzende dorpen, Essen (België) en Wouw (Nederland).‟, Bijdragen tot de Eigentijdse
Geschiedenis (Brussel), 5, 1998, pp. 133-171.
WOUTERS N., „New order and good government: municipal administration in Belgium,
1938-1946.‟, Contemporary European History (Cambridge), 13(4), 2004, pp. 389-407.
WOUTERS N., „Localisation in the age of centralisation: local government in Belgium and
Nord – Pas-de-Calais (1940-1944).‟, In: DE WEVER B., VAN COETHEM H. &
WOUTERS N. (eds.), „Local Government in Occupied Europe (1939-1945).‟, Gent,
Academia Press, 2006, pp. 83-108.
WOUTERS N., „De Führerstaat. Overheid en collaboratie in België (1940-1944).‟, Tielt,
Lannoo, 2006.
3. Mondelinge bronnen
-
Interview met J.B. Vanopdenbosch (23/3/2008)
Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008)
4. Internetbronnen
-
Website Hubert De Bolle & Roosdaal (http://www.hdbr.be), op 17/6/2008.
Website Website Koninklijke Fanfare De Verbroedering
(http://www.fanfaredeverbroedering.be), op 18/6/2008.
Website Koninklijke Fanfare De Eendracht
(http://users.telenet.be/christiaan.lauwaert), op 18/6/2008.
Inleiding
1. Voorstelling & motivatie
Het opzet van deze licentiaatsverhandeling bestaat erin de geschiedenis van de Tweede
Wereldoorlog in de plattelandsgemeenten Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek,
Pamel en Strijtem1 te analyseren. Deze scriptie situeert zich dan ook dan ook binnen het
onderzoeksdomein van de lokale historiografie met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog.
Gedurende de jaren zestig en zeventig betroffen de meeste publicaties in verband met de
Tweede Wereldoorlog hoofdzakelijk militaire aspecten en pogingen om de Belgische
oorlogsgeschiedenis te beschrijven. Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw
concentreerden onderzoekers zich onder invloed van de micro-storia van het postmoderne
structuralisme2 echter meer en meer op het belang van de lokale context, ook in crisisperiodes
zoals de Tweede Wereldoorlog. Zoals Jan Art en Eric Vanhaute in hun standaardwerk
„Inleiding tot de lokale geschiedenis van de 19de en de 20ste eeuw.‟ stellen: “De integratie van
het lokale verhaal in een bredere synthese, de vergelijking met wat elders gebeurde blijft een
belangrijke route, maar de „detailrijke beschrijving‟ van het eigen, plaatselijke verleden
wordt in deze tijd van „globalisering‟ ook naar waarde geschat.”.
3
Mede dankzij de
oprichting van het Centrum voor Geschiedenis (1989) werd ook aan de Universiteit Gent het
belang van lokale geschiedschrijving in de verf gezet, met tal van licentiaatsverhandelingen in
verband met een of meerdere aspecten van de Tweede Wereldoorlog op lokaal vlak
(collaboratie, verzet, lokaal bestuur,…) als resultaat. Ook op internationaal vlak is eenzelfde
trend aanwezig: “Scientific historiography of the different occupations in the era of WW II is
booming. (…) The local angle offers refreshing and new insights in ways of approaching the
occupation.”.4
Als licentiaatsstudent Geschiedenis met interesse voor de Tweede Wereldoorlog én lokale
geschiedenis was de keuze dan ook vrij snel gemaakt…
Op aanraden van prof.dr. Bruno De Wever besloot ik mijn eigen gemeente - Roosdaal - als
onderwerp voor deze studie te kiezen. Niet alleen omdat een lokaal vorser een belangrijk
1
Deze gemeenten vormen sinds 1976 de gemeente Roosdaal: Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem
fusioneerden in 1965 en in 1976 werd ook de tot dan toe onafhankelijke gemeente Borchtlombeek bij deze
fusiegemeente aangehecht.
2
C. Lorenz C., „De constructie van het verleden. Een inleiding in de theorie van de geschiedenis.‟, Amsterdam,
Boom, 2002, pp. 120-121.
3
J. Art & E. Vanhaute (red.), „Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente. Deel 1: Inleiding tot de lokale
geschiedenis van de 19de en de 20ste eeuw.‟, Gent, Centrum voor Geschiedenis - Universiteit Gent & Mens en
Cultuur Uitgevers, 2003, p. 5.
4
B. De Wever, H. Van Coethem & N. Wouters (eds.), „Local Government in Occupied Europe (1939-1945).‟,
Gent, Academia Press, 2006, pp. 1-2.
voordeel heeft qua achtergrondinformatie5, maar ook omdat de specifieke context van deze
gemeente ruimte biedt voor nieuw wetenschappelijk onderzoek.
Vooreerst dient te worden opgemerkt dat - ondanks het grote aantal recente publicaties in
verband met lokale geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog - slechts een aantal
wetenschappelijke onderzoekers zich toegespitst hebben op steden en gemeenten binnen het
huidige Vlaams-Brabant.6 Aan de hand van deze licentiaatsverhandeling wil ik dan ook
bijdragen aan de - tot nog toe weinig bestudeerde – oorlogsgeschiedenis van de provincie
Vlaams-Brabant.
Verder biedt de specifieke context van de deelgemeenten Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw
Lombeek, Pamel en Strijtem als gemeenten gesitueerd binnen de regio van het Pajottenland
voldoende elementen voor een diepgaande studie, voornamelijk wat betreft de politieke
situatie voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Belangrijke politieke figuren zoals Staf
De Clercq, Hendrik Borginon, Paul De Mont, Karel Van Cauwelaert,… zijn allen afkomstig
uit deze regio en hebben duidelijk hun stempel gedrukt op het dagdagelijkse leven van de
Pajotse bevolking.
Ook de ligging van deze plattelandsgemeenten, op een knooppunt van verschillende soorten
verkeersaders en in de nabijheid van de grootstad Brussel, zorgt voor een erg specifieke
oorlogs- en bezettingssituatie. Brussel vormt een ideale afzetmarkt voor gesmokkelde
voedingswaren en een belangrijke arbeidsmarkt voor pendelaars. De steenwegen NinoveBrussel en Asse-Edingen vormen niet alleen het toneel voor de intocht van overwinnaars en
de uittocht van verliezers in mei 1940 en september 1944, maar ook voor de typische
bewakingsopdrachten en sabotageactiviteiten in de tussentijdse periode. Dit laatste geldt ook
voor de spoorlijnen Brussel-Gent en Denderleeuw-Geraardsbergen. Vanuit militair oogpunt
vormt de rivier de Dender een belangrijke strategische grens.
Bovendien blijkt dat de oorlogssituatie in plattelandsgemeenten erg verschillend was aan die
in de steden. Zowel Pieter Trogh als Mark Van den Wijngaert merken bijvoorbeeld op dat
5 B. De Wever, „Geschiedschrijving en lokale politiek.‟, Res Publica: Tijdschrift voor politologie (Leuven), 39,
1997, p. 102.
6 Met name:
B. Fierens, „Halle in de Tweede Wereldoorlog. De invloed van de bezetting op het leven in de stad om en rond
de Tweede Wereldoorlog.‟, OLV, KUL, 2000.
F. Pelicaen, „Dilbeek tijdens de Tweede Wereldoorlog. Analyse en situering van het verzet in een VlaamsBrabantse gemeente.‟, OLV, Universiteit Gent, 2006.
G. Naudts, „Verandering en continuïteit van het politiek personeel: burgemeesters en schepenen in de provincie
Brabant van 1938 tot 1947.‟, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1992.
F. Verbesselt, „Londerzeel, een plattelandsgemeente tijdens de Tweede Wereldoorlog: een prosopografische
analyse.‟, OLV, UGent, 2005.
bepaalde aspecten van het dagelijkse leven tijdens periode (zoals voedselvoorziening, verzet
en collaboratie,…) in kleine plattelandsgemeenschappen een andere invulling kregen.7
Al deze specifieke, plaatsgebonden aspecten dragen bij tot een unieke lokale geschiedenis, die
-naar mijn aanvoelen- zeker de moeite waard is om onderzocht en vastgelegd te worden!
7
P. Trogh, „Het verzet in Aalst en Lede: een vergelijking tussen stad en platteland (‟40-‟45)‟, OLV, Universiteit
Gent, 2004, p. 8.
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004,
p. 215.
2. Probleemstelling & structuur
In tijden van crisis, zoals de periode van de Tweede Wereldoorlog, valt men vaak terug op de
lokale dorpsgemeenschap: “iedere lokale gemeenschap werd opnieuw het middelpunt van het
heelal en de navel van de wereld.”.8 Bij aanvang van deze licentiaatsverhandeling werd
beslist deze plaatselijke actor in het middelpunt van het onderzoek te plaatsen en een
monografie in verband met Roosdaal tijdens de Tweede Wereldoorlog te schrijven. In plaats
van te focussen op een bepaald aspect van deze periode, bijvoorbeeld plaatselijk verzet of
lokaal bestuur, komen zo veel mogelijk thema‟s aan bod aan de hand van een beschrijvende
en comparatieve analyse.
De beschrijvende analyse spitst zich toe op volgende onderzoeksvraag: hoe verliep het
dagelijkse leven in Roosdaal rond de periode van de Tweede Wereldoorlog?
In navolging van de studie van Sofie Descamps9 wordt ervoor gekozen de belangrijkste
aspecten van het maatschappelijk leven en de invloed van de oorlogs- en bezettingsomstandigheden op deze aspecten te behandelen. Zo worden de bestuurlijke organisatie
(lokaal bestuur, politie en administratie) en het socio-culturele leven (verenigingen, onderwijs
en Kerk) voor elk van de Roosdaalse deelgemeenten behandeld. Natuurlijk worden ook de
„problematieken‟ eigen aan de oorlogssituatie (de achttiendaagse veldtocht van mei 1940 en
bevrijding van september 1944) en de bezettingsomstandigheden (collaboratie en verzet)
onder de loep genomen.
Bovendien is het voor dit soort onderzoeken noodzakelijk om zowel de vooroorlogse (de
gemeenteraadsverkiezingen van 1938, de oorlogsdreiging,…) als naoorlogse (repressie en
epuratie, herstel en herintegratie,…) situatie onder de loep te nemen.10 Het jaar 1938 leek me
een geschikt startpunt voor de beoogde analyse. De landdag van Rex in Onze-Lieve-Vrouw
Lombeek op 10 juli 1938 vervult namelijk een duidelijke symboolfunctie wat betreft de
aanwezigheid van het extreem rechts georiënteerde gedachtengoed in de regio. Bovendien kan
men aan de hand van de uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen van 16 oktober 1938
nagaan welke verschillende politieke oriëntaties er in de te bestuderen ruimte aanwezig
waren. Ook na de bevrijding van de te bespreken gemeenten kan men nog spreken van een
8
J. de Launay & J. Offergeld, „Belgen en bezetters. Het dagelijks leven tijdens de bezetting, 1940-1945.‟,
Antwerpen, Soethoudt & Co. N.V., 1983, p. 74.
9
S. Descamps, „Tielt, bezette stad tijdens de Eerste Wereldoorlog.‟, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1999.
10
J. Art & E. Vanhaute (red.), „Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente. Deel 1: Inleiding tot de lokale
geschiedenis van de 19de en de 20ste eeuw.‟, Gent, Centrum voor Geschiedenis - Universiteit Gent & Mens en
Cultuur Uitgevers, 2003, p. 381.
specifieke realiteit als gevolg van de voorbije oorlogssituatie. Fenomenen als de
straatrepressie en epuratie namen een belangrijke plaats in in het naoorlogse leven van de
plaatselijke bevolking. Verder had ook de geleidelijke terugkeer van gevangenen een grote
invloed op de dorpsbevolking. Men hoorde vaak voor het eerst de verhalen van de gruwel en
verschrikkingen van de concentratiekampen, families hoorden na vele maanden wachten dat
hun geliefden nooit meer zouden terugkeren,…. Dit alles bracht hevige emoties met zich mee,
hetgeen zonder twijfel een invloed heeft gehad op de „heropbouw‟ van de dorpen én de
dorpsgemeenschappen. Het jaar 1947 (met de gemeenteraadsverkiezingen van 24 november)
werd daarom als eindpunt van deze studie gekozen.
Op basis van deze beschrijvende analyse wordt overgegaan tot een comparatieve analyse.
Deze dient een antwoord te bieden op de vraag welke verschillen er tussen de verschillende
dorpsgemeenschappen waren en welke de relatie en wederzijdse invloed was van de
verschillende actoren.
Aan de hand van deze comporatieve analyse zal een antwoord gezocht worden op vragen als:
in welke mate hebben de vooroorlogse politieke activiteit en het vooroorlogse bestuur een
invloed gehad op vormen van verzet en collaboratie? In welke mate stond het
verenigingsleven mee aan de basis van het ontstaan van zulke groeperingen? Beïnvloedde de
houding van de clerus inzake verzet, collaboratie of accommodatie de publieke opinie omtrent
deze kwesties? Welke rol speelde het verzet bij de bevrijding en repressie? Is er na de oorlog
sprake van politieke continuïteit of van een radicale breuk in vergelijking met de vooroorlogse
machtsverhoudingen, en waarom? Op die manier zullen onderlinge verbanden aangetoond
worden en zoveel mogelijk maatschappelijke aspecten in relatie met elkaar geplaatst worden.
Ook zal worden nagegaan in hoeverre de trends die men uit deze analyse kan halen
vergelijkbaar zijn met de nationale context: de analyse binnen het geografische afgebakende
kader van de plattelandsgemeenten zal met andere woorden worden getoetst aan het verloop
van de Tweede Wereldoorlog in het algemeen. Zoals Rudi Van Doorslaer en Antoon Vrints
stellen, moet namelijk „in een goede lokale oorlogsgeschiedenis ook steeds de verbinding
gemaakt (sic) worden tussen de plaatselijke situatie en de ruimere regionale, nationale of
zelfs internationale context‟.11
11
J. Art & E. Vanhaute (red.), „Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente. Deel 1: Inleiding tot de lokale
geschiedenis van de 19de en de 20ste eeuw.‟, Gent, Centrum voor Geschiedenis - Universiteit Gent & Mens en
Cultuur Uitgevers, 2003, p. 384.
Deze licentiaatsverhandeling bestaat uit drie grote delen die in chronologische volgorde de
vooroorlogse context, de bezettingsperiode en de naoorlogse situatie belichten, gevolgd door
een algemeen besluit.
Binnen elk van deze delen zal in verschillende hoofdstukken een beschrijvende analyse
worden gegeven van de behandelde deelaspecten. Naast een meer algemene inleiding
betreffende deze deelaspecten in de nationale en eventueel regionale of internationale context,
zal steeds een deelbesluit worden geformuleerd dat een antwoord zal bieden op de
comparatieve onderzoeksvraag in hoeverre de dorpsgemeenschappen verschillen of
gelijkenissen vertonen. In het algemeen besluit zal worden nagegaan in welke mate de
deelaspecten elkaar beïnvloed hebben en of er onderlinge relaties aantoonbaar zijn.
Het eerste deel behandelt de periode voor de bezetting. Dit deel poogt de gebeurtenissen van
de Tweede Wereldoorlog en de nasleep ervan te verankeren in een breder historisch kader.
Een eerste hoofdstuk bespreekt de laatste vooroorlogse gemeenteraadsverkiezingen van 1938.
Hierin zal worden nagegaan hoe de gemeenteraad van de verschillende gemeenten
samengesteld was, welke politieke stromingen aan de macht waren en welke in de oppositie
zetelden, of de „nieuwe‟ extreem-rechts georiënteerde partijen Rex en VNV de kiezers konden
bekoren,…. In nauw verband met dit eerste hoofdstuk zal een tweede hoofdstuk worden
gewijd aan de politieke activiteit in de verschillende gemeenten: in hoeverre was het
dagelijkse leven van de plattelandsbevolking doordrongen van de lokale, nationale en
internationale politiek? Voelde men zich nauw betrokken bij de politieke besluitvorming of
schonk men er weinig tot geen aandacht aan? Hoe gaf de bevolking uiting aan deze graad van
politiek
bewustzijn?
In
een
derde
hoofdstuk
wordt
nagegaan
hoe
er
in
de
plattelandsgemeenten werd omgegaan met de nakende oorlogsdreiging. De eerste
(gedeeltelijke) mobilisaties hebben ongetwijfeld hun invloed gehad op de organisatie van het
dagelijkse leven. Verder zal worden onderzocht welke voorzorgsmaatregelen er op militair en
burgerlijk niveau werden genomen naar aanleiding van de „drôle de guerre‟. Als laatste wordt
de zogenaamde achttiendaagse veldtocht behandeld.12 Zorgden deze eerste oorlogsdagen voor
chaos in de dorpen? Wie verkoos te vluchten? In hoeverre werd er navolging gegeven aan de
algemene mobilisatie-oproep? Werden de gemeenten direct getroffen of betrokken bij het
oorlogsgeweld?
12
Ondanks het feit dat deze eerste weken van de Tweede Wereldoorlog theoretisch gezien niet onder de noemer
„vooroorlogse context‟ passen, werd er toch voor gekozen om dit hoofdstuk nog in het eerste deel van deze
licentiaatsverhandeling in te passen. Aangezien het tweede deel enkel de periode onder de Duitse bezetting en de
specifieke aspecten die daarmee gepaard gaan behandelt, zal zowel de periode van de Duitse verovering als de
periode van de geallieerde bevrijding van België buiten dit hoofdstuk worden besproken.
In het tweede en meest uitgebreide deel wordt de bezettingsperiode besproken. Dit tweede
deel is eerder thematisch opgebouwd: in vier hoofdstukken worden vier specifieke aspecten
van het dagelijkse leven onder de Duitse bezetting behandeld. De begrippen accommodatie,
collaboratie en verzet staan hierin centraal. Als eerste wordt de bestuurlijke organisatie in de
verschillende gemeenten besproken, waarbij lokaal bestuur, ordehandhaving en administratie
onder de loep worden genomen. In welke mate voerden zij een „politiek van het minste
kwaad‟? In welke gemeenten kwam er door Duitse maatregelen een oorlogsburgemeester aan
de macht? Hoe werd de „Ruhe und Ordnung‟ georganiseerd en gehandhaafd? In een poging
het sociaal-culturele leven tijdens de bezetting weer te geven, bespreekt het tweede hoofdstuk
het verenigingsleven, het onderwijs en de kerkgemeenschap. Wat betreft het verenigingsleven
zal bijvoorbeeld worden nagegaan welke verenigingen tijdens de oorlogsjaren naar het
achterplan verdwenen en of er nieuwe verenigingen werden opgericht. Bloeide het
verenigingsleven of had het eerder te lijden onder de bezettingsomstandigheden? In een
tweede luik wordt onderzocht welke invloed de bezetting had op het onderwijs dat in de
gemeenten werd georganiseerd. Konden de onderwijsactiviteiten worden voortgezet? Werden
er specifieke acties voor schoolkinderen opgezet? Drong het nationaal-socialistisch
gedachtengoed door tot op de schoolbanken? Verder wordt ook de kerkgemeenschap van
naderbij bekeken. Zocht men tijdens deze crisisperiode steun bij het geloof? Hoe reageerden
de mensen op de klokkenroof? Nam de pastoor, die in die tijd nog een grote voorbeeldfunctie
vervulde, een standpunt in aangaande het bestuur, het verzet en de collaboratie? De laatste
twee hoofdstukken betreffende de bezettingsperiode behandelen de fenomenen verzet en
collaboratie. Voor elk van deze oorlogsspecifieke verschijnselen wordt nagegaan welke
organisaties actief waren in de plattelandsgemeenten en welke activiteiten daaruit
voortvloeiden. Verder zal ook getracht worden een (beperkt) prosopografisch profiel op te
stellen van personen die actief waren in het verzet of de collaboratie.
Het laatste deel van deze licentiaatsverhandeling betreft de naoorlogse situatie in de
plattelandsgemeenten. Een eerste hoofdstuk gaat na hoe de bevrijding van de area verliep.
Wanneer en door welke eenheden werden de dorpen bevrijd? Speelde het verzet een rol bij de
bevrijding? In het tweede hoofdstuk worden de repressie en epuratie behandeld. Hierbij zal
worden nagegaan of, wanneer en in welke vorm er werd overgegaan tot repressie tegen
(vermeende) collaborateurs. Welke rol speelden verzetslieden en prominenten zoals de
burgemeester en pastoor hierin? Wie werd er voor het krijgsgerecht gebracht? Als laatste zal
in het hoofdstuk „Herstel & herintegratie‟ worden nagegaan op welke wijze het herstel van de
dorpen en de dorpsgemeenschappen verliep, zowel op materieel als maatschappelijk vlak.
3. Methodologie & bronnenbespreking
Zoals reeds werd vermeld, wordt deze licentiaatsverhandeling opgevat als een monografie
waarin zoveel mogelijk aspecten van het dagelijkse leven in de plattelandsgemeenten
Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem ten tijde van de Tweede
Wereldoorlog worden behandeld. Immers: „De Tweede Wereldoorlog vormde toch een
totaalfenomeen dat alle gebieden van het leven bestreek (…).‟13 Het mag duidelijk zijn dat de
keuze voor het schrijven van een monografie en dus voor het behandelen van meerdere
maatschappelijke aspecten slechts haalbaar is dankzij de beperkte geografische en bevolkingsomvang van het afgebakende studieterrein. Uit de voorafgaande probleemstelling en structuur
mag blijken dat er een poging werd gedaan zoveel mogelijk relevante maatschappelijke
aspecten binnen de studie te integreren.14 Er wordt dus niet enkel aandacht besteed aan het
onderzoek naar lokaal bestuur in en om de Tweede Wereldoorlog, maar eveneens aan de
prosopografische analyse15 van fenomenen als verzet, collaboratie, repressie en epuratie.
Bovendien
worden
deze
politieke
fenomenen
zoveel
mogelijk
in
een
ruimere
maatschappelijke context geplaatst, door ze te koppelen aan de sociaal-culturele aspecten van
het dagelijkse leven.16
Deze thematische afbakening van het onderwerp en de methodologie van het onderzoek wordt
gereflecteerd in de keuze van het bronnenmateriaal. Het bestuderen van de klassieke bronnen
van de lokale politiek (notulen van de gemeenteraad en het college van burgemeester en
schepenen, uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen, briefwisseling met de gouverneur en
arrondissementscommissaris en lokale pers) is een noodzakelijke, doch onvoldoende
voorwaarde voor het schrijven van een lokale geschiedenis. 17 In de eerste plaats zal dit
bronnenmateriaal worden aangevuld met mondelinge getuigenissen, aangezien: „(..) la vie
telle qu‟elle a été vécue pendant cette période ne peut être «reconstruite» sans la source
13
s.n., „Belgique 1940. Une société en crise, un pays en guerre - België 1940. Een maatschappij in crisis en
oorlog.‟, Brussel, Navorsings- en studiecentrum voor de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, 1993, p. 7.
14
Aangezien er erg weinig bruikbare informatie werd gevonden betreffende het economische aspect, werd
ervoor gekozen dit onderwerp geen afzonderlijk hoofdstuk toe te kennen, maar het in beperkte mate in te passen
in de bestaande hoofdstukken.
15
„(…) de prosopografie: de collectieve biografie van een afgebakende groep met ten minste één
gemeenschappelijk kenmerk (politiek, sociaal, godsdienstig).‟ Definitie in: J. Art & E. Vanhaute (red.), „Hoe
schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente. Deel 1: Inleiding tot de lokale geschiedenis van de 19de en de
20ste eeuw.‟, Gent, Centrum voor Geschiedenis - Universiteit Gent & Mens en Cultuur Uitgevers, 2003, p. 393.
16
J. Art & E. Vanhaute (red.), „Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente. Deel 1: Inleiding tot de lokale
geschiedenis van de 19de en de 20ste eeuw.‟, Gent, Centrum voor Geschiedenis - Universiteit Gent & Mens en
Cultuur Uitgevers, 2003, p. 383.
17
B. De Wever, „Geschiedschrijving en lokale politiek.‟, Res Publica: Tijdschrift voor politologie (Leuven), 39,
1997, p. 104-106.
orale.‟18. Voor deze mondelinge getuigenissen werden twee selectiecriteria toegepast: ten
eerste moeten de getuigen tijdens de behandelde periode in een van de te bespreken
gemeenten gewoond hebben, ten tweede werd een minimale leeftijd vastgelegd. Mensen die
in het jaar 1926 (of vroeger) zijn geboren, waren (minstens) 14 jaar toen de oorlog uitbrak en
18 jaar bij de bevrijding en hebben deze periode dus enigszins bewust meegemaakt. Gezien
deze hoge leeftijdsgrens, zijn slechts een beperkt aantal mondelinge getuigenissen verzameld.
Om de lacunes op te vullen, werd beroep gedaan op verslagen van eerdere mondelingen
getuigenissen van dorpsbewoners die door o.a. Herman Van Herreweghen verzameld en
gebundeld werden.19 Om de studie in een bredere historische en geografische context te
plaatsen, werd beroep gedaan op een aantal standaardwerken betreffende de geschiedenis van
de Tweede Wereldoorlog en een aantal referentiewerken betreffende de lokale en regionale
geschiedenis.
De behandeling van delicate thema‟s als verzet, collaboratie, repressie en epuratie zorgt
dikwijls voor methodologische problemen.20 Om deze onderwerpen zo neutraal mogelijk te
kunnen onderzoeken, werd gekozen voor een meer statistische (i.e. prosopografische) analyse
van epuratiedossiers en erkenningsdossiers. Bovendien weert de louter beschrijvende en
comparatieve benadering subjectieve oordelen. Verder zullen de namen van individuele
collaborateurs niet worden vermeld, aangezien het hier informatie betreft uit de
persoonsdossiers van het Krijgsauditoraat en deze als gevolg van de Archiefwet nog niet door
het grote publiek mogen geconsulteerd worden. Wanneer informatie betreffende deze
personen echter ook in meer toegankelijke bronnen (eerdere publicaties en dergelijke) kan
worden geraadpleegd, wordt er een uitzondering gemaakt, bijvoorbeeld in het geval van
oorlogsburgemeesters en -schepenen.
18
L. Bosman, „La guerre et le monde agricole: l‟exemple d‟Helecine.‟, In: s.n., „Belgique 1940. Une société en
crise, un pays en guerre - België 1940. Een maatschappij in crisis en oorlog.‟, Brussel, Navorsings- en
studiecentrum voor de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, 1993, p. 285.
19
H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟,
DF-klokje (Roosdaal), 26, 2001.
20
H. Van Goethem, „De historicus tussen hamer en aambeeld.‟, In: E. Corijn (red.), „Collaboratie in Vlaanderen.
Vergeten en vergeven?.‟, Antwerpen, Manteau, 2002, pp. 29-48.
4. Opzet & doelgroep
Zoals reeds eerder werd aangehaald, wil ik met deze licentiaatsverhandeling een bijdrage
leveren tot de lokale geschiedschrijving omtrent de Tweede Wereldoorlog voor de provincie
Vlaams-Brabant en meer specifiek voor de gemeente Roosdaal.
Het doel is om op een objectieve en wetenschappelijke wijze de geschiedenis van de Tweede
Wereldoorlog in voornoemde gemeenten te beschrijven en te analyseren. Aangezien dit een
erg delicate geschiedenis is - “Wie de Tweede Wereldoorlog bestudeert, kan de diepgaande
emoties niet uitsluiten die het oorlogsgebeuren nog steeds oproepen (sic).”21-, moet vooraf
duidelijk gesteld worden dat dit werk in geen geval uitspraken in verband met goed en kwaad
bevat. Het opzet van deze licentiaatsverhandeling bestaat er geenszins in te (ver)oordelen, dan
wel de werkelijkheid te reconstrueren.22 De hele verhandeling bestaat dan ook louter uit een
neutrale beschrijvende en vergelijkende analyse en er wordt dus niet overgegaan tot
subjectieve waardeoordelen en uitspraken.
Zonder pretentieus te willen overkomen, hoop ik als inwoner van Roosdaal dat deze scriptie
op deze manier in beperkte mate zal kunnen bijdragen tot de verwerking van het
oorlogsverleden in mijn gemeente, aangezien men ook hier kan spreken van een „onverwerkt
verleden‟. Want zoals Eric Corijn naar aanleiding van de studiedag “Voorwaarts maar niet
vergeten” op 24 november 2001 stelde: „Als de verbanden niet boven tafel zijn gehaald, kan
geen bladzijde worden omgedraaid. Het gaat immers om de toekomst. En een goede toekomst
zit vol welbegrepen geschiedenis.‟23
Ondanks het feit dat dit onderzoek in het kader van een licentiaatsverhandeling werd gevoerd
en de uitkomst ervan normaliter enkel beschikbaar wordt gesteld binnen de Universiteit Gent,
hoop ik dat deze resultaten ervan tevens de Roosdaalse bevolking en streekgenoten zullen
interesseren. Met het oog op deze bijkomende doelgroep werd getracht zo veel mogelijk
aandacht te besteden aan een vlot leesbare schrijfstijl en een begrijpelijke uiteenzetting.
21
M. Conway, „Collaboratie in België. Léon Degrelle en het Rexisme, 1940-1944.‟, Groot-Bijgaarden, Globe,
1994, p. vii.
22
H. Van Goethem, „De historicus tussen hamer en aambeeld..‟, In: E. Corijn (red.), „Collaboratie in Vlaanderen.
Vergeten en vergeven?.‟, Antwerpen, Manteau, 2002, pp. 46-48.
23
E. Corijn (red.), „Collaboratie in Vlaanderen. Vergeten en vergeven?.‟, Antwerpen, Manteau, 2002, p. 9.
Deel 1: Vooroorlogse context
1. Gemeenteraadsverkiezingen 1938
De laatste vooroorlogse gemeenteraadsverkiezingen vonden op 16 oktober 1938 plaats in een
vrij gespannen sfeer. Naar aanleiding van de Sudetenkwestie, ging de Belgische regering op
27 september 1938 over tot de gedeeltelijke mobilisatie van de Belgische strijdkrachten. Na
het uitvaardigen van deze maatregel, besloot de overheid tevens de op 9 oktober geplande
gemeenteraadsverkiezingen met een week uit te stellen en deze dus op datum van 16 oktober
1938 te organiseren.24 Ondanks het feit dat dankzij de Akkoorden van Munchen van 29
september 1938 de internationale spanningen enigszins bekoelden, werd de Belgische
bevolking door de gedeeltelijke mobilisatie op directe wijze geconfronteerd met de realiteit
van de Hitlers expansiedrang, hetgeen zeker het stemgedrag van de kiezers mee
beïnvloedde.25 Verder creëerden o.a. de acties van Flor Grammens een zekere communautaire
spanning.26
In Vlaanderen komen de katholieken als grote overwinnaar uit de gemeenteraadsverkiezingen: zij leveren 81 procent van de burgemeesters en 68 procent van de
gemeenteraadsleden.27 De concentratielijsten voldoen niet aan de hoge verwachtingen die de
Vlaams-nationalisten zich bij aanvang van de verkiezingen stelden. Volgens VNV-kopman
Staf De Clercq zijn de tegenvallende verkiezingsresultaten te wijten aan het feit dat de
Vlaamse kiezers de Vlaams-nationalistische partijen te sterk associëren met het aggressieve
nazi-Duitsland.28 Desondanks slagen de Vlaams-nationalisten er in het algemeen in een
zekere winst te boeken, hoofdzakelijk in de kleinere gemeenten: het VNV bijvoorbeeld
beschikt na de verkiezingen over verkozenen in een vijfde van de Vlaamse gemeenten.29
Op basis van de steekproeven die Guy Naudts in zijn licentiaatsverhandeling „Verandering en
continuïteit van het politiek personeel: burgemeesters en schepenen in de provincie Brabant
24
G. Naudts, „Verandering en continuïteit van het politiek personeel: burgemeesters en schepenen in de
provincie Brabant van 1938 tot 1947.‟, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1992, p. 86.
25
B. De Wever, „De Vlaams-nationalisten in de gemeentebesturen tijdens het Interbellum.‟, In: „Handelingen
van het 16de Internationaal Colloquium van het Gemeentekrediet: De gemeenteraadsverkiezingen en hun impact
op de Belgische politiek, 1890-1970.‟, Brussel, Gemeentekrediet, 1994, p. 207.
26
Idem.
27
N. Wouters, „New order and good government: municipal administration in Belgium, 1938-1946.‟,
Contemporary European History (Cambridge), 13(4), 2004, p. 392.
28
B. De Wever, „De Vlaams-nationalisten in de gemeentebesturen tijdens het Interbellum.‟, In: „Handelingen
van het 16de Internationaal Colloquium van het Gemeentekrediet: De gemeenteraadsverkiezingen en hun impact
op de Belgische politiek, 1890-1970.‟, Brussel, Gemeentekrediet, 1994, p.214.
29
B. De Wever, „De Vlaams-nationalisten in de gemeentebesturen tijdens het Interbellum.‟, In: „Handelingen
van het 16de Internationaal Colloquium van het Gemeentekrediet: De gemeenteraadsverkiezingen en hun impact
op de Belgische politiek, 1890-1970.‟, Brussel, Gemeentekrediet, 1994, p. 215.
van 1938 tot 1947.‟ uitvoerde, blijkt dat op regionaal niveau vergelijkbare resultaten
waarneembaar zijn. De katholieken veroverden 51,33 procent van de Brabantse
gemeenteraadszetels, de verschillende lokale lijsten 17,68 procent, de socialisten 12,59
procent en de liberalen 5,33 procent, terwijl de communisten en Rex er niet in slaagden een
enkele zetel te veroveren.30 Naudts stelt eveneens een duidelijk „Staf De Clercq-effect‟ vast,
hoofdzakelijk in het kanton Halle, van waaruit het zich verspreidt naar de omliggende
kantons.31 Dit blijkt duidelijk wanneer we naar het aantal Vlaams-nationalistische verkozenen
in de gemeenteraadsverkiezingen van een aantal Pajotse gemeenten tijdens het Interbellum
kijken: in Wambeek bijvoorbeeld behaalden ze in 1926, 1932 en 1938 respectievelijk vier,
vijf en vier verkozenen en in Kester respectievelijk vier, twee en twee (uit een
concentratielijst van katholieken en Vlaams-nationalisten) verkozenen.32 In Asse stijgt het
percentage behaalde gemeenteraadszetels tot 7,91 procent, 3,65 procent meer in vergelijking
met 1932.33 Dat de populariteit van een Pajots politicus zo‟n grote invloed kan hebben op de
gemeenteraadsverkiezingen is deels te verklaren door het feit dat zulke landelijke gemeenten
meestal een plaatselijke kiesgestalte hebben34, waarbij de lijsten louter van lokale signatuur
zijn, de kiezers en kandidaten zich eerder op het gemeentelijke en regionale politieke toneel
en minder op de nationale politiek richten.35
Wat betreft de continuïteit van het politieke personeel, volgt de provincie Brabant grotendeels
de nationale trends. Gedurende de jaren 1930 kende heel België een hoge graad van
continuïteit, hetgeen tot uiting kwam in de hoge leeftijd van vele burgemeesters.36 In Brabant
behield 40,90 procent van de burgemeesters en raadsleden een functie binnen de
30
G. Naudts, ‘Verandering en continuïteit van het politiek personeel: burgemeesters en schepenen in de provincie Brabant
van 1938 tot 1947.’, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1992, pp. 131-133.
31
G. Naudts, „Verandering en continuïteit van het politiek personeel: burgemeesters en schepenen in de
provincie Brabant van 1938 tot 1947.‟, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1992, p. 132.
32
B. De Wever, „De Vlaams-nationalisten in de gemeentebesturen tijdens het Interbellum.‟, In: „Handelingen
van het 16de Internationaal Colloquium van het Gemeentekrediet: De gemeenteraadsverkiezingen en hun impact
op de Belgische politiek, 1890-1970.‟, Brussel, Gemeentekrediet, 1994, pp. 216-225 (bijlage).
33
B. De Wever, „De Vlaams-nationalisten in de gemeentebesturen tijdens het Interbellum.‟, In: „Handelingen
van het 16de Internationaal Colloquium van het Gemeentekrediet: De gemeenteraadsverkiezingen en hun impact
op de Belgische politiek, 1890-1970.‟, Brussel, Gemeentekrediet, 1994, p. 213.
34
G. Naudts, „Verandering en continuïteit van het politiek personeel: burgemeesters en schepenen in de
provincie Brabant van 1938 tot 1947.‟, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1992, p. 137
35
W. Dewachter, „Gestalten van gemeenteraadsverkiezingen en de samenvoegingen van gemeenten.‟, In:
„Handelingen van het 16de Internationaal Colloquium van het Gemeentekrediet: De gemeenteraadsverkiezingen
en hun impact op de Belgische politiek, 1890-1970.‟, Brussel, Gemeentekrediet, 1994, pp. 471-472.
36
N. Wouters, „New order and good government: municipal administration in Belgium, 1938-1946.‟,
Contemporary European History (Cambridge), 13(4), 2004, p. 392.
gemeenteraad en bevond de meerderheid onder hen zich in de leeftijdscategorie van 45 tot 54
jaar.37
In de volgende hoofdstukken zal er worden nagegaan hoe de gemeenteraadsverkiezingen van
1938 in de verschillende gemeenten verliep: welke lijsten kwamen er op, wat voor
kiesgestalte was er waarneembaar, hoe werd de gemeenteraad en het schepencollege
samengesteld, wie veroverde er een zitje, kan men spreken van een bestuurlijke
continuïteit,…?
1.1. Borchtlombeek
In Borchtlombeek komen in 1938 twee lijsten van plaatselijk belang zonder politieke kleur
op. Lijst 1 (in de volksmond de „Witten‟ genoemd) verovert vier zetels (Emiel Heyvaert,
Theofiel Van Lierde, Amandus Van Lierde en Floribert De Wever), Lijst 2 (de „Zwarten‟ vijf
zetels (Jozef Van Wilderode, Arthur Bastaerts, Theofiel Van den Berghe, Albert Geeroms en
Petrus De Wever). De meerderheid herkiest Jozef Van Wilderode tot burgemeester. Deze
vooraanstaande landbouwer - eigenaar van het Hof te Kattem - van 51 jaar is reeds sinds 1921
gemeenteraadslid en slaagt erin het grootste aantal stemmen te veroveren. Arthur Bastaerts
(59 jaar oud, gemeenteraadslid sinds 1921) en Theofiel Van den Berghe (66 jaar oud,
gemeenteraadslid sinds 1933) worden respectievelijk tot eerste en tweede schepen verkozen.
Van de overige zes gemeenteraadsleden waren drie reeds gemeenteraadslid sinds de
verkiezingen van 1932 en zijn er slechts drie voor de eerste keer verkozen. 38 De personen met
de langste staat van dienst krijgen de belangrijkste functies toebedeeld. De gemiddelde leeftijd
van de gemeenteraadsleden is 52 jaar.
1.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek
De verkiezingsstrijd in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek kenmerkt zich door de rivaliteit tussen
de twee grote machtsblokken in de gemeente, met name het blok van de „Geiten‟ rond Robert
Motteux, kasteelheer van Rokkenborch en kamerlid voor Rex-Vlaanderen sinds 1936, en dat
37
G. Naudts, „Verandering en continuïteit van het politiek personeel: burgemeesters en schepenen in de
provincie Brabant van 1938 tot 1947.‟, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1992, pp. 150-151& p. 161.
38
Rijksarchief Vlaams Brabant. Provinciaal Bestuur Brabant. Reeks K: Burgemeesters. Arrondissement Brussel.
C4 72: Borchtlombeek (1926-1938): Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester
(28/12/1938) & Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (24/12/1938).
van de „Bokken‟ rond de gezaghebbende katholieke familie Van Cauwelaert. Lijst 1 aangevoerd door Robert Motteux - verovert vier zetels, terwijl Lijst 2 - onder aanvoering van
Emiel Van Cauwelaert - drie zetels.39 Beide profileren zich als partijen zonder kleur, maar in
feite worden de Geiten aanzien als de rexistische partij en de Bokken als de christendemocratische partij. Onder normale omstandigheden zou Robert Motteux als aanvoerder van
de meerderheidspartij en als diegene met het grootste aantal voorkeurstemmen tot
burgemeester worden benoemd. Aangezien hij echter wegens zijn compromitterende gedrag
op de Landdag van Rex in 1938 (Motteux droeg zijn burgemeestersjerp over een Rexuniform, ontving Léon Degrelle op het gemeentehuis en bracht meermaals de Hitlergroet)
door toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Joseph Merlot ontslagen werd als
burgemeester van Onze-Lieve-Vrouw Lombeek en Artikel 56 van de Gemeentewet stelt dat
een ontslagen burgemeester of schepen eenzelfde functie minimum twee jaar na deze
beslissing opnieuw mag opnemen, is hij niet geschikt als kandidaat-burgemeester. Ook wat
betreft de andere leden van zijn lijst (Jozef Van Laethem, Frans Ringoet en Petrus
Lanckmans) heeft het provinciebestuur grote twijfels betreffende hun capaciteiten.
Uiteindelijk wordt Jozef Van Laethem (herbergier van De Kroon, 62 jaar, gemeenteraadslid
sinds 1933) als voldoende kandidaat aangewezen en wordt hij aldus door de meerderheid als
burgemeester verkozen. Frans Ringoet (50 jaar, gemeenteraadslid sinds 1933) wordt eerste
schepen, Petrus Lanckmans (62 jaar, eveneens gemeenteraadslid sinds 1933) tweede schepen.
Motteux en de leden van Lijst 2 - Emiel Van Cauwelaert, Cyriel Schets en Petrus Tielemans worden gemeenteraadsleden. Voor Tielemans en de jonge Van Cauwelaert (pas 31 jaar oud)
is het de eerste maal dat zij in de gemeenteraad zetelen.40 De gemiddelde leeftijd van de
gemeenteraadsleden is 51 jaar.
Op 26 mei 1939 wordt het probleem van de aanstelling van Motteux handig omzeild door de
meerderheid: Ringoet biedt zijn ontslag aan als schepen en gemeenteraadslid en wordt
vervangen door respectievelijk Motteux en Tielemans.41 Een dag later wordt Andreas Ringoet
(familie van) aangesteld als onderwijzer op de gemeenteschool van Onze-Lieve-Vrouw
39
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 91: Onze-Lieve-Vrouw Lombeek
(1926-1964): Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester (15/5/1939).
40
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 91: Onze-Lieve-Vrouw Lombeek
(1926-1964): Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester (15/5/1939).
Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (12/9/192615/11/1953): zitting van 29/4/1939.
41
Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad
(12/9/1926-15/11/1953): zitting van 26/5/1939.
Lombeek.42 Op 27 juli van datzelfde jaar treedt Van Laethem af als burgemeester ten voordele
van Lanckmans, ondanks de negatieve adviezen van het provinciebestuur omtrent deze
laatste. Van Laethem verkrijgt in ruil hiervoor het schepenambt en de functie van ambtenaar
voor de burgerlijke stand.43 Op die manier slaagt Robert Motteux erin de feitelijke
machthebber van de gemeente te blijven.
1.3. Pamel
Ook in Pamel binden twee lijsten van plaatselijk belang en zonder politieke kleur de strijd
aan. Lijst 1 (in de volksmond „de Mettes‟ genoemd) verovert zes zetels en wordt
vertegenwoordigd door uittredend burgemeester Jozef De Schepper, Cesar Roosens, Theofiel
De Troyer, Frans Van der Schueren, Petrus Covens en Jozef Cautaerts. Lijst 2 ( „de
Doempers‟) behaalt vijf zetels en wordt gerepresenteerd door Leon Couck, Felicien Van
Mollem, Jozef Van Vreckem, Marcel De Beenhouwer en Norbert Willems. Jozef De
Schepper (zaakvoerder van Léberg-bronnen, 57 jaar, gemeenteraadslid sinds 1921 en
burgemeester sinds 1926) wordt door de meerderheid herkozen als burgemeester, Cesar
Roossens (61 jaar, gemeenteraadslid sinds 1912) en Theofiel De Troyer (63 jaar,
gemeenteraadslid sinds 1927) worden verkozen tot respectievelijk eerste en tweede schepen.
Wat onmiddellijk opvalt is de lange staat van dienst van een groot aantal gemeenteraadsleden
en de grote continuïteit in het gemeentebestuur: zeven leden traden reeds voor 1933 in dienst
en de meeste onder hen worden herkozen. De drie nieuwkomers zijn opmerkelijk jonger dan
de oude garde (tussen de 30 en 35 jaar, terwijl de gemiddelde leeftijd 55 jaar bedraagt).44
1.4. Strijtem
Tenslotte komen ook in Strijtem twee lijsten van plaatselijk belang en zonder politieke kleur
op. Lijst 1 verovert met vier zetels de meerderheid en draagt Albert De Groodt, Paul Velge,
Louis De Backer en Jozef De Roock voor als gemeenteraadsleden. Lijst 2 verovert drie zetels,
42
Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad
(12/9/1926-15/11/1953): zitting van 27/5/1939.
43
Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van het schepencollege
(27/6/1921-21/11/64): zitting van 27 juli 1939.
44
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964): Staat van
voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester (7/12/1938) & Naamstaat der leden die deel
uitmaken van den gemeenteraad (1/12/1938)
die worden bemand door Frans De Bruyn, Gustaaf Evenepoel en Willem Van Elsen. Paul
Velge wordt tot burgemeester verkozen, Albert De Groodt tot eerste schepen en Louis De
Backer tot tweede schepen. Het mag duidelijk zijn dat er in het gemeentebestuur van Strijtem
een nieuwe wind waait: met uitzondering van Gustaaf Evenepoel (gemeenteraadslid sinds
1903) is het voor de overige zes gemeenteraadsleden de eerste keer dat ze een dergelijke
functie bekleden. Bovendien wordt de belangrijke positie van tweede schepen toevertrouwd
aan de nog piepjonge Louis De Backer (25 jaar).45 In vergelijking met de andere gemeenten is
de gemiddelde leeftijd van de gemeenteraadsleden ook veel lager, met name 47 jaar.
1.5. Besluit
Uit de analyse van de laatste vooroorlogse gemeenteraadsverkiezingen van 1938 in
Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem blijkt dat er overal sprake is
van een uitsluitend plaatselijke verkiezingsgestalte en dat ze aldus beantwoorden aan het
verkiezingsbeeld van landelijke gemeenten volgens Wilfried De Wachter. 46 Enkel in OnzeLieve-Vrouw Lombeek wordt er enigszins de link gelegd naar nationale partijen als Rex en de
Katholieke Partij. Qua ideologische oriëntatie profileren alle lijsten zich als „katholiek‟.
Ondanks het feit dat er tijdens het Interbellum veel Vlaams-nationalisten in de gemeenteraden
van de regio zetelden (in 1921 bijvoorbeeld zes in Pamel, in 1938 vier in Wambeek en vijf in
Meerbeke,…)47, zijn er na de gemeenteraadsverkiezingen van 16 oktober 1938 geen
vertegenwoordigers
van
het
Vlaams-nationalisme
in
de
gemeentebesturen
van
Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel of Strijtem. De bevolking van OnzeLieve-Vrouw Lombeek blijkt echter wel ontvankelijk voor de rexistische ideologie, hetgeen
blijkt uit de verkiezingsoverwinning van Robert Motteux en de deelname aan de Landdag van
Rex eerder dat jaar.
In Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek en Pamel is er een grote bestuurlijke
continuïteit waarneembaar: dezelfde lijsten behouden de meerderheid, de uittredende
45
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 112: Strijtem (1926-1964): Staat van
voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester (20/12/1938) & Naamstaat der leden die deel
uitmaken van den gemeenteraad (8/12/1938)
46
W. Dewachter, „Gestalten van gemeenteraadsverkiezingen en de samenvoegingen van gemeenten.‟, In:
„Handelingen van het 16de Internationaal Colloquium van het Gemeentekrediet: De gemeenteraadsverkiezingen
en hun impact op de Belgische politiek, 1890-1970.‟, Brussel, Gemeentekrediet, 1994, pp. 471-472.
47
B. De Wever, „De Vlaams-nationalisten in de gemeentebesturen tijdens het Interbellum.‟, In: „Handelingen
van het 16de Internationaal Colloquium van het Gemeentekrediet: De gemeenteraadsverkiezingen en hun impact
op de Belgische politiek, 1890-1970.‟, Brussel, Gemeentekrediet, 1994, pp. 216-225.
burgemeesters worden herkozen, de meeste gemeenteraadsleden blijven in functie. Verder ligt
de gemiddelde leeftijd van de gemeenteraadsleden in deze gemeenten vrij hoog. De gemeente
Strijtem vormt een uitzondering op deze trends: de gemiddelde leeftijd van de
gemeenteraadsleden ligt lager dan die van de andere gemeenten en de meeste leden van de
gemeenteraad zijn nieuwkomers op het plaatselijke politieke toneel. Een verklaring hiervoor
kan gevonden worden in het feit dat de uittredende burgemeester Ghislain Haelterman zich
niet opnieuw verkiesbaar stelt en ook zijn eerste schepen Ferdinand De Coster zijn ambt niet
langer wenst waar te nemen, waardoor de Strijtemse politieke elite grondig hervormd wordt.
