Uiergezondheid

advertisement
Juli 2016
Uiergezondheid
Uierontsteking (mastitis) is nog steeds de meest voorkomende ziekte op melkveebedrijven. Jaarlijks krijgt ongeveer
28% van de melkkoeien in Nederland hier mee te maken. Het is de ziekte die het meeste kost en waartegen het
grootste deel van de antibiotica wordt gebruikt. Reden genoeg om een aantal aspecten van het behandelen van uierontsteking, m.n. milde gevallen, eens tegen het licht te houden.
Behandeling van uierontsteking
Voordelen van een behandeling zijn:
 Betere gezondheid en welzijn van de koe.
 De symptomen verdwijnen sneller.
 Minder productieverlies