2. Politieke activiteit
Het Interbellum kenmerkte zich in België door een redelijk grote politieke stabiliteit. In 1936
echter, dreigde een institutionele en administratieve crisis uit te monden in een politieke crisis
omdat men begon te twijfelen aan de parlementaire democratie als politiek systeem. Als
gevolg van de mondiale economische crisis, brak er in de jaren 1930 ook in België sociale
onrust uit, hetgeen zich vertaalde in stakingen, hoge werkloosheidscijfers,…. Een niet
onbelangrijk deel van de ontevreden bevolking zocht zijn heil niet langer bij de traditionele
partijen (katholieken, liberalen en socialisten), maar verleende zijn steun aan relatief jonge,
meer extreme partijen als het VNV en Rex, die bij de parlementsverkiezingen van 24 mei
1936 een groot aantal stemmen en zetels behaalden. Rex behaalde bij zijn eerste deelname aan
de verkiezingen maar liefst 21 kamerzetels en het VNV – dat onder de naam Vlaams
Nationaal Blok opkwam in een kartel met gematigden – behaalde 16 zetels, een verdubbeling
van het aantal van de Frontpartij in 1932: geen wonder dat men sprak van een „politieke
aardschok‟.48 De kiezers werden aangetrokken door de op hervorming gerichte programma‟s
en het anti-parlementaire karakter van beide partijen.
De vraag tot staatshervorming stoelde op twee pijlers: de eerste eis was deze voor een grotere
controle over de economie en de tweede deze voor een versterking van de uitvoerende macht.
Wat betreft het economische luik kan men stellen dat dit in de tweede helft van de jaren 1930
niet langer een probleem was, aangezien het Plan De Man ervoor zorgde dat België uit de
economische crisis geraakte.49 Voor het politieke luik werd er echter niet onmiddellijk een
afdoende oplossing gevonden. In 1936 werd overgegaan tot de oprichting van het
Studiecentrum tot Hervorming van de Staat, maar dit instituut bleek eerder een theoretische
constructie en slaagde er niet in een voldoende antwoord te bieden omtrent de crisis van de
democratie.50
Na 1936 wisten de traditionele partijen vrij snel het vertrouwen van de kiezer te heroveren
(hetgeen tot uiting kwam in de uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen van 1938), maar
48
E. Gerard, „De democratie gedroomd, begrensd en ondermijnd, 1918-1939.‟, In: M. Dumoulin, E. Gerard, M.
Van den Wijngaert & V. Dujardin, „Nieuwe Geschiedenis van België. Deel II: 1905-1950.‟, Tielt, Lannoo, 2006,
p. 1077.
49
E. Gerard, „De democratie gedroomd, begrensd en ondermijnd, 1918-1939.‟, In: M. Dumoulin, E. Gerard, M.
Van den Wijngaert & V. Dujardin, „Nieuwe Geschiedenis van België. Deel II: 1905-1950.‟, Tielt, Lannoo, 2006,
p. 1063.
50
B. Van Causenbroeck, „Studiecentrum tot Hervorming van de Staat.‟, In: „Nieuwe ecyclopedie van de
Vlaamse Beweging‟, Tielt, Lannoo, 1998, pp. 2920-2921
de algemene ontevredenheid omtrent de administratieve instellingen verdween niet zo snel.
De extreem-rechtse partijen grepen deze malaise aan om de politieke status quo aan het
wankelen te brengen en vulden hun programma‟s met projecten voor „beter bestuur‟. 51 Deze
beloften van alternatieve bestuursvormen lokten vele mensen naar het VNV, dat gedurende de
tweede helft van de jaren 1930 relatief populair bleef. Rex kon echter niet blijven overtuigen
en stevende in de laatste vooroorlogse gemeenteraadsverkiezingen af op een nederlaag. De
oorzaak voor dit verschil ligt in het feit dat het VNV geworteld was in een bredere traditie van
de Vlaamse Beweging en op basis daarvan over een breder netwerk beschikte. De
programmapunten (antimarxisme, antiparlementarisme, leiderschap in een „solidaire
volksgemeenschap en Groot-Nederlands nationalisme)52 spraken heel wat kiezers uit
verschillende sociale groepen aan. De rexistische partij daarentegen was een partij met een
meer geïmproviseerd karakter: „Zij hadden weinig substantiële beleidslijnen, en centraal in de
campagne stonden Degrelles aantijgingen van een reeks financiële schandalen waarbij een
aantal vooraanstaande politici betrokken waren. (…) Ook de sociale en economische
beleidslijnen van Rex waren overwegend zwak gedefinieerd.‟.53 Uit de tegenvallende
resultaten van Rex in de tussentijdse verkiezingen van 1937 en de verkiezingen van 1939
blijkt dat een stem voor Rex in 1936 hoofdzakelijk een proteststem was tegen het politieke
establishement en niet zozeer een vertrouwensstem voor de partij en haar leider.54
De populariteit van de extreem-rechtse partijen blijkt niet alleen uit de verkiezingsuitslagen,
maar tevens uit het succes van de landdagen van VNV en Rex. De massa die zich op
dergelijke meetings verzamelt, wordt gebruikt als propagandamiddel, zoals blijkt uit een brief
van VNV-propagandaleider Reimond Tollenaere aan Staf De Clercq: „Wanneer vijf mensen
de groet brengen aan de vlag dan lacht ge U krom, maar wanneer duizend mensen het doen,
dan slaat daar een dynamiek van uit, die geschiedenis maakt.‟.55 Ook de traditionele partijen
promoten de massademocratie op dergelijke volksmanifestaties, waarbij „eenheid‟ en
51
N. Wouters, „New order and good government: municipal administration in Belgium, 1938-1946.‟,
Contemporary European History (Cambridge), 13(4), 2004, p. 391.
52
E. Gerard, „De democratie gedroomd, begrensd en ondermijnd, 1918-1939.‟, In: M. Dumoulin, E. Gerard, M.
Van den Wijngaert & V. Dujardin, „Nieuwe Geschiedenis van België. Deel II: 1905-1950.‟, Tielt, Lannoo, 2006,
p. 1057.
53
M. Conway, „Collaboratie in België. Léon Degrelle en het Rexisme, 1940-1944.‟, Groot-Bijgaarden, Globe,
1994, p. 11.
54
M. Conway, „Collaboratie in België. Léon Degrelle en het Rexisme, 1940-1944.‟, Groot-Bijgaarden, Globe,
1994, p. 12.
55
B. De Wever, „Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde: het VNV.‟, Tielt, Lannoo, 1994,
p. 112.
„gemeenschap‟ centrale begrippen vormen.56 Deze idealen komen eveneens tot uiting in de
regering van nationale unie die op 15 mei 1938 door Paul-Henri Spaak in het leven wordt
geroepen en – met de steun van koning Leopold III – gebaseerd is op het principe van de
„autoritaire democratie‟.57 Hiermee volgt België in beperkte mate de Europese tendens van de
invraagstelling van de parlementaire democratie en de nieuwsgierigheid naar autoritaire
regimes.
In wat volgt zal er worden nagegaan in hoeverre er in Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw
Lombeek, Pamel en Strijtem sprake was van enige politieke activiteit. Op welke manier
profileerden de lokale lijsten zich aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog? Heerstte
er eveneens een grote ontevredenheid omtrent het politieke systeem? Gaf dit aanleiding tot het
onstaan van partijen als het VNV of Rex? Op welke manier werd deze ontevredenheid geuit?
2.1. Borchtlombeek
De strijd tussen het Witte en het Zwarte kamp in de gemeente Borchtlombeek is doordrongen
in alle aspecten van het dagelijkse leven: hele families zijn al sinds mensenheugenis
aanhanger van de Witten en anderen van de Zwarten, de Zwarten weigeren om boodschappen
te doen in de dorpswinkel van een van de Witten,…. Deze strijd verloopt ook bijzonder bitsig:
beide partijen beschuldigen elkaar van omkoperij, verkiezingsfraude,…. Beide kampen
hebben ook een eigen muziekmaatschappij (in fanfare „De Eendracht‟ spelen enkel Witten, in
„De Verbroedering‟ enkel Zwarten), eigen cafés, eigen winkels,….58
In verschillende verklaringen uit de incivismedossiers van het Krijgsauditoraat wordt gewag
gemaakt van een plaatselijke VNV-afdeling. Deze wordt slechts kort voor of reeds tijdens de
de Tweede Wereldoorlog opgericht (verschillende verklaringen spreken elkaar tegen), maar in
de bronnen wordt de precieze stichtingsdatum nergens vermeld.
56
E. Gerard, „De democratie gedroomd, begrensd en ondermijnd, 1918-1939.‟, In: M. Dumoulin, E. Gerard, M.
Van den Wijngaert & V. Dujardin, „Nieuwe Geschiedenis van België. Deel II: 1905-1950.‟, Tielt, Lannoo, 2006,
p. 1066.
57
E. Gerard, „De democratie gedroomd, begrensd en ondermijnd, 1918-1939.‟, In: M. Dumoulin, E. Gerard, M.
Van den Wijngaert & V. Dujardin, „Nieuwe Geschiedenis van België. Deel II: 1905-1950.‟, Tielt, Lannoo, 2006,
p. 875 & pp. 1081-1083.
58
Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008)
2.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek
Zoals reeds werd vermeld, is de kleine gemeente Onze-Lieve-Vrouw Lombeek rond de
oorlogsjaren het strijdtoneel van een verregaande politieke strijd tussen twee „partijen‟, met
name de Bokken en de Geiten. In het archief van het Provinciebestuur van Brabant zijn tal
van klachten en processen verbaal opgenomen betreffende dit conflict: de ene partij
beschuldigt de ander van iets, de ander beschuldigt de ene van iets anders,…. In een brief aan
de gouverneur beschrijft de arrondissementscommissaris de situatie als volgt: „De gemeente
Onze-Lieve-Vrouw Lombeek ligt in eene streek waar de mensen zich gemakkelijk laten
opwinden; in deze gemeente wordt hevigen politieken strijd gevoerd: de plaatselijke
maatschappijen zijn niet vreemd aan dezen strijd en eene uitstap met muziek, die maar al te
dikwijls gelegenheid geeft tot drinken, kan altijd twisten veroorzaken.‟.59 Hieruit blijkt
overduidelijk dat het dorp op verschillende vlakken (politiek, maar ook in het
verenigingsleven) verdeeld is in twee kampen, dat van de Bokken en dat van de Geiten. Deze
strijd wordt eveneens uitgevochten in het onderwijs van de gemeente: in de notulen van de
gemeenteraad vindt men onder punt acht van de dagorde van de zitting van 15 maart 1938 een
beschrijving van een conflict tussen de meerderheidspartij (de Geiten) en schoolhoofd Van
Stalle (die aanleunt bij de Bokken) betreffende de mishandeling van leerlingen. De
hoofdonderwijzer van de gemeenteschool wijst de gemeenteraad dat het college reeds bij een
eerder conflict door de hogere overheid in ongelijk werd gesteld en tekent bezwaar aan tegen
het feit dat bij het huidige onderzoek enkel kinderen van inwoners met een politieke opinie
strijdig met die van hem als getuigen werden opgeroepen.60
Officieel is er in de gemeente geen afdeling van het VNV of Rex aanwezig, maar officieus
worden de Geiten als de lokale afdeling van de rexistische partij aanzien. De Geiten gaan
geregeld openlijk in de aanval tegen het gevestigde politiek systeem in België. Bij zijn
toespraak op de herdenking van wapenstilstand in 1939 haalt burgemeester Lanckmans sterk
uit naar de regering.61 Ook in het tijdschrift „De Filosoof van Loemmek: weekblad van de
verstandige en geestige lieden van ‟t Payottenland‟ dat door Robert Motteux wordt
59
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 91: Onze-Lieve-Vrouw Lombeek
(1926-1964). Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (13/1/1939);
60
Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad
(12/9/1926-15/11/1953): zitting van 15/3/1938.
61
Archief Krijgsauditoraat - Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nr.
8109/44.
uitgegeven, wordt het politieke bestel meermaals op de korrel genomen. In de uitgave van 21
april 1936 vindt men naast een spotprent omtrent de loze beloften van de regering, een artikel
van de hand van Motteux waarin hij pleit voor een „revolutie‟ tegen het „regiem der rooverij‟
en de „valsche democraten‟: „Komt bij, wij beginnen den kamp, een kamp op leven en dood
met onze hoogmoedige en schraapzuchtige meesters, die al wat gij bezat hebben ingepalmd
en uwe ellende door onverschilligheid bespotten met te zeggen dat alles goed gaat.‟. Verder
in deze editie staat ook nog een naamloos artikel met als titel „Ontwerp van een corporatief
systeem strekkende naar eene hervorming van den staat en gegrondvest op de Sociale
Rechtvaardigheid‟. Uit de opsomming van enkele van de „algemeene grondbeginselen en
richtingslijnen‟ mag blijken dat de auteur de inspiratie voor deze nieuwe staat bij het Duitse
nationaal-socialisme heeft gehaald:
-
„de onderwerping van allen en alles aan de ééne nationale gedachte (…) ontbinding
der politieke partijen
-
het herstel van de Familie als werkdadige cel van het sociale leven van de Natie
-
de vervanging van het individualisme door het Corporatieve Bewustzijn
-
de volledige uitschakeling van alle kiemen van het marxisme
-
de uitbreiding van het gezag in de Uitvoerende Macht der Natie
-
de verdediging van het grondgebied
-
…‟62
Ook op het Congres van Rex dat op 9 en 10 juli 1938 in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek
plaatsvindt, blijkt dat de organisatoren sterk geïnspireerd zijn door de ideologie van naziDuitsland: in de brochure (waarin naast Franse en Nederlandse teksten eveneens Duitse,
Engelse, Spaanse en Italiaanse vertalingen worden opgenomen gezien het „internationale
belang‟ van de meeting) wordt de grootsheid van de manifestatie, de massa en het decor in de
verf gezet en de discipline en de authentieke landelijke omgeving verheerlijkt. Gedurende het
tweedaagse congres nemen alle prominenten van de partij van de Geiten actief deel aan de
verschillende activiteiten: de lezingen in het kasteel Rokkenborch op zaterdag, de mis op
zondagmorgen, de plechtige ontvangst van Léon Degrelle op het gemeentehuis en de feitelijk
Landdag op zondag. Burgemeester Motteux gaat hierin het verst: hij draagt zijn
burgemeestersjerp boven een Rex-uniform en brengt de Dietsche-/Hitlergroet.63
62
Studie- en Documentatiecentrum voor Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (Soma). R 3500: „De Filosoof
van Loemmek. Weekblad van de verstandige en geestige lieden van ‟t Payottenland.‟ (nummer 10, 21/4/1936).
63
Brochure Nationaal Congres Rex te Lombeek. Zie bijlage 1.
Ondanks het feit dat de centrale overheid Motteux voor deze verregaande vorm van antibelgicisme op de vingers tikt en hem ontslaat als burgemeester, blijft hij de touwtjes in
handen houden en blijft de politieke strijd in de gemeente onverminderd verder duren. Op de
zitting van het schepencollege van 16 juli 1938 (waarop enkel leden van de meerderheid
aanwezig zijn) beslist men de Koollochtingsstraat te herdopen tot de Robert Motteuxstraat,
„als dank voor vijf jaren trouwe dienst als burgemeester‟.64 Bij de gemeenteraadsverkiezingen
later dat jaar zal Motteux bovendien - zoals reeds werd vermeld - alsnog een klinkende
overwinning behalen, hetgeen door zijn medestanders uitbundig wordt gevierd.
2.3. Pamel
De plattelandsbevolking van Pamel voelt zich niet echt betrokken bij de nationale politiek en
de politiek-maatschappelijke problemen waarmee België aan de vooravond van de Tweede
Wereldoorlog kampt: „Waarover er in Brussel allemaal werd gediscussieerd, daar trokken wij
ons hier weinig van aan!‟.65 In de gemeente zelf was de politiek wel belangrijk. De politieke
tweestrijd tussen beide kampen (Mettes en Doempers) wordt ook in andere facetten van het
dagelijkse leven doorgetrokken: elk kamp had zijn eigen café alwaar er hevig wordt
gediscussieerd over „het wanbeleid‟ van de andere, De Doempers hebben hun eigen
muziekmaatschappij om het ronselen van aanhangers kracht bij te zetten,….66 Ook in Pamel
werd tijdens het Interbellum een lokale afdeling van het VNV opgericht, hetgeen blijkt uit
verschillende getuigenissen in de incivismedossiers van het Krijgsauditoraat. Uit het dossier
van een van de eerste leden blijkt dat deze reeds in de eerste helft van de jaren 1930 werd
opgericht.67 Deze lokale VNV-afdeling trok zowel aanhangers van de Doempers als van de
Mettes aan, maar kan niet echt worden beschouwd als een politiek alternatief, aangezien ze
niet
actief
was
binnen
het
gemeentebestuur
en
niet
opkwam
bij
de
gemeenteraadsverkiezingen. Naar verluidt zouden velen lid worden omdat ze bijzonder
ingenomen waren met de charismatische Pajotse politicus Staf De Clercq en de
vooraanstaande VNV‟er van Pamelse afkomst Hendrik Borginon.68
64
Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van het schepencollege
(27/6/1921-21/11/64): zitting van 16/7/1938.
65
Interview met J.B. Vanopdenbosch (23/3/2008)
66
Idem.
67
Archief Krijgsauditoraat - Dienst Incivisme. Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nr. 550/47
68
Interview met J.B. Vanopdenbosch (23/3/2008)
2.4. Strijtem
Uit de verklaringen van voormalige VNV‟ers uit Strijtem in de incivismedossiers van het
Krijgsauditoraat, blijkt dat velen onder hen reeds voor de Tweede Wereldoorlog lid waren van
de lokale VNV-afdeling. In de notulen van de gemeente wordt in het verslag van de zitting
van 2 mei 1939 gewag gemaakt van een van de activiteiten die deze afdeling mede
organiseert: „Als antwoord op een vraag van Jef Basteleurs, Statiestraat 298 Liedekerke, in
naam van het Gewestelijk Vlaamsch Nationaal Verbond in datum van 2 mei 1939 betreffende
een aanvraag om op zondag 11 juni aanstaande een liefdadigheidsfeest te geven ten voordele
der Vlaamsche Nationale Sociale Werken, op den eigendom van den heer R.V.C.,
Ramersstraat Strijtem, besluit de raad dat dit feest mag gegeven worden alsook een optocht,
doch het is hun verboden een meeting te houden op den openbaren weg.‟.69 Uit deze
beslissing blijkt dat de gemeenteraad er niets op tegen heeft dat het VNV dergelijke activiteit
op het grondgebied organiseert, maar dat men er tegelijkertijd toch beducht voor is dat deze
kan „uitgroeien‟ tot een politieke meeting waar men volgens de leden onmogelijk de
toestemming voor kan geven.
2.5. Besluit
Samenvattend kan men stellen dat men zich in deze Pajotse plattelandsgemeenten niet of
slechts heel weinig betrokken voelt bij de hervormingseisen die de nationale politiek
domineren. De gemeente Onze-Lieve-Vrouw Lombeek vormt echter de uitzondering: de
Geiten onder leiding van Robert Motteux pleiten voor hervomingen op alle vlakken van de
samenleving en beloven hun aanhangers een „beter bestuur‟. In tegenstelling tot het officiële
programma van Rex, vindt het hervormingsidee van Motteux en zijn officieuze Rex-afdeling
wel ingang bij de Lombeekse bevolking. De verklaring hiervoor ligt in het gegeven dat de
gemeente reeds langer vertrouwd is met het gedachtengoed en de figuur van Robert Motteux
en men hem heel veel vertrouwen schenkt. Men kan stellen dat zijn „partij‟, net zoals het
VNV in Vlaanderen, wortelt in een bredere en meer diepgaande context in vergelijking met de
rexistische partij van Léon Degrelle.
Ondanks de meestal lauwe interesse in de nationale politiek, vormt de lokale politiek de basis
voor het dagelijkse leven in de dorpsgemeenschappen. In elk van de gemeenten treden lijsten
69
Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (27/2/1931-16/8/1942): zitting
van 2/5/1939.
aan van katholieke strekking en zonder politieke kleur, die het hele dorp verdelen in twee
elkaar op elk vlak bestrijdende kampen. Er is met andere woorden steeds sprake van een
hevige politieke strijd op lokaal vlak.
In de gemeenten Borchtlombeek, Pamel en Strijtem worden lokale afdelingen van het VNV
opgericht, maar nergens profileren deze zich als een derde politieke medespeler: ze worden
eerder als sociaal-culturele verenigingen beschouwd. Opnieuw vormt de gemeente OnzeLieve-Vrouw Lombeek een uitzondering, aangezien de plaatselijke Geiten officieus kunnen
worden beschouwd als een afdeling van de rexistische partij. Deze lokale afdeling engageert
zich wel op het politieke toneel en slaagt er aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog
in alle macht naar zich toe te trekken.
3. Oorlogsdreiging
Op 30 januari 1933 wordt Adolf Hitler, leider van de National Sozialistische Deutsche
Arbeiterpartei (NSDAP), door rijkspresident Paul von Hindenburg tot rijkskanselier van
Duitsland benoemd. Al gauw blijkt dat de expansiedrang van Hitler een bedreiging vormt
voor de wereldvrede: de grote mogendheden volgen angstvallig de Duitse acties en hopen een
nieuw gewapend conflict te kunnen afwenden.
Als gevolg van de internationale spanningen neemt men in België een aantal maatregelen.
Op 6 maart 1936 zegt België het Frans-Belgisch militair akkoord van 1920 gedeeltelijk op.70
Het kleine België vreest door de vijandschap tussen Duitsland en Frankrijk voor de tweede
maal te worden meegesleurd in een wereldoorlog. Daarenboven heeft de publieke opinie in
België zich na de Eerste Wereldoorlog tegen Frankrijk gekeerd en was er sprake van een
uitgesproken antimilitarisme.71 In het België van de jaren 1930 zijn er dan ook weinig
voorstanders van het Frans-Belgische militair akkoord. Vanaf de toespraak van koning
Leopold III op 14 oktober 1936 volgt het land officieel een onafhankelijk beleid.72 Na de
Duitse inval in Polen op 1 september 1939 kondigt het een strikte neutraliteit af. 73 Net zoals
het merendeel van de Belgische bevolking hoopt koning Leopold III alsnog een nieuwe
oorlog te kunnen afwenden. Op 23 augustus 1939 roept hij de leden van de Oslo-groep samen
voor een vredesconferentie in Brussel en lanceert hij samen met de staatshoofden van Finland,
Denemarken, Noorwegen, Zweden, Nederland en Luxemburg een oproep tot vredesonderhandelingen.74 Duitsland en Italië negeren deze oproep, Frankrijk en Groot-Brittanië
opperen dat het reeds te laat is om te onderhandelen…
Om het Belgische onafhankelijkheidsbeleid kracht bij te zetten, besluit de legerleiding te
focussen op de landsverdediging. Op 25 maart 1936 wordt de Gemengde Militaire Commissie
opgericht, die de taak heeft „de huidige staat van het leger alsmede de noodwendigheden der
werkelijke verdediging van het grondgebied te bestuderen en al de door haar gepast
70
M. De Waele, „De onafhankelijkheidspolitiek van België: breuk of continuïteit?‟, In: „Belgique 1940. Une
société en crise, un pays en guerre - België 1940. Een maatschappij in crisis en oorlog.‟, Brussel, Navorsings- en
studiecentrum voor de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, 1993, p. 23.
71
M. De Waele, „De onafhankelijkheidspolitiek van België: breuk of continuïteit?‟, In: „Belgique 1940. Une
société en crise, un pays en guerre - België 1940. Een maatschappij in crisis en oorlog.‟, Brussel, Navorsings- en
studiecentrum voor de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, 1993, p. 21.
72
Idem.
73
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, p. 14.
74
S. Peeters, „Sauver la paix.‟, In: F. Balace (red.), „Jours de guerre. Jours de sursis‟, Brussel, Gemeentekrediet
van België, 1990, pp. 23-24.
geoordeelde reorganisatiemaatregelen voor te schrijven‟.75 Eind 1936 verleent het parlement
de goedkeuring aan een legerhervorming: de dienstplicht wordt verlengd, de bewapening
opgedreven en de verdediging in de diepte doorgevoerd.76 De Generale Staf stelt op 27 april
1939 voor om een tweede weerstandsstelling op te richten, waarnaar het Belgische leger zich
kan terugtrekken indien de eerste linie rond het Albertkanaal en de Maas onder de voet
gelopen wordt. Vanaf 16 september 1939 wordt met man en macht gewerkt om het plan van
de zogenaamde KW-linie (lopende van Koningshooikt tot Waver, in de volksmond de Ijzeren
Muur genaamd) uit te werken: een reeks betonnen bunkers, prikkeldraadnetten en een
continue anti-tankhindernis (bestaande uit een waterloop, een antitankgracht of verankerde
cointet-versperringen).77
De dreiging van een nieuw gewapend conflict zorgt er ook voor dat de Belgische strijdmacht
zich paraat houdt. Tweemaal worden de reservisten opgeroepen. Een eerste maal gebeurt dit
naar aanleiding van de Sudetencrisis, op 27 september 1938. De akkoorden van München
zorgen er echter voor dat de „rust‟ hersteld wordt, zodat reeds op 1 oktober 1938 de
demobilisatie kan worden afgekondigd. De tweede keer, op 26 augustus 1939, zijn de
spanningen in het Duits-Poolse grensgebied de directe aanleiding. Wanneer Duitsland op 1
september 1939 Polen binnenvalt, is duidelijk dat de Tweede Wereldoorlog officieel van start
is gegaan. Ditmaal blijven de Belgische troepen in verhoogde staat van paraatheid en volgt er
geen volledige demobilisatie. De oorlogsdreiging wordt als gevolg van de mobilisatie voor het
eerst een realiteit voor de bevolking. Naast de problemen die de mobilisatie en inkwartiering
van de soldaten met zich meebrengen, klaagt de bevolking ook over de militaire opeisingen en
de bijkomende heffingen op auto‟s, fietsen,… gedurende de „drôle de guerre‟. 78 Desondanks
komt er in het hele land een grote solidariteitsactie voor de gemobiliseerden op gang:
duizenden soldatenpakketten, steunbrieven, wollen mutsen en kousen, dekens,… worden
onder de soldaten verdeeld.79
De Belgische regering spoort de burgerbevolking ook aan om zichzelf zo goed mogelijk voor
te bereiden op een eventuele oorlog. Vrijwilligersinitiatieven als de Passieve Lucht75
L. De Vos & F. Decat, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 10: Mei 1940, van Albertkanaal tot Leie.‟,
Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 14.
76
V. Dujardin & M. Van den Wijngaert, „Land zonder koning, 1939-1950.‟ In: M. Dumoulin, E. Gerard, M. Van
den Wijngaert & V. Dujardin, „Nieuwe Geschiedenis van België. Deel II: 1905-1950.‟, Tielt, Lannoo, 2006, p.
1138.
77
L. De Vos & F. Decat, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 10: Mei 1940, van Albertkanaal tot Leie.‟,
Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 21.
78
F. Selleslagh, „Il faut bien vivre pourtant.‟, In : F. Balace (red.), „Jours de guerre. Jours de sursis‟, Brussel,
Gemeentekrediet van België, 1990, p. 43.
79
A. Collignon, „Des colis… et des jeux.‟, In: F. Balace (red.), „Jours de guerre. Jours de sursis‟, Brussel,
Gemeentekrediet van België, 1990, pp. 50-55.
bescherming en de Burgerlijke Wacht worden opgericht om de bevolking te organiseren en te
onderrichten inzake de burgerlijke bescherming. Alarmsirenes, gasmaskers en zandzakjes
worden ter beschikking gesteld van de lokale comités. De bouw van publieke en familiale
schuilkelders wordt door de regering sterk aanbevolen. Op 31 augustus 1939 wordt de
algemene verduisteringsmaatregel afgekondigd.80
Met het oog op een mogelijke vijandige bezetting, stelt de Belgische overheid alles in het
werk om de bestuurlijke continuïteit te garanderen. In het Burgerlijk Mobilisatieboekje (dat
elke ambtenaar, militair of functionaris sinds het Koninklijk Besluit van 17 maart 1936
verplicht in zijn bezit diende te hebben) wordt de Wet-Bovesse van 5 maart 1935 opgenomen,
waarin wordt gesteld dat alle gezagsdragers in geval van oorlog of bezetting op post moeten
blijven.81 Ook de tekst van de Conventie van Den Haag wordt integraal in het Burgerlijk
Mobilisatieboekje opgenomen. Hierin worden de gezagsdragers echter niet uitdrukkelijk
verplicht om op post te blijven. Nico Wouters ziet hierin een bewuste strategie van de
overheid: „De Belgische overheid dacht blijkbaar dat men het best ruimte liet voor
improvisatie, afhankelijk van de specifieke bezettingssituatie. (…) Deze houding werd
waarschijnlijk ingegeven door de ervaring van de Eerste Wereldoorlog.‟.82 Deze vaagheid
zou echter tijdens de bezetting zorgen voor een grote onduidelijkheid en leidt ertoe dat
plaatselijke bestuurders in hun zwakke positie erg ontvankelijk zijn voor druk van de bezetter.
Op welke manier beleefde men nu in de beoogde plattelandsgemeenten de schemeroorlog?
Was de bevolking zich terdege bewust van de dreiging en hoe keek men er tegenaan: vreesde
men voor dezelfde traumatische gebeurtenissen als tijdens de Eerste Wereldoorlog? Nam men
initiatieven voor de oprichting van een Passieve Luchtbescherming of Burgerlijke Wacht?
Hoe ging men in de gemeenten om met de verduisteringsmaatregelen, de opeisingen, de
verdeling van gasmaskers, de bouw van schuilkelders,…? Welke inspanningen werden er
genomen voor de uitbouw van de KW-linie, die langs het grondgebied van de huidige
gemeente Roosdaal liep?
80
Y. Bastin, „Une défense très passive.‟, In: F. Balace (red.), „Jours de guerre. Jours de sursis‟, Brussel,
Gemeentekrediet van België, 1990, pp. 94-101.
81
N. Wouters, „Oorlogsburgemeesters 40/44: lokaal bestuur en collaboratie in België.‟, Tielt, Lanno, 2004, pp.
40-41.
82
N. Wouters, „Oorlogsburgemeesters 40/44: lokaal bestuur en collaboratie in België.‟, Tielt, Lanno, 2004, p.
42.
3.1. Borchtlombeek
Wat betreft het onderwerp oorlogsdreiging is er voor de gemeente Borchtlombeek sprake van
een ware „stilte‟ in het bronnenmateriaal. Nergens werd enige aanwijzing in verband met dit
thema aangetroffen, met uitzondering van de opeisingsregisters uit 1939 die zich in het
gemeentearchief van Borchtlombeek bevinden. Daarin wordt echter enkel vermeld wie een
bepaalde levering (een fiets, een vrachtwagen, een paar strobalen, een paard, balken, …)
moest overmaken aan de gemobiliseerde Belgische strijdkrachten.
3.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek
Als gevolg van de opeenvolgende periodes van mobilisatie worden ook in Onze-Lieve-Vrouw
Lombeek gemobiliseerde soldaten ondergebracht in de stallen van het kasteel Rokkenborch,
in schuren en huizen van particulieren,….83
In Onze-Lieve-Vrouw Lombeek besluit het schepencollege op de zitting van 5 september
1939 namens het gemeentebestuur bij de plaatselijke Commissie voor Openbare Onderstand
(COO) een lening aan te vragen om de aankoop van „een brandspuit met motor en
gasmaskers‟ te kunnen bekostigen.84 Vermoedelijk werd hier dus ook een Burgerlijke Wacht
of een Passieve Luchtbescherming opgericht, maar noch in de notulen, noch in andere
bronnen werd hiervan bewijs teruggevonden. Verschillende inwoners maken wel gewag van
een alarmsirene die zich op het dak van het kasteel Rokkenborch zou hebben bevonden.85
3.3. Pamel
In Pamel is men zich vanaf de Duitse inval in Polen op 1 september 1939 bijzonder bewust
van de dreigende oorlog. Pastoor Janssens doet volgende oproep: „We vragen dringend de
parochianen in zo groot getal mogelijk iedere avond Gods hulp te komen inroepen voor het
welzijn van ons land, voor de wereldvrede en voor het welzijn van de soldaten van onze
parochie.‟ om dan verder te gaan met een onheilspellende waarschuwing: „We mogen niet
83
H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟,
DF-klokje (Roosdaal), 26, 2001, pp. 47-48.
84
Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van het schepencollege
(27/6/1921-21/11/64): zitting van 5/9/1939.
85
Uit getuigenverklaringen van de dossiers m.b.t. incivisme van het Krijgsauditoriaat.
denken dat het ergste reeds voorbij is: het ergste kan wel nog komen. De goede God beware
er ons voor.‟.86
In het jaar 1939 wordt ook van start gegaan met de bouw van vier bunkers, als onderdeel van
de uitbouw van de KW-linie. Deze situeren zich op een heuvelrug tussen de dorpskern en de
steenweg Brussel-Ninove en kijken uit over de Dendervallei. De nodige gronden worden aan
de hand van het Koninklijk Besluit van 7 februari 1939 onteigend. De bunkers (twee grote en
twee kleinere) zijn onderling met elkaar verbonden door middel van loopgrachten en zijn zo
geplaatst dat de hele omgeving binnen het bereik van de geïnstalleerde machinegeweren valt
(er zijn met andere woorden geen „dode hoeken‟ in het wapenbereik). 87 Op de
Ninoofsesteenweg, net buiten het grondgebied van Pamel, worden cointet-versperringen
aangebracht. Op die manier wordt de uitbouw van de Ijzeren Muur in Pamel gedurende het
jaar 1939 voltooid.
Gezien de strategische ligging van de gemeente worden er op het grondgebied erg veel
gemobiliseerde soldaten ingekwartierd. Het gaat zelfs zover dat er onvoldoende huizen en
schuren beschikbaar zijn en dat men overgaat tot de bouw van barakken in een boomgaard.
Ook hier blijken deze soldaten niet steeds van goed gedrag te zijn: „Dronken en slordig
geklede sodaten maakten weldra deel uit van het straatbeeld. (…) Af en toe werd er wel een
gestrafte in het kolenhokje links op de speelplaats van de jongensschool, dat dienstdeed als
cachot, gestoken maar lang zat hij er niet in, hij brak gewoon uit.‟.88 Uit lijsten van het
archief van de kerk van Ledeberg (een gehucht van Pamel) blijkt dat minstens 269 mannen uit
Pamel werden gemobiliseerd. Deze lijsten worden opgemaakt in opdracht van pastoor
Janssens, die ze wou gebruiken „om hun eventueel drukwerken en pakjes te kunnen sturen‟ ,
maar ook „ten einde onze jongens het boekje van dr. Frans Daels te kunnen sturen om ze
aldus voor te lichten tegen de gevaren die hen bedreigen op zedelijk gebied‟.89
Naast de problemen met gemobiliseerde soldaten heeft de Pamelse bevolking ook te lijden
onder de opeisingen, die vanaf september 1938 tot 26 mei 1940 worden opgetekend in het
„Register der opeisingen‟: fietsen, stro, meubelen, bouwmaterialen, paarden, schuren en
86
H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en
DF-klokje (Roosdaal), 26, 2001, p. 156.
87
H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en
DF-Klokje (Roosdaal), 26, 2001, pp. 73-93.
88
H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en
DF-Klokje (Roosdaal), 26, 2001, p. 47.
89
H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en
DF-Klokje (Roosdaal), 26, 2001, p. 39.
Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟,
Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟,
Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟,
Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟,
andere vormen van onderdak voor soldaten, kachels, kolen, voertuigen,… worden door
hogerhand aangeslagen om de mobilisatie door te komen.90
Uit een document betreffende de aanstelling van gemeenteraadslid Petrus Covens als
voorzitter van het Stedelijke Comité ter Bescherming tegen Luchtaanvallen, blijkt dat er ook
in Pamel een Burgerlijke Wacht voor Passieve Luchtbescherming werd opgericht. Aangezien
deze niet gedateerd is, is het echter gissen naar de oprichtingsdatum. Een mededeling van het
Algemeen Commissariaat voor de Passieve Luchtbescherming van het ministerie van
Binnenlandse Zaken in verband met oefenmanoeuvres op 19 april 1938, geeft wel enige idee
omtrent dit tijdstip. Deze oefenmanoeuvres vinden zowel overdag als ‟s nachts plaats en
hebben tot doel de reikwijdte van het alarmsignaal te testen, zonder beroep te doen op de
actieve medewerking van de bevolking. Gedurende het jaar 1939 nemen 108 mannen (enkel
personen die niet voor het veldleger in aanmerking komen) uit Pamel vrijwillig dienst in de
Passieve Luchtbescherming voor een periode van vijf jaar. 91 Zij zijn verantwoordelijk voor
„maatregelen in vredes- en oorlogstijd genomen om de vernielende uitwerkselen van
luchtbombardementen uit te schakelen of te verminderen‟.92 Op 15 maart 1940 wordt
onderwijzer Jozef Staels als hoofd van de Burgerlijke Wacht voor Passieve Luchtbescherming
aangesteld.93 Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, op 9 mei 1940, stuurt de
provinciegouverneur van Brabant nog een brief met de vraag in hoeverre de werken van de
Passieve Luchtbescherming zoals het graven van loopgrachten, de bouw van schuilplaatsen en
de uitdeling van zandzakjes gevorderd zijn.94
3.4. Strijtem
Op de zitting van 1 september 1939 van het schepencollege van Strijtem wordt - in opdracht
van de provinciegouverneur - overgegaan tot de oprichting van een Steun- en
ravitailleringscomité voor de burgerbevolking. Waarom de gouverneur hier de opdracht voor
gaf, wordt noch in de notulen van de gemeenteraad, noch in de archiefbestanden van het
Provinciebestuur van Brabant vermeld. Burgemeester Paul Velge wordt benoemd tot
90
Gemeentearchief Pamel. Register der opeisingen (september 1938-26/5/1940)
Gemeentearchief Pamel. Documenten ministerie van Binnenlandse Zaken, Algemeen Commissariaat voor
Passieve Luchtbescherming (1938).
92
Gemeentearchief Pamel. Documenten ministerie van Binnenlandse Zaken, Algemeen Commissariaat voor
Passieve Luchtbescherming (1938). „Algemeene onderrichtingen betreffende de Passieve Luchtbescherming der
burgerlijke bevolking en inrichtingen tegen luchtaanvallen.‟, p. 5.
93
Gemeentearchief Pamel. Brief m.b.t. aanstelling chef van de Burgerlijke Wacht te Pamel (15/3/1940)
94
Gemeentearchief Pamel. Brief provinciegouverneur Brabant (9/5/1940)
91
voorzitter, eerste schepen Albert De Groodt tot ondervoorzitter en Henri Joris tot secretaris.
Een week later, op de zitting van 8 september 1939, wordt beslist nog twee extra
bestuursleden binnen het Steun- en ravitailleringscomité te benoemen, met name
gemeenteraadsleden Gustaaf Evenepoel en Willem Van Elsen.95 Verdere informatie
betreffende de werking van dit comité ontbreekt echter.
3.5. Besluit
Uit de analyse van de bronnen omtrent dit onderwerp blijkt dat de bevolking zich terdege
bewust was van de internationale oorlogsdreiging en de benarde positie die België daarin
innam. Deze oorlogsdreiging kwam vooral tot uiting in de militaire opeisingen, de
mobilisatie, de troepeninkwartiering, de bouw van militaire verdedigingswerken als onderdeel
van de Ijzeren Muur en de oprichting van plaatselijke hulpcomités voor steun aan en
bescherming van de bevolking.
95
Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van het schepencollege (19/7/1886-31/12/1952):
zittingen van 1/9/1939 & 8/9/1939.
4. Achttiendaagse veldtocht (10 mei 1940 – 28 mei 1940)
In de vroege morgen van 10 mei 1940 komt er een bruusk einde aan de schemeroorlog:
Duitsland valt het neutrale België binnen. De aanval komt niet als een complete verrassing,
aangezien het land zich reeds verscheidene maanden in verhoogde staat van paraatheid
bevindt. Toch wordt het Belgische leger die bewuste meimorgen volledig overrompeld: de
paraatheid van de soldaten heeft te lijden onder de lange mobilisatieperiode, velen denken dat
het voor de zoveelste keer een loos alarm zal zijn en men beschikt zelfs niet over de vereiste
bewapening.96 Nog dezelfde dag worden de bruggen van het Albertkanaal en het fort van
Eben-Emael door Duitse parachutisten veroverd, zodat op 11 mei het bevel wordt gegeven de
eerste verdedigingslinie op te geven en zich terug te trekken naar de KW-linie. Al gauw blijkt
deze eveneens niet bestand tegen het Duitse offensief: op 16 mei biedt de Brusselse
burgemeester Van de Meulebroeck de overgave van de hoofdstad aan aan een Duitse
officiersdelegatie. Door de snelheid van de Blitzkrieg wordt het Belgische leger gedwongen
zich steeds verder terug te trekken. Wanneer een deel van het Duitse leger op 20 mei een
doorbraak naar de Atlantische Oceaan bekomen heeft, lijkt de situatie voor de geallieerde
legers en voor België uitzichtloos. Op 28 mei 1940, slechts achttien dagen na de eerste aanval
op Belgisch grondgebied, aanvaardt Hitler de onvoorwaardelijke capitulatie van België.
Reeds vanaf de eerste uren van de achttiendaagse veldtocht vervalt het ganse land in chaos…
De regering poogt ondanks de uiterst verwarde toestand het hoofd koel te houden, maar slaagt
daar amper in.97 Door de efficiënte Duitse bombardementen van communicatieknooppunten
en vliegvelden wordt de communicatie tussen de verschillende legereenheden en het militaire
hoofdkwartier grondig verstoord. Het onverwacht snelle verlies van de bruggen over het
Albertkanaal en het fort Eben-Emael zorgt voor een grote psychologische opdoffer bij de
Belgische soldaten. Het herhaaldelijk bevel tot terugtrekken en de uitzichtloze situatie
versterken het heersende defaitisme.98 Deze verschillende factoren dragen er toe bij dat het
Belgische leger gedurende de oorlogsdagen op bijzonder chaotische wijze het hoofd tracht te
bieden aan de snel oprukkende Duitsers.
96
L. De Vos & F. Decat, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 10: Mei 1940, van Albertkanaal tot Leie.‟,
Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 43.
97
H. Borginon, „Op zoek naar de weggesleepten van mei 1940.‟, Antwerpen, Nederlandse Boekhandel, 1973,
pp. 6-7.
98
L. De Vos & F. Decat, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 10: Mei 1940, van Albertkanaal tot Leie.‟,
Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 59.
De toestand op de Belgische wegen bemoeilijkt de militaire bewegingen in ernstige mate. De
terugtrekkende soldaten worden op hun pad geconfronteerd met ongeveer 300 000 mannen
van de rekruteringsreserve, die bij aanvang van de oorlog het bevel gekregen hebben zich naar
West-Vlaanderen en Noord-Frankrijk te begeven om vandaaruit het 600 000-koppige
bestaande leger te vervoegen.99 Te voet of met de fiets trachten deze vaak jonge mannen via
de Vlaamse wegen de meldpunten in het Westen te bereiken en te voorkomen dat ze door de
Duitsers onder de voet worden gelopen. Ondanks het feit dat reeds voor de start van de oorlog
aan de burgerbevolking werd opgedragen om zo veel mogelijk thuis te blijven en niet te
vluchten
100
, slaan velen deze oproep in de wind en proberen ze hun familie en hun hele
hebben en houden in veiligheid te brengen. Deze beslissing wordt bij velen ingegeven door de
herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog, toen de Duitse legers zich in de oorlogsgebieden
als barbaren gedroegen en de bevolking terroriseerden. Ook vele ambtenaren en
functionarissen van lokale overheden kiezen ervoor hun post te verlaten in hun zoektocht naar
veiliger oorden.101
In het hele land kent men eveneens een grote angst voor spionnen van de zogenaamde Vijfde
Kolonne. Reeds tijdens de schemeroorlog stelde men lijsten op van mogelijke verdachten, die
vooral gezocht werden in de milieus van dissidente politieke bewegingen als Rex, het VNV
en Verdinaso, politieke vluchtelingen uit de bezette gebieden, bewoners van de Oostkantons
en - na het niet-aanvalspact tussen de Stalin en Hitler van 23 augustus 1939 - communisten.
Op 10 mei 1940, onmiddellijk na de Duitse aanval, geeft minister van Justitie Paul-Emile
Janson de opdracht de personen op deze verdachtenlijsten op te sporen en aan te houden.102
Aldus valt België tijdens de achttiendaagse veldtocht ten prooi aan collectieve paniek en
defaitisme. De meerderheid van de Belgen ervaart de uiteindelijke capitulatie van 28 mei dan
ook als een opluchting en prijst het besluit van koning Leopold III: hij wordt aanzien als de
redder van zonen en echtgenoten in een verloren strijd.103 De bevolking heeft ook veel
sympathie voor de solidariteit van Leopold III, die blijkt uit de beslissing die hij in een
99
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, p. 30.
100
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, p. 29.
101
N. Wouters, „Oorlogsburgemeesters 40/44: lokaal bestuur en collaboratie in België.‟, Tielt, Lanno, 2004, p.
57.
102
L. De Vos & F. Decat, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 10: Mei 1940, van Albertkanaal tot Leie.‟,
Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 56.
103
P. Struye, „L‟évolution du sentiment public en Belgique sous l‟occupation Allemande.‟, Bruxelles, Les
Éditions Lumière, 1945, p. 18.
pamflet in verband met de capitulatie onder de Belgen verspreidt: „Ik verlaat U niet in den
tegenspoed, die ons pijnlijk heeft getroffen; ik houd eraan te waken over uw lot en dit uwer
familieën.‟.104 Opmerkelijk is ook dat de eerste ontmoetingen tussen de burgers en de Duitse
bezettingsmacht aanvankelijk erg positief verlopen: men is aangenaam verrast door de
discipline, burgerzin en ordelijkheid die de Duitse soldaten uitstralen.105
In het buitenland en hoofdzakelijk in Frankrijk wordt de beslissing van de Belgische koning
als verraad bestempeld. Heel wat Fransen gaan over tot wraakacties tegen vluchtelingen,
rekruten en militairen uit België.106 De radiotoespraak van premier Pierlot - waarin hij de
acties van koning Leopold III streng veroordeelt - slaagt erin de Franse gemoederen te
bedaren, maar zorgt er tegelijkertijd voor dat de Belgische bevolking zich van de regering
afkeert.107 De relatie tussen koning en regering vertroebelde reeds ernstig in de aanloop naar
de Tweede Wereldoorlog. Het kwam tot een definitieve breuk op 25 mei 1940 tijdens de
besprekingen op het kasteel van Wijnendaele (toen Leopold halsstarrig weigerde de regering
in ballingschap te volgen) en gedurende de hele bezettingsperiode komen beide partijen
lijnrecht tegenover elkaar te staan. Na de oorlog zou het conflict aanleiding geven tot de
Koningskwestie.
Wanneer men wil nagaan hoe men in Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel
en Strijtem de periode van de achttiendaagse veldtocht beleefde, moet antwoord gegeven
worden op volgende vragen: welke militaire gebeurtenissen werden op het grondgebied
verricht? Sloegen de inwoners massaal op de vlucht of probeerde men het hoofd koel te
houden? Welke politieke en administratieve functionarissen sloegen op de vlucht? Hoeveel
inwoners en soldaten uit de gemeenten vonden de dood als gevolg van de krijgsverrichtingen?
Hoeveel jonge mannen uit de rekruteringsreserve gaven gevolg aan de oproep van de
Belgische legerstaf en trokken naar West-Vlaanderen of Noord-Frankrijk? Hoe reageerde de
bevolking op de capitulatie: steunde men koning Leopold III in zijn beslissing of verkoos men
het standpunt van de uitgeweken regering en wilde men de strijd verderzetten? Op welke
manier ervaarde men de eerste contacten met de Duitse bezetter?
104
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, p. 36.
105
P. Struye, „L‟évolution du sentiment public en Belgique sous l‟occupation Allemande.‟, Bruxelles, Les
Éditions Lumière, 1945, p. 17.
106
J. De Launay & J. Offergeld, „Belgen en bezetters. Het dagelijks leven tijdens de bezetting, 1940-1945.‟,
Antwerpen, Soethoudt & Co. N.V., 1983, pp. 18-19.
107
P. Struye, „L‟évolution du sentiment public en Belgique sous l‟occupation Allemande.‟, Bruxelles, Les
Éditions Lumière, 1945, p. 19.
Aan de hand van de fiches van Paul Veldekens (provinciaal commissaris voor de gemeenten
van het kanton Halle en Sint-Kwintens-Lennik) met betrekking tot de toestand in de
verschillende gemeenten tijdens de achttiendaagse veldtocht en een aantal aanvullende
bronnen zal worden getracht een zo correct mogelijk beeld te schetsen omtrent deze woelige
periode.
4.1. Borchtlombeek
Na de Duitse inval op 10 mei 1940 wordt de Borchtlombekenaren die behoren tot de
wervingsreserve opgedragen zich naar Ieper te begeven. De meesten vertrekken terstond in
groep met de fiets naar West-Vlaanderen, maar zullen nooit aansluiting vinden bij het
Belgische leger. Zij keren via een omweg langs Gent terug naar huis, waar zij enkele dagen na
de capitulatie aankomen.108
De Duitse 14e infanteriedivisie onder leiding van majoor Weiss verovert op 18 mei 1940
Groot-Bijgaarden, Sint-Martens-Bodegem, Wambeek en van daar uit uiteindelijk ook
Borchtlombeek. De Duitsers trekken snel door de gemeente, verder naar Strijtem en de
gehuchten Kattem en Ledeberg om voor het vallen van de avond hun doel te kunnen bereiken:
de Dender nabij Pamel. Er hebben zich aldus in de gemeente weinig schermutselingen
voorgedaan. Weiss maakt in zijn verslag over de gebeurtenissen die 18de mei enkel gewag van
lichte beschietingen door de Engelsen ter hoogte van Kattem.109
In het Sint-Franciscus Instituut worden bij het uitbreken van de oorlog de meeste interne
meisjes afgehaald door hun ouders, slechts vijfentwintig internen blijven samen met de
zusters in Borchtlombeek. Deze zijn echter bijzonder verontrust en besluiten tot tweemaal toe
te vluchten, eenmaal tot in Gooik en eenmaal tot Wambeek (ze blijven telkens slechts een dag
weg). Aan het begin van de bezetting worden „de grote zaal, de slaapzaal van de kleintjes en
de keuken‟ een tiental dagen door Duitse troepen opgevorderd.110 Ook vele andere inwoners
slaan op de vlucht en ook zij trekken - net zoals de zusters - naar het Oosten (richting
Wambeek, Schepdaal en Groot-Bijgaarden), terwijl de Duitsers net uit die richting naderen.
Waarom zij voor deze enigszins onlogische vluchtweg kiezen, kon niet worden achterhaald.
Uit de informatiefiche van Paul Veldekens, daterend van 25 mei 1940, blijkt dat de situatie in
Borchtlombeek op dat tijdstip enigszins stabiel was. De plaatselijke autoriteiten waren
108
Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008)
H. Van Herreweghen, „De meidagen van 1940 in Pamel en omstreken.‟, DF-Klokje, 14, 3-4, 1982, p. 32.
110
s.n., „In de voetsporen van Sint-Franciscus: kleine kroniek van een groot instituut.‟, Roosdaal, MPI - SintFranciscus, 1990, pp. 34-35.
109
aanwezig: burgemeester, schepenen, veldwachter, gemeenteontvanger en -secretaris zijn op
post gebleven en zorgen ervoor dat de ordehandhaving, de voedselvoorziening,… goed
verloopt. De afwezigheid van de dokter en het tekort aan broodmeel baart Veldekens wel
enigszins zorgen. Ondanks het feit dat ongeveer twee derde van de huizen beschadigd is, zijn
er geen doden of gewonden gevallen.111 Gedurende de achttiendaagse veldtocht sneuvelt een
Borchtlombeekse soldaat, met name Karel Lodewijk Stevens.112
De reactie van de bevolking op de capitulatie van 28 mei 1940 is er een van grote gelatenheid:
„Er was gewoon niets aan te doen, voor we het wisten zaten de Duitsers overal…‟.113
Getuigen verklaren dat de eerste contacten met de Duitse bezettingstroepen een eerder
negatieve indruk achterlieten: zij beweren dat vele Duitse soldaten zich in dronken of
gedrogeerde toestand bevonden en dat zij weinig gedisciplineerd waren.114 Aangezien het
algemeen aanvaarde beeld van het Duitse leger gedurende de eerste bezettingsdagen er een is
van uiterst gedisciplineerde en vriendelijke soldaten, is deze bewering in het beste geval een
uitzondering (en in het andere geval een felle overdrijving of vertekening van de feiten).
4.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek
In Onze-Lieve-Vrouw Lombeek wordt tijdens de achttiendaagse veldtocht het hoofdkwartier
van het 7e bataljon van het Engelse Cheshire regiment opgetrokken. Dit bataljon is
verantwoordelijk voor het verzekeren van vrije troepenbewegingen op de steenweg BrusselNinove en heeft langs deze weg meerdere posten opgericht. Vermoedelijk op 13 mei 1940
wordt Onze-Lieve-Vrouw Lombeek getroffen door een (beperkte) luchtaanval: enkel de muur
rond het kerkhof en de pastorie worden enigszins beschadigd. De twee Engelse soldaten die
op het kerkhof van Onze-Lieve-Vrouw Lombeek werden begraven, zijn zeker niet tijdens
militaire acties in de gemeente zelf gesneuveld. Om tijdig aan het snel oprukkende Duitse
leger te ontkomen, wordt het hoofdkwartier op 15 mei verhuisd naar Ninove.115
Uit de informatiefiche van Paul Veldekens, daterend van 23 mei 1940, blijkt dat de kleine
gemeente Onze-Lieve-Vrouw Lombeek (slechts om en bij de 800 inwoners) relatief
111
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciaal Bestuur Brabant. Reeks K: Burgemeesters. Arrondissement
Brussel. (Toegang 46). C4 72: Borchtlombeek (1926-1938). Fiche door P. Veldekens met betrekking tot de
situatie in Borchtlombeek (25/5/40)
112
Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964):
zitting van 16/2/1947.
113
Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008)
114
Idem.
115
H. Van Herreweghen, „Engelse militaire graven te Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 15
(1-2), 1983, pp. 22-25.
ongeschonden uit de oorlogsgebeurtenissen is gekomen. De meeste lokale functionarissen zijn
aanwezig (burgemeester, tweede schepen, gemeentesecretaris en veldwachter), er is zo goed
als geen schade aangebracht aan de gebouwen, er zijn geen doden of gewonden gevallen en
de ravitaillering is verzekerd.116 Enkel eerste schepen Robert Motteux is gevlucht, naar eigen
verluid omdat de Engelse soldaten hem met de dood bedreigd hadden.117
4.3. Pamel
Bij het uitbreken van de oorlog en de dagen die daarop volgen, blijven de meeste inwoners
van Pamel thuis.118 Dat slechts enkelen gevlucht zijn uit angst voor het oorlogsgeweld is
waarschijnlijk te danken aan pastoor Janssens, die op 12 mei 1940 vanop de preekstoel zijn
parochianen aanraadt thuis te blijven.119
Veldwachter Domien De Coen brengt op 14 mei aan de jongeren van de wervingsreserve het
bevel om naar Poperinge te trekken. De meesten geven hieraan gevolg, maar slechts weinigen
van hen worden alsnog ingeschakeld in het uiteengeslagen Belgische leger. Anderen beslissen
thuis te blijven, voornamelijk omdat de Duitsers reeds snel in Pamel aankomen.120
Op zaterdagnamiddag 18 mei 1940 fietsen de eerste Duitse soldaten de gemeente Pamel
binnen. Even na hun aankomst starten de Engelsen - die zich in Okegem achter de Dender
verschanst hebben - met het bestoken van de naderende vijand. Dit bombardement zal de hele
nacht doorgaan, tot zondagnamiddag. De achtergebleven bevolking verschanst zich al die tijd
in woningkelders. Als gevolg van dit bombardement vallen er in Pamel een dode en twee
gewonden onder de bevolking en sneuvelen drie Duitse soldaten. Verder is er veel schade aan
de huizen, is de Denderbrug tot puin herleid en zijn vele koeien en paarden gedood.121 Enkele
ogenblikken voor de komst van de Duitse soldaten stort een geallieerd vliegtuig neer ter
hoogte van de Groenenboomgaardstraat. De piloot weet, met behulp van enkele inwoners,
tijdig de Engelsen aan de andere kant van de Dender te bereiken en zich aldus in veiligheid te
116
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 91: Onze-Lieve-Vrouw Lombeek
(1926-1964). Fiche door P. Veldekens met betrekking tot de situatie in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek (23/5/1940)
117
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nr.
8109/44.
118
H. Van Herreweghen, „De meidagen van 1940 in Pamel en omstreken.‟, DF-Klokje, 14 (3-4), 1982, p. 31.
119
H. Van Herreweghen, „Pastoor Janssens en de Tweede Wereldoorlog.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 18 (1-2),
1986, p. 21.
120
H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟,
DF-klokje (Roosdaal), 26, 2001, p. 57.
121
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 91: Onze-Lieve-Vrouw Lombeek
(1926-1964). Fiche door P. Veldekens met betrekking tot de situatie in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek (23/5/1940)
stellen.122 De bunkers op het grondgebied van Pamel worden kort door de Duitsers bestookt,
maar al snel blijkt dat deze helemaal verlaten zijn en ze dus weinig bijgedragen hebben tot de
verdediging van het grondgebied.123 Na de „Slag aan de Dender‟ van 18 en 19 mei 1940
noteert pastoor Janssens het volgende: „De mensen waren zeer tevreden thuis te zijn gebleven
en ze ademden weer gerust vanaf maandag. De Duitsters gedroegen zich zeer deftig en vielen
niemand lastig, maar namen wel veel rijwielen mee.‟.124 Gezien het feit dat de Duitsers aan de
Dender in hun opmars gestuit zijn, trekken ze verscheidene dagen in Pamel hun kamp op. De
bevolking ondervindt erg weinig last van hun aanwezigheid: „Eens de gevechten voorbij
waren, lieten ze ons allemaal met rust.‟.125
Wanneer Paul Veldekens op 23 mei de toestand in de gemeente komt onderzoeken, stelt hij
vast dat de veldwachter De Coen afwezig is, maar dat alle andere gemeentelijke autoriteiten
aanwezig zijn. Verder vraagt hij aan de provinciale overheid om dringend broodmeel en gist
voor zowat 3000 personen te leveren om de bevolking van het nodige broodrantsoen te
kunnen voorzien.126
Gedurende de achttiendaagse veldtocht sneuvelen drie Pamelse soldaten, met name Jozef De
Wever († 10 mei 1940 te Vroenhoven, begraven te Pamel op 13 juli 1940), Albert De Klerck
(† 12 mei 1940 te Villers-le-Peuplier, begraven te Pamel op 8 juli 1940) en André De Neef (†
27 mei 1940, begraven te Pamel op 15 juli 1940). Jozef Evenepoel krijgt van burgemeester De
Schepper de opdracht om de gesneuvelden op te halen en naar Pamel te brengen om hen te
kunnen begraven.127
4.4. Strijtem
In het boek „Strijtem… Nu en altijd.‟ van Luc Van Liedekerke wordt gesteld dat op zondag 19
mei 1940 de eerste Duitsers door het dorpscentrum marcheren en dat de Strijtemse bevolking
op 20 mei naar Dilbeek vlucht, uit angst getroffen te worden door de beschietingen van de
Ijzeren Muur en de Denderbrug. De bevolking zou volgens Van Liedekerke op 21 mei - nadat
122
H. Van Herreweghen, „Wereldoorlog II in de Denderstreek.‟, Ninove, Sint-Alloysiuscollege, 1984, p. 4.
H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟,
DF-klokje (Roosdaal), 26, 2001, p. 86.
124
H. Van Herreweghen, „Pastoor Janssens en de Tweede Wereldoorlog.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 18 (1-2),
1986, p. 21.
125
Interview met J.B. Vanopdenbosch (23/3/2008)
126
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964). Fiche door P.
Veldekens met betrekking tot de situatie in Pamel (23/5/1940)
127
H. Van Herreweghen, „Pamelse gesneuvelden en hun regiment.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 5-6-7-8-9-10-11-12,
1983, p. 90, pp. 109-110 en pp. 149-152.
123
de Duitsers probleemloos door de Ijzeren Muur geraakt zijn - teruggekeerd zijn en vele
huizen geplunderd teruggevonden hebben.128 Aangezien de Duitse „veroveringsroute‟ eerst
door Borchtlombeek en Strijtem loopt en dan pas door Pamel en er meerdere bewijzen zijn dat
Pamel op 18 en 19 mei de plaats van het strijdtoneel vormde, kan het niet anders dan dat de
data van Van Liedekerke niet helemaal correct zijn. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een
gedetailleerd verslag van de Duitse majoor Weiss over de veroveringen onder zijn commando
op 18 mei 1940: „Ik besloot vanuit Borchtlombeek naar het kanaal (cfr. Dender) bij Okegem
door te stoten (…). Over Borchtlombeek trokken we naar Strijtem en zo naar Pamel.‟.129 Het
idee dat „de bevolking‟ in zijn geheel de gemeente zou hebben verlaten, lijkt ook enigszins
overdreven.
Uit de informatiefiche van Paul Veldekens, eveneens daterend van 23 mei 1940, blijkt dat in
Strijtem
zowel
de
burgemeester,
de
schepenen,
de
gemeentesecretaris
en
de
gemeenteraadsleden (met uitzondering van Gustaaf Evenepoel, Petrus Breynaert en Jozef De
Roock) afwezig zijn. Veldekens gaat dan ook over tot het oprichten van een zogenaamde
Commissie van Notabelen om het bestuur van de gemeente te verzekeren. Deze bestaat uit
gemeenteraadslid Gustaaf Evenepoel (voorzitter), hoofdonderwijzer Sylvain Heymans
(secretaris), Petrus Breynaert en Jozef De Roock. Verder merkt Veldekens op dat de
organisatie van de ravitaillering goed verloopt, dat er enkel drie serres volledig vernield zijn
en dat de meeste huizen geen zware schade geleden hebben.130
Volgens Van Liedekerke sneuvelt er tijdens de achttiendaagse veldtocht slechts een soldaat
uit Strijtem, met name de 25-jarige Jean Van der Elst († 25 mei 1940).
4.5. Besluit
Als gevolg van de Duitse inval vluchten in de meidagen van 1940 erg veel mensen uit
Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem weg. Vooral in Strijtem
kiezen velen ervoor op zoek te gaan naar veiliger oorden, ook de lokale gezagsdragers die
nagenoeg allemaal hun post verlaten. De meerderheid van de vluchters komt echter niet ver en
keert al na enkele dagen huiswaarts. Ook de jongens die ingaan op de oproep voor de
rekruteringsreserve zien zich meestal genoodzaakt onverrichter zake naar huis terug te keren.
128
L. Van Liedekerke, „Strijtem… Nu en altijd.‟, Sint-Kwintens-Lennik, Drukkerij Verhoeven, 1981.
H. Van Herreweghen, „Wereldoorlog II in de Denderstreek.‟, Ninove, Sint-Alloysiuscollege, 1984, pp. 5-6.
Voor het volledige verslag zie bijlage 2.
130
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 112: Strijtem (1926-1964). Fiche
door P. Veldekens met betrekking tot de situatie in Strijtem (23/5/1940).
129
Nergens in de gemeenten is er iemand gearresteerd op verdenking van lidmaatschap van de
Vijfde Kolonne, zelfs niet in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, waar een aantal vooraanstaande
burgers nochtans bekend staan om hun anti-belgische houding.
De gemeenten komen relatief ongeschonden uit de achttiendaagse veldtocht: er is weinig
materiële schade en er zijn bijna geen slachtoffers te betreuren. Enkel Pamel heeft meer te
lijden gehad onder de oorlogsverrichtingen, omdat de Slag aan de Dender gedeeltelijk op
Pamels grondgebied werd uitgevochten: er valt een dode onder de burgerbevolking en veel
infrastructuur is beschadigd als gevolg van de geallieerde beschietingen.
Algemeen gesteld hebben de inwoners in de gemeenten weinig problemen met de Belgische
overgave door koning Leopold III. Ook de eerste kennismaking met de Duitse
bezettingstroepen wordt als eerder positief ervaren.
Deel 2: Bezettingsperiode
Gedurende de Eerste Wereldoorlog was er in zowat heel België sprake van een algemeen
verzet tegen de Duitse overheersing, „een ongewone unanimiteit (…), één en dezelfde antiDuitse houding, die door alle lagen, standen en klassen van de bevolking werd
aangenomen.‟131 Slechts een erg kleine minderheid van de bevolking verkoos de weg van de
collaboratie en het incivisme. In de Tweede Wereldoorlog liggen de kaarten helemaal anders:
men is zich bewust van de gevolgen van een dergelijke vijandige bezetting en de gevolgen
ervan op de hele maatschappij, heel België wordt in sneltempo onder de voet gelopen en
capituleert reeds na achttien dagen, er is een algemeen gevoel van ontevredenheid omtrent het
vooroorlogse politieke bestel, en bovendien nemen de machthebbers van het land (nationale
en lokale overheden, justitie, de kerk, de industrieelen,…) geen eensluidend standpunt in - in
tegenstelling tot tijdens de Eerste Wereldoorlog - , maar verkiezen zij een eerder afwachtende,
aftastende houding. Niet alleen verzet, maar ook collaboratie en accommodatie vormen aldus
centrale begrippen in de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. In het beschrijven van
deze geschiedenis worden vaak de termen „wit‟ en „zwart‟ gehanteerd. In navolging van Mark
Van den Wijngaert wordt er in deze licentiaatsverhandeling voor gekozen deze termen om
volgende redenen zoveel mogelijk achterwege te laten: „Ten eerste wordt de suggestie gewekt
dat de houding van het gros van de bevolking een mengeling is van daden van verzet en
collaboratie, terwijl verzet en collaboratie zich precies kenmerken door uitzonderlijk gedrag.
Ten tweede worden er duidelijke grenzen getrokken tussen de verschillende “kleuren”. In
werkelijkheid zijn de grenzen tussen de verschillende basishoudingen niet altijd duidelijk te
trekken,
onder
andere
doordat
ze
evolueren
in
de
tijd
als
gevolg
van
de
oorlogsontwikkelingen. (…) Ten derde suggereren de symbolen “wit” en “zwart” homogene
groepen, terwijl er in werkelijkheid heel wat gradaties bestaan. (…) Ook in de grijze
tussenzone zijn er veel schakeringen te onderscheiden.‟132
131 P. Louyet, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 4: Het verzet (1).‟, Antwerpen, Nederlandsche
Boekhandel, 1991, pp 7-8.
132 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, pp. 176-177.
1. Bestuurlijke organisatie
Reeds vanaf het begin van de bezetting is het „Ruhe und Ordnung‟-principe van het
allergrootste belang voor de Duitse bezettingsmacht. Zij beseffen al snel dat, om de rust en
orde in België te garanderen, zij nood hebben aan de (medewerking van) bestaande Belgische
instellingen. Op 1 juni 1940 wordt de Militärverwaltung voor België en Noord-Frankrijk
geïnstalleerd, onder leiding van Militärbefehlshaber generaal Alexander von Falkenhausen.
Zijn directe medewerker voor alle andere dan militaire aspecten (economie, bestuur,
administratie,…)
van
het
militair
bestuur
is
Eggert
Reeder,
chef
van
de
Militärverwaltungsstab. Het militaire aspect van de Duitse bezetting valt onder de
verantwoordelijkheid van de Kommandostab.
Op 10 juni 1940 komt Reeder tot een akkoord betreffende het administratieve bestuur van het
land met het Comité van Secretarissen-Generaal, dat na het vertrek van de regering naar
Londen door de Wet op de overdracht van bevoegdheid in oorlogstijd van 10 mei 1940 over
het bestuur van het land moet waken. Zoals de Militärverwaltungschef de Duitse tegenspeler
is van het Comité van de Secretarissen-Generaal, zo worden de (Ober-)Feldkommandanten de
tegenspelers van de provinciegouverneurs, de Kreiskommandanten van de arrondissementscommissarissen en de Ortskommandanten van de burgemeesters.133 Op die manier wordt een
Duits controlemechanisme op de bestaande Belgische structuren geënt.
De Secretarissen-Generaal beseffen ten volle dat hun medewerking onontbeerlijk is voor de
Militärverwaltung en proberen vanaf het begin van de samenwerking zoveel mogelijk Duitse
verordeningen en maatregelen die indruisen tegen de Belgische wetten te verzwakken, uit te
stellen of zelfs te negeren. De Militärverwaltung is zich al snel bewust van deze strategie en
ontwikkelt een eigen strategie om het Comité in de pas te laten lopen. Een aspect van deze
strategie bestaat uit het gebruik van drukkingsmiddelen. Zo dreigt Reeder bijvoorbeeld dat
indien men niet tegemoetkomt aan de eisen van de bezettingsmacht, men de
voedselleveringen uit Duitsland aan banden zal leggen. Aangezien België voor zijn
voedselvoorziening in grote mate afhankelijk is van de Duitse leveringen (voornamelijk van
broodgraan), gaan de Secretarissen-Generaal over tot toegevingen om de voedselveiligheid te
garanderen. Ook het dreigement dat men op alle bestuursniveaus Nieuwe Orde-pionnen zal
plaatsen, doet de Secretarissen-Generaal bezwijken onder Duitse druk. Een tweede aspect van
de strategie van Reeder is de geleidelijke incorporatie van Nieuwe Orde-gezinde personen in
133
N. Wouters, „De Führerstaat. Overheid en collaboratie in België (1940-1944).‟, Tielt, Lannoo, 2006, p. 16.
alle lagen van het Belgische bestuur. Het eerste aspect heeft als resultaat dat de SecretarissenGeneraal en hun ondergeschikten zich hoe langer hoe meer schikken in een pragmatische
aanwezigheids- of accomodatiepolitiek. Met deze zogenaamde politiek van het minste kwaad
hopen ze erger te voorkomen: ze zijn ervan overtuigd dat hun aanwezigheid meer voordelen
heeft voor de Belgische bevolking als nadelen voor de Militärverwaltung. Het tweede aspect
resulteert in een directe politieke collaboratie van vele Belgen aan de plannen van naziDuitsland.
Ook op het lokale vlak zijn beide tendensen waarneembaar: bepaalde functionarissen en
ambtenaren voeren een aanwezigheidspolitiek, terwijl anderen zich schuldig maken aan
collaboratie. Nog anderen dragen als individu bij tot het verzet tegen de Duitse
bezettingsmacht.
Om de orde en rust in het land te bewaren, doet de bezetter beroep op de militaire
politiediensten van de Kommandostab, met name de Feldgendarmerie (bestrijding zwarte
markt, opsporing werkweigeraars,…), de Geheime Feldpolizei (bestrijding aanslagen op
Duitse militairen, …) en de Abwehr (contraspionage, vooral via Belgische medewerkers, en
bestrijding van inlichtingen- en sabotagegroeperingen, bijvoorbeeld door de Englandspiel).134
Al gauw blijkt echter dat de Duitse diensten over onvoldoende manschappen beschikken om
tegemoet te komen aan de stijgende criminaliteit die zich vanaf het begin van de bezetting
manifesteert en waar noch de bezettende, noch de Belgische overheden vat op lijken te
hebben: „Discipline en solidariteit worden verdrongen door de zorg om dagelijks voedsel.‟.135
Bovendien is er vanaf 1943 sprake van een „klimaat van bijna-burgeroorlog‟
136
als gevolg
van de terreur en contra-terreur van verzets- en collaboratiegroeperingen. De SS ziet hierin
z‟n kans om te infiltreren in het bezette land: in Brussel wordt de Sipo-SD Dienststelle
opgericht, bestaande uit de Sipo (Sicherheitspolizei), de SD (Sicherheitsdienst) en de Gestapo
(Geheime Staatspolizei). In al deze Duitse diensten treden Belgische onderdanen in dienst,
veelal overtuigde aanhangers van het nationaal-socialistische gedachtengoed.137 Begin 1942
134
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, pp. 156-158.
135
M.Van den Wijngaert, „Tussen vijand en volk. Het bestuur van de Secretarissen-Generaal tijdens de Duitse
bezetting 1940-1944.‟, In: E. Verhoeyen e.a., „„België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 9: Het minste kwaad.‟,
Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 14.
136
R. Van Doorslaer, „De Belgische politie en magistratuur en het probleem van de ordehandhaving.‟, In: E.
Verhoeyen e.a., „„België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 9: Het minste kwaad.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans,
1990, p.102.
137
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, p. 159.
en eind 1943 worden respectievelijk de Hilfsgendarmerie (waartoe ongeveer 1300 Belgen
toetreden)
en
de
Zivilfahndungsdienst
(d.i.
een
hulpkorps
van
leden
uit
collaboratiebewegingen voor de opsporing van werkweigeraars) in het leven geroepen.138
Verschillende collaboratiebewegingen gaan bovendien over tot de oprichting van
paramilitaire bewegingen die samen met de Duitsers de ordehandhaving moeten verzekeren,
zoals bijvoorbeeld het Veiligheidskorps (DeVlag), de Brigade Z (Rex), de Dietsche MilitieZwarte Brigade (VNV).139 Blijkbaar lost de integratie van Belgen in al deze diensten het
probleem van mansterkte niet volledig op, want de bezetter schakelt ook de bestaande
Belgische politiediensten in. Aangezien de Duitsers een erg negatief beeld hebben van de
Belgische Rijkswacht en vooral van de gemeentepolitie, worden beide diensten hervormd. Er
wordt speciale aandacht besteed aan centralisering en aan de vorming en opleiding van
agenten. De VNV-nota „Zonder goede politie geen gezonde staat‟ maakt duidelijk dat het
zwaartepunt van deze vorming hoofdzakelijk op de politieke opvoeding moet liggen. 140 Ook
in de ordehandhaving wordt de nazificatie aldus doorgetrokken.
Pas op 18 juli 1944 wordt de Militärverwaltung vervangen door een voor de bevolking veel
nadeliger Zivilverwaltung onder leiding van Josef Grohé.141 Gezien de korte „regeerperiode‟
van de Zivilverwaltung in België, zijn de gevolgen ervan veel minder drastisch als
bijvoorbeeld in Nederland, waar dergelijk regime reeds veel eerder werd geïnstalleerd.
1.1. Lokale overheid & administratie
Volgens het jaaroverzicht van Reeder, daterend van juni 1941, is niet minder dan een derde
van de burgemeesters gedurende de achttiendaagse veldtocht gevlucht, waardoor er een lokaal
machtvacuüm ontstaat: de distributie van rantsoeneringszegels komt in het gedrang, de
bevolking gaat over tot plunderingen,…. Vooral in de provincie Brabant is de toestand
problematisch: 175 van de 350 burgemeesters zijn voor het oorlogsgeweld op de vlucht
gegaan. Er wordt een provinciale hulpdienst onder leiding van Maurice Janssen opgericht, die
overgaat tot de aanstelling van plaatselijke Notabelencomités om het bestuur in de gemeenten
te garanderen (zoals bijvoorbeeld in Strijtem). Gedurende de eerste bezettingsmaanden
138
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, p. 202.
139
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, p. 203.
140
N. Wouters, „De Führerstaat. Overheid en collaboratie in België (1940-1944).‟, Tielt, Lannoo, 2006, p. 60.
141
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, p. 50.
worden deze Comités en de gemeentebesturen die wel op post gebleven zijn met de zware
taak belast om het dagelijkse leven te organiseren naar de eisen van de bezettende overheid.142
De bezetter hecht veel belang aan de lokale besturen en administraties: „Juist op het lagere
administratieve niveau, waar hij zich tegenover zeer kwetsbare individuen bevond, oefende de
bezetter de sterkste druk uit.‟143. Een eerste duidelijke uiting van de Duitse inmenging in het
plaatselijke bestuur was de oprichting van de Commissie van Advies op 12 juli 1940. Deze
Commissie is verantwoordelijk voor de doorlichting van ambtenaren: postverlaters, maar ook
„pro-geallieerde en democratisch gezinde ambtenaren‟ en „niet-bruikbare elementen‟ worden
geschorst of ontslagen.144 Ook de hervorming van de lokale overheid naar Duits model, op
basis van centralisering en het führerprinzip drukken in grote mate hun stempel op de
gemeenten. Integenstelling tot bijvoorbeeld in Frankrijk heeft deze centralisatiepolitiek (naar
het model van de Deutsche Gemeindeordnung
145
) in België echter een omgekeerd resultaat:
er was eerder sprake van lokalisering, het lokale niveau werd - ook voor de bezetter belangrijker.
146
De introductie van het führerprinzip wordt wel succesvol doorgedreven en
stoelt op drie belangrijke beleidslijnen, met name de omvorming van de burgemeestersfunctie
tot het statuut van ambtenaar-burgemeester, de beperking van de macht van de gemeenteraad
en de verjonging van het politiek personeel. De bestuurlijke hervorming tot een stelsel van
ambtenaar-burgemeesters was reeds in de jaren 1930 aan de orde gekomen, maar het was
uiteindelijk de Duitse bezetter die dit systeem tussen april en september 1941 geleidelijk aan
invoerde. Het burgemeesterschap werd stap voor stap geprofessionaliseerd: de burgemeester
kreeg bijvoorbeeld meer taken, maar ook een loon om tegemoet te komen aan deze
verantwoordelijkheden (hetgeen soms aanleiding gaf tot het beeld van de „verkochte‟
burgemeester
147
). De beperking van de macht van de gemeenteraad gebeurt eveneens aan de
hand van een gradueel proces van verordeningen dat uiteindelijk culmineert in de afschaffing
van de gemeenteraden: vanaf 31 december 1940 wordt het mogelijk een burgemeester buiten
142
W. Meyers, „Burgemeesters, schepenen en gemeentelijke administraties.‟, In: E. Verhoeyen e.a., „„België in
de Tweede Wereldoorlog. Deel 9: Het minste kwaad.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 86.
143
M. Van den Wijngaert, „De politiek van het minste kwaad. Het bestuur van de secretarissen-generaal tijdens
de Duitse bezetting 1940-1944.‟, Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden (Den
Haag), 105 (2), p. 277.
144
W. Meyers, „Burgemeesters, schepenen en gemeentelijke administraties.‟, In: E. Verhoeyen e.a., „„België in
de Tweede Wereldoorlog. Deel 9: Het minste kwaad.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 89.
145
A. McElligot, „The German Local Government Statute, 1935-1945 and the crisis of self-government and local
administration.‟, In: B. De Wever, H. Van Coethem & N. Wouters (eds.), „Local Government in Occupied
Europe (1939-1945).‟, Gent, Academia Press, 2006, p. 5.
146
N. Wouters, „Localisation in the age of centralisation: local government in Belgium and Nord – Pas-de-Calais
(1940-1944).‟, In: B. De Wever, H. Van Coethem & N. Wouters (eds.), „Local Government in Occupied Europe
(1939-1945).‟, Gent, Academia Press, 2006, pp. 93-94.
147
W. Meyers, „Burgemeesters, schepenen en gemeentelijke administraties.‟, In: E. Verhoeyen e.a., „„België in
de Tweede Wereldoorlog. Deel 9: Het minste kwaad.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 92.
de raad aan te duiden, door de verordening van 6 februari 1941 wordt de macht van de
burgemeester uitgebreid ten koste van die van de raad, op 11 april 1941 worden de
gemeenteraden opgeschort (hetgeen in de praktijk neerkwam op de afschaffing van de raden)
en op 28 mei 1941 worden de bevoegdheden van de gemeenteraden overgedragen naar de
colleges van burgemeester en schepenen.148 Volgens de nazi-ideologie dient elke
gemeenschap onder leiding te staan van een krachtige leider en zoals Nico Wouters aanhaalt:
„Bij de opbouw van de Nieuwe Orde leek “jeugd” gelijk te staan met “krachtdadigheid.”‟.149
Vandaar dat de Militärverwaltung op 7 maart 1941 de Überalterungsverordnung afkondigt,
waardoor „Dragers van openbare functies in België moeten (sic) defenitief hun ambt
neerleggen op het einde van de maand tijdens dewelke zij het 60ste levensjaar voleindigen.‟150.
Als gevolg van deze maatregel worden meer dan duizend burgemeesters en honderden
schepenen en gemeentesecretarissen tot ontslag gedwongen. In bepaalde gevallen kon men
wel een uitzondering verkrijgen, vooral wanneer het efficiënt besturen van de gemeente door
een ontslag in het gedrang zou kunnen komen.151
Net zoals op de hogere bestuursniveaus zijn er ook op het lokale niveau mensen die zich
volledig ten dienste willen stellen van de bezettingsmacht en dus collaboreren. De
Militärverwaltung doet er alles aan om leden van collaboratiebewegingen tot burgemeester of
schepen te benoemen en zodoende de controle over het lokale bestuur te vergroten. In
Vlaanderen komt gedurende de bezetting in 70 procent van de gemeenten een VNVburgemeester aan de macht. In Brabant wordt in 51,5 procent van de gemeenten een nieuwe
burgemeester aangeduid, in niet minder dan 72,6 procent van de gevallen gaat het hier om
benoemingen buiten de gemeenteraad.152 Als gevolg van deze infiltratie worden de
gemeentelijke besturen en administraties in hoge mate gepolitiseerd: „The nomination of VNV
mayors was frequently accompanied by a public ceremony, often with a German presence and
with marches from Flemish New Order militias. Most VNV mayors engaged in small symbolic
actions like replacing pictures of the Belgian royal family in town halls with pictures of VNV
leaders, changing patriotic street names, carrying out propaganda through their
148
W. Meyers, „Burgemeesters, schepenen en gemeentelijke administraties.‟, In: E. Verhoeyen e.a., „„België in
de Tweede Wereldoorlog. Deel 9: Het minste kwaad.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 90 & 92.
149
N. Wouters, „Oorlogsburgemeesters 40/44: lokaal bestuur en collaboratie in België.‟, Tielt, Lannoo, 2004, p.
135.
150
W. Meyers, „Burgemeesters, schepenen en gemeentelijke administraties.‟, In: E. Verhoeyen e.a., „„België in
de Tweede Wereldoorlog. Deel 9: Het minste kwaad.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 90.
151
N. Wouters, „Oorlogsburgemeesters 40/44: lokaal bestuur en collaboratie in België.‟, Tielt, Lannoo, 2004, p.
136.
152
Cijfers uit: N. Wouters, „De Führerstaat. Overheid en collaboratie in België (1940-1944).‟, Tielt, Lannoo,
2006, p. 111.
administration through such means as displaying posters for New Order militias and
organising political meetings in municipal buildings.‟153. Het grote probleem van deze
oorlogsburgemeesters is dat zij voor hun legitimiteit meestal totaal afhankelijk zijn van de
bezetter. In een poging zichzelf te legitimeren gaan velen van hen over tot kritiek op de „Oude
Orde‟ en beloven zij als Nieuwe Orde een „beter bestuur‟ aan de bevolking. 154 Het wordt
echter al gauw duidelijk dat van dat „beter bestuur‟ niet veel in huis zal komen…. Andere
burgemeesters en ambtenaren (voornamelijk van landelijke gemeenten155) kiezen ervoor om
hun vooroorlogse mandaat te blijven vervullen, zelfs wanneer dit inhoudt dat ze bepaalde
toegevingen moeten doen aan de bezetter: zij opteren voor een politiek van het minste kwaad.
Al snel worden zij door deze accomodatiepolitiek echter meegesleept in „een escalatie van
toegevingen (…) waarbij uiteindelijk het minste kwaad steeds grotere proporties
aanneemt‟.156 Aangezien de lokale besturen verantwoordelijk zijn voor voedselvoorziening,
ordehandhaving en tewerkstelling, moeten zij een aantal maatregelen door- en uitvoeren die in
feite nadelig zijn voor hun bevolking, zoals bijvoorbeeld de verplichte leveringen, de
meldingsplicht (d.i. de verplichting elke ordeverstoring of abnormale gebeurtenis te melden
aan de dichtstbijzijnde Duitse Kommandatur of post van de Feldgendarmerie), de verplichte
tewerkstelling,….157 Dat wordt hen door de bevolking zeker niet in dank afgenomen.158
Bepaalde gemeentebesturen en gemeentelijke administraties die officieel de politiek van het
minste kwaad aanhangen, gaan in de illegaliteit over tot direct verzet tegen de bezettende
overheid: via het verstrekken van valse documenten en rantsoenzegels aan werkweigeraars, de
bescherming van plaatselijke verzetsleden,… .
Wat betreft de politieke strategie van de lokale besturen gedurende de bezetting (collaboratie,
accommodatie of verzet) dienen twee belangrijke opmerkingen te worden geformuleerd. Als
eerste kan men stellen dat voor de meerderheid van de besturen (voornamelijk in landelijke
gemeenten) de lokale belangen steeds van het allergrootste belang waren, voor welke strategie
men ook gekozen had. Dit is vooral het geval vanaf 1943, wanneer het duidelijk wordt dat - in
153 153
N. Wouters, „New order and good government: municipal administration in Belgium, 1938-1946.‟,
Contemporary European History (Cambridge), 13(4), 2004, p. 398.
154
N. Wouters, „New order and good government: municipal administration in Belgium, 1938-1946.‟,
Contemporary European History (Cambridge), 13(4), 2004, p. 397.
155
N. Wouters, „Localisation in the age of centralisation: local government in Belgium and Nord – Pas-de-Calais
(1940-1944).‟, In: B. De Wever, H. Van Coethem & N. Wouters (eds.), „Local Government in Occupied Europe
(1939-1945).‟, Gent, Academia Press, 2006, p. 97.
156
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, p. 57.
157
N. Wouters, „De Führerstaat. Overheid en collaboratie in België (1940-1944).‟, Tielt, Lannoo, 2006, pp. 123124.
158
P. Struye, „L‟évolution du sentiment public en Belgique sous l‟occupation Allemande.‟, Bruxelles, Les
Éditions Lumière, 1945, p. 26.
tegenstelling tot wat men tijdens de eerste bezettingsjaren dacht - de Duitse overheersing van
België en Europa geen verzekerd en vaststaand toekomstperspectief is. Bovendien is na de
invoering van de verplichte tewerkstelling, de harde strijd tegen het verzet en de deportatie
van de joden door de nazi‟s voor velen duidelijk dat de Duitsers niet in het belang van de door
hen bezette gebieden handelen en hun garantie van goed bestuur niet kunnen waarmaken. 159
Zowel collaborerende oorlogsburgemeesters als traditionele burgemeesters die opteren voor
een politiek van het minste kwaad proberen er alles aan te doen om het welzijn van hun
gemeenschap en haar leden te garanderen. Het meest opvallende voorbeeld van dit gegeven is
dat van VNV-burgemeesters die ondergedoken werkweigeraars of verzetsleden waarschuwen
voor razzia‟s en huiszoekingen van de Duitsers. Ten tweede is er een opvallende paradox
waarneembaar wat betreft de perceptie van het lokale bestuur door de publieke opinie. Het is
namelijk zo dat collaborerende mandatarissen in bepaalde gemeenten op meer steun en begrip
van de plaatselijke bevolking kunnen rekenen dan aanhangers van de accomodatiepolitiek in
andere gemeenten. Zoals eerder werd vermeld, worden deze laatsten vaak afgerekend op het
feit dat zij onder dwang van de bezetter bepaalde handelingen moeten verrichten die in het
nadeel zijn van de bevolking. Zelfs wanneer zij in de ondergrondse bepaalde verzetsdaden
bedrijven, blijven enkel deze negatieve handelingen zichtbaar voor de bevolking. Anderzijds
is het voor collaborerende ambtenaren zo dat „de contacten met partij-instanties of Duitse
diensten meestal verborgen bleven voor de lokale buitenwereld. (…) In tegenstelling tot deze
politieke contacten echter, vonden de positieve bestuursdaden van een collaborerend
burgemeester wel plaats in de openbaarheid.‟.160 Men kan vermoeden dat de „zichtbaarheid
van het bestuur‟ niet de enige oorzaak is van deze paradox en dat dit bijvoorbeeld ook te
maken kan hebben met het feit dat oorlogsburgemeesters door hun goede contacten met de
bezettende instanties meer vrijstellingen en uitzonderingen konden bekomen en dus meer
daden van goed bestuur konden verrichten.
In de volgende subhoofdstukken zal worden nagegaan voor welke strategie de lokale besturen
en administraties tijdens de bezetting kozen. In welke gemeenten kwam een Nieuwe Ordeburgemeester aan de macht en werden bestuur en administratie meegesleurd in de
collaboratie?
159
Welke
burgemeesters
konden
zich
handhaven
en
verkozen
een
N. Wouters, „Localisation in the age of centralisation: local government in Belgium and Nord – Pas-de-Calais
(1940-1944).‟, In: B. De Wever, H. Van Coethem & N. Wouters (eds.), „Local Government in Occupied Europe
(1939-1945).‟, Gent, Academia Press, 2006, pp. 100-101.
160
N. Wouters, „De Führerstaat. Overheid en collaboratie in België (1940-1944).‟, Tielt, Lannoo, 2006, pp. 123129.
accomodatiepolitiek? Werd er in bepaalde delen van de administratie verzet gepleegd? Welke
besturen werden het meest gewaardeerd door de bevolking?
1.1.1. Borchtlombeek
Aangezien de plaatselijke autoriteiten in Borchtlombeek op post gebleven zijn tijdens de
eerste oorlogsweken van mei 1940, herstelt het lokaal bestuur zich redelijk snel en gaat men
relatief makkelijk over tot de orde van de dag. De eerste zitting van de gemeenteraad vindt
plaats op 23 juni 1940. Alle gemeenteraadsleden zijn aanwezig en men verleent de
goedkeuring aan het voorstel een voorschot te geven op de wedden van het
gemeentepersoneel, naar aanleiding van de bezetting.161 De eerste zitting van het
schepencollege wordt heel wat later georganiseerd, met name op 1 september 1940.162 Een
verklaring voor deze late „nieuwe start‟ werd niet meteen gevonden, al valt het wel op dat het
schepencollege van Borchtlombeek ook voor en na de bezetting slechts een erg beperkt aantal
keer per jaar vergadert. Binnen de gemeenteraad wordt geen enkel lid geschorst of ontslagen
door de Commissie van advies.
Burgemeester Jozef Van Wilderode slaagt er gedurende de ganse bezetting in de
burgemeesterssjerp in zijn bezit te houden en probeert via een politiek van het minste kwaad
zijn gemeenschap zo goed mogelijk doorheen de oorlog te loodsen. Toch zijn er tijdens de
bezetting een aantal opmerkelijke wissels in het politieke personeel van de gemeente op te
merken. Als eerste wordt de 74 jaar oude gemeentesecretaris op 31 januari 1941 door de
administratieve gezondheidsdienst ongeschikt verklaard om het ambt nog langer te kunnen
uitoefenen en wordt vervangen door Petrus De Vos
163
, gemeentelijk ambtenaar op de
ravitailleringsdienst.164 Het is belangrijk op te merken dat deze vervanging allerminst werd
ingegeven door de bezettende overheid: deze beslissing gebeurt niet op basis van de
Ouderdomsverordening die pas enkele maanden later (op 7 maart 1941) door de Duitsers
wordt ingevoerd. De eerste en tweede schepen, Arthur Bastaerts (62 jaar) en Theofiel Van den
Berghe (69 jaar) worden op basis van deze verordening wel aan de kant geschoven en door
het ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid vervangen door Theofiel Van
Lierde en Petrus Dierckx, dewelke op de zitting van 30 januari 1942 voor het schepencollege
161
Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964):
zitting van 23/6/1940.
162
Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van het schepencollege (4/2/1895-27/4/1943):
zitting van 1/9/1940.
163
Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van het schepencollege (4/2/1895-27/4/1943):
zittingen van 31/1/1941 & 27/4/1941.
164
Zie infra.
de eed afleggen. Theofiel Van Lierde is lid van de oppositie en sinds enkele weken voor zijn
aanstelling als schepen lid van het plaatselijke VNV.165 Petrus Dierckx wordt buiten de
gemeenteraad benoemd en is reeds lid van het VNV sinds de oprichting van de plaatselijke
afdeling.166 Door het besluit van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid
van 30 april 1943 wordt Petrus De Vos als gemeentesecretaris vervangen Leopold Callebaut,
eveneens lid van het plaatselijke VNV.167 Als gevolg van deze verschillende aanstellingen
wordt de invloed van de Nieuwe Orde in de gemeente erg tastbaar. Vanaf het moment dat
Callebaut gemeentesecretaris wordt, worden de wedden van de gemeentesecretaris en beide
schepenen meermaals verhoogd, terwijl nergens melding wordt gemaakt van de wedde van de
burgemeester (die geen lid van het VNV is).168 Bovendien wordt het lokaal bestuur in zekere
mate gepolitiseerd: in de zittingszaal wordt het portret van de koning vervangen door een
portret van Staf De Clercq en in het gemeentehuis worden wervingsaffiches voor de Dietsche
Militie-Zwarte Brigade uitgehangen. De gemeenteraadsleden die lid zijn van het VNV (naast
Theofiel Van Lierde en Petrus Dierckx ook Amandus Van Lierde, partijgenoot van Theofiel
Van Lierde) maken zich allen schuldig aan wat het naoorlogse gemeentebestuur „het
misleiden der jongelingen‟ noemt: zij overtuigen verschillende jongeren uit de omgeving zich
bij een van de Nieuwe Orde-formaties aan te sluiten om zo te ontkomen aan de verplichte
tewerkstelling in Duitsland. Verder zijn zij allen erg actief in de propaganda door middel van
het uitdelen van nationaal-socialistische bladen, het schilderen van leuzen voor het VNV op
de straatstenen,…. Zij schrikken er ook niet voor terug de bevolking via het uitvaardigen van
straffen voor lichte verzetsdaden (bijvoorbeeld het beluisteren van de BBC-radio) angst aan te
jagen.169 Uit de opsomming blijkt dat de plaatselijke politieke collaborateurs niet zozeer het
belang van de bevolking dan wel eigenbelang op de eerste plaats stelden. Deze figuren
boezemden de meerderheid van de bevolking dan ook veelal angst in en zij werden zoveel
mogelijk gemeden.
Reeds in de zomermaanden van 1940 ziet men zich door het vele werk op de gemeentelijke
ravitailleringsdienst genoodzaakt een hulpbediende aan te stellen, met name Petrus De Vos. In
165
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nummer
1193/46.
166
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nummer
1686/45.
167
Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964):
zitting van 24/6/1943.
168
Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964):
verschillende zittingen.
169
Archief Krijgsaudioraat – Dienst Incivisme. Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossiers nummer
1193/46 & 1686/45, Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 49144/45.
het jaar 1941 treden twee bijkomende bedienden (Roger Desamblanx en onderwijzeres
Henriette Van den Nest) in dienst.170 Volgens de bronnen is niemand van hen lid van de
Nieuwe Orde en zijn er verder geen opmerkelijke wijzigingen in de werking van de
gemeentelijke administratiediensten op te merken, zodat men kan stellen dat - in tegenstelling
tot het lokaal bestuur - de lokale administratie niet gepolitiseerd wordt.
Nergens in de bronnen werd bewijs gevonden van enig georganiseerd verzet binnen het lokaal
bestuur en de lokale administratie van Borchtlombeek. Dit sluit natuurlijk niet helemaal uit
dat bepaalde gemeentelijke ambtenaren grote diensten verleenden aan bijvoorbeeld
werkweigeraars door het uitschrijven van valse identiteitspapieren, het verlenen van
rantsoenzegels, … .
1.1.2. Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek
Zoals gezegd, bleven de meeste plaatselijke functionarissen tijdens de achttiendaagse
veldtocht op post. Enkel schepen Robert Motteux vluchtte uit angst voor represailles van
Engelse soldaten en keert pas in juni terug naar Rokkenborgh. Aangezien men door de
afwezigheid van hoofdonderwijzer en hoofd van de ravitailleringsdienst Karel-Paul Van
Stalle in de problemen raakt op de gemeentelijke ravitailleringsdienst, stelt men op de eerste
zitting van het schepencollege tijdens de bezetting - die op 31 mei 1940 plaatsvindt zonder
Motteux - Louis August Dierckx aan tot tijdelijk bediende voor de ravitaillering.171 De eerste
zitting van de gemeenteraad heeft pas op 13 november 1940 plaats.172
Opvallend is dat Motteux voor zijn afwezigheid in mei en juni 1940 niet wordt vervolgd.
Hoewel het algemeen geweten is dat hij de gemeente voor langere tijd ontvluchtte, wordt hij
niet geschorst of ontslagen als schepen. Reeds in de zomer van het eerste oorlogsjaar slaagt
hij er dan ook in zijn greep op de gemeente te herstellen en er volgens zijn politieke
tegenstanders als een „dictator‟ te heersen.173 Op de begrafenis van een inwoner van OnzeLieve-Vrouw Lombeek die bezweken is aan zijn verwondingen uit de achttiendaagse
veldtocht, vervallen de Geiten opnieuw in hun vooroorlogse retorieken: burgemeester Petrus
Lanckmans houdt er een erg politiek getinte lijkrede, waarin hij de Belgische regering en het
Belgische leger zwaar op de korrel neemt. Vermoedelijk geldt dit als provocatie voor de
170
Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964):
zittingen van 19/7/1940, 5/6/1941 & 1/10/1941.
171
Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van het schepencollege
(27/6/1921-21/11/64): zitting van 31/5/1940.
172
Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad
(12/9/1926-15/11/1953): zitting van 13/11/1940.
173
Archief Krijgsaudioraat. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 8109/44.
aanwezige Van Cauwelaerts, wiens familielid Frans Van Cauwelaert als voorzitter van de
Kamer de regering gevolgd is.174 De vooroorlogse politieke rivaliteit en het anti-belgicisme
van de lokale machthebbers blijven dus ook tijdens de bezetting spelen…
In maart 1941 biedt Lanckmans zijn ontslag aan wegens het feit dat hij door een oogziekte,
zijn beperkte scholing, zijn werk als landbouwer en zijn ouderdom het burgemeesterschap niet
langer aankan.175 Aldus wordt het ambt van burgemeester opnieuw vacant en begint de
zoektocht naar een geschikte kandidaat…. Ook nu heeft men problemen om een van de
gemeenteraadsleden van op de lijst van de Geiten het burgemeesterschap toe te vertrouwen.
De enige die enigszins positief uit het onderzoek van de hogere overheid komt is Robert
Motteux: men doet opmerken dat hij wel geleerd is en een groot gezag geniet in de gemeente,
maar dat hij zich wel schuldig heeft gemaakt aan postverlating en vaak handelt uit
eigenbelang en vriendjespolitiek.176 Naast Motteux stelt ook een andere inwoner op 15 juni
1941 zijn kandidatuur, met name Lodewijk Heremans.177 Uit het verslag van ene Haubruck
omtrent beide kandidaturen blijkt welke de voorkeur van de Nieuwe Orde uitdraagt:
Heremans wordt beschreven als „een onbeduidende persoonlijkheid, ongeschoold, geeft zich
uit voor VNV‟er maar is het niet‟, terwijl men Motteux ophemelt als „gemeenteraadslid met
een massa voorkeursstemmen, voorzitter van het plaatselijke Winterhulpcomité, voorzitter van
de plaatselijke Oudstrijders en de verantwoordelijke voor grote openbare werken en
verfraaiingswerken in de gemeente‟.178 Uiteindelijk wordt Motteux in de notulen van de
gemeenteraad van juli 1941 vermeld als dienstdoend burgemeester en wordt hij op 12
december van datzelfde jaar door de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken en
Volksgezondheid officieel benoemd tot burgemeester van Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.179
Onder het burgemeesterschap van Motteux wordt het bestuur van de gemeente verder
gepolitiseerd. Motteux staat op bijzonder goede voet bij Duitse functionarissen en militairen,
die meermaals worden ontvangen op het gemeentehuis en op feesten in het kasteel
174
Archief Krijgsaudioraat. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 8109/44.
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 91: Onze-Lieve-Vrouw Lombeek
(1926-1964): Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (12/3/1941);
176
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 91: Onze-Lieve-Vrouw Lombeek
(1926-1964): Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (8/5/1941).
177
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 91: Onze-Lieve-Vrouw Lombeek
(1926-1964): Brief L. Heremans aan de gouverneur (15/6/1941).
178
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 91: Onze-Lieve-Vrouw Lombeek
(1926-1964): Verslag van Haubruck met betrekking tot de kandidaten R. Motteux en L. Heremans (s.d.).
179
Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad
(12/9/1926-15/11/1953): zittingen van 14/7/1941 en 16/1/1942.
175
Rokkenborch. Als gevolg van deze goede relaties slaagt Motteux er meermaals in grote
voorschotten van de bezettende overheid te bekomen om de grote openbare werken die hij in
de gemeente wil uitvoeren te kunnen bekostigen. Deze openbare werken worden door
Motteux opgestart om de werkloosheid in de gemeente tegen te gaan (cfr. nazi-Duitsland) en
de gemeente aan belang te doen winnen via het verbeteren van de weginfrastructuur. Dat deze
werken in opdracht van de burgemeester er werkelijk toe bijdragen dat een groot aantal jonge
mannen kan ontsnappen aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland mag duidelijk zijn.
Desondanks zijn er ook enkele minder positieve aspecten aan verbonden, die duidelijk maken
dat het dagelijkse leven in de gemeente sterk doordrongen is van de Nieuwe Orde:
verschillende arbeiders verklaren bijvoorbeeld dat zij verplicht werden de Hitlergroet te
brengen wanneer Duitse militairen de werken kwamen inspecteren. De werken vormen ook
het onderwerp voor een reportage onder de naam „Het werkende volk‟ van de gecensureerde
Radio Brussel, waarin het ideaal van arbeiden voor het welzijn van de gemeenschap op
verschillende manieren in de verf werd gezet. Verder dient ook te worden opgemerkt dat een
gemeente als Pamel eveneens verschillende aanvragen voor leningen met het oog op het
verbeteren van de verkeersinfrastructuur bij de bezettende overheid heeft ingediend en dat
deze nooit werden ingewilligd, terwijl Pamel toch een „belangrijkere‟ gemeente was (groter
grondgebied, meer inwoners, meer aanzien,…).180 Het mag dus duidelijk zijn dat Motteux
tijdens de eerste bezettingsjaren van een voorkeursbehandeling door de Militärverwaltung
geniet. In het jaar 1943 komt het echter tot een conflict tussen de Duitse overheid en Motteux,
hetgeen ertoe leidt dat hij zijn ontslag als burgemeester indient. Hij wordt echter door de
gouverneur gevraagd om in functie te blijven om het verdere bestuur van de gemeente te
kunnen garanderen en zal aldus tot de bevrijding de oorlogsburgemeester van Onze-LieveVrouw Lombeek blijven.181
Als gevolg van de Ouderdomsverordening worden er in het gemeentebestuur van Onze-LieveVrouw Lombeek twee functionarissen vervangen, met name de gemeentesecretaris en tweede
schepen Van Laethem. Albert Dierckx, lid van de Geiten en zoon van, vervangt vanaf 15
maart 1941 zijn vader als gemeentesecretaris. Op 27 mei 1942 vervangt Petrus Tielemans Van
Laethem als tweede schepen: bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen was deze nog lid van
180
Archief Krijgsaudioraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer
8109/44.
181
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 91: Onze-Lieve-Vrouw Lombeek
(1926-1964): Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (30/6/1943).
de oppositie, maar tijdens de bezetting zal hij zich meer en meer achter het kamp van Motteux
scharen en aldus het schepenambt veroveren.182
In de notulen van de gemeenteraad van de gemeente Onze-Lieve-Vrouw Lombeek wordt
vanaf de zitting van 14 juli 1941 steeds de vermelding gemaakt „het schepencollege
beraadslagend en beslissend‟ alvorens tot de besluiten omtrent de dagorde te komen.183 Aldus
valt duidelijk op dat men hier de gemeenteraad opgeschort heeft en dat het schepencollege de
taken overneemt.
Na de oorlog verklaren een aantal leden van de gemeentelijke administratie (o.a.
schooldirecteur en hoofd van de ravitailleringsdienst Van Stalle) dat zij via het verlenen van
valse identiteitsbewijzen aan jonge inwoners en een uitgekiend waarschuwingssysteem ervoor
gezorgd hebben dat in de gemeente geen enkele werkweigeraar werd opgepakt, maar geen
van hen werd hiervoor officieel als weerstander erkend. Ook ambtenaren zoals bijvoorbeeld
gemeentesecretaris Dierckx, die na de oorlog voor incivisme zal worden vervolgd, beweren
tijdens hun proces tot deze vormen van verzet te zijn overgegaan om de plaatselijke belangen
te dienen, maar deze daden werden niet bewezen.184
De meerderheid van de bevolking was reeds voor de oorlog aanhanger van de Geiten en zijn
tevreden met het „goed bestuur‟ van Motteux tijdens de bezetting. Desondanks zijn er ook
enkele voormalige aanhangers die terugschrikken voor de verregaande collaboratie van de
plaatselijke machthebbers en gedurende de oorlogsjaren naar het andere kamp overlopen.185
1.1.3. Pamel
Aangezien ook de lokale gezagsdragers van Pamel gevolg geven aan de oproep van pastoor
Janssens en gedurende de meidagen van 1940 de gemeente niet verlaten, herstelt het
plaatselijke bestuur zich vrij snel en kan het zonder al te veel problemen overgaan tot de orde
van de dag.
Als gevolg van de hoge leeftijd van verschillende gemeenteraadsleden wordt het lokaal
bestuur erg zwaar getroffen door de Ouderdomsverordenig van 7 maart 1941: zowel
burgemeester De Schepper, eerste schepen Roossens, tweede schepen De Troyer en
gemeentesecretaris Jan De Beenhouwer hebben in 1941 allen de maximumleeftijd
182
Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad
(12/9/1926-15/11/1953): zittingen van 15/3/1941 en 13/11/1942.
183
Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad
(12/9/1926-15/11/1953): verschillende zittingen.
184
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme: verschillende dossiers.
185
Archief Krijgsaudioraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer
8109/44.
overschreden. Dit geeft de plaatselijke VNV‟ers een uitgelezen kans om in grote mate te
infiltreren in het plaatselijke bestuur en er de Nieuwe Orde in te planten. In de archieven van
het provinciebestuur van Brabant bevinden zich talloze stukken die de politieke strijd om de
macht in Pamel tijdens de Tweede Wereldoorlog stap voor stap en uiterst nauwkeurig
beschrijven.
Op 5 september 1941 stelt de gouverneur aan Oesterhelt, de Verwaltungschef van de
Oberfeldkommandatur 672, voor om een ambtsverlenging voor burgemeester De Schepper
mogelijk te maken, aangezien de bestuurlijke organisatie van de gemeente door het grote
aantal vervangingen in het gedrang dreigt te komen.186 Twee maanden later, op 17 november
1941, weigert Oesterhelt op dit voorstel in te gaan en dringt hij aan op de graduele, maar
volledige vervanging van de te oude gemeenteraadsleden: in de eerste plaats de burgemeester,
later de schepenen en de gemeentesecretaris. Bovendien draagt hij een kandidaat voor het
burgemeesterschap voor, met name Gustaaf Borloo, leider van de plaatselijke VNV-afdeling,
persoonlijke vriend van Staf De Clercq (die meermaals bij Borloo thuis op bezoek komt),
maar
geen
lid
van
de
gemeenteraad.187
Na
enig
onderzoek
besluit
de
arrondissementscommissaris echter dat de kandidatuur van Borloo niet voldoet: „Het gaat hier
dus (sic) om een persoon zonder ondervinding in bestuurlijke zaken en met weinig
geleerdheid. Daar Pamel eene gemeente is van een zeker belang, schijnt belanghebbende
noch geschikt, noch aangewezen om er het ambt van burgemeester waar te nemen.‟. Ook hij
herhaalt dat men in het belang van de gemeente het best zou kiezen voor een ambtsverlenging
van De Schepper.188 Ondertussen heeft ook Petrus Covens (lid van de meerderheid, maar
volgens een niet nader gedateerde „Naamstaat der leden die deel uitmaken van den
gemeenteraad‟ tevens aanhanger van het VNV) zijn kandidatuur voor het burgemeesterschap
ingediend, maar daar wordt noch door de bezettende, noch door de provinciale overheid op
ingegaan. Begin 1942 besluit de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken en
Volksgezondheid in akkoord met de bezettende overheid dat men gezien de problemen
186
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964). Brief van de
gouverneur aan de Verwaltungschef van Oberfeldkommandatur 672 (5/9/1941).
187
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964). Brief van de
Verwaltungschef van Oberfeldkommandatur 672 aan de gouverneur (17/11/1941).
188
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964). Brief van de
arrondissementscommissaris aan de gouverneur (30/12/1941).
omtrent de burgemeestersvacature eerst voor de vervanging van de schepenen moet zorgen. 189
Op 26 februari stelt de arrondissementscommissaris Frans Van der Schueren (van de Mettes)
en Norbert Willems (van de Doempers) voor. Hij haalt verder aan dat Gustaaf Borloo zich
ditmaal kandidaat gesteld heeft voor het schepenambt en dat deze ook voor deze functie
ongeschikt is. Verder stelt hij voor De Schepper te vervangen door Petrus Covens.190
Verwaltungschef Oesterhelt van de Oberfeldkommandatur 672 antwoordt echter dat hij voor
een van de twee schepenambten de voorkeur heeft voor Borloo. Op dit document staat in een
latere noot vermeld tot welk resultaat deze Duitse vastberadenheid heeft geleid: „Borloo bij
besluit d.d. 6/6/1942 als schepen aangeduid‟.191 In oktober 1942 heeft Oesterhelt een andere
suggestie voor de nog vacante schepenfunctie: hij draagt de kandidaturen van Remi-Paul
Hertveldt (geen lid van de gemeenteraad, wel lid van het VNV-Pamel en secretaris van de
Unie voor Hand- en Geestesarbeiders (UHGA, de eengemaakte vakbond ten tijde van de
bezetting) te Liedekeke) en Jozef De Smedt (geen lid van de gemeenteraad) voor.192 De
hogere overheden blijven echter onbeslist en in 1943 gebeurt er iets opmerkelijks: in een brief
aan de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid deelt de gouverneur
mee dat alle kandidaat-schepenen die de goedkeuring van de Duitsers verkregen hebben
(zowel Hertveldt en De Smedt als Borloo) om onbekende redenen aan het schepenambt
verzaken. Verder wijst de gouverneur op het feit dat er nog altijd geen geschikte kandidaat is
gevonden om burgemeester De Schepper te vervangen en dat deze aldus nog steeds in functie
is.193 Vermoedelijk zien ook zij in dat de oorlogskansen van Duitsland stilaan keren en
besluiten ze zich tijdig terug te trekken. Hertveldt neemt in 1943 bijvoorbeeld ook ontslag uit
het VNV omdat hij zich naar eigen zeggen niet langer akkoord kan verklaren met de proDuitsche politiek van de partij.194 Eind 1942 neemt ook Borloo naar eigen zeggen mondeling
189
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964). Brief van de
Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid (6/2/1942).
190
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964). Brief van de
arrondissementscommissaris aan de gouverneur (26/2/1942).
191
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964). Brief van de
Verwaltungschef van de Oberfeldkommandatur 672 aan de gouverneur (28/4/1942).
192
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964). Brief van de
Verwaltungschef van de Oberfeldkommandatur 672 aan de gouverneur (6/10/1942).
193
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964). Brief van de
gouverneur aan de Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken & Volksgezondheid (29/6/1943).
194
Archief Krijgsauditoraat - Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer
13238/44.
ontslag uit de partij.195 Ten einde raad stelt de gouverneur voor om een van de overige
gemeenteraadsleden tot schepen of burgemeester te benoemen, maar ook voor deze
kandidaturen geeft de bezetter geen toestemming.196 Ondertussen is het reeds april 1944 en is
het lokaal bestuur in de gemeente Pamel voor de Duitse overheden blijkbaar niet langer van
veel belang: de zaak omtrent de vervanging van de burgemeester en schepenen blijft
onbeslist.
Als gevolg van het vele werk op de gemeentelijke ravitailleringsdienst, worden in de loop van
de oorlog vijf tijdelijke bedienden aangenomen
197
, maar geen van hen onderscheidt zich daar
verzets- of collaboratieactiviteiten.
1.1.4. Strijtem
Op 26 december 1939 overlijdt de Strijtemse burgemeester Paul Velge. Reeds aan het begin
van de Tweede Wereldoorlog is men aldus op zoek naar een geschikte vervanger, terwijl
eerste schepen Albert De Groodt de functie van dienstdoend burgemeester op zich neemt.
Ondanks het feit dat de meerderheid van de gemeenteraad ten tijde van de achttiendaagse
veldtocht de gemeente ontvluchtte en er een vervangende Commissie van Notabelen diende te
worden opgericht, treden het schepencollege en de gemeenteraad relatief snel opnieuw in
werking (respectievelijk op 31 mei en 5 juni 1940).198 Enkel de dienstdoende burgemeester
De Groodt wordt voor zijn postverlating gestraft: bij het arrest van 18 november 1940 wordt
hij door de Eerste Kamer van het Hof van Beroep te Brussel veroordeeld tot een geldboete
van 1400 frank.199
In september 1940 schuift de arrondissementscommissaris volgende kandidaten voor het
burgemeesterschap naar voor: eerste schepen Albert De Groodt en tweede schepen Louis De
Backer. De Groodt weigert echter het ambt waar te nemen en heeft zoals gezegd een verleden
als postverlater, terwijl De Backer nog steeds afwezig is als gevolg van zijn mobilisatie aan
195
Archief Krijgsauditoraat - Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer
13928/44.
196
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964). Brief van de
Verwaltungschef van de Oberfeldkommandatur 672 aan de gouverneur (6/4/1944).
197
H. Van Herreweghen, „De Tweede Wereldoorlog in de Pamelse notulen van 1939 tot 1948.‟, DF-Klokje
(Roosdaal), 23, 1998, pp. 112-113.
198
Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van het schepencollege (19/7/1886-31/12/1952):
zitting van 31/5/1940 & Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (27/2/1931-16/8/1942): zitting van
5/6/1940.
199
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 112: Strijtem (1926-1964): Brief
Procureur-Generaal Ch. Collard aan de gouverneur van de provincie Brabant met betrekking tot de disciplinaire
tuchtmaatregel wegens postverlating van A. De Groodt, d.d. burgemeester. (26/11/1941).
het begin van de oorlog. Vervolgens lanceert de arrondissementscommissaris het voorstel om
Frans De Bruyn (oppositielid en eigenaar van het kasteel van Strijtem) tot burgemeester te
benoemen, hetgeen op hevig protest van de meerderheid stuit, aangezien ook hij in mei 1940
onwettig de gemeente verlaten heeft.200 Een week later, wanneer De Backer terug aanwezig
is, herhaalt de arrondissementscommissaris dat De Bruyn hem de meest geschikte kandidaat
lijkt aangezien „hij over de nodige kwaliteiten beschikt en hoewel franstalig de Vlaamsche
taal machtig is‟, terwijl De Backer volgens hem „niet beschikt over de nodige bekwaamheid,
gezag en onafhankelijkheid‟.201 Een half jaar later komt er op de Bestendige Deputatie van de
provincie Brabant een nieuwe stand van zaken in verband met de burgemeestersvacature aan:
Verwaltungschef van de Oberfeldkommandatur 672 Oesterhelt weigert de kandidatuur van De
Bruyn goed te keuren „aangezien de kandidaat de Vlaamsche taal niet machtig is, of slechts
op onvoldoende wijze‟. Aangezien zoals gezegd De Groodt en De Backer evenmin in
aanmerking komen, stelt de arrondissementscommissaris voor een kandidaat buiten de
gemeenteraad te benoemen, met name Albert Van den Spiegel.202 Deze is haarkapper van
beroep, leider en lokaalhouder van de plaatselijke VNV-afdeling, maar is met zijn 25 jaar
eigenlijk nog te onervaren om het burgemeesterschap waar te nemen. Op 7 januari 1941 dient
dienstdoend burgemeester De Groodt zijn ontslag in en wordt vervangen door Louis De
Backer. In mei schuift de arrondissementscommissaris met Henri Joris opnieuw een kandidaat
buiten de raad naar voor. Deze kandidatuur wordt op de vergadering van de Bestendige
Deputatie op 13 mei 1941 - met instemming van de bezettende overheid - goedgekeurd.203 In
een brief aan de gouverneur stelt Remi Wauters - een prominent figuur binnen het Strijtemse
VNV - zijn kandidatuur voor het burgemeestersambt. Deze kandidatuur wordt door de
gouverneur onmiddellijk als minder geschikt afgedaan, ten voordele van de kandidatuur van
Joris. Ondanks het feit dat de bezettende overheid zich eerder akkoord verklaarde met deze
laatste kandidatuur, laat de Oberfeldkommandatuur 672 op 30 juni 1941 weten dat zij niet
200
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 112: Strijtem (1926-1964): Nota voor
de gouverneur (22/9/1940).
201
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 112: Strijtem (1926-1964): Brief van
de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (30/9/1940).
202
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 112: Strijtem (1926-1964): Nota voor
de Bestendige Deputatie betreffende de burgemeester van Strijtem (19/3/1941).
203
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 112: Strijtem (1926-1964): Brief van
de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (6/5/1941) & Brief van de gouverneur aan de secretarisgeneraal van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid (16/5/1941).
langer achter Joris staat en vanaf nu voluit voor Remi Wauters kiest.204 In een ultieme poging
de zaak enigszins te beïnvloeden, stelt de gemeenteraad op 23 juli 1941 de kandidatuur van
Petrus Breynaert voor (die na de dood van Paul Velge zijn plaats als gemeenteraadslid innam)
„Gezien Strijtem de hulp nodig heeft van eenen wijzen burgervader en deze moeilijke keuze
enigszins met de mening van de inwoners dient overeen te komen‟.205 In augustus verklaart de
gouverneur aan de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid het
volgende: „Wauters is geen schitterende kandidaat, maar gezien de aanhoudende
moeilijkheden zijn er geen andere mogelijkheden.‟.206 Op 14 oktober 1941 besluit het
ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid Remi Wauters tot burgemeester van
Strijtem te benoemen.207
De eerste zittingen van Remi Wauters in de gemeenteraad en het schepencollege vinden plaats
op 7 november 1941. Reeds bij de inhuldigingsceremonie van de nieuwe burgemeester wordt
duidelijk dat de bestuurlijke organisatie van de gemeente sterk gepolitiseerd zal worden:
verschillende prominenten van de Nieuwe Orde zijn aanwezig in de parochiezaal, die getooid
is met VNV-vlaggen, en afdelingsleider Van den Spiegel schenkt Wauters een
verwelkomingstoespraak en een exemplaar van Hitlers‟ „ Mein Kampf‟.208 Vanaf dan probeert
VNV-burgemeester Wauters de Nieuwe Orde in de gemeente in te planten. Als eerste zorgt
hij ervoor dat zijn wedde drastisch wordt verhoogd, met „2500 frank extra uit de
gemeentelijke schatkist‟.209 In februari 1942 zorgt hij ervoor dat VNV‟er Petrus Breynaert
alsnog als schepen wordt benoemd en samen met hem besluit hij eenzijdig namens het
gemeentebestuur van Strijtem volgende telegram te sturen naar aanleiding van de verjaardag
van Staf De Clercq: „Het College van Burgemeester en schepenen der gemeente Strijtem,
wenscht de Leider een goede gezondheid en kracht om Vlaanderens Volk te leiden!
204
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 112: Strijtem (1926-1964): Brief van
R. Wauters aan de gouverneur (23/6/1941), Brief van de gouverneur aan Herr Hahn, Militair Commissaris voor
de Provincie Brabant – Oberfeldkommandatur 672 (24/6/1941) & Brief van Herr Hahn, Militair Commissaris
voor de Provincie Brabant – Oberfeldkommandatur 672, aan de gouverneur (30/6/1941).
205
Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (27/2/1931-16/8/1944): zitting
van 23/7/1941.
206
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 112: Strijtem (1926-1964): Brief van
de gouverneur aan de Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid (14/8/1941).
207
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 112: Strijtem (1926-1964): Besluit
ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid betreffende de aanstelling van R. Wauters als
burgemeester van Strijtem (14/10/1941).
208
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer
4919/45.
209
Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van het schepencollege (19/7/1886-31/12/1952):
zitting van 19/12/1941.
Houzee!‟.210 Verder vervangt hij - ondanks de vele protesten van oppositieraadslid De Backer
- in 1943 oud-burgemeester Ghislain Haelterman als gemeentesecretaris door de VNV‟er
Albert Dierckx (die ook reeds in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek deze functie uitoefent),
aangezien Haelterman herhaaldelijk weigert tot het VNV toe te treden. Bovendien worden de
vergaderingen van de gemeenteraad en het schepencollege enkel nog in een herberg gehouden
en zijn meestal enkel Wauters, Breynaert en Dierckx aanwezig, zodat de gemeenteraad
feitelijk volledig uitgeschakeld wordt.211
1.2. Lokale ordehandhaving
Naast de Rijkswacht worden ook de gemeentelijke politiediensten hervormd. Ook hier wordt
veel aandacht besteed aan opleiding en de recrutering van de „juiste mensen‟ en probeert men
onder impuls van de bezetter vanuit Binnenlandse Zaken de gemeentepolitie te centraliseren.
Men slaagt er echter niet in de gemeentepolitie te nazificeren zoals men er bij de Rijkswacht
wel in geslaagd is. Dit is het gevolg van de (in vergelijking met de Rijkswachthervorming)
eerder oppervlakkige hervormingsmaatregelen212 en het traditionele, lokale karakter van de
gemeentelijke ordehandhavers213. Deze laatsten laten zich niet zo gauw voor de kar van de
bezetter spannen en men doet er van hogerhand dan ook alles aan om zoveel mogelijk Nieuwe
Orde-gezinde kandidaten naar voor te schuiven.214 Gecombineerd met de stijgende onrusten
215
maakt dit alles het ambt van politieagent in een lokale gemeenschap bijzonder onpopulair
en kampt men ook bij de gemeentepolitie met een gebrek aan manschappen. Dit tekort
probeert men op te vangen aan de hand van de creatie van het statuut van de hulppolitie
(burgers worden tijdelijk verantwoordelijk voor het administratieve aspect van de lokale
ordehandhaving) en het onder dwang inschakelen van de lokale bevolking voor
bewakingsopdrachten, bijvoorbeeld voor de Boerenwacht.216 Met de oprichting van de
Boerenwacht op het platteland hoopt de bezetter een brug te slaan tussen de Nieuwe Orde en
210
Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (27/2/1931-16/8/1944): zitting
van 24/2/1942 & niet gedateerde zitting.
211
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer
4919/45. & Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (27/2/193116/8/1944): verschillende zittingen.
212
N. Wouters, „De Führerstaat. Overheid en collaboratie in België (1940-1944).‟, Tielt, Lannoo, 2006, p. 58.
213
R. Van Doorslaer, „De Belgische politie en magistratuur en het probleem van de ordehandhaving.‟, In: E.
Verhoeyen e.a., „„België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 9: Het minste kwaad.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans,
1990, p.107.
214
R. Van Doorslaer, „De Belgische politie en magistratuur en het probleem van de ordehandhaving.‟, In: E.
Verhoeyen e.a., „„België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 9: Het minste kwaad.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans,
1990, p. 104.
215
Zie pagina 46.
216
N. Wouters, „De Führerstaat. Overheid en collaboratie in België (1940-1944).‟, Tielt, Lannoo, 2006, p. 61.
de bevolking, aangezien men op het platteland echt nood heeft aan de bewaking van vee en
landbouwproducten. De organisatie wordt echter al gauw ingeschakeld als politiek
instrument, waardoor men de plattelandsbevolking niet kan overtuigen tot spontaan
engagement:‟Instead of using the rural guard to bring safety to the countryside and thus
fulfilling a real need of the population, the guard was obviously constructed as a New Order
militia, which organised irrelevant and largely ignored folkloric dance festivals on the
countryside. Instead of trying to involve the farmers themselves in the organisation, the rural
guard became quickly a highly unpopular forced guard duty.‟.217
In wat volgt zal worden nagegaan hoe de ordehandhaving in de verschillende gemeenten werd
georganiseerd en in hoeverre de Duitse invloed hier doordrong. Was er ook hier sprake van
een stijgende criminaliteit en moest men aldus beroep doen op bijkomende manschappen of
burgers voor administratieve of bewakingsopdrachten? Zijn er bewijzen van de vorming van
politieagenten of de aanstelling van Nieuwe Orde-gezinde personen? Waren er inwoners die
lid werden van Duitse politiediensten of paramilitaire groepen?
1.2.1. Borchtlombeek
De gemeente Borchtlombeek valt onder de Rijkswachtbrigade van de naburige gemeente
Liedekerke. De gemeentelijke ordehandhaving wordt vanaf de jaren 1930 aan veldwachter
Elias Van Asbroeck toevertrouwd.
Reeds in het begin van de bezetting wordt duidelijk dat ook Borchtlombeek te kampen heeft
met een stijgend aantal criminele feiten. Op de zitting van de gemeenteraad van 19 juli 1940
wordt voor het eerst uiting gegeven aan „de nood aan politieversterking, want de heerschende
toestand vergemakkelijkt diefstallen en plunderingen, vooral ‟s nachts‟.218 Twee maanden
later worden Cyriel Jacobs en Jan-Baptist Cornelis aangesteld als hulpagent. Zij moeten elke
dag van zonsondergang tot 4 uur ‟s morgens hun dienst vervullen om de diefstallen en
plunderingen tegen te gaan.219 In het jaar 1942 kent men in Borchtlombeek opnieuw een
sterke toename van het aantal diefstallen en andere criminele feiten, zodat men in de
gemeenteraadszittingen van 4 juli 1942 en 24 juni 1943 overgaat tot de aanstelling van
217
N. Wouters, „New order and good government: municipal administration in Belgium, 1938-1946.‟,
Contemporary European History (Cambridge), 13(4), 2004, p. 399.
218
Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964):
zitting van 19/7/1940.
219
Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964):
zitting van 29/9/1940.
bijkomende hulpagenten, respectievelijk Gustaaf Van der Kelen en Jan-Baptist De Gieter.220
Nergens in de bronnen werd enig bewijs gevonden als zouden deze lid geweest zijn van het
VNV en aldus naar voor geschoven worden voor het ambt, al sluit dit gebrek aan bewijs
dergelijke gang van zaken niet helemaal uit wanneer men de politisering van het lokaal
bestuur vanaf 1942 in acht neemt. Wat wel vast staat is dat velwachter Elias Van Asbroeck
nooit lid geweest is van het VNV of dergelijke organisatie en dat hij heel wat aanzien genoot.
Het feit dat deze gedurende de bezetting zijn herhaalde vragen naar loonsopslag „gezien hij
vader is van vijf kinderen en gezien de stijgende levensduurte‟ telkens ingewilligd ziet 221, kan
eveneens wijzen op het gegeven van een stijgende criminaliteit en dat men Van Asbroeck
aldus voor zijn verhoogde arbeidsactiviteit wenst te vergoeden. Er is dus geen enkel bewijs
dat de gemeentepolitie in enige mate werd genazificeerd, hetgeen voor de Rijkswachtbrigade
van Liedekerke wel enigszins het geval is aangezien een VNV‟er uit Borchtlombeek in 1943
aldaar politieagent kan worden op voorspraak van de VNV-leiding.222 Dat de verhoogde
criminaliteit gedurende de ganse bezetting blijft aanhouden, blijkt ook uit een brief van een
inwoonster van Borchtlombeek aan haar man (die als lid van de Organisation Todt (OT) in
Polen verblijft) daterend van 26 januari 1944: „In Borchtlombeek gaat het nog altijd goed,
behalven dat ze hier zoo veel steelen!‟.223
Om zulke diefstallen van vee en landbouwgewassen te ontmoedigen, wordt ook in
Borchtlombeek een plaatselijke Boerenwacht opgericht. Deze stond onder controle van
veldwachter Van Asbroeck. Elke nacht bewaakten groepjes van drie een bepaald stuk land.
Een van de boerenwachters, Georges Vierendeels, meent echter dat dit voor de mannen geen
vervelende klus was: geregeld gingen ze bij de mensen thuis iets drinken en maakten ze een
praatje met stropers of sluikslachters die ze op hun ronde tegenkwamen…224
Verschillende mannelijke inwoners schrijven zich gedurende de bezetting in bij de Dietsche
Militie-Zwarte Brigade en de Vlaamse Wacht. Voor vele jonge mannen is dit de ideale manier
om aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland te ontsnappen en in het onderhoud van hun
familie te kunnen voorzien.
220
Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964):
zittingen van 4/7/1940 en 24/6/1943.
221
Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964):
verschillende zittingen.
222
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer
1128/47.
223
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer
1400/44.
224
Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008)
1.2.2. Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek
In de gemeente Onze-Lieve-Vrouw Lombeek wordt in de ordehandhaving voorzien door de
Rijkswachtbrigade van het aangrenzende Sint-Kwintens-Lennik en Jozef Janssens, de
plaatselijke veldwachter. Een jaar na de Duitse inval, op 10 mei 1941, komt het
schepencollege „Gezien de bevelen van de Bevelhebber der Ortskommandatur van Brussel
inzake brandgevaar, gezien de vingerwijzingen van de Nationale Landbouw en
Voedingscorporatie inzake de bescherming der landbouwvruchten, gezien de heerschende
onveiligheid, gezien regelmatige politiediensten niet bij machte zijn met hun gering aantal
leden de nodige orde te handhaven, de gevaren te voorkomen en de ongelukken te bestrijden,
gezien het geringe aantal inwoners onvoldoende is om afzonderlijke wachten in te richten‟
tot het volgende besluit: „1) een veiligheidswacht, met name een Landwacht, wordt
onmiddellijk opgericht; 2) alle bekwame mannelijke personen woonachtig in de gemeente en
tussen 18 en 45 jaar oud zijn, zullen verplicht deel uitmaken van deze wacht; 3) individuele
wekelijkse prestaties zullen de 8 uur niet overschrijden; 4) de diensten gebeuren zonder
vergoeding; 5) de Landwacht wordt bevolen door de veldwachter, die van rechtswege hoofd
van de gemeentelijke politie is, bijgestaan door vier knapen en een griffier; 6)
dienstweigering of nalatigheid worden gestraft met een gevangenisstraf van een tot zeven
dagen en/of een geldboete van een tot vijfentwintig frank‟.225 Uit dit besluit blijkt dat men ook
in de gemeente Onze-Lieve-Vrouw Lombeek gedurende de bezettingsperiode te maken kreeg
met een verhoogde criminaliteit en dat het gemeentebestuur zijn toevlucht zocht in het
opvorderen van burgers voor bewakingsopdrachten om hieraan tegemoet te komen.
Vermoedelijk fungeerde de voornoemde Landwacht als een soort Boerenwacht, maar er zijn
nergens bewijzen gevonden van de politisering van dit apparaat. Ook omtrent de pogingen tot
nazificering van de Rijkswacht en de gemeentepolitie werden in de bronnen geen bewijzen
gevonden.
Ook hier lijven een aantal mannen zich in bij organisaties als de Vlaamse Wacht en de
Dietsche Militie-Zwarte Brigade, hetzij uit overtuiging, hetzij uit noodzaak (om te ontkomen
aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland of om in het levensonderhoud van hun familie te
kunnen voorzien).
1.2.3. Pamel
225
Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad
(12/9/1926-15/11/1953): zitting van 10/5/1941.
Voor de ordehandhaving valt de gemeente Pamel onder de Rijkswachtbrigade van
Liedekerke, maar in de gemeente zelf is veldwachter Domien De Coen verantwoordelijk voor
het bewaren van de openbare orde en het bestrijden van eventuele misdaden. Ook in Pamel
heeft men gedurende de oorlogsjaren last van een verhoogde criminaliteit, vooral wat betreft
diefstallen van vee en landbouwgewassen. Om aan deze negatieve tendens tegemoet te
komen, besluit de gemeente vier tijdelijke veldwachters aan te werven, met name Petrus
Pauwels, Petrus Van Schelvergem, Theodoor Renders en René Elpers. 226 Deze blijven tot op
het einde van de bezetting in dienst en krijgen van de bevolking de naam „stoksjampetters‟.227
Vanaf het jaar 1944 gaat men in de verschillende wijken van Pamel ook over tot de oprichting
van plaatselijke boerenwachten. In januari 1944 stelt VNV‟er Jozef Borloo voor om ‟s nachts
in kleine groepjes te patrouilleren om dieven op andere gedachten te brengen. Later dat jaar
worden ook in de omgeving Wolvenstraat-Kaaivaartstraat, in Poelk, Pamel-centrum en
Tomberg dergelijke wachten georganiseerd. Nergens is er bewijs gevonden als zouden deze
wachten vervallen zijn in een irrelevant orgaan van de Nieuwe Orde, integendeel: overal
komen zij tegemoet aan de reële vraag naar veiligheid van de bevolking. Een aantal
mannelijke inwoners van Pamel wordt wel opgevorderd voor de bewaking van de
telefoonkabel Brussel-Parijs: elke nacht moet er aan de steenweg om de honderd meter een
wachter opgesteld staan om te vermijden dat deze telefoonlijn gesaboteerd wordt.228
Uit de ledenlijst van het plaatselijke VNV blijkt dat het bestuur van deze afdeling zich ook
engageerde in de oprichting van een plaatselijke Dietsche Militie - Zwarte Brigade. Op de
ledenlijst van het jaar 1942 zijn er slechts een tiental leden, een jaar later is dit aantal
verdubbeld tot een twintigtal.229 In de bronnen wordt echter nergens melding gemaakt van de
activiteiten van deze organisatie.
1.2.4. Strijtem
Net zoals Onze-Lieve-Vrouw Lombeek valt Strijtem qua ordehandhaving onder de
Rijkswachtbrigade van Sint-Kwintens-Lennik. In de gemeente zelf berust het hoogste
politioneel gezag bij veldwachter Rufin Baetens. Diens wedde wordt reeds in november 1940
226
Gemeentearchief Pamel. Register der beraadslagingen van het schepencollege: zitting van 4/2/1941.
H. Van Herreweghen, „De Tweede Wereldoorlog in de Pamelse notulen van 1939 tot 1948.‟, DF-Klokje
(Roosdaal), 23, 1998, p. 112.
228
H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟,
DF-Klokje (Roosdaal), 26, 2001, p. 107.
229
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964): „Verraders!
Collaborateurs! Pamel en zijn VNV-ers.‟: uittreksel uit het dagblad De Denderklok (20/1/1946).
227
verhoogd gezien de „stijgende levensduurte‟ en de vele diefstallen en plunderingen in de
gemeente.230
Op 27 augustus 1942 besluit de gemeenteraad een hulpagent te benoemen, met name Jozef
Beyl.231 Deze wordt echter al snel ingeschakeld als de persoonlijke lijfwacht van
burgemeester Wauters, die bijzonder angstig is voor aanslagen van het verzet tegen zijn
persoon.232
Vanaf het jaar 1942 was er in Strijtem zeker een Boerenwacht actief, hetgeen blijkt uit een
archiefbron waarin een dienstweigeraar in dat jaar met een gevangenisstraf van twee dagen
wordt bestraft.233
Verschillende mannelijke inwoners treden in dienst bij paramilitaire groeperingen als de
Dietsche Militie-Zwarte Brigade en de Vlaamse Wacht.
1.3. Besluit
Tot besluit kan men stellen dat in de gemeenten waar het lokale bestuur bij aanvang van de
Tweede Wereldoorlog het zwakste staat de infiltratie van de Nieuwe Orde het meest
succesvol is verlopen. In de gemeente Strijtem heeft men aan het begin van de bezetting
dergelijk zwak bestuur, aangezien burgemeester Velge kort voor het uitbreken van de Tweede
Wereldoorlog overleden is en er onder de overige gemeenteraadsleden geen waardige
opvolger wordt gevonden (wegens de onervarenheid van het grote aantal nieuwe leden en de
postverlating van de meer ervaren leden). Het VNV profiteert van deze kwetsbare positie om
in het bestuur te infiltreren. Eens deze infiltratie voltooid is, worden lokaal bestuur,
administratie en ordehandhaving sterk gepolitiseerd. Dit is ook het geval in Onze-LieveVrouw Lombeek, al maken de aanhangers van de Nieuwe Orde in deze gemeente (de Geiten)
reeds voor de oorlog de dienst uit in het gemeentebestuur. In Pamel en Borchtlombeek slagen
de vooroorlogse burgermeester De Schepper en Van Wilderode erin de macht te behouden en
door middel van een politiek van het minste kwaad hun bevolking door de bezetting heen te
loodsen. In Borchtlombeek dankt Van Wilderode het vertrouwen van de bezetter aan zijn
230
Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (27/2/1931-16/8/1944): zitting
van 19/11/1940.
231
Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (27/2/1931-16/8/1944): zitting
van 19/11/1940.
232
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer
4919/45.
233
Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid - Dienst Oorlogsslachtoffers - Archief & Documentatiedienst.
Erkenningsdossiers Politiek gevangenen: A. Sonck.
sterke positie: hij heeft reeds jaren ervaring als burgemeester, geniet veel aanzien in de
gemeente en valt niet onder de Ouderdomsverordening. In Pamel valt burgemeester wel onder
deze maatregel, maar gezien zijn sterke positie en het conflict tussen de bezettende en de
Belgische overheid en het gekrakeel van de plaatselijke VNV‟ers omtrent zijn opvolging
slaagt ook hij erin zijn functie te behouden. De Ouderdomsverordening heeft dus geen effect
op het burgemeestersambt in de gemeenten, maar des te meer op de overige leden van het
schepencollege: in Borchtlombeek moeten de eerste en de tweede schepen vervangen worden,
in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek de tweede schepen en in Pamel tenslotte eveneens de eerste
en tweede schepen. Overal worden zij (minstens tijdelijk) vervangen door aanhangers van de
Nieuwe Orde. Gezien de jonge leeftijd van het Strijtemse gemeentebestuur maakt de
Ouderdomsverordening er geen slachtoffers, maar VNV-burgemeester Wauters zorgt ervoor
dat de belangrijkste postjes uiteindelijk toch in handen komen van mede-VNV‟ers. Opvallend
is dat alle burgemeesters, zowel de collaborerende als de aanhangers van de
aanwezigheidspolitiek, het plaatselijk belang op de eerste plaats stellen: ieder van hen
probeert
uitzonderingsmaatregelen
voor
de
bevolking
te
bekomen
voor
de
landbouwleveringen, neemt lokale werkweigeraars zoveel mogelijk in bescherming,… . Het
zijn echter wel de collaborerende burgemeesters van Onze-Lieve-Vrouw Lombeek en Strijtem
waarbij deze onderhandelingen meestal gunstig verlopen. Het is dan ook niet verwonderlijk
dat zowel hun aanhangers als hun politieke tegenstanders na de oorlog verklaren dat zij puur
op lokaal vlak, wat betreft de bescherming van de burgerbevolking in oorlogstijd in feite een
voorbeeld van „goed bestuur‟ vormden.
In alle gemeenten blijft de ordehandhaving in handen van de vooroorlogse veldwachters en
wordt ze niet gedomineerd door de Nieuwe Orde. Wel worden er in alle gemeenten als gevolg
van de specifieke oorlogsomstandigheden (een of meerdere) maatregelen genomen om
tegemoet te komen aan de stijgende criminaliteit en onveiligheid: hulpagenten worden
aangenomen en plaatselijke Boerenwachten worden opgericht. In gemeenten waar de
inwoners verplicht worden om dienst te doen in de plaatselijke Boerenwacht is er minder
„beroepsernst‟ dan in gemeenten waar de wachten een initiatief van de boerenbevolking zelf
zijn: in Strijtem en Borchtlombeek neemt men de dienst veel minder serieus op (men weigert
bijvoorbeeld dienst te doen of voert deze onvoldoende goed uit). Nergens worden deze
Boerenwachten echter een instrument van de Nieuwe Orde, overal beantwoorden ze aan een
reële nood op het platteland. In alle dorpen treden mannelijke inwoners (uit overtuiging of uit
noodzaak) toe tot collaborerende organisaties als de Vlaamse Wacht en de Dietsche MilitieZwarte Brigade.
2. Socio-cultureel leven
2.1. Verenigingsleven
Gedurende het Inberbellum kende het Belgische verenigingsleven een sterke bloei als gevolg
van het verdwijnen van de thuisarbeid: de evolutie naar pendelarbeid leidde tot een stijgende
individualisering, hetgeen men wilde tegengaan door engagement in het lokale
verenigingsleven.234 Zelfs in de kleinste dorpjes engageren mensen zich in jeugd-, sport- en
cultuurverenigingen.
Reeds vanaf het begin van de bezetting tracht de Duitse bezetter een zekere controle te
verwerven over deze plaatselijke verenigingen. De Militärverwaltung streeft er vooral naar de
controle over de verschillende verenigingen te versterken en de invloed van partijen en
levensbeschouwelijke
groeperingen
te
beperken,
en
kiest
ook
hier
voor
een
centraliseringsbeleid.235 Zo probeert men de verschillende sportfederaties onder controle van
het Commissariaat-Generaal voor Sport en Lichamelijke Opvoeding te plaatsen en doet men
beroep op de Algemene Toneelcentrale om de controle over de vele amateurgezelschappen te
verkrijgen. In de realiteit komt het er echter op neer dat de autonomie van de kleine lokale
verenigingen nagenoeg onaangetast blijft: men vermijdt de confrontatie met de bezetter, maar
probeert toch zoveel mogelijk de eigen wil door te drijven.236
Traditioneel behouden de partijen en levensbeschouwelijke groeperingen hun dominantie over
de verschillende verenigingen en het politiek-ideologische aspect blijft aldus van groot belang
in het plaatselijke verenigingsleven. In bepaalde dorpen zijn er bijvoorbeeld twee
muziekvereningen, waarbij de ene haar leden bij de aanhangers van de plaatselijke
machthebbers recruteert en de andere bij de oppositie. Aldus vormen de lokale verenigingen
ook een uitstekende groeibasis voor de ontwikkeling van plaatselijke verzets- of
collaboratieverenigingen. In Bottelare bijvoorbeeld ontstond uit de plaatselijke voetbalploeg
een verzetskern.237
234
K. Ravyts & P. Struyve, „Het Tieltse 1940-1945: bedreigd, bezet, bevrijd.‟, Tielt, De Roede van Tielt, 1995,
p. 10.
235
H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 8: Het culturele leven tijdens de bezetting.‟,
Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 9.
236
H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 8: Het culturele leven tijdens de bezetting.‟,
Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, pp. 97-98 & p. 56.
237
P. Duportail, „De oorlog tussen heden en verleden. Beeldvorming over de Tweede Wereldoorlog in de OostVlaamse plattelandsgemeente Bottelare.‟, Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis (Brussel), 1997, 2, pp. 129154.
Vooral de jeugdbewegingen blijken voor de politiek-ideologische groepen van uitermate
groot belang.238 Het is dan ook niet verwonderlijk dat de bezetter probeert een sterke controle
over deze verenigingen te verwerven. In juni 1941 wordt in de gecensureerde pers gewag
gemaakt van het anglofiele en anti-Nieuwe Orde karakter van „de‟ Belgische jeugd. Een
maand later moeten alle jeugdbewegingen de precieze gegevens betreffende de leden, de
werking, de fondsenwerving,… van hun organisatie doorgeven aan de Militärverwaltung, op
basis van de verordening van 12 juli 1941.239 Op die manier hoopt men subversieve elementen
op te sporen en jeugdige verzetskernen op te rollen. Aan de andere kant van het spectrum zijn
er ook nationaal-socialistisch geïnspireerde jeugdbewegingen, zoals de NationaalSocialistische Jeugd van Vlaanderen (NSJV), de Hitlerjeugd,…. Deze bewegingen oefenen
een grote aantrekkingskracht uit op de jeugd in Nieuwe Ordegezinde middens, maar ook in
Vlaamsgezinde middens: de strakke, hiërarchische organisatie, de discipline, het keurige
uniform, de zorgvuldig geselecteerde activiteiten,… lokken vele jonge leden. Elk lid wordt
aangemaand ten dienste van de gemeenschap te staan, bijvoorbeeld door mee te helpen aan
acties van Winterhulp, pakketten op te sturen naar Vlaamse Oostfrontstrijders,…. De
katholieke kerk van zijn kant doet er alles aan om het voortbestaan van zijn
jeugdverenigingen (o.a. de Katholieke Arbeidersjeugd (KAJ), de Vlaamse Vereniging der
Katholieke Scouts (VVKS), Chiro,…) te garanderen om zo de katholieke jeugd weg te
houden bij jeugdbewegingen van de Nieuwe Orde.240 Ook hier worden de leden aangespoord
zoveel mogelijk aan dienstbetoon te doen: er worden pakketten opgestuurd naar verplicht
tewerkgestelden, de families van weggevoerden worden geholpen,….
Zoals eerder werd vermeld probeerde de bezetter eveneens controle uit te oefenen op de
sportverenigingen, met name door de oprichting van het Commissariaat-Generaal voor Sport
en Lichamelijke opvoeding. Het luide protest van de verschillende sportbonden verhinderde
echter de werking van deze nieuwe instelling, zodat deze hoofdzakelijk een louter
theoretische constructie vormde.241
Wat betreft de culturele verenigingen slaagde de bezetter er wel in een zekere mate van
centralisering door te voeren en een zekere controle te verwerven. Elke culturele „tak‟ werd
overkoepeld door een centraal orgaan, zoals de Algemene Toneelcentrale, de Vlaamse
Toeristenbond, het VIVO (voor volksdans en folkkloristische muziek), het Vlaams Nationaal
238
F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 8.
J. Gérard, „België tijdens de bezetting 1940-1944.‟, Hasselt, Uitgeverij Heideland – Orbis, 1974, pp. 18-19.
240
E. Verhoeyen, R. Van Doorslaer & H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6: Het verzet
(2).‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1988, p. 8.
241
H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 8: Het culturele leven tijdens de bezetting.‟,
Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, pp. 97-98.
239
Zangverbond,…. Sommige van deze organisaties kiezen voor een nauwe samenwerking met
Nieuwe Ordegezinde bewegingen als de DeVlag (bijvoorbeeld het VIVO), terwijl anderen
zich meer afzijdig houden (bijvoorbeeld het Davidsfonds).242
De op de Nieuwe Orde geïnspireerde bewegingen hechten veel belang aan uiterlijk vertoon: in
vele dorpen worden manifestaties in de kenmerkende, grootse nazi-stijl gehouden,
indrukwekkende optochten georganiseerd, nieuwe feestdagen worden uitbundig gevierd,….243
Om een beeld te schetsen van het verenigingsleven ten tijde van de bezetting, zal worden
nagegaan in hoeverre de lokale context tegemoet komt aan het nationale beeld dat eerder werd
geschetst. Dit omvat bijvoorbeeld een omschrijving van de aanwezige jeugd-, sport-, muziek-,
toneel- en andere verenigingen en eventueel de strekking waarmee zij verbonden zijn. Kunnen
deze verschillende verenigingen zich handhaven tijdens de oorlogsjaren of zien zij zich
verplicht hun activiteiten terug te schroeven? Worden in bepaalde verenigingen de basis voor
de ontwikkeling van collaboratie- of verzetsbewegingen gelegd?
2.1.1. Borchtlombeek
Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog beschikt de plattelandsgemeente
Borchtlombeek over een rijk verenigingsleven. Vele inwoners engageren zich in een van de
twee plaatselijke muziekmaatschappijen, in jeugdverenigingen of de voetbalclub.
De oudste muziekvereniging in het dorp betreft de Koninklijke Fanfare De Eendracht, die
reeds in 1870 in het leven geroepen werd. Gedurende de bezetting worden de activiteiten van
deze fanfare geschorst en pas in 1945 hernomen: „Na vier jaren van gedwongen inactiviteit
stond de fanfare op 3 juni 1945 paraat om de eerste naoorlogse processie op te luisteren.‟.244
Waarom deze activiteiten dan wel onderbroken werden, kon niet achterhaald worden. In 1913
werd een tweede muziekvereniging in het leven geroepen, met name Fanfaremaatschappij De
Verbroedering. Tijdens de Tweede Wereldoorlog blijft deze fanfare ononderbroken
functioneren, hetgeen blijkt uit de werkingsverslagen van de vereniging. Burgemeester Jozef
Van Wilderode is ten tijde van de bezetting voorzitter van De Verbroedering en zijn
partijgenoten Theofiel Van den Berghe en Arthur Bastaerts maken deel uit van het bestuur.245
242
H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 8: Het culturele leven tijdens de bezetting.‟,
Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, pp. 16-22.
243
N. Wouters, „De Führerstaat. Overheid en collaboratie in België (1940-1944).‟, Tielt, Lannoo, 2006, p. 127.
244
Website Koninklijke Fanfare De Eendracht (http://users.telenet.be/christiaan.lauwaert) op 18/6/2008.
245
Website Koninklijke Fanfare De Verbroedering (http://www.fanfaredeverbroedering.be/historiek), op
18/6/2008.
Uit het naoorlogse werkingsverslag van de KAJ-afdeling van Borchlombeek blijkt dat deze
gedurende de bezetting wel blijft functioneren, maar ook met een aantal specifieke problemen
wordt geconfronteerd: zeker tien leden dienen zich als werkweigeraar te verschuilen, een van
hen wordt in 1942 opgepakt en naar Duitsland gevoerd. Een van de activiteiten die de KAJ
tijdens de Tweede Wereldoorlog organiseert betreft een grote geldomhaling voor „de
behoeftigen‟ (o.a. de families van werkweigeraars), in samenwerking met de plaatselijke
KWB en BJB-sters. Geen enkel lid van de afdeling Borchtlombeek is actief betrokken bij een
verzetsbeweging, in tegenstelling tot de naburige afdeling Ternat waar twee leden actief lid
zijn van het Geheim Leger.246
Vele jonge mannen uit de gemeente spelen bij de plaatselijke voetbalploeg en een groot aantal
van hen wordt als werkweigeraar opgespoord. Desondanks kan de club haar activiteiten
tijdens de Tweede Wereldoorlog ononderbroken voortzetten. Tijdens de weekendwedstrijden
wordt wel een bijzondere veiligheidsmaatregel in acht genomen: men is zowel in het publiek
als op het terrein bijzonder alert voor Duitse politiediensten die de werkweigeraars komen
opsporen en weghalen. Wanneer Duitse voertuigen worden gesignaleerd, verlaten de
werkweigeraars onder de spelers en in het publiek het terrein en vluchten ze via de
omliggende weiden.247
2.1.2. Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek
In Onze-Lieve-Vrouw Lombeek staat ten tijde van de Tweede Wereldoorlog alles in het teken
van de machtsstrijd tussen de Bokken en de Geiten en aldus is er ook in het plaatselijke
verenigingsleven sprake van een verregaande tweespalt.
De oudste muziekvereniging van het dorp, die reeds in 1832 werd opgericht, is Fanfare De
Eendracht. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog sticht Robert Motteux een
tegenhanger, de zogenaamde Rex-Harmonie. Deze muziekmaatschappij is in feite het
propagandamiddel van Motteux: in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek en de omliggende dorpen
worden propagandatochten gehouden, waarbij een Rex-vlag de muziekspelers voorafgaat. De
Rex-Harmonie komt samen in „De Kroon‟, de herberg van Jozef Van Laethem. Motteux is
erevoorzitter, Petrus Lanckmans voorzitter. Tijdens de bezetting worden er echter zelden
activiteiten georganiseerd, hetgeen een tweevoudige oorzaak kent. Ten eerste heeft Motteux
zich enkele maanden voor de Tweede Wereldoorlog afgekeerd van de partijleiding van Rex
246
Studiecentrum voor Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (Soma). AA 228/749 & 752 : Naoorlogse
verslagen KAJ: afdelingen Borchtlombeek & Ternat (1944).
247
Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008)
en hoewel zijn gedachtengoed ontegensprekelijk rexistische geïnspireerd blijft, zal hij niet
langer propaganda voeren onder de naam van Rex. Ten tweede daalt het aantal leden
gedurende de bezetting zienderogen, omdat velen afgeschrikt worden door de verregaande
pro-Duitse koers die de bestuursleden hanteren.248
Gedurende de oorlogsjaren verblijven er in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek verschillende keren
rexistische jeugdbewegingen, zoals de Jeunesse Légionnaire. Zij verblijven steeds in
gebouwen die eigendom zijn van Robert Motteux en zijn nadrukkelijk aanwezig in het
dagelijkse leven: ze organiseren opzichtige optochten door de straten van de gemeente, wonen
met vlag en in uniform de zondagsmis bij,…. Dit alles wordt door de meeste inwoners zonder
problemen getollereerd en zelfs pastoor Boucher - die bekend staat om zijn anti-Duitse
gezindheid - staat toe dat de geüniformeerde jongeren de mis bijwonen.249 In de bronnen
wordt geen melding gemaakt van een plaatselijke jeugdafdeling van Rex of dergelijke.
2.1.3. Pamel
Tijdens de Tweede Wereldoorlog blijft de enige lokale muziekmaatschappij, die van de
Doempers, zonder onderbreking zijn activiteiten verderzetten. Er worden vele kleine
concerten gespeeld in „de zaal‟ van de Doempers in het centrum van Pamel en leden uit het
gehucht Poelk zorgen ook daar voor het nodige muzikale entertainment tijdens de lange
winteravonden250
Uit de ledenlijsten van het VNV-Pamel blijkt dat er twee leden verantwoordelijk zijn voor het
plaatselijke NSJV.251 Jean-Baptist Vanopdenbosch herinnert zich nog dat zowel de zonen als
de dochters van leden van het VNV eens per week bijeenkwamen en een uniform droegen,
maar welke activiteiten ze deden, is niet geweten. Naast deze jeugdbewegingen zijn er ook
kajotters en tal van andere jeugdverenigingen aanwezig. Zij blijven allemaal zonder veel
problemen functioneren. Vele jonge mannen engageren zich ook bij voetbalclub De
Denderzonen. De wedstrijden op zondagnamiddag vormen het geliefkoosde actieterrein voor
Duitse politiediensten op zoek naar werkweigeraars: meerdere keren komen zij langs om te
kijken of ze er geen van het terrein kunnen plukken. Wanneer men de Duitsers en hun
248
Archief Krijgsaudioraat - Dienst Incivisme. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer
8109/44.
249
Idem.
250
Interview met J.B. Vanopdenbosch (23/3/2008)
251
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964): „Verraders!
Collaborateurs! Pamel en zijn VNV-ers.‟: uittreksel uit het dagblad De Denderklok (20/1/1946).
handlangers ziet aankomen, zetten de werkweigeraars het op een lopen en ontsnappen via de
omliggende velden.252
Gedurende de oorlogsjaren ontstaat uit de Pamelse afdeling van de Vlaamse Toeristenbond
een toneelgroep, met name De Arianen. Binnen deze vereniging zijn erg veel VNV‟ers actief,
waardoor ze bij de bevolking al snel de naam krijgt „zwart‟ te zijn.253 In documenten uit de
repressiedossiers van enkele Pamelse incivisten komt de naam van deze vereniging inderdaad
verscheidene keren voor.254
Reeds in 1928 werd in Pamel een afdeling van het Davidsfonds opgericht. Ondanks een
vooroorlogse terugval in het aantal leden, kent de vereniging gedurende de bezettingsjaren
een bloeiperiode. In 1940 bedraagt het ledenaantal slechts 51 personen, in 1943 bedraagt het
reeds 102 leden en in 1944 beschikt de vereniging over 122 leden. Het Davidsfonds Pamel
organiseert tijdens de bezetting voornamelijk lezingen over kunst (o.a. Rubens) en verre
landen (o.a. Finland, Lapland, China en de Filippijnen).255
2.1.4. Strijtem
In de bronnen is erg weinig informatie gevonden met betrekking tot het verenigingsleven in
Strijtem tijdens de bezetting. Wat zeker vaststaat, is dat de plaatselijke KAJ bijzonder zwaar
getroffen wordt door de invoering van de verplichte tewerkstelling. Voorzitter Gustaaf Du
Rang wordt vanaf 1943 als werkweigeraar opgespoord en moet onderduiken. Na verloop van
tijd besluiten drie andere kajotters (Lucien en Désiré De Braekeleer en Theofiel De Pauw)
niet in te gaan op het oproepingsbevel voor de verplichte tewerkstelling in Duitsland. Zij
sluiten zich aan bij hun hoofdleider en duiken vanaf dan meestal samen onder in schuren van
buren en kennissen. De vier vrienden worden uiteindelijk verraden, in de nacht van 17 op 18
augustus 1944 gearresteerd en op een van de laatste transporten naar Duitsland gezet.256
Volgens verschillende getuigenverklaringen in de incivismedossiers van het Krijgauditoraat
zijn de kinderen van Strijtemse VNV‟ers actief in de Dietsche Blauwvoetvendels, de Dietsche
Meisjesscharen of de Hitlerjeugd, maar bewijzen hiervoor werden niet gevonden.257
252
Interview met J.B. Vanopdenbosch (23/3/2008)
Idem.
254
Archief Krijgsaudioraat - Dienst Incivisme: verschillende dossiers.
255
Bron: website Hubert De Bolle & Roosdaal (http://www.hdbr.be/AZ/D/ODAVIDSFR.htm), op 17/6/2008.
256
Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid - Dienst Oorlogsslachtoffers - Archief & Documentatiedienst.
Erkenningsdossiers Werkweigeraars: L. De Braekeleer & G. Du Rang. Erkennigsdossiers Weggevoerden voor
verplichte arbeid in Duitsland: G. Du Rang & T. De Pauw.
257
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Verschillende dossiers.
253
2.2. Onderwijs
Na de Belgische nederlaag op 28 mei 1940 wacht men ook in het onderwijs op het geschikte
moment om het dagelijkse leven opnieuw op te nemen. De herneming van de lessen is in
grote mate afhankelijk van de lokale context: bepaalde scholen kunnen vrijwel onmiddellijk
overgaan tot de orde van de dag, terwijl andere eerst de oorlogsschade aan de
schoolgebouwen moeten herstellen of moeten wachten tot de Duitse troepen die er hun intrek
hebben genomen een andere verblijfsplaats kiezen.
De Militärverwaltung wil ook in het onderwijs zijn invloed laten gelden, zowel aangaande het
leerprogramma als aangaande het onderwijzend personeel. Allereerst gaat men over tot de
oprichting van de Commissie ter Herziening van de Schoolboeken. Deze Commissie
controleert alle schoolboeken op passages die niet stroken met het nationaal-socialistische
gedachtengoed: verhalen over de wreedheden van de Duitsers tijdens de Eerste Wereldoorlog,
bijdragen over Joodse wetenschappers en schrijvers,… worden onverbiddelijk geschrapt.258
Daar waar de Nieuwe Orde aan de macht is gekomen en de lokale administratie en het
maatschappelijk leven in hoge mate worden gepolitiseerd, worden wijzigingen in het
leerprogramma aangebracht die de bezetter en haar medewerkers ten goede zouden moeten
komen.259 Nieuwe Ordegezinde leerkrachten worden vlotjes benoemd door collaborerende
medewerkers op het ministerie van Onderwijs.260 Bovendien wordt de leraarsbond van het
officiële middelbaar onderwijs omgevormd tot een afdeling van de DeVlag. Deze Afdeling
Volksopvoeding concentreert zich op de vernederlandsing van het onderwijs en „de vorming
van de Vlaams-nationalistische leraar tot nationaal-socialistisch volksopvoeder‟.261
De Belgische katholieke kerk verhindert evenwel een verregaande inmenging in het
katholieke onderwijs, waardoor vooral het rijksonderwijs (de gemeentelijke basisscholen,…)
onder invloed van de Nieuwe Orde komt te staan.262 Kardinaal Van Roey dringt er bij de
bezetter sterk op aan een zekere autonomie over het katholieke onderwijs te behouden en
slaagt daar ook grotendeels in.
258
H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 8: Het culturele leven tijdens de bezetting.‟,
Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, pp. 89-90.
259
N. Wouters, „De Führerstaat. Overheid en collaboratie in België (1940-1944).‟, Tielt, Lannoo, 2006, p. 127.
260
H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 8: Het culturele leven tijdens de bezetting.‟,
Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 89.
261
H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 8: Het culturele leven tijdens de bezetting.‟,
Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 91.
262
H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 8: Het culturele leven tijdens de bezetting.‟,
Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 90.
Wanneer de bezettende overheid leerkrachten en directeurs verplicht om leerlingenlijsten in te
dienen (met het oog op doorvoering van de verplichte tewerkstelling), weigeren velen hieraan
gevolg te geven en gaan zij op die manier openlijk in het verzet tegen de bezetter.
In de volgende hoofdstukken zal worden nagegaan welke verschillende onderwijsinstellingen
en onderwijsvormen er in de gemeenten aanwezig waren, wanneer de lessen hervat werden en
in welke mate het gemeentelijk onderwijs door de bezettende overheid werd beïnvloed.
2.2.1. Borchtlombeek
In Borchtlombeek zijn twee onderwijsinstellingen aanwezig, met name de gemeentelijke
jongensschool en het Sint-Franciscus Instituut voor meisjes van de kloosterzusters.
Wanneer de lessen van de gemeentelijke jongensschool werden hervat, wordt niet in de
bronnen vermeld. Wat wel duidelijk is, is dat het lesgeven tijdens de oorlogsjaren sterk wordt
beïnvloed door een aantal typische oorlogsproblemen. Op de gemeenteraadszitting van 16
november 1942 wordt het probleem van de verwarming van de klassen naar voor gebracht:
gezien de kleine voorraad kolen en de uiterst strenge wintertemperaturen is het onmogelijk
om de lokalen de hele winter door voldoende te verwarmen. Er wordt beslist vanaf 17
november tot aan de paasvakantie de lesdagen aanzienlijk te verkorten, namelijk van 9 tot 13
uur in plaats van een volledige dag.263 Dat deze maatregel onvoldoende resultaat heeft, blijkt
enkele maanden later, wanneer de paasvakantie als gevolg van de aanhoudende lage
temperaturen en kolenschaarste wordt vervroegd.264 In de laatste bezettingsmaanden maakt
men zich vooral zorgen om de veiligheid van de leerlingen. Men merkt op dat er geen
schuilplaatsen zijn voor de kinderen en het onderwijzend personeel en dat er steeds meer
leerlingen afwezig zijn. Om aan dit probleem tegemoet te komen, geeft men de leerlingen de
opdracht zich bij luchtalarm onmiddellijk te verspreiden en indien mogelijk naar huis terug te
keren. Verder wordt beslist vanaf 5 juni 1944 de lesdagen opnieuw in te korten (met name van
9 tot 12 uur) en de leerlingen huiswerk mee te geven om zo het gebrek aan lesuren enigszins
op te vangen.265
263
Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964):
zitting van 16/11/1942.
264
Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964):
zitting van 26/3/1943.
265
Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964):
zitting van 1/6/1944.
In de bronnen wordt nergens melding gemaakt van veranderingen in het onderwijzend
personeel. Vermoedelijk werden er dus geen nieuwe Nieuwe Orde-gezinde leerkrachten
aangesteld. Aangezien de scholen niet over schoolboeken beschikten, worden er ook geen
verplichte wijzigingen in het leerprogramma doorgevoerd. Het plaatselijke Winterhulpcomité
houdt zich voornamelijk bezig met het verspreiden van vitaminesupplementen en het uitdelen
van soep aan de schoolkinderen.266
In het Sint-Franciscus Instituut komen de meeste interne leerlingen pas begin september 1940
terug, nadat ze tijdens de eerste oorlogsdagen naar hun familie gegaan waren. Uit de
getuigenis van een van de zusters over de gang van zaken tijdens de Tweede Wereldoorlog
blijkt dat de oorlogsjaren in het Instituut zonder al te veel problemen verliepen. Men beschikte
over ruim voldoende voedsel om al de meisjes, leerkrachten en zusters van eten te voorzien
als gevolg van het systeem van zelfvoorziening van het klooster zelf, de steun in natura van de
Borchtlombeekse en Strijtemse boerenbevolking en het dubbel rantsoen dat men via
bemiddeling van de abt van de abdij van Affligem van de overheid kreeg.267
2.2.2. Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek
In de gemeenteschool van Onze-Lieve-Vrouw Lombeek worden de lessen vanaf het moment
van de Duitse inval tot de aanvang van het volgende schooljaar opgeschort, aangezien
hoofdonderwijzer Karel-Paul Van Stalle in mei 1940 gemobiliseerd werd en pas op 1 juli
1940 in de gemeente terugkeert.268 Uit de notulen van het gemeentebestuur wordt nadien
nergens iets vermeld met betrekking tot het gemeentelijk onderwijs. Vermoedelijk houden
hoofdonderwijzer Van Stalle en zijn lerarenkorps zich gedeisd, om (politiek geïnspireerde)
aanvaringen met het collaborerende gemeentebestuur (zoals in 1938269) te vermijden. Deze
pragmatische houding wordt na de oorlog bevestigd door Van Stalle, waarbij hij als motivatie
opgeeft dat hij binnen de gemeente kleine verzetsdaden verrichtte (namelijk het verstrekken
van valse zegels en documenten als hoofd van de ravitailleringsdienst en het opzetten van een
waarschuwingssysteem voor werkweigeraars: wanneer Duitse politiediensten in het dorp
worden gesignaleerd, worden de leerlingen van de gemeenteschool er door Van Stalle op uit
gestuurd om de gezochte personen te verwittigen). Om de vrede te bewaren stemt Van Stalle
266
Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008)
s.n., „In de voetsporen van Sint-Franciscus: kleine kroniek van een groot instituut.‟, Roosdaal, MPI - SintFranciscus, 1990, pp. 34-36.
268
Gemeentebestuur Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad
(12/9/1926-15/11/1953): zitting van 10/8/1940.
269
Zie pagina 23
267
bijvoorbeeld in met het opvoeren van de leerlingen in de reportage „Het werkende volk‟ van
Radio Brussel. De schoolgaande jeugd van Onze-Lieve-Vrouw Lombeek wordt tijdens de
bezettingsjaren voorzien van vitaminesupplementen en soep door het plaatselijke
Winterhulpcomité, onder voorzitterschap van Robert Motteux.270
2.2.3. Pamel
Naar aanleiding van de Duitse inval op 10 mei 1940 schorst burgemeester De Schepper de
lessen in de gemeentelijke jongensschool en de katholieke meisjesschool van de
kloosterzusters van Ledeberg.
Reeds op 3 juni 1940 worden de lessen op de gemeentelijke jongensschool hervat.271
Aangezien men in deze school niet over handboeken beschikt, wordt men niet verplicht de
lessen aan te passen. Er worden ook geen wijzigingen in het lerarenkorps of in de
lesonderwerpen aangebracht.
Ook in de katholieke meisjesschool van de kloosterzusters van Ledeberg worden de lessen
snel hervat, hoewel de gebouwen die uitkijken over Pamel en de Dendervallei als gevolg van
de Slag aan de Dender toch enigszins schade geleden hebben. Vanaf dan blijft de school
zonder al te veel problemen functioneren: „De klassen herbegonnen en de school ging
regelmatig haar gang. (…) Regelmatig konden de klassen voortgezet worden, ze werden bijna
niet gestoord door troepeninkwartieringen.‟.272
De leerlingen van beide scholen krijgen gedurende de Tweede Wereldoorlog van het
Winterhulpcomité vitaminetabletten en soep. Het plaatselijke Winterhulpcomité staat onder
leiding van Marie Borginon en heeft haar uitvalsbasis in de meisjesschool van Ledeberg,
alwaar bijvoorbeeld de soep gemaakt wordt. Men organiseert ook jaarlijkse feestelijkheden
voor de schoolgaande jeugd, zoals bijvoorbeeld een Sinterklaasbezoek.273
2.2.4. Strijtem
270
Archief Krijgsaudioraat - Dienst Incivisme. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer
8109/44.
271
H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟,
DF-Klokje (Roosdaal), 26, 2001, p. 158.
272
Website Hubert De Bolle & Roosdaal (http://www.hdbr.be/AZ/Z/OZCHRISSVoorlogen.htm), op 17/6/2008.
273
H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟,
DF-Klokje (Roosdaal), 26, 2001, p. 95.
In Strijtem voorziet de gemeenteschool vanaf begin 1941 in het onderwijs van zowel de
jongens als de meisjes van de gemeente.274
Ook in Strijtem kampt de school tijdens de wintermaanden met problemen: in de winter van
1941 betaalt het gemeentebestuur voor een levering kolen om de klaslokalen te verwarmen,
omdat het vooropgestelde rantsoen onvoldoende blijkt.275
Schoolhoofd Sylvain Heymans is tijdens de Tweede Wereldoorlog lid van de
verzetsbeweging het Geheim Leger. Uit zijn erkenningsdossier als gewapend weerstander
blijkt echter niet dat dit engagement zich ook vertaald in een specifieke opvoeding van de
leerlingen.276
2.3. Kerk
In het katholieke Vlaanderen van de jaren 1940 beschikt de kerk over een stevige
machtspositie en is zij als een baken voor de bevolking. De houding van de geestelijke leiders
ten opzichte van bestuur, collaboratie en verzet beïnvloedt dan ook in grote mate de publieke
opinie.
Na afloop van de achttiendaagse veldtocht schrijft kardinaal Van Roey een herderlijke brief
aan de bevolking, die op zondag 2 juni 1940 in alle kerken wordt voorgelezen en waarin hij
een duidelijk standpunt inneemt: de kardinaal steunt de beslissing van koning Leopold III en
keert zich af van de regering in ballingschap. De Belgische bevolking is erg enthousiast over
deze heldere stellingname van de religieuze autoriteiten, want ook zij ziet de capitulatie en de
keuze van Leopold III om het land niet te verlaten als correct en bovendien is men blij iets
van een van de traditionele machthebbers te horen (in de kleine dorpen heerstte er soms - bij
afwezigheid van de lokale autoriteiten - een grote onzekerheid betreffende de toestand en de
toekomst).277
Kardinaal Van Roey onderhandelt met de bezettende overheid omtrent hun onderlinge relatie
en beiden komen tot een compromis waarbij men elkaar zo min mogelijk voor het hoofd
probeert te stoten: „De Duitsers waren bevreesd voor de kerk en voor haar invloed. (…) Van
274
Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (27/2/1931-16/8/1944): zitting
van 7/1/1941.
275
Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (27/2/1931-16/8/1944): zitting
van 17/11/1941.
276
Defensie - Algemene Dienst Inlichtingen & Veiligheid - Sectie Archieven van de Strijdkrachten.
Erkenningsdossiers Gewapende Weerstand: S. Heymans.
277
P. Struye, „L‟évolution du sentiment public en Belgique sous l‟occupation Allemande.‟, Bruxelles, Les
Éditions Lumière, 1945, p. 27.
hun kant wilden de bisschoppen irritatie bij de bezetter vermijden om de katholieke
instellingen te beschermen.‟278. Vanaf 1942 komt er echter een deuk in deze verstandhouding,
als gevolg van twee Duitse maatregelen: de invoering van de verplichte tewerkstelling en de
openlijke jodendeportaties. Aangaande de verplichte tewerkstelling probeert Van Roey eerst
via protestbrieven aan generaal von Falkenhausen en het Vaticaan het Duitse beleid te
manipuleren. Dit heeft echter weinig tot geen effect, zodat het Belgische episcopaat op 15
maart 1943 overgaat tot de publicatie van een open brief waarin het de verplichte
tewerkstelling streng veroordeelt.279 Deze openlijke aanval leidt tot een vijandige houding
tussen beide partijen voor de rest van de bezetting. De reactie van de Belgische katholieke
kerk ten opzichte van de jodenvervolging is heel wat gematigder: er komt nooit een openlijke
veroordeling van deze praktijk (terwijl dit in Nederland wel het geval was).280 Ondanks het
feit dat de verschillende protesten van het episcopaat weinig concreets veranderen aan het
beleid, sporen ze de bevolking toch aan tot individuele acties: er worden steuncomités voor
werkweigeraars en hun gezinnen opgericht, men organiseert de hulp aan joden,…. Zowel de
kerkelijke overheid als de katholieke bevolking reageert ook uitermate negatief op de
klokkenroof van 1942. Ondanks de vele protesten van clerus en bevolking worden in vele
parochies de klokken uit kerken en dergelijke weggehaald.281
Reeds in het Interbellum veroordeelde de kerk alle extremistische ideologieën, zowel het
communisme als het nationaal-socialisme. Hoewel vele katholieken partijen als Rex en het
VNV aanhangen, spreekt de kerk zich uiterst streng uit over deze bewegingen. 282 Deze
vijandige houding wordt voortgezet tijdens de bezetting en komt bijvoorbeeld tot uiting in het
weigeren van de communie aan personen in Nieuwe Orde-uniformen en de weigering tot
steun voor de Oostfrontcampagne. Anderzijds is er ook binnen de geestelijkheid een klein
278
L. Gevers, „Bisschoppen en bezetting. De Kerk in de Lage Landen tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟,
Trajecta: Tijdschrift voor de geschiedenis van het katholiek leven in de Nederlanden (Nijmegen), 2004, 13, p.
379.
279
E. Verhoeyen, R. Van Doorslaer & H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6: Het verzet
(2).‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1988, p. 8.
280
L. Gevers, „Bisschoppen en bezetting. De Kerk in de Lage Landen tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟,
Trajecta: Tijdschrift voor de geschiedenis van het katholiek leven in de Nederlanden (Nijmegen), 2004, 13, p.
387.
281
J. de Launay & J. Offergeld, „Belgen en bezetters. Het dagelijks leven tijdens de bezetting, 1940-1945.‟,
Antwerpen, Soethoudt & Co. N.V., 1983, p. 154.
282
L. Gevers, „Bisschoppen en bezetting. De Kerk in de Lage Landen tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟,
Trajecta: Tijdschrift voor de geschiedenis van het katholiek leven in de Nederlanden (Nijmegen), 2004, 13, p.
377.
percentage (2 à 3 procent) dat collaboreert: zij steunen Nieuwe Orde-gezinde organisaties,
roepen jongeren op voor de strijd tegen het „goddeloze bolsjewisme‟ aan het Oostfront,….283
De geestelijke leiders houden zelf nooit een pleidooi voor het actief verzet en beperken zich
tot een „handelswijze van stilzwijgen en persoonlijke interventies‟, dewelke ook door de
lagere clerus en de bevolking wordt overgenomen.284 Tussen de 20 en 37 procent van de
geestelijken maakt zich verdienstelijk binnen het verzet, ongeveer 500 van hen worden
gearresteerd en 85 bekopen hun verzetsactiviteiten met de dood. 285 In 1944 gaat Van Roey
over tot een meer actieve steun aan het verzet, met name door de benoeming van een
hoofdaalmoezenier voor het Geheim Leger. Het verzet weet zich echter niet altijd gesteund
door de kerk, bijvoorbeeld wanneer Van Roey zich in een „Oproep aan de landgenoten‟ streng
uitspreekt tegen de aanslagen op collaborateurs en Duitsers (omdat de bevolking ernstig te
lijden heeft onder de represailles voor deze aanslagen).286
Samenvattend kan men stellen dat de kerk er gedurende de bezetting in slaagt haar grote
morele macht te behouden. Op momenten zoals de bekendmaking van het huwelijk tussen de
koning in ballingschap en Lilian Baels op zondag 7 december 1941 slaagt de geestelijkheid
erin de meerderheid van de bevolking enigszins te bedaren.287 Ondanks de soms tweeslachtige
houding ten opzichte van bestuur, collaboratie en verzet, heeft de kerkelijke overheid toch in
grote mate bijgedragen tot een belangrijk gegeven in de geschiedenis van bezet België: „De
katholieke gemeenschap in ons land heeft zich vooral verdienstelijk gemaakt in het weerbaar
maken van de bevolking. Ze zorgde ervoor dat het besmettingsgevaar van de nazi-ideologie
tegengegaan werd.‟.288
283
L. Gevers, „Bisschoppen en bezetting. De Kerk in de Lage Landen tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟,
Trajecta: Tijdschrift voor de geschiedenis van het katholiek leven in de Nederlanden (Nijmegen), 2004, 13, p.
382.
284
L. Gevers, „Bisschoppen en bezetting. De Kerk in de Lage Landen tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟,
Trajecta: Tijdschrift voor de geschiedenis van het katholiek leven in de Nederlanden (Nijmegen), 2004, 13, p.
387.
285
E. Verhoeyen, R. Van Doorslaer & H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6: Het verzet
(2).‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1988, p. 13.
286
E. Verhoeyen, R. Van Doorslaer & H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6: Het verzet
(2).‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1988, p. 11.
287
J. de Launay & J. Offergeld, „Belgen en bezetters. Het dagelijks leven tijdens de bezetting, 1940-1945.‟,
Antwerpen, Soethoudt & Co. N.V., 1983, p. 115.
288
E. Verhoeyen, R. Van Doorslaer & H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6: Het verzet
(2).‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1988, p. 13.
Welke houdingen namen de parochiepriesters nu aan ten opzichte van bestuur, verzet en
collaboratie? Namen zij een bepaald standpunt in of onthielden zij zich van enige commentaar
en waren ze eerder een stille steun voor de parochianen? Hoe werd er binnen de plaatselijke
geloofsgemeenschap gereageerd op de klokkenroof, het koninklijke huwelijk, de
jodenvervolging, de verplichte tewerkstelling en de strijd tegen het communisme aan het
Oostfront?
2.3.1. Borchtlombeek
In het erg katholieke Borchtlombeek vormt de kerk ook tijdens de Tweede Wereldoorlog een
centraal ontmoetingspunt voor de bevolking. De lokale VNV-schepenen Van Lierde en
Dierckx dragen veldwachter Van Asbroeck herhaaldelijk op om de inwoners na de
zondagsmis vanop de kerktrappen te waarschuwen voor bijvoorbeeld de sancties die zullen
volgen wanneer ontdekt wordt dat een van hen naar de BBC luistert.289 Van Lierde en
Dierckx zien dit als het uitgelezen moment om hun bedreigingen te uiten, gezien zowat de
ganse dorpsgemeenschap aanwezig is.
Aangezien in de enquête „Kerk & Clerus‟ (uitgevoerd i.o.v. het Soma in 1977) geen
informatie met betrekking tot de Sint-Amandusparochie van Borchtlombeek en haar
geestelijke leiders bevat, is het bijzonder moeilijk om na te gaan welke houding de lokale
clerus tijdens de bezetting aannam ten opzichte van de koning en de fenomenen verzet en
collaboratie. Volgens Marie Van Asbroeck waren er geen conflicten tussen de pastoor en
plaatselijke VNV‟ers of leden van de Zwarte Brigade, omdat de meesten van hen zich amper
met hun uniform aan in het openbaar vertoonden en al helemaal niet wanneer ze de
misvieringen bijwoonden. Zodoende hoefde de pastoor zich niet openlijk uit te spreken tegen
het te communie gaan van personen in een Nieuwe Orde-uniform.290
Hetgeen wel duidelijk is, is dat men in Borchtlombeek uiterst misnoegd was als gevolg van de
door de bezetter bevolen klokkenroof. Op 13 juli 1943 wordt de grootste klok weggenomen
en in 1944 wordt ook de kleinere klok uiteindelijk uit de kerktoren ontvreemd. Wanneer deze
klokken in 1949 vervangen worden, wordt in beide nieuwe klokken een verwijzing naar het
lot van hun voorgangers - „Capti ab hoste‟ - gegraveerd.291
289
Archief Krijgsauditoraat - Dienst Incivisme. Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossiers nummer
1193/46 & 1686/45, Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 49144/45.
290
Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008)
291
H. Van Herreweghen, „De klokkenroof en klokkenwijding in Borchtlombeek.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 38 (4),
2006, pp. 115-118.
2.3.2. Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek
De pastoor van Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, pastoor Boucher, staat in de omgeving bekend
om zijn anti-Duitse gezindheid en zijn voorliefde voor het Belgische koningshuis. Nochtans
zal hij tijdens de Tweede Wereldoorlog niet openlijk in het verweer gaan tegen de Duitse
bezetter en haar medestanders. Wanneer de rexistische jeugdbeweging Jeunesse Légionnaire
in vol ornaat de zondagsmis bijwoont en er als gevolg daarvan een zekere spanning ontstaat
onder de gelovigen, zal hij de jongeren niet verbieden de dienst nog verder bij te wonen. In
plaats daarvan maant hij hen aan om rustig plaats te nemen en slaagt hij erin de gemoederen
enigszins te bedaren.292 Vanuit deze berustende houding zal hij ook nooit openlijk de politiek
van Robert Motteux en zijn partijleden veroordelen, al is wel geweten dat hij een fanatieke
voorstander is van de katholieke familie Van Cauwelaert.
Ook hier wordt de geloofsgemeenschap bijzonder zwaar getroffen door de klokkenroof, die in
de maand juli van het jaar 1943 wordt uitgevoerd. Op dat ogenblik beschikt men over drie
klokken, waarvan er twee weggehaald worden. De enige klok die mag blijven hangen, draagt
een inscriptie die verwijst naar wat er tijdens de Franse Revolutie met de voorgangers van de
bestaande klokken gebeurde: „De parochiekerk van Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, in
onrechtvaardige tijden van haar klokken beroofd, (…)‟. De parochie wordt dus opnieuw van
haar klokken beroofd, hetgeen bij de pastoor en de bevolking erg zwaar aankomt.293
2.3.3. Pamel
Uit de persoonlijke documenten van pastoor Janssens van Pamel blijkt dat er zich tijdens de
Tweede Wereldoorlog niet zozeer specifieke veranderingen hebben voorgedaan in de
geloofsbeleving van zijn parochie. Wat wel opmerkelijk is, is dat deze documenten
veelvuldige verwijzingen bevatten naar de algemene situatie waarin de gemeente zich op dat
moment bevindt. Gedurende de hele bezetting zal pastoor Janssens bijvoorbeeld uitdrukkelijk
koning Leopold III blijven steunen en hij verwacht van zijn parochianen hetzelfde: hij houdt
hen verschillende malen voor te bidden voor de koning en de redding van het land, en staat er
ook op dat elk jaar de Dag van de Dynastie binnen de parochie wordt gevierd. Bovendien
vraagt de pastoor de bevolking zich verdienstelijk te maken in liefdadigheidswerken. Op zijn
vraag worden verscheidene spullen- en geldinzamelingen georganiseerd, bijvoorbeeld voor
292
Archief Krijgsaudioraat - Dienst Incivisme. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer
8109/44.
293
H. Van Herreweghen, „Over oude en nieuwe klokken in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟, DF-Klokje
(Roosdaal), 35 (2), 2003, pp. 35-38.
diegenen die als gevolg van de achttiendaagse veldtocht in 1940 alles kwijt zijn geraakt en
voor de slachtoffers van de V1-bombardementen in 1944. Hij draagt de bevolking ook op zich
te engageren in de opvang van stadskinderen in de landelijke gemeente: „T‟n zal of t‟n mag
niet gezegd worden dat men in Pamel liever woekert dan aan goed werk te doen. De kinderen
brengen hun zegels mee. Het offer dat moet gebracht worden is dan ook niet zo groot. God zal
dit ruimschoots vergoeden.‟. Hij volgt hierin de houding van kardinaal Van Roey en het
Belgische episcopaat. Ondanks het verbod van de bezetter op het organiseren van processies,
zal pastoor Janssens tijdens de bezettingsjaren toch een aantal kleinere processies in de
parochie voorgaan.294 Zonder rechtstreeks met het Duitse bezettingsbestuur en haar
aanhangers in conflict te treden, vaart de geestelijke leider van de parochie aldus zijn eigen
koers. Hij tolereert dan ook dat parochianen in het uniform van collaborerende groeperingen
de mis bijwonen en te communie komen. Volgens Jean-Baptist Vanopdenbosch gaat de
pastoor echter wel langs bij ouders van jongemannen die zich bij dergelijke organisaties laten
inlijven, om hun aan te sporen hun zonen op andere gedachten te brengen.295
Zowel de bevolking als pastoor Janssens reageren bijzonder misnoegd op de klokkenroof, die
in de zomermaanden van het jaar 1943 wordt georganiseerd. Pastoor Janssens schrijft
hierover: „Op 15 juli 1943 werd het schelmstuk uitgevoerd: de grote klok (1309 kg) en de
kleine (590 kg) werden meegenomen, de middenklok (850 kg) bleef. (…) Het deed pijn aan ‟t
hart. Die klokken waren ons lief en heilig.‟.296 Ook de parochianen reageren verontwaardigd
op het weghalen van de klokken. Tijdens de werkzaamheden slagen twee jongeren erin via de
regenpijpen en dakgoten de klokkentoren te bereiken en deze open te stellen voor de
inwoners, zodat deze afscheid kunnen nemen van de klokken. De klokken worden beschilderd
met initialen en populaire leuzen als „Wie met gewijde klokken schiet, wint den oorlog niet!‟.
Alvorens de klokken onder grote publieksbelangstelling definitief worden weggebracht, wordt
de stoksjampetters opgedragen ze van deze opschriften te ontdoen.297
2.3.4. Strijtem
Uit de door August Van Reydt (onderpastoor in Strijtem tijdens de oorlogsjaren) ingevulde
vragenlijst voor de enquête „Kerk & Clerus‟ (uitgevoerd in opdracht van het Soma in 1977),
294
H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟,
DF-Klokje (Roosdaal), 26, 2001, pp. 159-160.
295
Interview met J.B. Vanopdenbosch (23/3/2008)
296
H. Van Herreweghen, „Pastoor Janssens en de Tweede Wereldoorlog.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 18 (1-2),
1986, p. 22.
297
H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟,
DF-Klokje (Roosdaal), 26, 2001, p. 119.
blijkt dat er in de parochie geen intensivering van de geloofspraktijk als gevolg van de oorlog
waarneembaar was. Hetgeen wel duidelijk is, is dat de geestelijke leiders van de parochie de
kerkelijke overheid onder leiding van kardinaal Van Roey volledig vertrouwen en hun haar
houding tijdens de bezetting goedkeurt. Onderpastoor Van Reydt geeft ook aan dat de
plaatselijke clerus zeker geen voorstander was van de nazi-ideologie. Van Reydt geeft verder
echter weinig bijkomende informatie over de gemeente: de vragen over de klokkenroof en de
reactie daarop, de houding ten opzichte van het verzet,… werden niet ingevuld.298
Hetgeen wel zeker is, is dat in het voorjaar van 1943 de twee klokken van de kerk van
Strijtem werden weggehaald. VNV-burgemeester Wauters verleent zijn bereidwillige
medewerking en speelt zonder dralen de nodige informatie door aan de bezettende
overheid.299
2.4. Besluit
Samenvattend kunnen we stellen dat zowel in het plaatselijke verenigingsleven, het onderwijs
als de kerk de vooroorlogse autonomie tijdens de bezetting gehandhaafd werd. In al deze
domeinen tracht men onder de specifieke bezettingsomstandigheden het dagelijkse leven zo
normaal mogelijk voort te zetten.
De meeste lokale verenigingen kunnen hun activiteiten ongestoord verder zetten. Enkel de
plaatselijke jeugdverenigingen zoals bijvoorbeeld de KAJ hebben sterk te leiden onder de
verplichte tewerkstelling, waardoor leden moeten onderduiken of verplicht naar Duitsland
worden gevoerd. Er werd geen enkel bewijs gevonden omtrent een vereniging die aan de basis
van een collaboratie- of verzetsbeweging zou liggen. In bepaalde verenigingen komen er
bijvoorbeeld wel meer VNV‟ers voor (bijvoorbeeld bij toneelgroep De Arianen), maar het is
niet zo dat van daaruit andere collaborerende groeperingen werden opgericht. In de
jeugdverenigingen zoals de KAJ zijn er ook meer werkweigeraars, maar het is evenmin zo dat
zij vanuit de jeugdbeweging doorgroeien naar een verzetsorganisaties.
De bezetting oefent slechts een zeer beperkt invloed uit op het onderwijs in de gemeenten.
Het is nergens zo dat er wijzigingen in het onderwijzend personeel of veranderingen in het
lesprogramma worden uitgevoerd die de Nieuwe Orde ten goede zouden kunnen komen. Het
onderwijs heeft voornamelijk te lijden onder een aantal specifieke oorlogsproblematieken: een
298
Studiecentrum voor Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (Soma). AA1217-1218: Enquête Kerk & clerus
tijdens de bezetting (1977): Strijtem.
299
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciaal Bestuur Brabant. Varia. C12 276: Klokkenroof (1941-1943): Brief
van burgemeester R. Wauters aan de gouverneur (19/3/1943).
gebrek aan brandstof om de klassen te verwarmen, het probleem van de veiligheid van de
schoolkinderen bij luchtaanvallen,… . De scholen vormen in alle gemeenten het actieterrein
bij uitstek voor de plaatselijke Winterhulpcomités: de kinderen worden door Winterhulp
voorzien van soep, vitaminesupplementen,… .
Als gevolg van de Tweede Wereldoorlog vindt er nergens een intensifiëring van het
geloofsleven plaats: de erg katholieke boerenbevolking bezoekt in even groot getal de
parochiekerken als voor en na de oorlog. De geestelijke leiders van de verschillende parochies
hanteren net als de hogere kerkelijke overheid een „handelswijze van stilzwijgen en
persoonlijke interventies‟: zij houden zich gedeisd, nemen geen openlijke houding aan ten
opzichte van lokaal bestuur, verzet of collaboratie en bekommeren zich vooral om het
zielenheil van hun parochianen. De kerk behoudt zijn grote invloed op alle facetten van de
samenleving (ook op het gemeentelijk onderwijs en het verenigingsleven).
3. Verzet
In de eerste bezettingsmaanden was er weinig sprake van verzet: de Belgische bevolking leek
te berusten in de Duitse overheersing. Deze houding kent twee oorzaken, met name het
algemeen defaitisme van het verslagen volk (men was ervan overtuigd dat Duitsland zijn
zegetocht in heel Europa zou verderzetten en dat men zou moeten leren leven in een bezet
land) en het positieve beeld dat de publieke opinie van de Duitsers in België heeft (volgens P.
Struye zou na 28 mei 1940 niet minder dan drie vierde van de bevolking positief staan ten
opzichte van de Duitse bezetter
300
). Op 11 november 1940 negeren honderden Belgen voor
het eerst openlijk een verbod van de Militärverwaltung: zij vieren de herdenking van het einde
van de Eerste Wereldoorlog en brengen hulde aan de gesneuvelden.301 Naast deze onverholen
vorm van verzet, treedt gedurende de eerste maanden van de bezetting vooral de sluikpers in
actie. Het jaar 1942 is ook op het vlak van verzet een kanteljaar: het verzet raakt stilaan meer
georganiseerd en bovendien is er als gevolg van de specifieke oorlogsomstandigheden een
grote toevloed aan verzetsmensen waarneembaar. In 1942 wordt het namelijk duidelijk dat
Duitsland zijn totale oorlog wel eens zou kunnen verliezen: Groot-Brittanië houdt stand en in
het Oosten boekt de Sovjetunie overwinningen op de nazi‟s. Verder zorgen de Duitse
verordeningen met betrekking tot de jodenvervolging en de verplichte tewerkstelling in
Duitsland er niet alleen voor dat het antagonisme onder de bevolking toeneemt, maar ook dat
meer en meer jonge joden en andere jonge Belgen in de illegaliteit belanden en vanuit deze
positie de vijand te lijf willen gaan.302 Door de jaren heen stijgen als gevolg van de kerende
krijgskansen van Duitsland en de groeiende vijandigheid voor de bezetter zowel het aantal
verzetsmensen als het aantal verzetsdaden. Het jaar 1944 vormt het cumulatiepunt van deze
ontwikkeling: over heel België hebben mensen zich (al dan niet in een van de honderden
verzetsorganisaties) geëngageerd in de strijd tegen de bezetter. Naarmate het einde nadert,
worden meer en meer aanslagen gepleegd op leden van de Nieuwe Orde, haar structuren en
infrastructuur, meer en meer inlichtingen naar de geallieerde legers gestuurd, meer en meer
hoopvolle artikels over bijvoorbeeld de succesvolle landing van Normandië gepubliceerd,….
Wanneer de strijd na vier lange jaren beslecht is, duiken overal de zogenaamde
300
P. Struye, „L‟évolution du sentiment public en Belgique sous l‟occupation Allemande.‟, Bruxelles, Les
Éditions Lumière, 1945, p. 20.
301
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, p. 210.
302
E. Verhoeyen, R. Van Doorslaer & H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6: Het verzet
(2).‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1988, p. 51.
septemberweerstanders op om - zonder veel gevaar voor lijf en leden - alsnog een graantje
van de verdiensten van het verzet mee te pikken.
3.1. Actieve organisaties & vormen van verzet
Zowel wat betreft de verzetsorganisaties als wat betreft de vormen van verzet is er in het
bezette België een enorme verscheidenheid waarneembaar. Naast bekende groeperingen als
het Onafhankelijkheidsfront (OF, met subgroepen zoals de Patriottische Milities en de Joodse
Verdedigingscomiteit), het Geheim Leger (ook wel Belgisch Legioen of Leger van België
genoemd), Luc/Marc, de Witte Brigade – Fidelio, de Belgisch Nationale Beweging (BNB),
Clarence, l‟Organisation Militaire Belge de Résistance (OMBR),… zijn er op lokaal vlak
talloze andere en kleinere bewegingen actief. Er dient te worden opgemerkt dat deze veelheid
van organisaties tevens een hoop uiteenlopende ideologieën herbergt: er zijn conservatieve,
autoritaire organisaties zoals het Geheim Leger, maar ook meer revolutionaire,
communistisch geïnspireerde bewegingen zoals het OF. Bovendien is er binnen alle mogelijke
verzetsgroeperingen onderling een grote mobiliteit qua leden aanwezig, voornamelijk op
lokaal niveau.303 De overgrote meerderheid van de groepen combineert een aantal vormen van
verzet, zoals gewapend verzet, hulp aan ondergedokenen, sluikpers, inlichtingen, sabotage,….
Het OMBR bijvoorbeeld maakt zich voornamelijk verdienstelijk op het gebied van hulp aan
joden, inlichtingen en sabotage
304
, terwijl de BNB via de uitgave van „De Stem der Belgen‟
actief is in de sluikpers, maar ook hulp biedt aan ondergedokenen en inlichtingen verzamelt
en doorstuurt
305
. Het zijn vooral de organisaties als Luc/Marc, Zero, Clarence en Mill die
zich concentreren op en organiseren in een bepaalde vorm van verzet, met name de
inlichtingendiensten. Zij werken echter nauw samen met de sabotageploegen van het OF,
Groep G,…. Zoals reeds in de inleiding van deze licentiaatsverhandeling werd opgemerkt
306
,
is het ook zo dat bepaalde verzetsactiviteiten vooral voorkomen in rurale gebieden (hulp aan
ondergedokenen, o.a. vanwege de grotere mogelijkheden qua voedselvoorziening en rustig
gelegen schuilplaatsen)307, terwijl andere zich eerder concentreren in steden (sabotage aan
belangrijke infrastructuren). Een speciale vorm van verzet wordt gevormd door de
303
E. Verhoeyen, R. Van Doorslaer & H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6: Het verzet
(2).‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1988, p. 95.
304
Idem.
305
E. Verhoeyen, R. Van Doorslaer & H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6: Het verzet
(2).‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1988, p. 89.
306
Zie pagina 4
307
P. Jacquet, „La résistance dans le Brabant Wallon.‟, In: s.n., „Belgique 1940. Une société en crise, un pays en
guerre - België 1940. Een maatschappij in crisis en oorlog.‟, Brussel, Navorsings- en studiecentrum voor de
geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, 1993, p. 438.
werkweigeraars an sich, die door hun weigering in te gaan op de verplichte tewerkstelling in
Duitsland aan actief verzet doen en in de illegaliteit vaak ook betrokken geraken bij
verzetsorganisaties. Door de instelling van het Sippenhaft-systeem op 30 april 1943 lopen niet
alleen zij, maar ook hun familie en iedereen die hen te hulp komt het risico op zware
straffen.308 Op die manier wordt het vinden van een vaste baan voor alle mannen tussen de 18
en de 35 jaar vanaf 6 oktober 1942 een hoofdbekommernis.309 Wanneer ze daar niet in slagen,
verkiezen velen van hen een leven in de ondergrondse boven een verplicht verblijf in
Duitsland….
Naast dit soort beweegredenen zijn er echter tal van andere motivaties te vinden bij
verzetslieden: vaderlandslievendheid, anti-fascisme, maar ook een romantische hang naar
avontuur en actie (vooral bij de jongeren).
3.1.1. Borchtlombeek
Nergens in de bronnen wordt vermelding gemaakt van de aanwezigheid van (een afdeling
van) een verzetsbeweging in de gemeente Borchtlombeek. Een van de vormen van verzet die
in het dorp zonder twijfel wel heeft plaatsgevonden is de hulp aan werkweigeraars. Vele
kennissen en buren van jongemannen steunden hen door hen te waarschuwen bij gevaar, van
voedsel te voorzien,… .310 Van enige georganiseerde vorm van burgerlijk verzet is er echter
geen
sprake.
Na
de
bevrijding
bieden
zich
in
Borchtlombeek
wel
enkele
septemberweerstanders aan, maar hun aandeel aan het verzet is uiterst minimaal.
3.1.2. Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek
In de gemeente Onze-Lieve-Vrouw Lombeek is er een kleine afsplitsing van de Belgisch
Nationale Beweging (BNB) actief. Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk reeds werd
aangehaald, is het BNB actief op verschillende terreinen, zoals het gewapend verzet, de
sluikpers en het vergaren van inlichtingen. Dit is ook in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek zo. Het
belangrijkste lid van het BNB in de gemeente is oppositieraadslid Emiel Van Cauwelaert, die
door zijn broer Karel Van Cauwelaert uit Pamel werd aangeworven. Emiel Van Cauwelaert
omschrijft zijn actieterrein als de streek Brabant en Oost-Vlaanderen, waarbij hij onder de
BNB-sector Aalst (onder leiding van Briek Nichels) valt. Een van de activiteiten van Van
308
J. de Launay & J. Offergeld, „Belgen en bezetters. Het dagelijks leven tijdens de bezetting, 1940-1945.‟,
Antwerpen, Soethoudt & Co. N.V., 1983, p. 107.
309
D. Luyten & R. Hemmerijckx, „Belgian labour in World War II: strategies of survival, organisations and
labour relations.‟, European Review of History (Abingdon), 7 (2), 2000, pp. 207-227.
310
Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008)
Cauwelaert betreft een clandestiene radiouitzending vanuit zijn woonst in Onze-Lieve-Vrouw
Lombeek. Als gewezen journalist van de katholieke krant „De Courant‟ weigert hij mee te
werken aan de gecensureerde berichtgeving en gaat hij in plaats daarvan aan de slag bij de
Textielcentrale in Brussel. Of hij tijdens de bezetting een bijdrage tot de sluikpers heeft
geleverd, is niet geweten. Wat wel zeker is, is dat Van Cauwelaert in de bevrijdingsdagen van
september 1944 als inlichtingenagent voor het BNB „een gevaarlijke zending door
vijandelijke linies‟ heeft volbracht.311
Tijdens de vijandige bezetting van de gemeente wordt er geen enkele Lombeekse
werkweigeraar opgepakt, een bewonderenswaardig gegeven waarvoor beide politieke kampen
na de Tweede Wereldoorlog de eer willen opstrijken. Robert Motteux beweert dat hij er
persoonlijk voor gezorgd heeft dat de straatnamen en huisnummers in de gemeente aangepast
of onleesbaar werden gemaakt (zodat Duitse politiediensten de huizen van de werkweigeraars
niet konden terugvinden), dat hij talloze werkloze jonge mannen via de openbare werken die
hij liet uitvoeren aan werk geholpen heeft en zo aan een deportatie naar Duitsland heeft
helpen ontsnappen en dat hij de gemeentelijke administratie opgedragen heeft valse papieren
en voedselzegels voor de werkweigeraars te maken. De Bokken uit de gemeente beweren
echter dat het vervaardigen van valse identiteitspapieren en zegels buiten medeweten van
Motteux gebeurde en dat ook het uitgekiende waarschuwingssysteem van hoofdonderwijzer
Van Stalle (waarbij schoolkinderen de werkweigeraars gingen waarschuwen bij gevaar) aan
de basis ligt van het uitzonderlijke gebrek aan arrestaties en deportaties.312
3.1.3. Pamel
In de gemeente Pamel zijn er tijdens de Tweede Wereldoorlog drie verzetsgroeperingen
actief. De eerste betreft een afdeling van het OMBR die opereert in de streek van Pamel,
Liedekerke en Okegem. Volgens de commandant van deze groepering, Victor Gheysels uit
Liedekerke was er zeker een inwoner uit Pamel lid van deze beweging, namelijk Rufin De
Duffeleer. De Duffeleer werd hiervoor postuum (want overleden in Duitsland als gevolg van
zijn deportatie op 11 augustus 1944) erkend als inlichtingen-en actieagent, maar niet als
gewapend weerstander.313 Zoals reeds werd vermeld was er in Pamel ook een afdeling van het
311
Defensie - Algemene Dienst Inlichtingen & Veiligheid - Sectie Archieven van de Strijdkrachten.
Erkenningsdossier Gewapende Weerstand & Erkenningsdossier Inlichtingen- & Actiediensten: E. Van
Cauwelaert.
312
Archief Krijgsaudioraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer
8109/44.
313
Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid - Dienst Oorlogsslachtoffers - Archief & Documentatiedienst.
Erkenningsdossier Politiek gevangenen: R. De Duffeleer & Defensie - Algemene Dienst Inlichtingen &
BNB actief, onder leiding van Karel Van Cauwelaert. Volgens zijn verklaringen hield deze
zich bezig met sluikpers en gewapend verzet (beiden niet nader gespecifieerd). Van
Cauwelaert werd reeds in 1941 persoonlijk gerecruteerd door sectorleider Briek Nichels en
verantwoordelijk gesteld voor de oprichting van een nieuwe verzetskern in Pamel en
omgeving. In zijn erkenningsdossier wordt echter enkel de naam van zijn broer Emiel uit
Onze-Lieve-Vrouw Lombeek vermeld als tweede lid.314 Of er naast de twee broers nog andere
leden waren binnen deze beperkte weerstandsbeweging is niet geweten. Over een derde in de
gemeente actieve verzetsbeweging, met name het Geheim Leger, is heel wat meer geweten.
Zeker twee inwoners uit de gemeente waren lid van de afdeling „La Dinde‟ (Sector Aalst (P2),
Zone III) van deze verzetsgroep. Een van hen, Jozef Geeroms, was verbindingsagent tussen
het hoofdkwartier te Brussel en de staf van Zone III te Gent en verstopte ook materiaal voor
de beweging. Hij wordt op 29 juli 1944 gearresteerd en overlijdt op 15 november 1944 in het
kamp van Neuengamme.315 De andere betreft de eerder vermelde Rufin De Duffeleer, die
volgens commandant Adolf Coppens van Refuge „La Dinde‟ naast lid van het OMBR, ook lid
van het Geheim Leger was.316 Uit het naoorlogse verslag van commandant Coppens (daterend
van 15 november 1944) blijkt dat deze afdeling bijzonder actief was op het terrein van de
gewapende weerstand en sabotage, maar zich ook verdienstelijk maakte bij hulp aan
geallieerde piloten en het verzamelen van inlichtingen. De belangrijkste verzetsdaden van de
afdeling vonden plaats in de laatste oorlogsmaanden. In de nacht van 5 op 6 mei 1944 werden
- na het verspreiden van het codebericht „La dinde est une grosse dame‟op de BBC-radio –
twaalfs containers met wapens en munitie en vijf kisten materiaal op het veld „La Dinde‟
geparachuteerd. De geheime levering werd in het nabijgelegen Liedekerkebos verstopt en
vandaaruit verspreid onder de verschillende verzetsgroepen van de afdeling „La Dinde‟.317 In
de nacht van 16 op 17 juni 1944 saboteerde een afdelingsgroep de spoorlijn NinoveDenderleeuw ter hoogte van Okegem, zodat een trein ontspoorde en het treinverkeer
verschillende dagen diende te worden opgeschort. Enkele dagen later werd ook de telefoonlijn
naast deze spoorweg onklaar gemaakt, zodat het treinverkeer wederom niet kon doorgaan. In
Veiligheid - Sectie Archieven van de Strijdkrachten. Erkenningsdossier Inlichtingen- & Actiediensten: R. De
Duffeleer.
314
Defensie - Algemene Dienst Inlichtingen & Veiligheid - Sectie Archieven van de Strijdkrachten.
Erkenningsdossiers Gewapende Weerstand: K. Van Cauwelaert.
315
Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid - Dienst Oorlogsslachtoffers - Archief & Documentatiedienst.
Erkenningsdossiers Politiek gevangenen: J. Geeroms & Defensie - Algemene Dienst Inlichtingen & Veiligheid Sectie Archieven van de Strijdkrachten. Erkenningsdossiers Gewapende Weerstand: J. Geeroms.
316
Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid - Dienst Oorlogsslachtoffers - Archief & Documentatiedienst.
Erkenningsdossier Politiek gevangenen: R. De Duffeleer.
317
s.n., „Na vijftig jaar: gedenkboek van de oorlog 1940-1945. Gesneuvelden, oudstrijders, concentratiekampen,
weerstanders.‟, Liedekerke, s.n, 1995, p. 102.
de nacht van 18 op 19 juli 1944 volbracht men de meest spectaculaire verzetsdaad: de
spoorlijn Ninove-Denderleeuw werd opnieuw gesaboteerd, met een ontsporing van een trein
voor troepen- en materiaaltransport, enkele doden, vele gewonden, een enorme ravage en het
voor enkele dagen verhinderen van het treinverkeer tot gevolg. Voor dergelijke
sabotageopdrachten werd vaak een samenwerking tussen het Geheim Leger en het OMBR tot
stand gebracht.318 Een lid van het Geheim Leger, Adolf Triest uit Okegem, ontfermt zich aan
de vooravond van de bevrijding over de geallieerde piloot wiens toestel ter hoogte van de
Wolvenstraat in Pamel is neergestort en slaagt erin hem tot de bevrijding uit handen van de
Duitsers te houden.319 De geallieerde piloot die aan de vooravond van de bezetting in Pamel
neerstortte, kon natuurlijk nog niet rekenen op dergelijke vorm van georganiseerd verzet,
maar wist zich met de hulp van enkele toevallige omstaanders te behelpen en tijdig het
Engelse kamp aan de overkant van de Dender te bereiken.320 Bij de bevrijding van de Sector
Aalst heeft de afdeling van het Geheim Leger een niet onbelangrijke rol gespeeld: „In deze
sector heeft de vrijwaring van de bruggen over de Dender vanzelfsprekend de snelle
vordering van de Engelse gemotoriseerde troepen vergemakkelijkt. Tussen 4 en 9 september
zullen 317 Duitsers gevangen genomen worden. De verliezen in de sector bedragen drie
doden en een gewonde. De tussenkomst van het Geheim Leger zal worden gevraagd en
bekomen om de plundering en het in brand steken van woningen en verraders te doen
ophouden.‟.321
In de gemeente Pamel hebben verschillende burgers zich tijdens de Tweede Wereldoorlog
bekommert om de opvang van joden. Volgens Herman Van Herreweghen verbleven er tijdens
de bezetting vier joden in de gemeente, een (onbekende) volwassen man en drie kinderen. De
joodse David Landler (° 1936) werd onder de schuilnaam Henri Teugels bij mevrouw
Linthoudt-Branckaer ondergebracht. Zij werd hiervoor erkend als burgerlijk weerstandster en
kreeg tevens een erkenningsmedaille van het Comité de Défense des Juifs.322 Verder
verbleven ook de meisjes Sonja Neublum (schuilnaam Sonja Vinck) bij de familie De Vidts
en Hilda Majorcyk (schuilnaam Hilda Maegin) bij de familie Cautaerts. Deze joodse
318
s.n., „Na vijftig jaar: gedenkboek van de oorlog 1940-1945. Gesneuvelden, oudstrijders, concentratiekampen,
weerstanders.‟, Liedekerke, s.n, 1995, pp. 107-108.
319
H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟,
DF-Klokje (Roosdaal), 26, 2001, pp. 194-197. & s.n., „Na vijftig jaar: gedenkboek van de oorlog 1940-1945.
Gesneuvelden, oudstrijders, concentratiekampen, weerstanders.‟, Liedekerke, s.n, 1995, p. 109.
320
H. Van Herreweghen, „Wereldoorlog II in de Denderstreek.‟, Ninove, Sint-Alloysiuscollege, 1984, p. 4.
321
V. Marquet, „Bijdrage tot de geschiedenis van het Geheim Leger, 1940-1944. Deel 2: Leger van België –
Geheim Leger, 1943-1944. Boekdeel VI: De actie.‟, Brussel, Pymalion, s.d, p. 494
322
H. Van Herreweghen, „Joodse verstekelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 34
(2), 2002, p. 62.
onderduikers komen allen uit de grootstad Brussel. Opvallend is dat zowel de onbekende
volwassen man als David Landler „via bemiddeling van burgemeester Jozef De Schepper‟ bij
zijn gastgezin werd ondergebracht en dat hij ook weet had van het verblijf van Hilda
Majorcyk in zijn gemeente. Welke rol de Pamelse burgemeester exact gespeeld heeft bij de
opvang van deze joodse kinderen is echter niet geheel duidelijk.323
3.1.4. Strijtem
De enige verzetsgroep die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Strijtem actief is, is een groep
van de afdeling „La Dinde‟ van het Geheim Leger. Beroepsmilitair Gaston Heymans wordt
door peletonoverste Roger Prieels uit Ternat gerecruteerd als groepsleider en hij op zijn beurt
recruteert zijn broer Sylvain Heymans (hoofdonderwijzer van de gemeenteschool), Marcel
Van der Perre en Hendrik Evenepoel. Een van hun belangrijkste verzetsdaden betreft het
transport van een deel van de in Liedekerke geparachuteerde wapens en munitie naar een
schuilplaats in Strijtem in mei 1944. Op regelmatige basis zijn de leden van deze kleine groep
ook actief in de sluikpers: op zijn werk in Brussel drukt Evenepoel sluikkranten, die hij onder
de andere verzetsleden verspreidt. Het betreft de clandestiene bladen „La Voix des Belges‟,
„La Libre Belgique‟ en „Le Drapeau Rouge‟. Opvallend is dat het steeds franstalige uitgaven
betreft en dat men blijkbaar niet de nederlandstalige versie van deze sluikbladen verspreidt.
Dankzij zijn baan als „photo-graveur‟ kan Evenepoel eveneens valse identiteitspapieren
drukken om de Strijtemse werkweigeraars te helpen onderduiken. De activiteiten van de groep
tijdens de bevrijdingsdagen van september 1944 worden door Sylvain Heymans als volgt
beschreven: „Bij de bevrijding trad ik actief op teneinde den terugtrekkenden vijand te
ontwapenen, een twintigtal Duitsers werden ontwapend en gevangen genomen door onze
groep. De VNV‟ers, collaborateurs en verdachte personen werden door ons aangehouden en
aan de Rijkswacht overgeleverd.‟.324 Aangezien het actieterrein van de groep niet louter de
gemeente zelf betrof en de afdeling „La Dinde‟ leden had in verschillende andere gemeenten
uit
de
omgeving,
werden
dergelijke
door
deze
verzetgroepering
georganiseerde
repressieactiviteiten ook in de andere, naburige gemeenten uitgevoerd.
3.2. Prosopografische analyse
323
H. Van Herreweghen, „Joodse verstekelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 34
(2), 2002, pp. 61-62. & H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-LieveVrouw Lombeek.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 26, 2001, pp. 206-208.
324
Defensie - Algemene Dienst Inlichtingen & Veiligheid - Sectie Archieven van de Strijdkrachten.
Erkenningsdossiers Gewapende Weerstand: H. Evenepoel, G. Heymans, S. Heymans & M. Van der Perre.
Volgens Mark Van den Wijngaert zijn er in de zomer van 1944 tussen de honderd- en
honderdvijftigduizend Belgen betrokken bij het verzet, hetgeen neerkomt op een percentage
van 2 tot 3 procent van de bevolking.325 De grote meerderheid van hen komt met het verzet in
contact via familie, collega‟s, vrienden of kennissen uit het verenigingsleven: mensen die men
reeds geruime tijd kent en die men kan vertrouwen.326 Er is een duidelijke
oververtegenwoordiging
van
de
Franstaligen
en
de
middenklasse
waarneembaar
(voornamelijk in de organisatie van verzet), terwijl de meeste boeren zich pas vanaf 1943 in
het verzet engageren (omdat vele ondergedokenen dan naar het platteland vluchten uit angst
voor de vele verklikkers en de problemen qua voedselvoorziening in de steden). 327 Aangezien
verzetsstrijders in de illegaliteit opereren, worden zij niet beschermd door de Vierde
Conventie van Den Haag.328 Wanneer zij door de bezetter opgepakt worden (hetgeen relatief
vaak gebeurde omdat men door middel van het inschakelen van infiltranten soms hele
netwerken kon oprollen), worden zij dan ook zwaar bestraft en velen onder hen bekopen hun
engagement met de dood.
De zoektocht naar de personen die tijdens de Tweede Wereldoorlog actief waren in een
verzetsbeweging is niet echt vlot verlopen. Gezien de erbarmelijke staat waarin de
verschillende gemeentearchieven zich bevinden, ontbreekt het de onderzoeker vooral aan
basisinformatie omtrent dit onderwerp: lijsten van verzetsleden of erkenningslijsten werden
niet gevonden. Als gevolg daarvan diende er vanuit een erg beperkt aantal gekende dossiers
via de zogenaamde sneeuwbaltechniek worden verdergezocht, wat niet altijd het verhoopte
resultaat opleverde: vele dossiers bevatten minimale informatie en weinig gedetailleerde
gegevens in verband met collega-verzetsleden. Aangezien de datagegevens met betrekking tot
het verzet in de verschillende gemeenten aldus te beperkt zijn om een degelijke analyse te
maken van de gemeenten apart, werd ervoor gekozen de vier gemeenten in dit hoofdstuk als
geheel te behandelen. Op die manier wordt een meer correct beeld geschetst van het
prosopografische profiel van de inwoners die tot het verzet toetraden.329
325
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟,
2004, p. 210.
326
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟,
2004, p. 217.
327
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟,
2004, p. 215.
328
P. Louyet, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 4: Het verzet
Boekhandel, 1991, p. 16.
329
Zie bijlage 4 voor het grafisch materiaal van deze analyse.
Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
(1).‟, Antwerpen, Nederlandsche
De dossiers van inwoners van Strijtem vormen de meerderheid in het databestand (46
procent). Daarna volgen Pamel (40 procent), Borchtlombeek (7 procent) en Onze-LieveVrouw Lombeek (eveneens 7 procent). Dit overwicht wordt behouden wanneer men het
percentage verzetsmensen in de gemeenten bekijkt: in Strijtem is 0,44 procent van de
inwoners actief in het verzet, in Pamel 0,20 procent, in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek 0,13
procent en in Borchtlombeek amper 0,05 procent. Deze cijfers liggen heel wat lager dan het
algemene Belgische gemiddelde van Van den Wijngaert en kan gedeeltelijk verklaard worden
door het feit dat de verzetsleden in de steden en in Wallonië dit cijfer omhoogtrekken: in een
Vlaamse plattelandsgemeente liggen de percentages meestal sowieso lager. Daarbij mag ook
niet vergeten worden dat meer dan waarschijnlijk niet alle verzetslieden uit de gemeenten een
erkenningsaanvraag hebben ingediend en er als gevolg daarvan een zeker aantal weerstanders
niet kunnen worden meegerekend. Wat betreft de geslachtsverhouding hebben de mannen een
bijna absolute meerderheid (93 procent mannen ten opzichte van 3 procent vrouwen). De
enige vrouw die werd erkend als weerstander, verkreeg deze erkenning voor haar activiteit in
het burgerlijke verzet, meer bepaald de hulp aan joden. Wanneer men de leeftijd van de
betrokken personen analyseert, komt men tot het besluit dat de meeste verzetsmensen in de
gemeenten tot de categorie 20 tot 30 jaar behoren. De meesten onder hen zijn werkweigeraars,
maar zo‟n 20 procent van hen is (ook) betrokken bij het gewapend verzet. De gemiddelde
leeftijd bedraagt 30 jaar. De voortrekkers van het plaatselijke verzet zijn jonge dertigers,
afkomstig uit de dorpselite. Nochtans omvat deze sociale klasse slechts 20 procent van alle
individuen, terwijl de middenklasse 33 procent en de arbeidersklasse 47 procent aanlevert.
Werkweigeraars vormen een aandeel van 21 procent in de uitgeoefende verzetsdaden, net
zoals de sluikpers en de burgerlijke weerstand. Het gewapend verzet levert het grootste
percentage op, met name 30 procent. De activiteiten in het kader van de inlichtingen- en
actiediensten leveren slechts 7 procent op. Het is hierbij belangrijk op te merken dat de
meerderheid verschillende verzetsactiviteiten combineert. Dat werkweigeraars vanuit de
illegaliteit in het verzet terechtkomen is in deze gemeenten echter niet het geval: slechts een
enkele werkweigeraar is ook actief in andere verzetsvormen, maar dit was reeds zo voor hij
als werkweigeraar diende onder te duiken. Slechts 5 procent van de behandelde individuen
krijgt geen erkenning voor zijn activiteiten tijdens de bezetting. De anderen worden erkend als
gewapend weerstander (35 procent), werkweigeraar (20 procent), weggevoerde voor de
verplichte arbeid (15 procent), politiek gevangene (10 procent), inlichtingen-en actieagent (10
procent) of burgerlijk weerstander (5 procent). De meeste inwoners die verzetsdaden plegen
doen dit zonder lid te zijn van het georganiseerde verzet (54 procent). Diegene die zich wel tot
dergelijke organisaties richten, zoeken hun heil bij organisaties als het Geheim Leger (33
procent) en in mindere mate het BNB (13 procent). Aan het begin van de Tweede
Wereldoorlog werd er in de area geen verzet gepleegd. Pas in 1941 wagen de eerste mensen
de stap. Zoals reeds in de inleiding werd aangegeven vormde het jaar 1942 een
scharniermoment voor de ontwikkeling van het verzet en dit is ook in Borchtlombeek, OnzeLieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem het geval: een groot aantal verzetsmensen start hun
activiteiten in dat jaar. Naarmate het einde van de oorlog stilaan in zicht komt, in 1944, groeit
het aantal bij het verzet betrokken personen sterk aan.
3.3. Besluit
Tot besluit kan men stellen dat in de gemeenten Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw
Lombeek, Pamel en Strijtem vooral de eerder conservatieve verzetsgroeperingen zoals het
Geheim Leger en het BNB succesvol zijn. In alle gemeenten behalve in Borchtlombeek zijn er
leden van een van beide verzetsbewegingen aanwezig. De organisatoren zijn meestal
afkomstig uit de dorpselite en recruteren hoofdzakelijk in de arbeidersklasse. Als gevolg van
de speciefieke karakter van deze organisaties, ligt het zwaartepunt in de gemeenten
hoofdzakelijk op het gewapend verzet, het plegen van sabotagedaden en het verzamelen van
inlichtingen.
4. Collaboratie
Mark Van den Wijngaert definieert collaboratie als „de samenwerking met de bezetter vanuit
de wil om diens politiek-ideologisch project mee te realiseren. De samenwerking is vrijwillig
en gemotiveerd en - in tegenstelling tot de de accommodatie - geen negatieve keuze die door
de omstandigheden totstandkomt.‟.330
Reeds enkele dagen na de oprichting van de Militärverwaltung, met name op 3 juni 1940,
biedt VNV-leider Staf De Clercq de actieve medewerking van zijn partij aan bij de bezettende
overheid en zet aldus de eerste stap naar de collaboratiepolitiek van het VNV.331 Door middel
van deze handelswijze hoopt men met behulp van de bezetter tot de verwezenlijking van de
Vlaams-nationalistische droom te komen: de vorming van een autonome Dietsche staat,
bestaande uit de regio‟s Vlaanderen, Nederland en Noord-Frankrijk. Gedurende de
zomermaanden duiken ook het Verdinaso, de DeVlag en Rex opnieuw op op het politieke
toneel en allen verklaren zich bereid tot collaboratie, in ruil voor de verwezenlijking van hun
politieke doelstellingen. Op 10 november 1940 en 1 januari 1941 kiezen respectievelijk Staf
De Clercq en Léon Degrelle er openlijk voor om hun politieke lot aan dat van Hitler en naziDuitsland te verbinden. De inschakeling van leden van collaboratiebewegingen in de
leidinggevende functies van het bestuur (voornamelijk binnen het VNV, maar later - na de
inschakeling aan het Oostfront – ook binnen de rexistische beweging) zorgt ervoor dat beide
partijen hun ledenaantal gestaag zien toenemen.332 In Vlaanderen blijkt men vooral in de
middens van de weggevoerden van mei 1940 ontvankelijk voor de collaboratie-idee.333
Wanneer duidelijk wordt tot welke verregaande beslissingen beide partijen in hun
collaboratiepolitiek in staat zijn, haken vele leden echter af. Aan de vooravond van de
bevrijding is het duidelijk dat de Vlaams-nationalistische collaboratie in het „politieke
drijfzand‟ komt vast te zitten: in plaats van de Vlaams-nationalistische droom te helpen
verwezenlijken, verwacht Hitler dat de bewegingen zich onvoorwaardelijk en volledig ten
dienste stellen van nazi-Duitsland.334 Bovendien vormen collaborateurs op dat moment een
kleine en erg gehate minderheid, die terecht voor haar leven vreest. In augustus 1944 is er dan
330
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, p. 176.
331
B. De Wever, „Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde: het VNV.‟, Tielt, Lannoo, 1994.
332
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, p. 187 & 192.
333
F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 31.
334
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, p. 191.
ook een ware „exodus van de collaboratiebewegingen‟335 waarneembaar: honderden vluchten
samen met hun families naar Duitsland uit vrees voor represailles in eigen land na de nakende
bevrijding.
4.1. Actieve organisaties & vormen van collaboratie
Men kan alle collaboratievormen onderverdelen in zes grote categorieën, met name de
politieke, militaire, economische, sociale en culturele collaboratie en collaboratie door
verklikking.
Politieke collaboratie omvat „het dienen van de politiek of de plannen van de vijand, het
deelnemen aan de vervorming van de wettelijke instellingen, het aan het wankelen brengen
van de trouw van de burgers jegens de Koning en de staat en het voeren van propaganda
gericht tegen de weerstand‟ (artikel 118bis van het Strafwetboek). 336 Het VNV en Rex zijn
reeds vanaf het begin van de Tweede Wereldoorlog de belangrijkste actoren op het vlak van
politieke collaboratie. Als gevolg van de tendens naar lokalisering en desintegratie van het
staatsgezag vanaf 1942, komt het zwaartepunt van de politieke collaboratie hoofdzakelijk op
het lokale niveau te liggen: door de „politiek van ontwijking‟ van de centrale Belgische
overheden, verschuift de verantwoordelijkheid naar de lagere bestuursniveaus en komt er
aldus een grote last op de schouders van de individuele, lokale beleidsmensen.337 De
belangrijkste organisaties op het vlak van militaire collaboratie zijn het Vlaams Legioen, de
Waffen-SS, de Algemene SS-Vlaanderen, het Nationalsozialistisch Kraftfahrkorps (NSKK),
de Organisation Todt (OT) en verschillende paramilitaire groeperingen zoals de Vlaamse
Wacht, de Dietsche Militie-Zwarte Brigade (DM-ZB),…. Zij overtreden artikel 113 van het
Strafwetboek: het opnemen van de wapens tegen België. De bestraffing van economische
collaboratie, vastgelegd in artikel 115 van het Strafwetboek, luidt dat „hij die hen (de vijanden
van de staat) helpt door het verschaffen van soldaten, manschappen, geld, levensmiddelen,
wapens of munitie met de dood moet worden bestraft‟. Als gevolg van de Galopin-doctrine
kwam bijna elke handelaar of industrieel voor de doodstraf in aanmerking, waardoor na de
oorlog een beperking diende te worden ingepast (net zoals wat betreft de bestraffing van
335
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, p. 204.
336
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, p. 178.
337
N. Wouters, „De Führerstaat. Overheid en collaboratie in België (1940-1944).‟, Tielt, Lannoo, 2006, p. 131 &
222.
politieke collaboratie).338 De Unie voor Hand- en Geestesarbeiders (UHGA) nam de plaats in
van de traditionele vakbonden en nam vanuit deze positie de sociale collaboratie voor haar
rekening.339 Door het publiceren van pro-nazistische artikels, toneelwerken, boeken,… en het
vereren van de nazi-ideologie in kunstwerken maakten een aantal Belgische schrijvers en
kunstenaars zich schuldig aan culturele colloboratie.340 De laatste vorm van collaboratie
betreft collaboratie door middel van verklikking, of de inbreuk op artikel 121bis van het
Strafwetboek.341
De grenzen tussen de verschillende vormen van collaboratie en de verschillende
collaboratiebewegingen zijn zeker niet absoluut. Vaak maakt een persoon zich schuldig aan
meerdere vormen van collaboratie, bijvoorbeeld wanneer een VNV-burgemeester uit
zelfbescherming - i.e. uit angst voor de terreur van het verzet in de laatste bezettingsmaanden
- verzetslieden uit de gemeente aangeeft (politieke collaboratie en verklikking). Anderzijds
begeven organisaties als het VNV en Rex zich na verloop van tijd niet enkel op het terrein van
de politieke, maar ook van de militaire collaboratie door de oprichting van groeperingen als
de Dietsche Militie-Zwarte Brigade, het Vlaams Legioen en het Waals Legioen. Het
zwaartepunt van de DeVlag en het Verdinaso verschuift na verloop van tijd meer en meer van
culturele naar politieke en militaire collaboratie. Alle collaborerende bewegingen hebben als
gemeenschappelijk kenmerk dat ze tijdens de bezetting worden omgevormd naar nationaalsocialistisch model: een sterk leidersfiguur, een autoritaire organisatie, het belang van „de
massa‟ en uiterlijk vertoon op massamanifestaties,….
De Belgen die zich op het pad van de collaboratie wagen, doen dit om uiteenlopende redenen:
anti-communisme, fascisme, opportunisme, nationalisme, …. Soms ook uit pure noodzaak
omdat men als lid van paramilitaire bewegingen over een vaste job met een goed loon en
bepaalde voordelen beschikt
342
, of omdat produceren voor de bezetter de enige manier is om
het familiebedrijf en de inkomsten ervan in eigen handen te houden
343
. In de
geschiedschrijving en het debat omtrent collaboratie focust men echter op de politiekideologisch gemotiveerde collaboratie, die haar oorsprong kent in vooroorlogse anti-
338
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, p. 178 & 180.
339
F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 39.
340
Idem.
341
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, p. 178.
342
B. De Wever, „Oostfronters. Vlamingen in het Vlaams Legioen en de Waffen SS.‟, Lannoo, Tielt, 1985, pp.
152-153.
343
F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 39.
democratische en nationalistische gevoelens en waarbij men sterk gelooft in en waarde hecht
aan het Nieuwe Ordeconcept.344
Het is belangrijk te vermelden dat er naast de verschillende soorten motivatie voor
collaboratie eveneens verschillende gradaties zijn in de intensiteit van de gepleegde feiten:
iemand die uit pure armoede vrijwillig naar Duitsland vertrekt om daar te gaan werken, kan
men in feite niet gelijkschakelen aan een industrieel die enkel uit geldbejag zijn hele fabriek
ten dienste van de Duitse oorlogseconomie stelt, hoewel beiden vormen van economische
collaboratie betreffen en het een erg moeilijke evenwichtsoefening is om dergelijk
„gevoelsmatig‟ oordeel te vellen. In de eerste maanden van de repressie zal men alvast weinig
aandacht schenken aan deze verschillende gradaties en ook voor de publieke opinie blijft elke
„zwarte‟ een „zwarte‟… 345
4.1.1. Borchtlombeek
Op het niveau van de politieke collaboratie speelt de lokale afdeling van het VNV een grote
rol. Zoals reeds werd vermeld, slagen twee plaatselijke VNV‟ers - met name Theofiel Van
Lierde en Petrus Dierckx - erin om in het gemeentebestuur te infiltreren. Ondanks het feit dat
Jozef Van Wilderode zijn burgemeestersfunctie kan behouden en in die hoedanigheid een
politiek van het minste kwaad aanhangt, wordt het lokaal bestuur van Borchtlombeek door de
twee schepenen gepolitiseerd.346 De VNV‟ers zijn ook erg bedreven in het voeren van
propaganda: blaadjes uitdelen, leuzen op de straatstenen schilderen,… . Een lid krijgt van zijn
collega zelfs de bijnaam „de kleine Führer‟ omdat hij het nationaal-socialistische
gedachtengoed zo sterk propageert.347 Een van de belangrijkste activiteiten van de plaatselijke
VNV‟ers betreft de werving voor Nieuwe Orde-formaties: affiches voor de Dietsche MilitieZwarte Brigade worden in het gemeentehuis omhooggehangen en vele jonge mannen worden
persoonlijk aangesproken om zich bij de Vlaamse Wacht en de Dietsche Miltie-Zwarte
344
B. De Wever, „Collaboratie in Vlaanderen.‟, In: J. Gotovitch & C. Kesteloot (red.), „Het gewicht van het
oorlogsverleden.‟, Gent, Academia Press, 2003, p. 40.
345
F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 40.
346
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossier nummer
4218-4219/46.
347
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossier nummer
1184/45, Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nummer 1686/45, Zonder gevolg - Rechtbank van
Eerste Aanleg van Brussel: dossiers nummer 49144/45 & 47756/45.
Brigade in te lijven.348 Velen onder hen gaan, meestal aangetrokken door de goede
werkvoorwaarden, in op dit voorstel.
De militaire collaboratie is als gevolg daarvan de belangrijkste vorm van collaboratie in de
gemeente. De (vaak jonge) militaire collaborateurs komen terecht in formaties als de Vlaamse
Wacht, de Dietsche Militie-Zwarte Brigade en een enkeling bij de Organisation Todt. De
meerderheid onder hen doet dit naar eigen zeggen (en volgens medeburgers) uit armoede of
om te ontsnappen aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland. Meer dan de helft van hen zal
zich „misleid‟ voelen (bijvoorbeeld wanneer blijkt dat zij een wapen en uniform moeten
dragen, de eed aan de Führer moeten afleggen,…) en deserteren, zodat vele militaire
collaborateurs uiteindelijk door Duitse politiediensten worden opgespoord.349
Er is in Borchtlombeek slechts sprake van een zeer beperkte vorm van economische
collaboratie: slechts een lokale handelaar levert aan de Duitse bezettingsmacht
bouwmaterialen.350
4.1.2. Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek
In Onze-Lieve-Vrouw Lombeek voert de politieke meerderheid (i.e. de lijst van de Geiten
onder leiding van Robert Motteux) een weloverwogen, actieve collaboratiepolitiek. Zij
politiseren het lokaal bestuur in hoge mate en voeren in de gemeente een felle propaganda
voor de Nieuwe Orde, maar gaan daarbij niet zover de inwoners aan te sporen zich in te lijven
bij Nieuwe Orde-formaties. Een jongeman die overweegt lid te worden van het NSKK, wordt
naar eigen zeggen door schepen Jozef Van Laethem op andere ideeën gebracht.351 Naast het
collaborerende gemeentebestuur, zijn er op het einde van de Tweede Wereldoorlog in OnzeLieve-Vrouw Lombeek eveneens een aantal rexisten aanwezig die uit angst voor aanslagen en
dergelijke naar de gemeente verhuisd zijn. Ook zij blijven de Nieuwe Orde bij de bevolking
propageren, al doen ze dit op een meer gematigde wijze dan de Geiten.352
348
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossiers nummer
1184/45 & 2160/46, Vonnissen voor de Krijgsraad van Gent: dossier nummer 857/45, Zonder gevolg Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel: dossier nummer 49144/45.
349
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossiers nummer
2305/45 & 819/45, Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nummer 189/45, Zonder gevolg - Rechtbank
van Eerste Aanleg van Brussel: dossier nummer 1400/44.
350
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossier nummer
4218-4219/46.
351
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel:
dossier nummer 65905/45.
352
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nummer 482/46
& Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel: dossier nummer 17591/46.
Ondanks de afradende houding van het collaborerende gemeentebestuur, kiest een klein aantal
mannelijke inwoners ervoor om toe te treden tot een Nieuwe Orde-formatie als de Vlaamse
Wacht, de Dietsche Militie-Zwarte Brigade, het NSKK of de Organisation Todt. Op een
uitzondering na, geven zij allen als verklaring dat zij dit moeten doen om te kunnen voorzien
in het onderhoud van hun gezin. In een bepaalde familie lijven zowel de vader als de oudste
zoon zich in bij het NSKK. Een van de militaire collaborateurs van de gemeente zal zijn
engagement in het NSKK met zijn leven bekopen: na de Slag om Stalingrad wordt hij als
vermist opgegeven en er zal nooit meer iets van hem vernomen worden.353
Als gewiekst zaakvoerder slaagt Robert Motteux erin een aantal lucratieve deals te sluiten met
de bezettende overheid, waardoor hij zich ook schuldig maakt aan economische
collaboratie.354
4.1.3. Pamel
In de gemeente Pamel wordt het gedachtengoede van de Nieuwe Orde gepropageerd door de
lokale VNV-afdeling. Dat bepaalde leden hierin erg ver gaan, blijkt bijvoorbeeld uit de
bijnaam „dokter Goebbels‟ die de bevolking voor een van de belangrijkste propagandisten
heeft.355 Enkele lokale VNV‟ers proberen ook te infiltreren in het gemeentebestuur, maar
slagen er niet in een stevige voet aan de grond te krijgen.
Ook in Pamel vormen de militaire collaborateurs het grootste aandeel. Verschillende Pamelse
inwoners engageren zich in de Vlaamse Wacht, de Dietsche Militie-Zwarte Brigade, de
Waffen SS, de Wehrmacht,… . Deze militaire collaborateurs hebben elk hun eigen reden om
tot dergelijke formaties toe te treden: uit politieke overtuiging (bepaalde personen zijn
overtuigd „te handelen in het belang van het land‟)356 of uit noodzaak (om te ontsnappen aan
de verplichte tewerkstelling, uit armoede of zelfs om aan een gevangenisstraf voor smokkel te
ontkomen357). Een aantal van hen zal gedurende de bezetting deserteren, omdat ze weigereren
353
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme.Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossiers nummer
1978/46 & 1520/45, Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel: dossiers nummer 7332/45 &
1128/47.
354
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel:
dossier nummer 8109/44.
355
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel:
dossier nummer 1748/44.
356
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nummer
186/45.
357
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossier nummer
368/45.
de eed aan de Führer af te leggen.358 Een inwoner van Pamel zal toetreden tot de
Zivilfahndungsdienst en zich in die hoedanigheid schuldig maken aan de verklikking van een
werkweigeraar uit Ninove.359
Als laatste maken twee Pamelaars zich schuldig aan sociale collaboratie, wegens hun
indiensttreding bij de UHGA-afdeling van Liedekerke.360
4.1.4. Strijtem
Ook in Strijtem vormt de lokale VNV-afdeling de aanzet voor de politieke collaboratie van
een aantal van de leden. Vanaf het moment dat VNV-burgermeester Remi Wauters de
touwtjes in handen krijgt, wordt het bestuur van de gemeente in hoge mate gepolitiseerd. Alle
vooraanstaande VNV‟ers van de gemeente voeren op doorgedreven wijze propaganda voor de
Nieuwe Orde en proberen zoveel mogelijk inwoners tot hun gedachtengoed te bekeren.361
De andere grote collaboratiecategorie betreft de militaire collaboratie. De meeste Strijtemse
militaire collaborateurs engageren zich voornamelijk in organisaties als de Dietsche MilitieZwarte Brigade, de Vlaamse Wacht, de Organisation Todt en het NSKK.
Andere vormen van collaboratie komen in Strijtem niet voor.
4.2. Prosopografische analyse
Voor de analyse van de collaboratie in Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel
en Strijtem werd beroep gedaan op de incivismedossiers van inwoners van deze gemeenten in
het archief van het Krijgsauditoraat. Met betrekking tot deze gemeenten werden 72 dossiers
gelokaliseerd en onderzocht. Natuurlijk kan men de inhoud van deze dossiers onmogelijk
gelijkstellen aan de werkelijke collaboratie die in de gemeenten werd gepleegd (bepaalde
personen belanden niet op de lijsten van de Krijgsauditeur terwijl ze wel collaboratiedaden
gepleegd hebben en omgekeerd), maar het betreft wel de beste benadering. Op basis van deze
dossiers werd een prosopografisch profiel opgesteld van de collaborateurs in Borchtlombeek,
Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem. Op die manier verkrijgt men een beeld van
358
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossiers nummer
3113/45 & 823/45.
359
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nummer
550/47.
360
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nummer 155/46
& Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel: dossier nummer 13238/44.
361
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossier nummer 739740/46, Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel: dossiers nummer 4919/45 & 4979/44.
de geslachtsverhouding, de leeftijd, de burgerlijke staat, de sociale klasse,… van de
collaborerende bevolking.362
4.2.1. Borchtlombeek
Een erg kleine minderheid van de Borchtlombeekse bevolking - slechts 1,1 procent van de
inwoners - zal tijdens de Tweede Wereldoorlog overgaan tot collaboratie met de bezetter. De
meerderheid van de Borchtlombeekse collaborateurs behoort tot de leeftijdsklasse van de 2030 jarigen. Zeer jonge (minder dan 20 jaar) en oude (meer dan 50 jaar) collaborateurs zijn
eerder uitzonderingen. De collaboratie is hier enkel een mannenzaak: geen enkele vrouw
pleegt enige vorm van collaboratie. Drie kwart van hen is gehuwd, de overige 25 procent
(meestal jonge mannen die de stap naar de militaire collaboratie wagen om te ontsnappen aan
de verplichte tewerkstelling in Duitsland) is ongehuwd. De politieke collaborateurs komen
hoofdzakelijk uit de middenklasse (20 procent), terwijl de militaire collaborateurs
voornamelijk afkomstig zijn uit de arbeidersklasse (80 procent). Zoals reeds verscheidene
malen werd vermeld, vormt de militaire collaboratie het grootste aandeel (65 procent),
gevolgd door politieke collaboratie (20 procent). De overige 15 procent van de collaborateurs
maakt zich schuldig aan combinaties van politieke, economische en militaire collaboratie en
collaboratie door verklikking. Slechts 30 procent van de Borchtlombeekse collaborateurs
heeft familie die eveneens bij de collaboratie betrokken is.
4.2.2. Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek
In de kleine plattelandsgemeente Onze-Lieve-Vrouw Lombeek is tijdens de Duitse bezetting 1
procent van de bevolking betrokken bij de actieve collaboratie met de bezettende overheid.
Ook hier betreft het voornamelijk mannelijke twintigers en dertigers uit de arbeidersklasse.
De meerderheid van jonge mannen engageert zich in de militaire collaboratie. De oudere
minderheid, afkomstig uit de dorpselite en middenklasse houdt zich voornamelijk bezig met
politieke collaboratie. Wanneer men nagaat aan welke inbreuken de Lombeekse
collaborateurs zich schuldig maken, valt het grote aandeel van militaire collaboratie (62
procent) op, gevolgd door politieke collaboratie (12 procent), de combinatie van politieke en
militaire collaboratie (13 procent) en de combinatie van politieke en economische collaboratie
(12 procent). Een kwart van hen heeft familie die ook betrokken is bij de collaboratie.
362
Zie bijlage 5 voor het grafisch materiaal van deze analyse.
4.2.3. Pamel
In Pamel is tijdens de bezetting 0,9 procent van de bevolking betrokken bij de collaboratie.
Opnieuw vormen mannen het grootste aandeel, maar ditmaal niet het absolute: 8 procent van
de collaborateurs is van het vrouwelijke geslacht. Deze zijn vooral actief in de plaatselijke
Dietsche Meisjesscharen of worden door de bevolking als verklikkers aanzien omdat ze op
goede voet staan met een aantal Duitse soldaten die in de gemeente ingekwartierd zijn. Bij de
mannelijke collaborateurs vormt de militaire collaboratie de belangrijkste collaboratievorm
(61 procent), gevolgd door de politieke collaboratie (23 procent). Ook in Pamel zijn de meeste
militaire collaborateurs jonge mannen uit de arbeidersklasse, terwijl de meeste politieke
collaborateurs tot de hogere leeftijdscategorieën behoren en uit de middenklasse of de
dorpselite afkomstig zijn. Slechts een erg klein aandeel van de Pamelse collaborateurs is
actief op het vlak van de economische collaboratie, met name 5 procent. Opvallend is dat
maar liefst 54 procent van de collaborateurs familie heeft die eveneens bij een bepaalde vorm
van collaboratie betrokken is. Uit de incivismedossiers blijkt dat soms hele families (ouders,
kinderen en kleinkinderen, tantes en nonkels, neven en nichten,…) na de Tweede
Wereldoorlog verantwoording moeten afleggen voor hun antivaderlands gedrag tijdens de
bezetting.
4.2.4. Strijtem
Ook in Strijtem betreft het aantal collaborateurs ten opzichte van de totale bevolking een erg
kleine minderheid van 1,1 procent. Net zoals in Borchtlombeek en Onze-Lieve-Vrouw
Lombeek betreft de collaboratie in de gemeente uitsluitend mannelijke inwoners en
hoofdzakelijk militaire (59 procent) en politieke (29 procent) collaboratie. De meeste van hen
behoren tot de leeftijdscategorie van 20 tot 30-jarigen, op de voet gevolgd door de 41 tot 50jarigen. Opnieuw zijn de jongere collaborateurs oververtegenwoordigd op het vlak van de
militaire collaboratie, terwijl de ouderen hoofdzakelijk actief zijn op het vlak van de politieke
collaboratie. De arbeidersklasse is met 71 procent eveneens oververtegenwoordigd, de
overige 29 procent is afkomstig uit de middenklasse. Ook in Strijtem zijn vaak hele families
verzeild in een of andere vorm van collaboratie, waardoor het aandeel collaborateurs met
betrokken familie iets hoger ligt (53 procent ten opzicht van 47 procent zonder betrokken
familie).
4.4. Besluit
Samenvattend kan men stellen dat in alle dorpen slechts een erg miniem percentage van de
totale bevolking betrokken is bij een of meerder vormen van collaboratie. Ondanks het feit dat
Pamel qua aantal de andere gemeenten overtreft (37 procent van de bestudeerde individuen is
afkomstig uit Pamel, ten opzichte van 29 procent uit Borchtlombeek, 23 procent uit Strijtem
en 11 procent uit Onze-Lieve-Vrouw Lombeek), wordt dit numeriek effect uitgevlakt wanneer
men rekening houdt met het totaal aantal inwoners van de gemeenten. Als gevolg daarvan
varieert het percentage collaborateurs van 0,9 procent in Pamel, tot 1 procent in Onze-LieveVrouw Lombeek en 1,1 procent in Borchtlombeek en Strijtem. Wat betreft het aandeel van de
collaborateurs in de totale bevolking zijn er met andere woorden geen grote verschillen
waarneembaar. Opvallend is wel dat de twee gemeenten waar er het meest fervent werd
gerecruteerd voor paramilitaire formaties, met name Borchtlombeek en Strijtem, het grootste
percentage kennen (al is het verschil wel zeer miniem).
Ook op andere vlakken geven de resultaten van het onderzoek vaak eenzelfde beeld van de
collaboratie in de verschillende gemeenten…
De meest „populaire‟ vormen van collaboratie betreffen de militaire (65 procent) en politieke
(24 procent) collaboratie. Economische collaboratie, sociale collaboratie en collaboratie door
middel van verklikking kunnen als eerder marginaal worden beschouwd. Culturele
collaboratie komt in de plattelandsgemeenten helemaal niet voor.
Wat betreft de politieke collaboratie vormen de lokale VNV-afdelingen de meest
gefrequenteerde organisatie van waaruit men opereert. In Onze-Lieve-Vrouw Lombeek wordt
de plaats van het VNV natuurlijk ingenomen door de plaatselijke, rexistisch geïnspireerde
partij van de Geiten. De politieke collaborateurs zijn voornamelijk actief op het terrein van de
propagandavoering, het incorporeren van de Nieuwe Orde in de lokale besturen en de
aanwerving voor eigen winkel en voor gerelateerde paramilitaire formaties als de Dietsche
Militie-Zwarte Brigade, de Vlaamse wacht,… . De militaire collaborateurs engageren zich
hoofdzakelijk in de Dietsche Militie-Zwarte Brigade en de Vlaamse Wacht, maar ook in
formaties als het NSKK en de Organisation Todt, en in enkele gevallen in de
Zivilfahndungsdienst, de Waffen SS en de Wehrmacht.
Het grote aantal militaire collaborateurs houdt eveneens een oververtegenwoordiging van de
jongste leeftijdscategorieën (tot 30 jaar) en van de arbeidersklasse in. Dergelijke
oververtegenwoordiging in deze vorm van collaboratie is namelijk nauw verbonden met de
motivatie van deze categorieën: jonge mannen uit de arbeidsklasse trachten via de militaire
collaboratie te ontsnappen aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland, in het onderhoud van
hun jonge gezin te voorzien of vanuit politiek-ideologische overtuiging tegemoet te komen
aan een hang naar avontuur… Bij de politiek collaborateurs is er een duidelijke
oververtegenwoordiging van iets oudere mannen uit de middenklasse of dorpselite
waarneembaar.
De geslachtsverhouding tussen de collaborateurs is bijzonder opvallend: aangezien slechts 3
procent van de collaborateurs vrouwen betreft, is de collaboratie in de meeste gemeente
hoofdzakelijk een mannenzaak. Opmerkelijk is dat dit kleine percentage vrouwelijke
collaborateurs afkomstig is uit de gemeente Pamel, alwaar er met zekerheid een Nieuwe
Orde-organisatie voor vrouwen actief was, met name de Dietsche Meisjesscharen.
Deel 3: Naoorlogse situatie
1. Bevrijding
Gedurende de zomermaanden van het jaar 1944 lijkt het erop dat de oorlog weldra tot een
einde zal komen: de clandestiene radio bericht over de succesvolle landing van de geallieerde
troepen op de stranden van Normandië op 6 juni 1944 en van hun eerste grote succes bij de
bevrijding van Parijs op 25 augustus 1944. Het volgende grote doel is Brussel. Deze
radioberichten stemmen de Belgische bevolking bijzonder hoopvol: eindelijk zal er een einde
komen aan de reeds vier lange jaren durende bezetting!
Nochtans krijgt men gedurende de laatste bezettingsmaanden nog een aantal opdoffers te
verwerken… Zo zorgen de geallieerde bombardementen soms voor „collateral damage‟,
wanneer de bommen abusievelijk burgerdoelwitten treffen. Steden als Antwerpen, Gent en
Kortrijk worden zwaar getroffen en
vele stedelingen vluchten naar het platteland.363
Bovendien intensifiëren en radicaliseren vele verzetsgroepen hun acties met het oog op een
nakende bevrijding. Mede onder invloed van slogans als „Ieder zijn zwarte!‟die door de BBC
worden uitgezonden364, richten zij zich steeds vaker tegen landgenoten die met de Duitse
bezetter collaboreren: menig collaborateur wordt in deze laatste oorlogsmaanden door het
verzet vermoord. Velen onder hen besluiten dan ook samen met hun gezin te vluchten naar
veiliger oorden, aangezien zij eveneens twijfelen aan de uiteindelijke Duitse overwinning.365
De Duitse Zivilverwaltung krijgt van Himmler het bevel om uiterst streng op te treden tegen
de terreur van het verzet en organiseert een verregaande contra-terreur. De zoektocht naar en
bestraffing van verzetsleden wordt opgedreven en men gaat ook over tot het nemen van
represaillemaatregelen, waarbij voornamelijk vooraanstaande burgers worden getroffen. Het
drama van Meensel-Kiezegem, waarbij vier burgers worden vermoord en tientallen inwoners
als gijzelaar worden weggevoerd door het Veiligheidskorps onder leiding van Robert
Verbelen, vormt een van de meest beruchte voorbeelden van de contra-terreur. Ook in het
Pajottenland manifesteert de contra-terreur zich, wanneer op 22 augustus 1944 Louis Braffort,
hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven en lid van de Brusselse balie, door de SS
wordt opgepakt, gefolterd, vermoord en gedumpt op een landweg in Wambeek als vergelding
voor de moord op een rexist.366
363
P. Taghon, „België 44. De bevrijding.‟, Tielt, Lannoo, p. 9.
F. Balace, „La nuit la plus courte... La libération de Bruxelles.‟, In: F. Balace (red.), „Jours de guerre. Jours
libérés I.‟, Brussel, Gemeentekrediet van België, 1995, p. 56.
365
F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 48.
366
F. Balace, „La nuit la plus courte... La libération de Bruxelles.‟, In: F. Balace (red.), „Jours de guerre. Jours
libérés I.‟, Brussel, Gemeentekrediet van België, 1995, p. 56.
364
In de vroege morgen van 2 september 1944 betreden de eerste geallieerde troepen Belgisch
grondgebied, in de buurt van het Henegouwse Rumes.367 De Amerikanen zullen zich
concentreren op de bevrijding van Wallonië en Zuid-Limburg, terwijl de Britten samen met
de Polen en Canadezen Vlaanderen en Brussel voor hun rekening nemen.368 Op 3 september
splitst de Britse Guards Armoured Division, onder leiding van majoor-generaal Sir Alan
Adair, met het oog op een snelle doorbraak tot in Brussel in twee groepen: de 32nd Brigade
bevrijdt de gemeenten op de as Doornik-Leuze-Ath-Edingen-Halle, de 5th Brigade de
gemeenten op de as Doornik-Lessen-Ninove. Reeds op 4 september, omstreeks 19.45u
bereiken de eerste geallieerde voertuigen de Belgische hoofdstad.369 Deze snelle opmars is
kenmerkend voor de bevrijding van België: op 1 november 1944, om 20.30u verklaart
minister van Binnenlandse Zaken Edmond Ronse dat het Belgische grondgebied officieel
volledig bevrijd is. Dat de oorlog echter nog niet definitief afgelopen is, blijkt uit de
alomtegenwoordige dreiging van de Duitse Vergeltungs-bommen en het von Rundstedtoffensief dat op 16 december 1944 losbarst in de Ardennen.370 Bovendien wordt de eerste
uitzinnige vreugde van de bevrijding al snel getemperd door de erg lage rantsoenen en de
grote sociaal-economische problemen die het gevolg zijn van vier lange oorlogsjaren. 371 De
zwarte markt floreert als nooit tevoren en de regering wordt geconfronteerd met problemen in
de voedselvoorziening en een dreigende inflatie.
Het werkelijke machtscentrum van het bevrijde België ligt tot het officiële einde van
Wereldoorlog II bij de Supreme Headquarters of the Allied Expeditionary Forces (SHAEF) in
Brussel, onder leiding van de Britse generaal G.W. Erskine.372 Door de relatief snelle
bevrijding van de hoofdstad, keert de regering in ballingschap op 8 september terug uit
Londen. Enkele dagen later, op 14 september verkrijgt zij van het geallieerde opperbevel
opnieuw de macht over de burgerlijke administratie van het land.373 De bevolking is echter
367
P. Taghon, „België 44. De bevrijding.‟, Tielt, Lannoo, p. 20.
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, p. 268.
369
F. Balace, „La nuit la plus courte... La libération de Bruxelles.‟, In: F. Balace (red.), „Jours de guerre. Jours
libérés I.‟, Brussel, Gemeentekrediet van België, 1995, p. 65 & 67.
370
V. Dujardin & M. Van den Wijngaert, „Land zonder koning, 1939-1950.‟ In: M. Dumoulin, E. Gerard, M.
Van den Wijngaert & V. Dujardin, „Nieuwe Geschiedenis van België. Deel II: 1905-1950.‟, Tielt, Lannoo, 2006,
p. 1229.
371
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, p. 275.
372
E. Witte & A. Meynen (red.), „De geschiedenis van België na 1945.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2006,
p. 15.
373
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, p. 275.
368
niet erg enthousiast: men is ervan overtuigd dat de ministers uit Londen door hun lange
afwezigheid van het land en de bevolking vervreemd zijn en men gaat zelfs zover hen lafheid
te verwijten omdat ze niet samen met de Belgen de oorlog geleefd en beleefd hebben. De
regering Pierlot kampt dus met een groot legitimiteitsprobleem, hetgeen culmineert in haar
ontslag op 21 september. Op 26 september stelt eerste minister Hubert Pierlot zijn nieuwe
kabinet voor, waarin enkele communistische ministers en ook Achiel Van Acker zetelen.
Door de regering via deze partij en de persoon van Van Acker te linken aan het verzet (het
communistische verzet speelde gedurende de bezetting een grote rol in België en Van Acker
was zelf actief in het verzet), hoopt Pierlot enige legitimiteit bij de bevolking te winnen.374
Gezien het feit dat koning Leopold III nog steeds in krijgsgevangenschap gehouden wordt,
wordt prins Karel op 20 september verkozen tot regent van het land. Ondanks het feit dat
prins Karel zijn functie nauw ter harte neemt, slaagt hij er niet in zichzelf als een echte
leidersfiguur te profileren.375
Het gebrek aan legitimiteit van de regering en de zwakke positie van het interim-staatshoofd
zorgen ervoor dat België in de eerste naoorlogse maanden niet kan rekenen op een sterk
centraal gezag dat op een efficiënte manier de orde en het openbare leven kan herstellen.
Nochtans vormen deze twee elementen de absolute prioriteit voor de Belgische en de
geallieerde overheden. Op provinciaal en lokaal niveau heerst er vaak chaos en willekeur.
Vele collaborerende functionarissen en ambtenaren zijn gevlucht of worden uit hun functie
ontheven, waardoor er een machtsvacuüm ontstaat. Diegene die op post gebleven zijn of de
functies overnemen, weten vaak niet volgens welk wettelijk kader ze mogen en kunnen
handelen.
Het verzet profiteert in hoge mate van dit machtsvacuüm en gebrek aan wettelijk kader. Bij de
bevrijding heeft het verzet amper de rol kunnen spelen die het voor zichzelf weggelegd zag:
op het vlak van inlichtingen leverde het een grote verdienste aan de geallieerde legers, maar in
de werkelijke strijd om en verovering van het vaderland waren verzetsmensen zelden actief.
De Belgische regering weigert ook om in te gaan op de vraag van de geallieerden om het
verzet te betrekken in de verdere oorlog tegen de Asmogendheden. De regering erkent via het
ministerieel besluit van 13 september 1944 wel acht officiële verzetsgroepen, maar deze
tegemoetkoming wordt door de meeste verzetsgroepen als onvoldoende aanzien. Aangezien
de rijkswacht en de politie met een tekort aan manschappen en bewapening kampen, eigenen
374
V. Dujardin & M. Van den Wijngaert, „Land zonder koning, 1939-1950.‟ In: M. Dumoulin, E. Gerard, M.
Van den Wijngaert & V. Dujardin, „Nieuwe Geschiedenis van België. Deel II: 1905-1950.‟, Tielt, Lannoo, 2006,
p. 1234.
375
R. Emmery, „Prins Karel: leven in de schaduw van Leopold III.‟, Brussel, Manteau, 2007.
bepaalde verzetsleden zich de functie van ordehandhaver toe. Vaak zijn zij betrokken bij de
arrestatie en internering van van collaboratie verdachte personen en gaan zij zich te buiten aan
wreedheden tegen deze verdachten. Het gaat hierbij meestal om zogenaamde „verzetslui van
het laatste uur‟, die zich in de laatste oorlogsmaanden of zelfs na de bevrijding bij een
verzetsorganisatie aangesloten hebben en die van de wetteloosheid profiteren om persoonlijke
vetes uit te vechten of zich laten verleiden tot baldadigheden. Op 7 februari 1945 schetst
minister van Jusititie Maurice Verbaet in de Kamer de situatie van de eerste
bevrijdingsweken: „Heel spoedig hebben (we) gezien hoe de wettelijke overheden overmand
werden door onverantwoordelijke elementen, die slecht waren voorbereid voor een taak, die
ze op eigen gezag zichzelf hadden toegewezen en waarmee ze, door hun buitensporigheden
soms de glorie in het gedrang gebracht hebben van de mensen waarbij ze zich ten onrechte
hadden geassocieerd.‟376 Mark Van den Wijngaert beschrijft de septemberweerstanders als
„Een trein die alle stoplichten negeert en zich niet zomaar bruusk laat afremmen.‟ Zowel de
regering als de geallieerden proberen deze „trein‟ een halt toe te roepen en sporen aan op een
algemene ontwapening van het verzet. De meeste verzetsorganisaties gaan in op de
ontwapeningsoproep van generaal Eisenhouwer op 3 oktober 1944, maar bepaalde
groeperingen zoals het Onafhankelijkheidsfront weigeren. Pas eind november, na een aantal
uit de hand gelopen betogingen in Brussel, leggen zij de wapens neer.377
In volgende deelhoofdstukken zal worden nagegaan hoe de bevrijding van Borchtlombeek,
Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem verliep. Wanneer en door welke
legereenheden werden de gemeenten bevrijd? Was er sprake van een hartelijke ontvangst door
de bevolking of een groot volksfeest na de bevrijding? Welke rol speelden plaatselijke
verzetsbewegingen in de bevrijdingsdagen van september 1944?
1.1. Borchtlombeek
Gedurende de laatste bezettingsmaanden is het ook in de streek van Borchtlombeek duidelijk
dat er stilaan verandering op til is. De militaire bunkers in Wambeek (die als taak hebben
„naderende vijandelijke vliegtuigen te detecteren en er accurate informatie (type, uur,
snelheid et cetera) over in te winnen, vooraleer ze Brussel bereiken, en deze inlichtingen
376
W. Pauwels, „De bevrijdingsdagen van 1944. Honderd dagen tussen anarchie en burgeroorlog.‟, Antwerpen,
De Nederlanden, 1994, p. 17.
377
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, pp. 277-279.
meteen door te seinen naar verder gelegen stations in Duitsland, maar in de eerste plaats
naar de boven cirkelende jachtvliegtuigen, die dan als opdracht hebben de bommenwerpers te
intercepteren‟378, in de volksmond de Bieshoop genoemd) worden verschillende keren door
geallieerde vliegtuigen beschoten, een eerste maal op 25 mei en een tweede maal op 31
augustus 1944. Na de eerste aanval wordt de apparatuur niet meer hersteld en vangt men aan
met de geleidelijke evacuatie van het Duitse burgerpersoneel. Na de tweede aanval blazen ook
de Duitse militairen van de Bieshoop de aftocht langs de Assesteenweg.379
Aangezien er in Borchtlombeek zowel weinig expliciete verzets- als collaboratiedaden
werden gesteld, is het ook niet verwonderlijk dat er tijdens de laatste bezettingsmaanden geen
sprake was van een gespannen sfeer tussen beide kampen: „Men hoorde via-via dat er iets
stond te gebeuren, maar daar hebben wij hier niet veel van gemerkt!‟.380
Net zoals de plattelandsgemeenten Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem wordt
Borchtlombeek bevrijd via de as Doornik-Lessen-Ninove, die de 5th Brigade van het Britse
Guards Armoured Division in de vroege morgen van zondag 3 september 1944 voor haar
rekening genomen heeft. Vanop deze as (die min of meer gelijkloopt met de steenweg
Brussel-Ninove) scheuren verschillende groepen van Engelse soldaten zich af om de
nabijgelegen dorpen te bevrijden. Een van dergelijke groeperingen splitst af langs de
Assesteenweg en bevrijdt naast Borchtlombeek ook Wambeek en Ternat: „Het is hoogmiddag.
De stralende septemberzon blaakt in helderblauwe luchten. (…) Op deze voormalige
heerbaan, waarlangs tweedzuizend jaar geleden Caesars legioensoldaten noordwaarts
trokken, verplaatsen zich nu de bevrijdende geallieerde troepen, af en aan. In feite hebben ze
zonder veel tegenstand onze regio bereikt. (…) Langsheen de weg staan honderden juichende
mensen. En er komen er steeds méér aanlopen. Men klapt geestdriftig in de handen. Men
sleept bloementuilen aan. Belgische vlaggen worden bovengehaald.‟.381
In de gemeente blijven nog tot halverwege 1945 Britse troepen ingekwartierd, bij
particulieren en ook in de gemeentelijke jongensschool. De eerste euforie omtrent de
bevrijders ebt al gauw weg, wanneer blijkt dat deze van verre van onberispelijk gedrag zijn:
fruitbomen worden ongevraagd geplunderd, in de school wordt het aanwezige schoolmateriaal
378
F. Du Mong, „De laatste getuigen van de Tweede Wereldoorlog in Ternat. Herinneringen en verhalen.‟,
Ternat, Cultuurraad Ternat, 2005, p. 133.
379
F. Du Mong, „De laatste getuigen van de Tweede Wereldoorlog in Ternat. Herinneringen en verhalen.‟,
Ternat, Cultuurraad Ternat, 2005, pp. 197-198.
380
Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008)
381
F. Du Mong, „De laatste getuigen van de Tweede Wereldoorlog in Ternat. Herinneringen en verhalen.‟,
Ternat, Cultuurraad Ternat, 2005, p. 205.
„gestolen of moedwillig beschadigd‟ en bovendien zijn de ingekwartierde soldaten veelal
dronken.382
Gedurende de septemberdagen van 1944 duiken er ook in de gemeente Borchtlombeek een
aantal zogenaamde septemberweerstanders op. Deze worden door Georges Vierendeels op z‟n
Borchtlombeeks omschreven als „gestemannen‟, omdat ze wel een geweer in handen hebben,
maar zich niet in gevaarlijke situaties (bijvoorbeeld bij het opsporen van achtergebleven
Duitsers in de bossen) durven te mengen.
1.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek
Wanneer het nieuws van de landing van de geallieerden op de stranden van Normandië België
bereikt, verhuizen er een vijftal Vlaamse rexisten naar de gemeente Onze-Lieve-Vrouw
Lombeek. Volgens hun verklaringen zoeken zij in de gemeente bescherming bij Robert
Motteux en hopen zij onder zijn hoede te ontsnappen aan aanslagen van het verzet en
dergelijke.383
Via de Ninoofsesteenweg wordt ook de kleine gemeente Onze-Lieve-Vrouw Lombeek op
zondag 3 september 1944 door het Engelse bevrijdingsleger bevrijd. Normaal gezien was het
die dag kermis in het dorp, maar gezien de spanning rond de gebeurtenissen van de eerste
septemberdagen van 1944 gaat deze niet door.384 De Engelsen installeren op een weide van de
familie Van Cauwelaert een klein vliegveld, dat moet bijdragen tot de logistieke organisatie
voor de opmars van de geallieerde legers.385
Gedurende de bevrijdingsdagen wordt gemeenteraadslid Emiel Van Cauwelaert in zijn
hoedanigheid van inlichtingen-en actieagent voor het B.N.B. ingeschakeld om een
„gevaarlijke zending door de vijandelijke linies te brengen‟. Voor deze verdienste wordt hij na
de oorlog officieel erkend als inlichtingen- en actieagent.386
382
Gemeentearchief Borchtlombeek. Brieven DAD Claims-Hirings (3) (26/9/1945). De DAD Claims-Hirings is
een dienst die bemiddelde in het bekomen van vergoedingen voor schade en verliezen veroorzaakt door de
geallieerde legers.
383
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossier nummer:
1518/45/b , Arresten voor de Krijgsraad van Brussel: dossier nummer482/46, Zonder gevolg – Rechtbank van
Eerste Aanleg: dossiers nummer 8109/44 & 17591/46.
384
Privé-archief H. Van Herreweghen. „Aan mijne medeburgers!‟ (naoorlogs politiek pamflet R. Motteux).
385
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer
8109/44.
386
Defensie - Algemene Dienst Inlichtingen & Veiligheid - Sectie Archieven van de Strijdkrachten.
Erkenningsdossier Gewapende Weerstand: E. Van Cauwelaert.
1.3. Pamel
De laatste oorlogsmaanden verlopen in Pamel en omgeving bijzonder rusteloos. Het verzet in
de streek slaagt erin meer en meer succesvolle sabotageopdrachten en aanslagen te
organiseren. Een van de meest opzienbarende aanslagen betreft het opblazen van de spoorlijn
Denderleeuw-Ninove (even buiten Pamel, op het grondgebied van Okegem) in de nacht van
18 op 19 juli 1944.387 Enkele dagen later wordt Rufin De Duffeleer (volgens commandant
Coppens van de plaatselijke afdeling van het Geheim Leger en Onderluitenant Gheysels van
de lokale afdeling van het OMBR actief lid van beide verzetsgroeperingen) bij de bezettende
overheid verklikt als weerstander, op 11 augustus 1944 gearresteerd door de Gestapo en naar
Duitsland gevoerd, alwaar hij op 28 januari 1945 in het kamp van Neuengamme overlijdt.388
In het kader van de terreur en contra-terreur tijdens deze periode ontvangt Jean Borginon, een
vooraanstaande inwoner van Pamel, op 30 augustus 1944 een officieel Duits document waarin
staat dat hij wordt aangeduid als gijzelaar „ter bescherming van de nationaal-socialistische
kameraden‟.389
Wanneer de 5th Brigade van het Britse Guards Armoured Division op 3 september 1944 langs
de as Doornik-Lessen-Ninove richting Brussel oprukt, trekken ze ook door de gemeente
Pamel. De gemeente wordt zonder problemen bevrijd. De Engelse tanks worden door een
enthousiaste menigte langs de Ninoofsesteenweg toegejuicht.390 In het archief van de zusters
van Ledeberg wordt de bevrijding van Pamel als volgt beschreven: „Nadat de school twee
dagen was heropend had de triomfantelijke intocht der Geallieerden plaats. Pamel werd
onverwachts zonder slag of stoot bevrijd. Een ongehoorde geestdrift maakte zich van de
bevolking meester. Tot feestviering werd de school twee dagen gesloten.‟.391
Ook na de bevrijding blijft de Pamels bevolking een positieve houding ten opzichte van de
figuur van koning Leopold III hanteren. Dit blijkt ondermeer uit volgende vraag van kapelaan
Frans Van der Borght naar aanleiding van de Dag van de Dynastie op 15 november 1944:
„(…) dat de gelovigen die dag of de zondag daarop zouden communiceren en de H. Mis
bijwonen voor onzen verbannen koning en zijn familie, en tot welzijn van ons vaderland‟.392
387
s.n., „Na vijftig jaar: gedenkboek van de oorlog 1940-1945. Gesneuvelden, oudstrijders, concentratiekampen,
weerstanders.‟, Liedekerke, s.n, 1995, p. 107.
388
Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid - Dienst Oorlogsslachtoffers - Archief & Documentatiedienst.
Erkenningsdossier Politiek gevangene: R. De Duffeleer.
389
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nummer
115/49.
390
Interview met J.B. Vanopdenbosch (23/3/2008)
391
Website Hubert De Bolle & Roosdaal (http://www.hdbr.be/AZ/Z/OZCHRISSVoorlogen.htm), op 2/6/2008.
392
H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟,
DF-Klokje (Roosdaal), 26, 2001, p. 163.
1.4. Strijtem
In de aanloop naar de bevrijding van het grondgebied is er in Strijtem sprake van een
aantoonbare spanning tussen aanhangers van de verzetsgroeperingen enerzijds en aanhangers
van de collaboratieverenigingen anderzijds. De situatie is niet zo ernstig dat men kan spreken
van een sfeer van burgeroorlog
393
, maar desondanks is de terreur- en contra-terreurdreiging
voor alle betrokkenen niet te onderschatten. De eerste concrete aanwijzing voor deze spanning
kan men vinden in het gegeven dat oorlogsburgemeester Remi Wauters begin 1944 een
vergunning voor het dragen van een wapen aanvraagt. Als motivatie geeft hij op dat hij in
grote angst leeft voor een aanslag van het verzet. Ook de inschakeling van hulpagent Jozef
Beyl als persoonlijke lijfwacht van Wauters geeft blijk van de gespannen sfeer rond zijn
persoon.394 Verder worden slechts enkele weken voor de bevrijding van de gemeente, in de
nacht van 17 op 18 augustus 1944, vier jonge werkweigeraars uit Strijtem verklikt en door de
Gestapo aangehouden. Een van hen - Lucien De Braekeleer - kan ontsnappen, de anderen –
Désiré De Braekeleer, Theofiel De Pauw en Gustaaf Du Rang – worden met een van de
laatste transporten naar Duitsland gevoerd. Zij zullen alledrie in mei 1945 door de geallieerde
legers bevrijd worden en arriveren uiteindelijk op 15 juni 1945 opnieuw in Strijtem.395
Na de gemeente Pamel wordt ook Strijtem via de Ninoofsesteenweg door het Engelse
geallieerde leger bevrijd. Vanuit Strijtem trekken de soldaten naar Borchtlombeek en OnzeLieve-Vrouw Lombeek en verder naar Brussel.396
Naar aanleiding van de bevrijding besluit het gemeentebestuur op de eerste naoorlogse zitting
een officiële viering te organiseren: „Ten zeerste verheugd bij ‟s lands Bevrijding, hare
werkzaamheden in het openbaar te kunnen hervatten, besluit den gemeenteraad op te roepen
tot het Te Deum van dankzegging dat zondag aanstaande zal gezongen worden in de
parochiekerk.‟.397
Een van de verzetslieden van de plaatselijke groepering van het Geheim Leger beschrijft de
activiteiten van zijn groep tijdens de bevrijding van de regio als volgt: „Tijdens de bevrijding
393
Zie pagina 46
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer
4919/45.
395
L. Van Liedekerke, „Strijtem… Nu en altijd.‟, Sint-Kwintens-Lennik, Drukkerij Verhoeven, 1981, p. 113.
396
L. Van Liedekerke, „Strijtem… Nu en altijd.‟, Sint-Kwintens-Lennik, Drukkerij Verhoeven, 1981, p. 84.
397
Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van het schepencollege (19/7/1886-31/12/1952):
zitting van 7/9/1944.
394
traden wij actief op teneinde den terugtrekkenden vijand te ontwapenen. Een twintigtal
Duitsers werden ontwapend en gevangengenomen door onze groep.‟.398
1.5. Besluit
De gemeenten Borchtombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem worden allen
op zondag 3 september 1944 door troepen van de 5th Brigade van het Britse Guards
Armoured Division. In alle dorpen verloopt de bevrijding zonder veel weerstand: de meeste
Duitsers zijn reeds gevlucht en de enkelingen die zijn achtergebleven proberen zich zo
onzichtbaar mogelijk te maken. De infrastructuur van de gemeenten heeft dan ook niet veel te
lijden onder de bevrijdingsmanoeuvers en ook in de omgeving worden belangrijke bruggen en
dergelijke door de succesvolle strategie van het Geheim Leger gevrijwaard. Overal barst er,
net als in de rest van België, een groot volksfeest los, al zijn sommigen er nog niet helemaal
van overtuigd dat alles definitief achter de rug is.
Het plaatselijke verzet levert een grote bijdrage tot de bevrijding van de streek. De plaatselijke
groep „La Dinde‟ van het Geheim Leger en het OMBR zorgen ervoor dat de Denderbruggen
niet door de Duitsers worden vernietigd en dragen zo bij tot de snelle vooruitgang van de
geallieerde troepen. Verder spoort het Geheim Leger achtergebleven Duitse soldaten op,
ontwapent hen en brengt hen onder in krijgsgevangenkampen. Bovendien zijn verzetsmensen
uit de gemeenten (naast verzetslieden uit omliggende gemeenten) actief betrokken bij de
arrestatie van van collaboratie verdachte individuen. Achteraf hebben de verzetsleden uit de
gemeenten allemaal het gevoel dat ze actief hebben bijgedragen tot de bevrijding van het
grondgebied en de meesten zijn tevreden over de erkenning die ze daarvoor krijgen.
398
Defensie - Algemene Dienst Inlichtingen & Veiligheid - Sectie Archieven van de Strijdkrachten.
Erkenningsdossier Gewapende Weerstand: S. Heymans.
2. Repressie & epuratie
De Belgische regering in ballingschap nam gedurende de oorlogsjaren in Londen een aantal
voorbereidende maatregelen om collaborateurs na de oorlog voor hun „onvaderlands gedrag‟
te straffen. Reeds in oktober 1940 waarschuwde eerste minister Pierlot via een radiotoespraak
dat iedereen die in oorlogstijd zijn medewerking verleent aan de vijand daar na de oorlog
rekenschap voor zou moeten afleggen. In januari 1942 kwam men op de Sint-James
Conferentie tot een akkoord dat „de verantwoordelijken voor de misdaden tegen de
burgerbevolking door de georganiseerde rechtspraak‟ zouden worden berecht.399 Ook de
Commissie voor de Studie van de Naoorlogse Problemen (onder leiding van Paul Van
Zeeland) en het Hoog Commissariaat voor de Veiligheid van de Staat (onder leiding van
Walter Ganshof van der Meersch) bogen zich in Londen over de bestraffing van
collaborateurs.400 De regering vaardigde gedurende de oorlogsperiode eveneens een aantal
besluitwetten uit (zoals die van 17 december 1942, 5 mei 1944 en 8 mei 1944), ter aanvulling
van de artikels met betrekking tot collaboratie uit het Strafwetboek.
In de eerste dagen, weken en maanden na de bevrijding blijkt echter dat men onvoldoende is
voorbereid op de omvang en de ernst van de repressie. De regering had nooit verwacht dat het
aantal mogelijke verdachten van incivisme zo zou oplopen. Aanvankelijk dacht men in
Londen dat de repressie niet meer dan 800 à 900 personen zou treffen.401 Er worden echter
niet minder dan 405067 dossiers ingediend en al gauw blijkt dat justitie deze overvloed niet
aankan. Men kampt met een gebrek aan personeel, zodat men vaak jong en onervaren
personeel met te omvangrijke taken belast.402 Dit probleem wordt nog in de hand gewerkt
door het gebrek aan een sterk centraal gezag. Ook de politie en Rijkswacht kampen met
eenzelfde situatie: er zijn te weinig betrouwbare, gezagvolle en bewapende ordehandhavers
om de stroom aan verdachten, arrestaties en interneringen in goede banen te leiden.403 Geen
wonder dat het repressiefenomeen aanvankelijk het hele land in chaos en willekeur stort….
Traditioneel wordt de naoorlogse repressie ingedeeld in twee categorieën, met name de
straatrepressie en de wettelijke repressie.
399
F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 62.
B. Rzoska, „Zij komen allen aan de beurt, de zwarten. Het kamp van Lokeren 1944-1947.‟, Leuven,
Davidsfonds, 2000, p. 19.
401
F. Balace, „Les hoquets de la liberté.‟, In: F. Balace (red.), „Jours de guerre. Jours libérés II.‟, Brussel,
Gemeentekrediet van België, 1995, p. 78.
402
L. Huyse, K. Hoflack & M. Ruys, „Repressie en beeldvorming na de Tweede Wereldoorlog.‟, In: „Nieuwe
Encyclopedie van de Vlaamse Beweging.‟, Tielt, Lannoo, 1998, p. 2595.
403
F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 105.
400
De straatrepressie of volksrepressie kent twee pieken, met name na de bevrijding in september
1944 en na de ontdekking van de concentratiekampen en de daarmee gepaard gaande
gruwelen van het nazisme in mei 1945. De straatrepressie kenmerkt zich door een grote
willekeur, buitengerechtelijke arrestaties en interneringen, het volk dat zich massaal tegen
(vermeende) collaborateurs keert en de baldadigheden en plunderingen die daarmee gepaard
gaan. Desmond Morton, een Amerikaanse getuige, spreekt over „de bittere haat die de
gewone man voor de collaborateurs koestert‟.404 Als gevolg van het gebrek aan bewapening
en manschappen bij de ordediensten en het gebrek aan controle van een sterk centraal gezag,
komt de repressie in de eerste naoorlogse dagen vaak in handen van onbevoegde burgers en
verzetslieden (veelal van „het laatste uur‟) terecht, die zich te buiten gaan aan gewelddadige
wraakacties, onwettige arrestaties en interneringen en zware mishandelingen. In mei 1945, bij
de tweede golf van straatrepressie, is de problematiek van het machtsvacuüm opgelost, maar
ook dan grijpt de regering niet (tijdig) in om de verdachten de beschermen tegen dit soort
uitwassen van de repressie.405 De slachtoffers van de straatrepressie worden opgesloten in
geïmproviseerde interneringscentra (scholen, fabriekspanden, kampen,…). Officieel zijn er
170 van dit soort centra (meestal in handen van verzetsorganisaties zonder mandaat voor het
arresteren en interneren van verdachten) en al gauw barsten ze uit hun voegen. 406 Dat de
levensomstandigheden in deze centra erbarmelijk zijn, blijkt bijvoorbeeld uit een nota van
François-Louis Ganshof in verband met de interneringen in Oost-Vlaanderen van 15
november 1944: „Wing Commander Walser, chef van de Civil-Affairs afdeling te Gent, heeft
erg zijn beklag gedaan over de toestand waarin de geïnterneerden van Ninove zich bevinden.
Dit centrum kan niet méér dan honderd geïnterneerden bevatten. Ze leven er in
beklagenswaardige omstandigheden en er zijn er voor ‟t ogenblik meer dan driehonderd.‟.407
Geleidelijk aan slagen de wettelijke instanties erin de controle te veroveren en gaat de
straatrepressie over in de wettelijke repressie. Deze overgang verloopt echter niet zonder slag
of stoot: vaak ontstaan er incidenten tussen de Rijkswacht en het verzet in verband met de
bestraffing van collaborateurs, hetgeen soms (bijvoorbeeld in Denderleeuw) ontaardt in
404
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, p. 281.
405
L. Huyse, K. Hoflack & M. Ruys, „Repressie en beeldvorming na de Tweede Wereldoorlog.‟, In: „Nieuwe
Encyclopedie van de Vlaamse Beweging.‟, Tielt, Lannoo, 1998, p. 2590.
406
F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, pp. 119-120.
407
„Nota betreffende de interneringen in Oost-Vlaanderen, 15 november 1944.‟, In: W. Pauwels, „De
bevrijdingsdagen van 1944. Honderd dagen tussen anarchie en burgeroorlog.‟, Antwerpen, De Nederlanden,
1994, pp. 238-241.
rellen.408 Bovendien wordt er nog lang geknoeid met de voor de arrestatie en internering van
collaborateurs noodzakelijke documenten: bepaalde burgemeesters ondertekenen blanco
aanhoudingsbevelen, er wordt geen voldoende motivatie voor de arrestatie voorgelegd of er
worden aanhoudingen verricht op grond van anonieme getuigenissen. Naarmate de tijd
verstrijkt en de gerechtelijke instanties de situatie onder controle krijgen, verlopen de
arrestaties „meer overeenkomstig de wettelijke voorschriften en door hiertoe bevoegde en
opgeleide personen.‟.409
De wettelijke repressie kan men onderverdelen in vier categorieën, naargelang het soort
bestraffing en de uitvoerende overheidsinstantie. De krijgsraden en -hoven houden zich bezig
met de gerechtelijke bestraffing van wapendracht tegen België, verklikking, economische
collaboratie en zware vormen van politieke medewerking aan de vijand. De militaire
rechtbanken veroordelen 2940 personen tot de doodstraf (bij 242 terdoodveroordeelden
uitgevoerd), 2340 personen tot levenslange opsluiting, 3366 tot een gevangenisstraf van 15 à
20 jaar, 3253 tot 10 à 15 jaar, 9844 tot 5 à 10 jaar, 30750 tot minder dan 5 jaar en 500
personen tot een geldboete. De krijgsauditeurs en burgerlijke rechtbanken buigen zich over de
burgerlijke epuratie, „de verwijdering uit het openbare leven van politieke collaborateurs en
van de minder zware gevallen van militaire collaboratie‟. Ongeveer 43000 Belgen worden
door de krijgsauditeurs uit hun burgerrechten ontzet, na de beroepsprocedure bij de
rechtbanken van eerste aanleg en de hoven van beroep bleven ongeveer 20600 gestrafte
personen over. De nationale overheid wordt belast met de taak van administratieve en
politieke epuratie, waarbij men van incivisme beschuldigde ambtenaren, provincie- en
gemeenteraadsleden uitzuivert. In totaal werden vermoedelijk 10659 ambtenaren tot een
tuchtstraf veroordeeld, in het geval van 1263 onder hen volgt een schorsing en bij 7278
onmiddellijk ontslag. In de meeste Belgische gemeenten worden burgemeesters, schepenen
en/of gemeenteraadsleden geschorst of ontslagen. Verder wordt er op lokaal niveau (door
burgemeesters en politiecommissarissen) gebruik gemaakt van het weigeren van het Bewijs
van Burgertrouw aan verdachte individuen, waardoor deze onmogelijk op een normale wijze
kunnen deelnemen aan het openbare leven.410
Tenslotte voeren niet alleen overheid en justitie, maar ook andere instellingen, organisaties en
beroepsgroepen een interne epuratie door, bijvoorbeeld de Orde van advocaten, de Orde van
408
„Nota betreffende de verzetsbewegingen in Oost-Vlaanderen, 26 oktober 1944.‟, In: W. Pauwels, „De
bevrijdingsdagen van 1944. Honderd dagen tussen anarchie en burgeroorlog.‟, Antwerpen, De Nederlanden,
1994, pp. 216-219.
409
F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 101.
410
Cijfers en definities in verband met de wettelijke repressie komen allen uit volgend basiswerk: L. Huyse & S.
D‟Hondt, „Onverwerkt verleden: collaboratie en repressie in België 1942-1952.‟, Leuven, Kritak, 1994.
geneesheren, bepaalde politiek partijen (bijvoorbeeld de Belgische Socialistische Partij), het
Davidsfonds, tot zelfs bepaalde privé-ondernemingen en sportverenigingen.
In het begin wordt er geen onderscheid gemaakt tussen „zwart, pikzwart, halfzwart of
vermeend zwart‟, zoals de West-Vlaamse gouverneur ridder Pierre Van Outryve d‟Ydewalle
stelde.411 In de eerste maanden van de repressie en epuratie ligt de gemiddelde strafmaat dan
ook erg hoog. Dit veranderde pas in de tweede helft van het jaar 1945, wanneer men meer
rekening begint te houden met de verscheidenheid van collaboratie en betrokkenheid.412
Desondanks kent België in vergelijking met de omliggende landen een strenge repressie. De
oorzaak kan gevonden worden in het legitimiteitsprobleem van de eerste naoorlogse
regeringen: via de harde aanpak van collaborateurs hoopte de regering aan geloofwaardigheid
te winnen bij de Belgische bevolking.413 De regering weet zich ook gesteund door de publieke
opinie, die in het begin onverbiddelijk is voor het „zwarte gespuis‟. Het is wel belangrijk op te
merken dat deze strenge repressie zich niet louter op de Vlaamse collaborateurs concentreert:
de strafmaat varieert van parket tot parket, maar er zijn zeker geen opmerkelijke verschillen
tussen Vlaanderen en Wallonië waarneembaar.414 De zogenaamde anti-Vlaamse repressie
mag dan ook als een mythe beschouwd worden.415 Een andere belangrijke opmerking is dat de
publieke opinie achteraf de harde aanpak van weleer in vraag begint te stellen en pleit voor
meer vergevingsgezindheid ten opzichte van diegenen die „misleid‟ of onterecht verdacht
zijn.416
In wat volgt zal worden nagegaan in hoeverre het verloop van repressie en epuratie in de
verschillende gemeenten beantwoordt aan deze algemene situatieschets. Hoe verliep de
straatrepressie in de septemberdagen van 1944? Konden de wettelijke instanties hun gezag
enigszins handhaven of moesten zij de controle uit handen geven aan het verzet? Was er een
heropflakkering
van
het
straatgeweld
bij
de
terugkeer
van
personen
uit
de
concentratiekampen? Hoe reageerde de bevolking op de herwonnen vrijheid van
411
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, p. 282.
412
K. Hoflack, L. Huyse & P. Romijn, „Het spook van de collaboratie. De bestraffing en de perceptie van het
onvaderlands gedrag in België en Nederland.‟, Spiegel Historiael (Den Haag), 29 (3-4), 1994, p. 123.
413
B. Rzoska, „Zij komen allen aan de beurt, de zwarten. Het kamp van Lokeren 1944-1947.‟, Leuven,
Davidsfonds, 2000, p. 20.
414
J. Gotovitch & C. K (red.), „Het gewicht van het oorlogsverleden.‟, Gent, Academia Press, 2003, p. 2.
415
N. Wouters, „Oorlogsburgemeesters 40/44: lokaal bestuur en collaboratie in België.‟, Tielt, Lannoo, 2004, p.
574.
416
F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 68.
meningsuiting? Werden „zondaars‟ streng aangepakt of was men eerder vergevingsgezind?
Hoeveel personen werden opgepakt, geïnterneerd en uiteindelijk veroordeeld? Welke
verschillende strafmaten werden over de incivieken van de plattelandsgemeenten
uitgesproken? Bleven vele rechtzaken betreffende vermeende collaborateurs uiteindelijk
zonder gevolg?
2.1. Borchtlombeek
In Borchtlombeek worden tijdens de bevrijdingsdagen van september 1944 verschillende
collaborateurs aangehouden door een verzetsbeweging (vermoedelijk een groep van het
Geheim Leger „La Dinde‟): „Een tiental zwarten werd door de witte brigade thuis opgehaald,
op een vrachtwagen geladen en naar het gevang in Liedekerke gevoerd.‟.417 Volgens de
getuigen werden er nergens incivieken mishandeld of huizen geplunderd en verliepen de
eerste bevrijdingsweken relatief kalm. Uit de verzamelde gegevens blijkt dat 70 procent van
de Borchtlombeekse incivieken in september 1944 werd gearresteerd. Deze arrestaties werden
uitgevoerd door het verzet en telkens op bevel van de burgemeester. De overgrote
meerderheid van de aanhoudingsbevelen dateren van 11 en 12 september. Alle gearresteerden
worden overgebracht naar de Rijkswachtbrigade van Liedekerke en uiteindelijk geïnterneerd
in het kamp „Morette‟ in Asse. Bepaalde incivieken worden ook helemaal niet gearresteerd418,
of pas veel later omdat ze bijvoorbeeld het Duitse leger gevolgd zijn en pas in 1945 door de
geallieerden krijgsgevangen worden genomen419.
Het Belgische gerecht vervolgd 65 procent van de Borchtlombeekse collaborateurs voor
militaire collaboratie, 20 procent voor politieke collaboratie, 5 procent voor verklikking, 5
procent voor de combinatie politieke collaboratie en verklikking en 5 procent voor de
combinatie politieke, militaire en economische collaboratie. 25 procent van de aanklachten
wordt zonder gevolg geklasseerd, over 55 procent van de dossiers wordt een vonnis geveld
door de Krijgsraad van Brussel en over de overige 20 procent velt het Krijgshof een uitspraak.
De meerderheid van de zonder gevolg geklasseerde dossiers betreft aanklachten tegen
politieke collaborateurs. Op een uitzondering na worden alle militaire collaborateurs bestraft
met een gevangenisstraf, meestal tussen de 6 maanden en de vijf jaar en in twee uitzonderlijke
gevallen tussen de 10 en 14 jaar. Wat betreft de burgerlijke epuratie wordt 65 procent
417
Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008)
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel:
dossier nummer 49144/45.
419
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossier nummer
2160/46, 3124/46 & 3354/46.
418
levenslang van de rechten vastgelegd in artikel 123 6° ontzet, 35 procent voor een periode van
meer dan 20 jaar. Alle uitspraken worden in 1945 en 1946 gedaan.
2.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek
Ook in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek wordt de meerderheid van de incivieken (62 procent) in
de
septemberdagen
van
1944
gearresteerd.
Deze
arrestaties
gebeuren
door
de
Rijkswachtbrigade van Sint-Kwintens-Lennik en zonder aanhoudingsbevelen van een
dienstdoend burgemeester. Oorlogsburgemeester Robert Motteux zelf wordt door de
Rijkswacht „preventief aangehouden‟.420 In de bronnen wordt nergens melding gemaakt van
baldadigheden tegen de incivieken van Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.
De meerderheid van de Lombeekse collaborateurs wordt vervolgd wegens militaire
collaboratie (72 procent), een kleine minderheid voor politieke collaboratie (14 procent) en de
combinatie militaire en politieke collaboratie (eveneens 14 procent). Opvallend is dat meer
dan de helft (meer bepaald 62 procent) van alle aanklachten uiteindelijk zonder gevolg blijft.
Zo worden bijvoorbeeld oorlogsburgemeester Motteux en zijn kompanen Van Laethem en
Lanckmans enkel uit hun rechten ontzet (levenslang of voor meer dan 20 jaar). 13 procent van
Lombekenaren op de lijst van de Krijgsauditeur krijgt een gevangenisstraf van 1 tot 2 jaar,
nog eens 13 procent een gevangenisstraf van 3 tot 5 jaar en de overige 12 procent een
gevangenisstraf van 5 tot 9 jaar. 75 procent van de incivieken wordt levenslang uit de rechten
bij artikel 123
6°
van het Belgische Strafwetboek ontzet, de overige 25 procent voor een
periode van meer dan 25 jaar. De meeste uitspraken vinden plaats in het jaar 1946, met
uitzondering van een uitspraak in 1956 betreffende de buitenvervolgstelling van een inwoner
die na de Slag om Stalingrad als vermist werd opgegeven.421
2.3. Pamel
Gedurende de eerste bevrijdingsdagen worden er in de gemeente een aantal gevallen van
zogenaamde straatrepressie gesignaleerd. Een viertal jonge meisjes die tijdens de oorlog lid
waren van de Dietsche Meisjesscharen worden door de bevolking kaalgeschoren. Een huis
wordt volledig vernield en geplunderd. Burgemeester Jozef De Schepper slaagt er echter in de
420
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel:
dossier nummer 8109/44.
421
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel:
dossier nummer 1128/47.
verhitte gemoederen te bedaren, zodat een aantal (families van) collaborateurs aan dergelijke
traumatische gebeurtenissen kan ontsnappen.422
Ook de arrestatie van verdachte inwoners verloopt niet altijd zoals het hoort. Tijdens de eerste
dagen na de bevrijding is er een groep van het Geheim Leger „La Dinde‟ aanwezig om de
orde te handhaven en in samenwerking met de Rijkswachtbrigade van Liedekerke de
collaborateurs uit de gemeente te arresteren.423 Deze arrestaties vinden plaats op basis van
aanhoudingsbevelen die door burgemeester De Schepper worden uitgeschreven. Op 5
september worden de eerste incivieken gearresteerd, op 10 september volgen de anderen.
Wanneer op 11 september de weerstanders van de groep „La Dinde‟ de gemeente verlaten,
duiken er echter verzetsleden van het OMBR uit Ninove op. Op hun beurt voeren zij een
aantal arrestaties uit, maar deze zijn onwettig: ze vinden plaats zonder aanhoudingsbevel,
zonder medewerking van de Rijkswacht en bovendien over de provinciegrenzen heen. De
echtgenote van een van de gearresteerden beklaagt zich hierover bij de Procureur-Generaal:
„Ik vertrouw dat U niet langer zal verdulden dat para-militaire formaties het gezag van onzen
wettelijken burgemeester misprijzen, over de limitaties der provincieën heen treden en in
hunne onwetendheid daden stellen welke het gezond verstand van een goeden Belg niet kan
dulden.‟.424 Verschillende ooggetuigen verklaren dat de arrestanten worden mishandeld en in
bijzonder slechte omstandigheden worden opgesloten in de fabrieksgebouwen van BelgaMatch te Ninove.425 De wettelijk gearresteerden werden in de Rijkswachtkazerne van
Liedekerke gebracht en in afwachting van hun proces naar het interneringskamp „Morette‟ in
Asse ondergebracht. Dat de leefomstandigheden ook daar sterk te wensen overlieten en dat de
bewakers er hun macht misbruiken, blijkt uit een klacht van een moeder aan de Procureur des
Konings: „Wij kwamen in Asch, wij stonden aan de poort van ‟t gevang en wij kregen bevel
ons allen te verwijderen “Of ik schiet u allen dood” zegde een der wachters. Wij moesten met
onzen last terug naar huis. Zou den Heer Procureur door Zijne hooge tusschenkomst daar
geen einde kunnen aan maken?? De jongens die daar opgesloten zitten moeten allen kreveren
van honger, zoo verteld mijn zoon mij, indien zij van hun volk geen eeten mogen ontfangen en
wij mogen haast niets dragen!‟.426 Uiteindelijk zal haar zoon samen met een andere inwoner
422
Interview met J.B. Vanopdenbosch (23/3/2008)
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel. Zonder gevolg Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel: dossier nummer 13928/44.
424
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel:
dossier nummer 17058/44.
425
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel:
dossier nummer 4728/44.
426
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossier nummer
113/45. Zie bijlage 8 voor de volledige brief.
423
uit Pamel op een dag ontsnappen en naar huis gaan om er te eten en in een warm bed te
kunnen slapen. De volgende morgen vertrekt hij vrijwillig terug naar de „Morette‟, maar zijn
kompaan kiest ervoor onder te duiken en wordt enkele dagen gearresteerd.427
In totaal wordt 73 procent van de Pamelse collaborateurs in de september 1944 opgepakt.
61 procent van de Pamelse collaborateurs wordt vervolgd voor wapendracht tegen België, 23
procent voor politieke collaboratie, 4 procent voor economische collaboratie, 4 procent voor
verklikking en nog eens 4 procent voor de combinatie militaire collaboratie en verklikking.
De overige 4 procent (in de grafieken aangegeven met „?‟) betreft ouders die worden vervolgd
omdat hun minderjarige kinderen betrokken zijn bij de collaboratie. Deze personen worden
bestraft met levenslange burgerlijke epuratie. 35 procent van de collaborateurs wordt buiten
strafrechterlijke vervolging gesteld en wordt enkel levenslang over voor een periode van meer
dan 20 jaar burgerlijk geëpureerd. 42 procent krijgt van de Krijgsraad van Brussel
gevangenisstraffen van 9 maanden tot 5 jaar opgelegd. Het betreft stuk voor stuk militaire
collaborateurs. Enkele militaire collaborateurs en een economische collaborateur verschijnen
voor het Krijgshof van Brussel (23 procent) en worden veroordeeld tot de doodstraf (4
procent), levenslange hechtenis (4 procent) en 10 tot 14 jaar gevangenisstraf (12 procent). De
doodstraf betreft een Zivilfahnder die enkele dagen voor de bevrijding samen met zijn gezin
naar Duitsland vlucht en pas in 1947, wanneer hij reeds veroordeeld is tot dood met de kogel,
terugkeert naar België.428 Zijn doodstraf zal uiteindelijk niet worden uitgevoerd, maar
omgezet worden in een minder zware straf. Wat betreft de burgerlijke epuratie wordt 62
procent levenslang uit de rechten bij artikel 123
6°
ontzet, 15 procent voor een periode van
meer dan 20 jaar, 15 procent voor een periode van 10 tot 14 jaar en 8 procent voor een
periode van 3 tot 5 jaar. Het aantal uitspraken piekt opnieuw in de eerste naoorlogse jaren, met
name in 1945 en 1946.
2.4. Strijtem
In vergelijking met Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek en Pamel kent Strijtem een
zeer laag percentage in september 1944 gearresteerde collaborateurs. De oorzaak voor
dergelijk afwijkend cijfer ligt in het feit dat erg veel militaire collaborateurs uit Strijtem
enkele dagen voor de bevrijding (al dan niet vrijwillig) de formaties waartoe ze behoren naar
Nederland of Duitsland volgen. Deze militaire collaborateurs worden pas later door de
427
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossier nummer
113/45 & Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nummer 472/47.
428
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nummer 550/47
geallieerde troepen krijgsgevangen genomen.429 Op 11 september 1944 worden de eerste
collaborateurs door het verzet (welke groepering is niet geweten, men spreekt enkel van „de
witte brigade‟) opgepakt, naar de Rijkswacht van Sint-Kwintens-Lennik overgebracht en
uiteindelijk in het „Klein Kasteeltje‟ te Brussel geïnterneerd. Bij deze eerste arrestanten is ook
de leider van de plaatselijke VNV-afdeling en kandidaat-oorlogsburgemeeste Albert Van den
Spiegel.430 De overige kopstukken van het lokale VNV, burgemeester Remi Wauters en
schepen Petrus Breynaert worden door de dienstdoende burgemeester Louis De Backer
aangezet om zichzelf te gaan aangeven bij de Rijkswacht van Sint-Kwintens-Lennik: beiden
gaan hier op 16 september op in en worden aangehouden.431 Uit een anonieme brief aan de
Procureur des Konings, daterend van 17 september, van een inwoner uit Strijtem die naar
eigen zeggen „de mening van 95 procent van de bevolking‟ vertolkt, blijkt dat nog niet
iedereen helemaal tevreden is: „Lang bleven de inwoners kalm, aangezien er geen enkel huis
aangeraakt of beschadigd werd, nu echter worden hunne zenuwen op de proef gesteld, daar
ze meenen dat de regering al de verraders zou moeten doen aanhouden en opsluiten.‟.432 Op
20 september worden opnieuw een aantal collaborateurs gearresteerd (onder wie een notoir
propagandist van de Nieuwe Orde) door het verzet, maar deze gebeuren zonder officieel
aanhoudingsbevel.
In 59 procent van de gevallen betreft de aanklacht militaire collaboratie, in 29 procent
politieke collaboratie en in 12 procent ouders die ter verantwoording worden geroepen omdat
hun minderjarige kinderen bij Nieuwe Orde-formaties zijn gegaan. Ongeveer 24 procent van
de collaborateurs wordt buiten vervolging gesteld. Het gaat hier bijvoorbeeld om de VNV‟ers
die tijdens de bezetting in het gemeentebestuur infiltreerden en ook de meeste andere politiek
collaborateurs. Slechts twee politieke collaborateurs worden voor hun inbreuk vervolgd. Alle
militaire collaborateurs worden bestraft met een gevangenisstraf van 1 tot 5 jaar (in een geval
echter levenslange hechtenis) en levenslange ontzetting uit hun rechten. De ouders van
minderjarige incivieken worden eveneens levenslang uit deze rechten ontzet en daarbovenop
krijgt een van hen een gevangenisstraf van 6 maanden. 94 procent van de incivieken wordt
levenslang uit hun rechten ontzet, 6 procent voor een periode van 10 tot 14 jaar. De meeste
uitspraken worden gedaan in het jaar 1946.
429
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossiers
2128/46, 3097/46, 2368/46, 190/46, 3394/46, 155/46 & 2275/46.
430
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van
dossier nummer 739-740/46.
431
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van
dossiers nummer 4979/44 & 4919/45.
432
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van
dossiers nummer 4979/44 & 4919/45.
nummer
Brussel:
Brussel:
Brussel:
2.5. Besluit
De straatrepressie verloopt drie van de vier gemeenten erg rustig: enkel voor de gemeente
Pamel zijn er bewijzen dat incivieken werden gemolesteerd en de bevolking een huis van
collaborateurs plunderde. In Borchtlombeek en Pamel verliepen de arrestaties van verdachten
op georganiseerde wijze: het verzet werkte samen met de Rijkswachtbrigade van Liedekerke
en
handelde
volgens
de
door
de
respectievelijke
burgemeesters
uitgeschreven
aanhoudingsbevelen. In Strijtem en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek werden een aantal
incivieken door het verzet of de Rijkswacht van Sint-Kwintens-Lennik gearresteerd zonder
dergelijk bevel te kunnen voorleggen. Vermoedelijk heeft dit te maken met de organisatie van
het lokaal bestuur: zowel in Strijtem als in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek dienden de
oorlogsburgemeesters na de bevrijding uit hun functie te worden ontheven en verliep de
administratieve afhandeling van de repressie enigszins chaotisch (waardoor bepaalde
collaborateurs zonder wettelijk aanhoudingsbevel werden gearresteerd), terwijl in
Borchtlombeek en Pamel de burgemeesters hun greep op alle aspecten van de lokale situatie
stevig behielden. Jozef De Schepper, burgemeester van Pamel, slaagt er bijvoorbeeld ook in
de gemoederen van de bevolking tijdens de eerste bevrijdingsdagen te bedaren en nog meer
vormen van straatrepressie te voorkomen. Gemiddeld 67 procent van de incivieken uit de
gemeenten wordt tijdens de bevrijdingsdagen van september 1944 gearresteerd. Enkel in
Strijtem ligt het percentage heel wat lager, aangezien vele collaborateurs de gemeente met het
oog op de nakende bevrijding ontvlucht zijn.
De meerderheid van de incivieken op de lijst van de Krijgsauditeur wordt vervolgd wegens
militaire collaboratie (65 procent), gevolgd door politieke collaboratie (24 procent),
verklikking (3 procent), economische collaboratie (1 procent) en het toegestaan hebben dat
hun minderjarige kinderen tot Nieuwe Orde-formaties toetraden (3 procent). De overige 4
procent wordt vervolgd voor combinaties van collaboratievormen (politiek, militair,
economisch, sociaal of verklikking). 33 procent van de incivismedossiers wordt zonder
gevolg geklasseerd. Het betreft hier voornamelijk personen die verdacht worden van politieke
collaboratie, die wegens „onvoldoende bewijs‟ of „de geringe ernst van de bewezen feiten‟
buiten vervolging worden gesteld. Nagenoeg alle militaire collaborateurs worden door de
Krijgsraad of het Krijgshof van Brussel veroordeeld tot een gevangenisstraf. Een van hen
wordt bij verstek veroordeeld tot de doodstraf, gezien zijn verleden als verklikker van
werkweigeraars in dienst van de Zivilfahndungsdienst. Slechts een erg beperkt aantal militaire
collaborateurs - enkel diegene die als vermist werden opgegeven - wordt uiteindelijk buiten
vervolging gesteld. De strafmaat varieert tussen de minder dan 1 jaar (7 procent), 1 tot 2 jaar
(19 procent), 3 tot 5 jaar (24 procent), 5 tot 9 jaar (6 procent), 10 tot 14 jaar (7 procent),
levenslang (3 procent) en de doodstraf (1 procent). Het is opvallend dat de militaire
collaborateurs gemiddeld het zwaarst gestraft worden: zelfs personen die na enige tijd uit
Nieuwe Orde-formaties deserteerden worden na de oorlog veroordeeld tot zware
gevangenisstraffen. Wat betreft de burgerlijke epuratie wordt 70 procent van de incivieken
levenslang uit de rechten bij artikel 123 6° ontzet, 20 procent voor een periode van meer dan
20 jaar, 7 procent voor een periode van 10 tot 14 jaar en 3 procent voor een periode van 3 tot
5 jaar. Vooral politieke en militaire collaborateurs worden levenslang burgerlijk geëpureerd.
3. Herstel & reïntegratie
De Belgische economie herstelt zich relatief snel van de crisis waarin heel Europa door de
Tweede Wereldoorlog verkeert. De overheid neemt in het najaar van 1944 twee maatregelen
die in belangrijke mate bijdragen tot dit „Belgische Mirakel‟. Als eerste gaat men in oktober
1944 onder leiding van minister van Financiën Camille Gutt van start met een monetair
saneringsplan om het geldoverschot dat gedurende de bezettingsperiode ontstaan is weg te
werken. De zogenaamde operatie-Gutt blijkt al snel een zegen voor de heropbloei van de
economie. Een tweede maatregel bestaat erin aan de hand van de besluitwet van 28 december
1944 een systeem van verplichte sociale zekerheid in te voeren, dat aan de grondslag ligt van
de verzorgingsstaat. In vergelijking met de buurlanden komt de (verouderde) Belgische
infrastructuur relatief ongeschonden uit de oorlog. Dat het verzet er in samenwerking met de
geallieerden voor zorgt dat de Antwerpse haven ongedeerd uit het strijdgewoel van de
bevrijdingsdagen komt, is van groot belang voor het economische herstel. De
voedselvoorziening blijft echter zeer problematisch en pas na mei 1945 komt hier stilaan
verandering in. Tussen 1946 en 1948 worden de rantsoeneringsmaatregelen stilaan
afgebouwd.433
Op het sociale, menselijke niveau herstelt het land zich heel wat minder goed…
Voor personen die verdacht worden van collaboratie en hun familie is het bijzonder moeilijk
om zich te reïntegreren. Vaak worden hele gezinnen van collaboratie verdacht, worden
kostwinners tot een gevangenisstraf veroordeeld en kinderen geplaatst of naar weeshuizen of
heropvoedingsinstellingen gestuurd, wordt men gedwongen te verhuizen of krijgt men een
beroepsverbod, wordt men uitgesloten van een bewijs van burgertrouw,…. Velen belanden
aldus op de rand van de afgrond, zowel op financieel (Frans Seberechts spreekt over „zwarte
armoede‟
434
) als maatschappelijk vlak. Dat het debat rond de repressie en heropvoeding van
collaborateurs plaatsvindt op het woelige strijdtoneel van de tweede helft van de jaren 1940 met actoren als de Koningskwestie, de bevrijding van de concentratiekampen, de
voortdurende strijd tegen de Asmogendheden op wereldschaal, de globale economische crisis,
de lokale politieke machtsstrijd,…-, bemoeilijkt de reïntegratie des te meer: „In België is de
bestraffing van collaborateurs al een halve eeuw lang de inzet van partijpolitieke strijd. (…)
433
V. Dujardin & M. Van den Wijngaert, „Land zonder koning, 1939-1950.‟ In: M. Dumoulin, E. Gerard, M.
Van den Wijngaert & V. Dujardin, „Nieuwe Geschiedenis van België. Deel II: 1905-1950.‟, Tielt, Lannoo, 2006,
p. 1234.
434
F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 175.
Politisering en polarisering hebben in België een adequate herintegratie van de
collaborateurs verhinderd.‟435. De verdachten kunnen op weinig steun rekenen, aangezien
zelfs vrienden, buren en familie vrezen als medeplichtige te worden beschouwd. Steuncomités
als dat van de senator De Beuckelaere uit Ninove zijn eerder zeldzaam.436 Als gevolg van dit
gebrek aan hulp en opvang zoeken de slachtoffers steun bij elkaar en organiseren zij zich in
verenigingen als het Comité voor Recht en Naastenliefde, het Berkenkruis, de
Broederbond,…, hetgeen een geslaagde herintegratie nog meer bemoeilijkt.437
Een andere probleemgroep wat betreft de sociale herintegratie wordt gevormd door de
overlevenden van de concentratiekampen. Naast verregaande fysieke problemen als gevolg
van de ondervoeding en dwangarbied, kennen zij ook zware mentale problemen als gevolg
van de traumatische ervaringen die zij meegemaakt hebben. De meerderheid van hen kan
verre van ongedwongen genieten van de herwonnen vrijheid en velen van hen sterven een
vroegtijdige dood.438
Ook bepaalde verzetsleden hebben na de Tweede Wereldoorlog moeite met hun sociale
positie. Door hun geringe rol bij de bevrijding van het land en de uitspattingen van sommige
verzetsmensen tijdens de straatrepressie, krijgen de verzetslui van het eerste uur dikwijls niet
de erkenning waarop ze hoopten. In bepaalde dorpen is er zelfs sprake van een groter
misprijzen van de bevolking ten opzichte van de wandaden van verzetslieden van het laatste
uur, in vergelijking met de „misleide‟ collaborateurs.439
De eerste naoorlogse nationale verkiezingen worden op 17 februari 1946 georganiseerd, op
basis van zogenaamde gezuiverde lijsten. Iedereen die verdacht wordt van incivisme wordt
van de kandidaatslijsten geschrapt en de collaborerende partijen VNV en Rex worden na de
bevrijding opgedoekt. Ook de kieslijsten worden uitgezuiverd: zowat 300000 Belgen
verliezen hun stemrecht, hetgeen een duidelijk numeriek effect op de verkiezingsuitslag
teweegbrengt.440
De katholieken (vanaf 1945 verenigd in de nationale Christelijke
Volkspartij (CVP)) en socialisten (de vroegere Belgische Werkliedenpartij (BWP) wordt
435
K. Hoflack, L. Huyse & P. Romijn, „Het spook van de collaboratie. De bestraffing en de perceptie van het
onvaderlands gedrag in België en Nederland.‟, Spiegel Historiael (Den Haag), 29 (3-4), 1994, p. 130.
436
„Nota betreffende de interneringen in Oost-Vlaanderen, 20 september 1944.‟, In: W. Pauwels, „De
bevrijdingsdagen van 1944. Honderd dagen tussen anarchie en burgeroorlog.‟, Antwerpen, De Nederlanden,
1994, pp. 124-129.
437
F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 150.
438
M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,
2004, p. 287.
439
Mini-colloquium „Lokeren tijdens de Tweede Wereldoorlog‟ (Lokeren, 21/4/2007)
440
E. Witte & A. Meynen (red.), „De geschiedenis van België na 1945.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2006,
p. 29.
hervormd tot de Belgische Socialistische Partij (BSP)) behouden hun overmacht van voor de
oorlog, terwijl de communisten - die in sterke mate profiteren van de populariteit van de
communistisch geïnspireerde verzetsgroepen - 23 zetels behalen.441
Op lokaal niveau worden de eerste naoorlogse verkiezingen uitgesteld tot 24 november 1946.
Het herstel van de legitimiteit van de lokale gezagsdragers en het garanderen van de
bestuurlijke continuïteit zijn voor de overheid prioritair. Lokale mandatarissen die na de
bevrijding in opspraak zijn gekomen, worden door de gouverneur of arrondissementscommissaris „bij ordemaatregel‟ geschorst. Ook te oude, ongeschikte, ongewenste en vermiste
burgemeesters vallen deze maatregel ten deel.442 In de aanloop van de gemeenteraadsverkiezingen speelt de context van de Tweede Wereldoorlog een grote rol: kandidaten
beschuldigen elkaar van „fout‟ gedrag tijdens de bezetting, het „goed bestuur‟ van de eigen
kandidaten wordt extra in de verf gezet,…. Wat betreft de uitslag van de lokale verkiezingen
is er structureel een grote continuïteit ten opzichte van de laatste vooroorlogse
gemeenteraadsverkiezingen van 1938 waarneembaar: de CVP en de lokale lijsten scoren erg
goed,
de
laatste
hoofdzakelijk
in
landbouwgemeenten
met
een
plaatselijke
verkiezingsgestalte.443 Wat betreft het politiek personeel is er echter geen sprake van een
dergelijke continuïteit: na de verkiezingen van 1946 zijn er niet zoveel gevestigde waarden en
meer nieuwkomers binnen de gemeenteraad als na de verkiezingen van 1938. Algemeen stelt
men ook een gevoelige verjonging van de leden van de gemeenteraad vast, alhoewel dit
volgens het onderzoek van Guy Naudts in Brabant enkel voor de burgermeestersfunctie
waarneembaar is.444 Terwijl de verkiezingsuitslag van de nationale verkiezingen begin 1946
nog duidelijk beïnvloed werd door het prestige van het verzet, is daar bij de
gemeenteraadsverkiezingen later dat jaar nog weinig van te merken: „The occupation did not
create a new local elite, powered by the Resistance: the postwar generation of local
administrators came from the same political networks as their predecessors.‟.445
441
V. Dujardin & M. Van den Wijngaert, „Land zonder koning, 1939-1950.‟ In: M. Dumoulin, E. Gerard, M.
Van den Wijngaert & V. Dujardin, „Nieuwe Geschiedenis van België. Deel II: 1905-1950.‟, Tielt, Lannoo, 2006,
p. 1129.
442
N. Wouters, „Oorlogsburgemeesters 40/44: lokaal bestuur en collaboratie in België.‟, Tielt, Lannoo, 2004, p.
568.
443
G. Naudts, „Verandering en continuïteit van het politiek personeel: burgemeesters en schepenen in de
provincie Brabant van 1938 tot 1947.‟, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1992, p. 134.
444
G. Naudts, „Verandering en continuïteit van het politiek personeel: burgemeesters en schepenen in de
provincie Brabant van 1938 tot 1947.‟, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1992, pp. 149-161.
445
N. Wouters, „New order and good government: municipal administration in Belgium, 1938-1946.‟,
Contemporary European History (Cambridge), 13(4), 2004, p. 406.
Aldus kunnen we besluiten dat België zich na de Tweede Wereldoorlog structureel - op vlak
van politieke en administratieve instellingen, infrastructuur en economie - zeer goed herstelde
van de diepe crisissituatie, terwijl individueel gezien - op het niveau van de persoonlijke
levenssfeer - eerder sprake was van desintegratie: bepaalde groepen vonden niet langer hun
plaats binnen de maatschappij, nieuwe machthebbers traden op de voorgrond,….
In hoeverre herstelden de gemeenten Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en
Strijtem van de Tweede Wereldoorlog? Was er zware schade aan de gemeentelijke
infrastructuur? Waren er ook hier grote problemen in de voedselvoorzienig? Hoe verliep de
herintegratie van personen beticht van collaboratie in de verschillende gemeenten? Werden zij
opnieuw aanvaard of zagen zij zich genoodzaakt om ergens anders een nieuw leven op te
bouwen?446 Zochten zij contact met elkaar? Hoe keek men na de gebeurtenissen tijdens de
oorlog en de eerste bevrijdingsweken aan tegen het verzet? Konden zij op enige sympathie
van de bevolking rekenen of niet? In hoeverre is er na de bezetting sprake van bestuurlijke
continuïteit? Zorgden de gemeenteraadsverkiezingen van 24 november 1946 voor een
politieke aardverschuiving of kon de vertrouwde, vooroorlogse politieke elite van de
gemeenten het vertrouwen behouden?
3.1. Borchtlombeek
Zoals reeds werd aangehaald, heeft Borchtlombeek vooral als gevolg van de
troepeninkwartieringen na de bevrijding vrij veel schade aan publieke en particuliere
gebouwen opgelopen. De gemeente en andere eigenaars worden hiervoor vergoed door de
DAD Claims-Hirings van het SHAEF.447
De bevolking van Borchtlombeek toont relatief veel begrip voor de personen die op de lijst
van de Krijgsauditeur komen te staan: slechts tegenover 15 procent van de gevallen nemen zij
een negatieve houding aan, terwijl de meerderheid op veel begrip (45 procent) of een eerder
onverschillige houding (40 procent) kan rekenen. Men is na de repressie bijzonder
vergevingsgezind voor de jonge mannen die door toetreding tot organisaties als de Vlaamse
Wacht en dergelijke tegen artikel 113 van het Strafwetboek gezondigd hebben. Vele buren en
446
Alle informatie om op deze vraag een antwoord te kunnen geven werd gehaald uit de statistische analyse van
de gegevens uit de incivismedossiers. Na het lezen van de getuigenverklaringen en dergelijke binnen deze
dossiers, werd een bepaalde „begripswaarde‟ (positief, negatief of gelijk) van de omgeving naar de persoon toe
toegekend. Verder werd ook nagegaan in hoeverre men een vervroegde vrijlating of eerherstel verkreeg en of de
personen erin slaagden zich succesvol in de dorpsgemeenschap te herintegreren. Zie bijlage 7 voor het grafisch
materiaal van deze analyse.
447
Gemeentearchief Borchtlombeek. Brieven DAD Claims-Hirings (3) (26/9/1945).
kennissen, maar ook burgemeester Van Wilderode verklaren dat velen van hen dit louter „uit
armoede‟ en „om den brode‟ deden en het land nooit vijandig gezind zijn geweest. Voor de
politieke collaborateurs toont men heel wat minder begrip. Wanneer VNV-schepen Theofiel
Van Lierde in het voorjaar van 1945 wordt vrijgelaten, komt er al gauw heel wat protest: „Uit
onderzoek gedaan te Borchtlombeek is gebleken dat de menschen schande spreken over de
invrijheidstelling van Van Lierde en het ware wenschelijk, zoowel voor belanghebbende als
voor de onrust in de gemeente te voorkomen Van Lierde opnieuw te interneren.‟. Enkele
dagen later wordt aan deze oproep gevolg gegeven en wordt Van Lierde opnieuw
geïnterneerd.448 Wanneer men deze resultaten bekijkt, is het dan ook niet verwonderlijk te
kunnen vaststellen dat de overgrote meerderheid (85 procent) van de van incivisme
beschuldigde Borchtlombekenaren erin slaagt zich succesvol in de gemeente te herintegreren.
Ook de getuigen verklaren dat men het collaboratieverleden van sommige inwoners na de
oorlog meestal snel liet rusten.449 Slechts 20 procent van de (vermeende) collaborateurs krijgt
echter officieel eerherstel.
De septemberweerstanders die bij de bevrijding overal in de gemeente opduiken, kunnen op
weinig sympathie rekenen. Het wordt hun verweten dat ze tijdens de oorlog nergens te
bespeuren waren en tijdens de bevrijding „wat met een geweer staan te zwaaien, zonder
dichtbij te durven komen in gevaarlijke situaties‟.450
Het schepencollege herneemt haar activiteiten op 6 september 1944. De eerste naoorlogse
beslissing van burgemeester Jozef Van Wilderode en de tijdens de bezetting aan de kant
geschoven schepenen Arthur Bastaerts en Theofiel Van den Berghe bestaat erin het mandaat
van de door toedoen van het VNV benoemde gemeentesecretaris Leo Callebaut te beëindigen
en de functie opnieuw aan Petrus De Vos toe te wijzen.451 Enkele dagen later zal De Vos
tijdens de eerste naoorlogse zitting van de gemeenteraad zijn taak hernemen.452 Begin 1945
zal VNV-schepen Theofiel Van Lierde, die gedurende de bevrijdingsdagen werd geïnterneerd
en op de lijsten van de Krijgsauditeur werd geplaatst, zijn officieel ontslag als
gemeenteraadslid indienen.453
448
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nummer
1193/46.
449
Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008)
450
Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008)
451
Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van het schepencollege (8/5/194329/10/1964): zitting van 6/9/1944.
452
Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964):
zitting van 8/9/1944.
453
Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964):
zitting van 2/2/1945.
In de aanloop naar de eerste naoorlogse gemeenteraadsverkiezingen, wordt ook in
Borchtlombeek werk gemaakt van het schrappen van veroordeelde personen. Opvallend is dat
er naast de bestrafte collaborateurs minstens evenveel mensen van de kiezerslijsten worden
geschrapt omdat ze tijdens of na de bezetting veroordeeld zijn voor het niet voldoen aan
verplichte leveringen, sluikslachten, illegaal stoken,….454 Bij de gemeenteraadsverkiezingen
van 24 november 1946 komen twee lijsten van plaatselijk belang en zonder politieke kleur op.
Lijst 1 (van de Zwarten) behaalt vijf zetels en kent deze toe aan Jozef De Wever, Albert
Geeroms, Victor D‟Hoe, Frans Leemans en René Clottemans. Lijst 2 (van de Witten) verovert
vier zetels, met name voor Frans Van Vaerenbergh, Jozef Guldemont, Emiel De Mot en
Theofiel De Smet. Aangezien burgemeester Jozef Van Wilderode – samen met eerste en
tweede schepen Bastaerts en Van den Berghe - vooraf zijn ontslag uit de gemeentepolitiek
heeft aangekondigd, wordt Jozef De Wever (35 jaar, ingenieur-professor aan de Hogeschool
Gent) aangeduid als zijn opvolger.455 Zijn lijstgenoten Albert Geeroms en Victor D‟Hoe
worden respectievelijk tot eerste en tweede schepen verkozen.456 Het is belangrijk op te
merken dat het nieuwe gemeentebestuur nagenoeg volledig uit nieuwkomers bestaat: enkel
Albert Geeroms oefende reeds eerder het mandaat van gemeenteraadslid uit. Het lokaal
bestuur wordt ook opmerkelijk verjongd, vooral wat betreft het schepencollege ligt de
gemiddelde leeftijd een stuk lager in vergelijking met het vorige college. Geen enkele van de
gemeenteraadsleden is tijdens of na de Tweede Wereldoorlog in opspraak gekomen. Geen van
hen heeft een verleden als lid van een collaboratie- of verzetsgroepering.
3.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek
Aangezien het oorlogsbestuur van de gemeente Onze-Lieve-Vrouw Lombeek gedurende de
bezetting - met steun van de bezettende overheid – tal van verfraaiings-, onderhouds- en
openbare werken heeft uitgevoerd en er tijdens de oorlogsdagen weinig schermutselingen
hebben plaatsgevonden, heeft de infrastructuur weinig te lijden gehad tijdens de Tweede
Wereldoorlog en hoeft er nagenoeg niets hersteld te worden.
Uit de statistische analyse van de incivismedossiers blijkt dat men na de Tweede
Wereldoorlog een zeer positieve houding aannam tegenover de van incivisme beschuldigde
454
Gemeentearchief Borchtlombeek. Herziening kiezerslijsten van kracht op 1/5/1946: Lijst der geschrapte
kiezers. & Lijst der geschrapte kiezers (18/7/1946).
455
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 49: Borchtlombeek (1946-1976):
Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (2/1/1947).
456
Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964):
zitting van 25/1/1947.
dorpsgenoten (62 procent positief, 38 procent onverschillig). Een van de onderzoekers geeft
daarvoor volgende verklaring: „Nadere inlichtingen hebben wij niet kunnen bekomen want in
de gemeente Lombeek wil er niemand een verklaring geven over deze persoon om de
eenvoudige reden dat bijna al de inwoners hevige rexisten waren voor den oorlog en
gedurende de bezetting ook pro-Duitschers waren.‟.457 Slechts 13 procent van de
beschuldigden wordt langdurig geïnterneerd en de meerderheid wordt volledig buiten
vervolging gesteld. Ondanks de aanvankelijke steun voor de incivisten slaagt slechts de helft
van hen erin zich opnieuw in de dorpsgemeenschap te integreren. In de aanloop naar de
gemeenteraadsverkiezingen van november 1946 duiken er geruchten op als zouden Motteux,
Lanckmans en Van Laethem (die als gevolg van de burgerlijke epuratie van het (ver-)
kiesrecht ontzegd werden) en hun voormalige aanhangers zich opnieuw in een zogezegd
apolitieke organisatie groeperen om binnen de gemeente toch een zeker „machtsblok‟ te
creëren.458 Vermoedelijk betreft dit louter verkiezingspropaganda van de Bokken om de lijst
van de Geiten (waarvoor de echtgenote van Motteux opkomt) in een slecht daglicht te stellen.
Het gerecht opent wel opnieuw een onderzoek naar een inwoner die aanvankelijk buiten
vervolging werd gesteld, maar er in 1946 van verdacht wordt een hulpnetwerk voor
ondergedoken collaborateurs te hebben opgezet.459
Op 6 september 1944 wordt de gemeenteraad in aanwezigheid van Petrus Lanckmans, Jozef
Van Laethem, Cyriel Schets, Petrus Tielemans en René Tielemans opnieuw in werking
gesteld.460 Daarna zal het schepencollege van Robert Motteux, Lanckmans en Van Laethem
door de hogere overheid worden geschorst en vervangen door Emiel Van Cauwelaert, Schets
en Petrus Tielemans. Tijdens hun eerste zitting in december 1944 beslissen zij de R.
Motteuxstraat opnieuw om te dopen tot de Koollochtingsstraat.461
De (beperkte) bestraffing en uitzuivering van bijna alle vooraanstaande Geiten, kan de
kenmerkende, bijzonder strijdvaardige dorpspolitiek in de gemeente niet bekoelen. Naar
aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen barst de strijd tussen Bokken en Geiten
opnieuw in alle hevigheid los. Ondanks het feit dat personen als Joanna Van Bulck
457
Archief Krijgsaudioraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer
65965/45.
458
Archief Krijgsaudioraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer
8109/44.
459
Archief Krijgsaudioraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer
17591/46.
460
Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad
(12/9/1926-15/11/1953): zitting van 6/9/1944.
461
Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van het schepencollege
(27/6/1921-21/11/64): zitting van ?/12/1944.
(echtgenote Motteux) en Louis Heremans in 1945 door het gemeentebestuur van de kieslijst
worden geschrapt
462
, stellen zij zich in 1946 voor als kandidaat-gemeenteraadslid. Naar
aanleiding van de kandidatuur van zijn echtgenote, publiceert Robert Motteux een pamflet
waarin hij zijn politieke ambt verdedigt, het bestuur van de Van Cauwelaerts volledig
afbreekt, het lidmaatschap van kandidaat-burgemeester Emiel Van Cauwelaert van het BNB
fel betwist en de mensen oproept voor zijn echtgenote te stemmen.463 Joanna Van Bulk komt
samen met Jozef Leemans en Frans Ringoet op voor de katholieke Lijst 2 van de Geiten, die
uiteindelijk drie zetels verovert. De Bokken Emiel Van Cauwelaert, Maurice Wastiels, Petrus
Tielemans en Frans Tielemans komen op onder de christen-democratische Lijst 1 en behalen
met vier zetels de meerderheid. Louis Heremans komt als enige op voor Lijst 3, maar wordt
niet verkozen.464 Gewezen verzetslid Van Cauwelaert wordt verkozen tot burgemeester,
Wastiels en Petrus Tielemans tot schepenen. Frans Tielemans, Van Bulck, Leemans en
Ringoet worden benoemd tot gemeenteraadslid.465 Ook hier is het voor de meerderheid van de
bestuursleden de eerste maal dat ze een politiek mandaat vervullen. De gemiddelde leeftijd
van de gemeenteraadsleden ligt vijf jaar lager dan in 1938.
3.3. Pamel
In Pamel slaagt 77 procent van de van incivisme beschuldigde personen erin zich na een
vrijlating (in 34 procent van de gevallen vervroegd) of buitenvervolgstelling (35 procent) te
herintegreren binnen de dorpsgemeenschap. Dit relatief hoge cijfer wordt grotendeels
verklaard door de positieve houding van de bevolking ten opzichte van de beschuldigden: 35
procent kan op veel begrip rekenen, 42 procent op een eerder onverschillige houding en
slechts 23 procent krijgt heel weinig of geen begrip. Volgens een getuige uit Pamel werden
inwoners met een collaboratieverleden in de eerste maanden na de Tweede Wereldoorlog
gemeden, maar werd men al gauw vergevingsgezinder.466 Slechts twaalf procent van de
incivieken verkrijgt later eerherstel.
Na de bevrijding blijft het lokaal bestuur van de gemeente Pamel min of meer hetzelfde:
burgemeester Jozef De Schepper mag van de hogere overheden in functie blijven aangezien
462
Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van het schepencollege
(27/6/1921-21/11/64: zitting van 5/12/1945.
463
Privé-archief H. Van Herreweghen. „Aan mijne medeburgers!‟ (naoorlogs politiek pamflet R. Motteux).
464
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. Staat van voordracht van kandidaten
voor het ambt van burgemeester (6/3/1947).
465
Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad
(12/9/1926-15/11/1953): zitting van 10/3/1947.
466
Interview met J.B. Vanopdenbosch (23/3/2008)
„zijn houding tijdens de bezetting geen aanleiding gegeven heeft tot klachten of ongunstige
opmerkingen‟ en ook de eerste en tweede schepen mogen hun ambt zonder problemen
hernemen.467 Toch is er vanaf het jaar 1946 ook een duidelijke verandering in de Pamelse
gemeentepolitiek waarneembaar. Bij de lokale verkiezingen van november komen er deze
keer drie lijsten van lokaal belang op in plaats van de traditionele Doempers en Mettes. De
derde alternatieve lijst is een initiatief van Martha Vermont-Hellinckx, die uiteindelijk niet
voldoende stemmen zal behalen om een zetel te veroveren. De Mettes boeken onder
aanvoering van De Schepper een klinkende overwinning: zij veroveren negen zetels, die
worden toegekend aan Roossens, Schoukens, Covens, Van der Schueren, Beyl, Bogaert en De
Vidts. De Doempers bekomen slechts twee zetels, met name voor Uyttenhove en Van der
Kelen.468 Wat onmiddellijk opvalt is de verjonging van het gemeentebestuur: niet alleen is het
voor acht van de elf gemeenteraadsleden de eerste keer dat ze als zodanig worden aangesteld,
de gemiddelde leeftijd ligt ook heel wat lager dan in 1938 (45 in plaats van 55).469 In de
nasleep van de verkiezingsuitslag haalt Martha Vermont-Hellinckx zwaar uit naar de Mettes
door te protesteren tegen de benoeming van „oorlogsburgemeester‟ Jozef De Schepper en
„VNV‟er‟ Petrus Covens. De gouverneur oordeelt echter dat deze klacht ongegrond is en enkel
stoelt op politieke naijver van de niet-verkozen kandidate.470
3.4. Strijtem
In Strijtem verloopt de herintegratie van de collaboratieverdachten bijzonder moeizaam. In
niet minder dan 35 procent van de gevallen heeft de omgeving erg weinig of geen begrip voor
de misstappen die werden begaan. Een van de oorzaken voor deze negatieve houding ligt
meer dan waarschijnlijk in de snelle invrijheidstelling van de meeste incivieken: slechts 18
procent van hen kwam niet vervroegd vrij, 53 procent kwam wel vervroegd vrij en 29 procent
werd buiten vervolging gesteld. Dat de bevolking bijzonder misnoegd is over deze gang van
zaken blijkt ondermeer uit de protestbrieven in verschillende incivismedossiers, waarin zij
467
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel: Staat van voordracht van kandidaten
voor het ambt van burgemeester (15/1/1947)
468
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel: Naamstaat der leden die deel
uitmaken van de gemeenteraad (13/1/1947)
469
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964). Naamstaat
der leden die deel uitmaken van de gemeenteraad (13/1/1947).
470
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964). Brief van de
gouverneur aan de minister van Binnenlandse Zaken (17/1/1947).
hun ongerustheid in verband met het – in hun ogen – onvoldoende bestraffen van de
collaborateurs.471
Deze
negatieve
houding
resulteert
ook
in
een
erg
laag
herintegratiepercentage (slechts 53 procent).
Reeds enkele dagen na de bevrijding, op 7 september 1944, komt het gemeentebestuur van
Strijtem opnieuw bij elkaar. Louis De Backer wordt aangesteld als dienstdoend burgemeester,
Gustaaf Evenepoel als dienstdoend schepen, en Frans De Bruyn en Jozef De Roock als
gemeenteraadsleden. Op de zitting van de gemeenteraad wordt deze opnieuw „in werking
gesteld‟ en worden de problemen in verband met de bevoorrading uitvoerig besproken. 472 Het
schepencollege beslist die dag ook de bevrijding te vieren door middel van het organiseren
van een Te Deum in de parochiekerk.473 Ondanks de eerdere protesten rond zijn aanstelling,
behoudt gemeentesecretaris Dierckx het vertrouwen van het gemeentebestuur en wordt hij op
basis van zijn „trouw en vaderlandsch gedrag tijdens de bezetting‟ met algemeenheid van
stemmen aanvaard als dienstdoend gemeentesecretaris.474
De gemeenteraadsverkiezingen van 1946 verlopen in Strijtem zonder strijd: er wordt slechts
een lijst ingediend, zodat er geen stemming hoeft plaats te vinden. Louis De Backer wordt
door het provinciebestuur aangeduid als burgemeester, Frans De Bruyn als eerste schepen,
Jozef De Roock als tweede schepen en Willem Van Elsen, Frans De Coster, Gustaaf Van der
Perre en Frans Kestens als raadsleden. Opvallend is dat deze lijst een samensmelting is van de
twee lijsten die bij de verkiezingen van 1938 opkwamen en dat verschillende kandidaten van
toen aldus op eenzelfde lijst opkomen. Bovendien betreft het slechts voor twee van de zes
gemeenteraadsleden een eerste indiensttreding, de overige vier werden reeds in 1938 al eens
verkozen.475
3.5. Besluit
In Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem is er na de bevrijding
sprake van erg beperkte schade aan de gemeentelijke infrastructuur. Het duurt enkele
maanden alvorens de problemen in de voedselvoorziening worden genormaliseerd, maar de
471
Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Verschillende dossiers.
Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (16/8/1944-31/10/1952): zitting
van 7/9/1944.
473
Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van het schepencollege (19/7/1886-31/12/1952):
zitting van 7/9/1944.
474
Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (16/8/1944-31/10/1952): zitting
van 14/11/1944.
475
Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 19201994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 112: Strijtem (1926-1964). Naamstaat
der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (30/11/1946).
472
plattelandsbewoners slagen er meestal in zich via zelfvoorziening en het smokkelen van
producten van eigen kweek naar de grootstad Brussel te behelpen.
Een grote meerderheid van de incivieken, met name 70 procent, slaagt erin zich na de uitpraak
en de eventuele straf die daarop volgt succesvol te reïntegreren in de dorpsgemeenschap. Vele
voormalige collaborateurs kunnen ook op het nodige begrip van de bevolking rekenen: in 42
procent van de gevallen stelt men zich positief op ten opzichte van de betrokken persoon, in
37 procent van de gevallen is men eerder onverschillig en slechts in een minderheid van 21
procent van de gevallen is men ronduit negatief over de betrokken persoon. Vooral jonge
militaire collaborateurs kunnen op veel begrip rekenen en slagen er meestal in zich
gemakkelijk te herintegreren. Men stelt dat zij „misleid‟ zijn geweest door de „echte
collaborateurs‟, doet hun inlijving bij Nieuwe Orde-formaties af als „een jeugdzonde‟ en is
ervan overtuigd dat zij door de repressie en epuratie voldoende gestraft zijn. De politieke
collaborateurs hebben het heel wat moeilijker om zich te reïntegreren: zelfs de
oorlogsburgemeesters Robert Motteux van Onze-Lieve-Vrouw Lombeek en Remi Wauters
van Strijtem die door de meerderheid van de bevolking als goede bestuurders worden aanzien,
hebben het niet altijd gemakkelijk om hun oorlogsverleden achter zich te laten. De bevolking
vindt in het algemeen dat de politieke collaborateurs onvoldoende gestraft zijn: velen zijn
buiten vervolging gesteld bij gebrek aan bewijzen of worden al snel vervroegd vrijgelaten.
Na de bevrijding herstellen de gemeentebesturen zich relatief snel. Enkel daar waar de
burgemeestersfunctie door de collaboratie van de oorlogsburgemeesters na de bevrijding
opnieuw diende te worden ingevuld, verliep dit herstel wat stroef. Nagenoeg overal werd de
vooroorlogse situatie (indien mogelijk) hersteld: gemeenteraadsleden die door de
Ouderdomsverordening aan de kant waren geschoven namen hun functie opnieuw op en
personen die tijdens de bezetting door de bezettende macht onwettig werden benoemd,
werden officieel uit hun ambt ontheven. De gemeenteraadsvcrkiezingen van 24 november
1946 zorgden niet echt voor een politieke aardschok, al brachten deze wel enkele
veranderingen teweeg. Zoals overal op het platteland bleven de traditionele lijsten van lokaal
belang de belangrijkste politieke spelers. Nieuwe lijsten (zoals de lijst Heremans in OnzeLieve-Vrouw Lombeek en Vermont-Hellinckx in Pamel) krijgen nergens voldoende stemmen
om een zetel te behalen. Qua politiek personeel is er overal een opvallende verjonging en
vernieuwing waarneembaar. De gemiddelde leeftijd van de gemeenteraadsleden ligt heel wat
lager in vergelijking met die van de gemeenteraden in 1938 en vele mandatarissen verschijnen
voor het eerst op het politieke toneel. In tegenstelling tot eerdere resultaten als deze uit de
studie van Guy Naudts, blijkt de verjonging in de gemeenten Borchtlombeek, Onze-Lieve-
Vrouw Lombeek en Strijtem ook voor het burgemeestersambt: de nieuwe burgemeesters zijn
alledrie jonge dertigers. In Onze-Lieve-Vrouw Lombeek is er met Emiel Van Cauwelaert een
voormalig verzetsstrijder aan de macht gekomen, maar het is niet zo dat hij zijn benoeming
louter aan deze activiteit te danken heeft: hij was reeds voor en tijdens de Tweede
Wereldoorlog lid van de politieke elite van de gemeente, zijn erkenning als weerstander heeft
hem vermoedelijk enkel een klein duwtje in de juiste richting gegeven. Het is met andere
woorden nergens zo dat uit het verzet een nieuwe politieke elite ontstaat.
Algemeen besluit
Tot besluit kunnen we stellen dat de lokale situatie van de gemeenten Borchtlombeek, OnzeLieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem grotendeels beantwoordt aan het typische beeld
van Vlaamse plattelandsgemeenten voor, tijdens en na de de Tweede Wereldoorlog. De lokale
gemeenschap vormt voor de plattelandsbevolking „het middelpunt van het heelal en de navel
van de wereld‟. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting in de beperkte interesse voor problemen van
de vooroorlogse nationale politiek, de keuze voor lijsten van lokaal belang bij de
gemeenteraadsverkiezingen van 1938 en 1946 en de keuze van de oorlogsburgemeesters om
het belang van de gemeente steeds op de eerste plaats te stellen. De kerk, de verenigingen en
het onderwijs slagen er door middel van een accommodatiepolitiek in het voortbestaan van
hun instellingen te verzekeren en deze - zonder veel inmenging van de Nieuwe Orde doorheen de vijandige bezetting te loodsen. De absolute hoofdzaak voor de inwoners betreft
het overleven onder de specifieke vooroorlogse, bezettings- en naoorlogse omstandigheden.
Fenomenen als verzet en collaboratie komen slechts bij een erg beperkt percentage van de
bevolking voor.
Wat betreft de vergelijking tussen de plattelandsgemeenten onderling, zijn er geen grote
verschillen tussen de verschillende dorpsgemeenschappen waarneembaar. In elk van de
gemeenten wordt een eigen, specifieke invulling gegeven aan lokaal bestuur (accommodatie
of collaboratie), waarbij het belang van de gemeenschap voor de machthebbers steeds op de
eerste plaats komt. De collaborerende burgemeesters slagen erin een „goed bestuur‟ te
verwezenlijken, maar ook de burgemeesters die een accommodatiepolitiek voeren loodsen
hun bevolking zo goed mogelijk door de bezetting. Op het vlak van de collaboratie en de
daarmee gepaard gaande repressie, epuratie, herstel en herintegratie zijn er grote gelijkenissen
tussen de verschillende gemeenten: in alle gemeenten zijn de categorieën van militaire en
politieke collaborateurs (elk met een specifiek prosopografisch profiel, een specifieke
strafmaat en een daaraan gerelateerde herintegratie) het meest vertegenwoordigd. Verder is
ook duidelijk dat de vooroorlogse politieke situatie een grote invloed heeft op het lokaal
bestuur tijdens de Tweede Wereldoorlog. Daar waar bij de Duitse inval een zwak (niet
voltallig, jong en onervaren zoals bijvoorbeeld in Strijtem) lokaal bestuur gevestigd is,
verloopt de infiltratie van Nieuwe Orde-gezinde personen in het gemeentebestuur veel
gemakkelijker als in gemeenten waar het lokaal bestuur over een groot gezag en een sterke
positie beschikt (zoals bijvoorbeeld in Pamel). Na de bezetting is er in alle gemeenten sprake
van een grote structurele continuïteit, maar tegelijkertijd van grote veranderingen in het
politiek personeel, dat op opvallende wijze vernieuwd en verjongd wordt.
Na de afzonderlijke bespreking van de verschillende deelaspecten van het dagelijkse leven
tijdens en rond de Tweede Wereldoorlog, konden er slechts weinig onderlinge verbanden
aangetoond worden. In gemeenten waar de politieke collaboratie zich erg toespitste op de
werving voor Nieuwe Orde-formaties werden bijboorbeeld wel erg grote percentages militaire
collaborateurs waargenomen, maar het is niet zo dat de politieke collaboratie in deze
gemeenten een invloed had op het socio-culturele leven of het verzet. Zoals reeds werd
vermeld, kan men hoofdzakelijk in de organisatie van het lokaal bestuur een zeker verband
vinden tussen de vooroorlogse context en de bezettingsperiode. Er is ook een duidelijke
relatie tussen de strafmaat en de succesvolle reïntegratie van voormalige collaborateurs
waarneembaar.
Bijlagen
Bijlage 1: Foto‟s Congres Rex, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, 9-10 juli 1938
Bijlage 2: Verslag majoor Weiss betreffende de gebeurtenissen van 18&19/5/40
Bijlage 3: Foto Geheim Leger, Zone III, Sector Aalst, Schuiloord „La Dinde‟
Bijlage 4: Grafieken prosopografische analyse verzet
Bijlage 5: Grafieken prosopografiesche analyse collaboratie
Bijlage 6: Grafieken prosopografische analyse repressie & epuratie
Bijlage 7: Grafieken prosopografische analyse herstel & reïntegratie
Bijlage 8: Klachtenbrief van de moeder van een geïnterneerde aan de Procureur
des Konings
Bijlage 1:
Foto‟s Congres Rex, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, 9-10 juli 1938476
Opzetten van het tentenkamp „Jacques de Borchgraeve‟ door rexistische jeugdbewegingen
Léon Degrelle tijdens een van de debatten in het kasteel Rokkenborch op zaterdag.
476
Bron: Brochure Congres Rex, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, 10-11 juli 1938.
Léon Degrelle en burgemeester Robert Motteux (in uniform) wonen de zondagsmis in de kerk
van Onze-Lieve-Vrouw Lombeek bij.
Léon Degrelle wordt plechtig ontvangen op het gemeentehuis van Onze-Lieve-Vrouw
Lombeek.
Léon Degrelle brengt hulde aan het momument voor de gesneuvelde soldaten.
In de kleine plattelandsgemeente wordt alles in gereedheid gebracht om de grootse
volksmeeting te organiseren.
De rexistische hoogwaardigheidsbekleders groeten de massa vanop een speciale triomfboog.
Léon Degrelle spreekt de menigte toe vanop de indrukwekkende tribune.
De meeting wordt gedragen door veel ontzagwekkend uiterlijk vertoon (een enorme tribune,
veel vlaggenvertoon,…) en opruiende toespraken.
De rexistische hoogwaardigheidsbekleders brengen de groet.
Duizenden enthousiaste aanhangers wonen de Landdag op zondag bij…
…en groeten de leiders.
Bijlage 3:
Verslag majoor Weiss betreffende de gebeurtenissen van 18 en 19 mei 1940 477
„Terwijl we vanuit Wambeek de hoofdweg in Zuid-Westelijke richting namen, herkende ik
onmiddellijk de weg die in het Engelse document
478
als terugtochtroute D genoteerd stond.
Op hetzelfde ogenblik verscheen een Engels verkenningsvliegtuig boven ons. Ik besloot vanuit
Borchtlombeek door te stoten naar het kanaal bij Okegem 479 zonder gebruik te maken van de
Engelse terugtochtroute E. Over Borchtlombeek trokken we naar Strijtem en zo verder over
Ledeberg naar Pamel. Toen we pas Borchtlombeek verlaten en de eerste huizen van Strijtem
bereikt hadden, begonnen de Engelse kanonnen de terugtochtroute D, die over Kattem liep, te
beschieten. Voortdurend werd onze afdeling onder vuur genomen. Toen we onze infanterie in
het Noord-Westelijke deel van Pamel aan het kanaal gekomen was, werden ze plots onthaald
op granaten en mitrailleursalvo‟s. Om hieraan te ontsnappen, gingen we de hoogte in de
buurt van het kanaal bezetten. Toen echter om een uur ‟s nachts het artillerievuur gevoelig
toenam, trokken we ons terug op de stellingen van de versterkte 3e compagnie en ik gaf het
bevel ons op de verdediging van onze positie voor te bereiden. Ononderbroken duurde de
beschieting voort tot bij zonsopgang. Het ergste moest nog komen: om zes uur begon een
Engelse batterij zich in te schieten en haar granaten kwamen met grote precisie op de
gevechtsstellingen van ons bataljon terecht, zodat we onze posities moesten verleggen. (…)
Het gevolg was dat ik het bevel van de divisiecommandant om bij zonsopgang het kanaal over
te steken niet kon uitvoeren.‟
477
Bron: H. Van Herreweghen, „Wereldoorlog II in de Denderstreek.‟, Ninove, Sint-Alloysiuscollege, 1984, pp.
5-6.
478
Dit document werd bij een tankgevecht in Groot-Bijgaarden eerder die dag buitgemaakt op een gewonde
Engelse luitenant die er krijgsgevangen werd genomen.
479
Weiss bedoelt de Dender.
Bijlage 3:
Foto Geheim Leger, Zone III, Sector Aalst, Schuiloord „La Dinde‟480
480
s.n., „Na vijftig jaar: gedenkboek van de oorlog 1940-1945. Gesneuvelden, oudstrijders, concentratiekampen,
weerstanders.‟, Liedekerke, s.n, 1995, p. 120.
Bijlage 4:
Grafieken analyse
verzet
Bijlage 5:
Grafieken analyse
collaboratie
Bijlage 6:
Grafieken analyse repressie &
epuratie
Bijlage 7:
Grafieken analyse herstel &
herintegratie
Bijlage 8:
Klachtenbrief van de moeder van een geïnterneerde aan de Procureur des
Konings 481
„Geachte Heer Procureur,
Ik zijn gisteren maandag naar Asch482 geweest, de Witte Brigade van Pamel had ons
verwittigd dat wij zoo spoedig mogelijk bij onzen zoon moesten gaan, met kleren en eten,
want dat zij uit Asch gingen vetrekken. Ik maakte de pakken en weg was ik, de baan op, te
voet naar Asch, 3 uren wijd, mijne voeten kapot, ik kon niet meer. Een mens van 53 jaar en
zoo moeten lijden voor haren zoon van 18 jaar oud, die nog kind bij de zwarten gegaan was,
in een vlaag van opgewondenheid. ‟t Is de groote schuldige die ze zouden moeten halen en
opsluiten en straffen, die zulke kinders op dien weg gebracht hebben, Heer Procureur!
Wij kwamen in Asch, wij stonden aan de poort van ‟t gevang en wij kregen bevel ons allen te
verwijderen “Of ik schiet u allen dood” zegde een der wachters. Wij moesten met onzen last
terug naar huis.
Zou den Heer Procureur door Zijne hooge tusschenkomst daar geen einde kunnen aan
maken?? De jongens die daar opgesloten zitten moeten allen kreveren van honger, zoo
verteld mijn zoon mij, indien zij van hun volk geen eeten mogen ontfangen en wij mogen haast
niets dragen!
Zeer geachte groeten,
M.D.S., weduwe, Pamel‟
481
Bron: Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: vonnis nr.
113/45.
482
Naar het interneringskamp „De Morette‟ in Asse.
Download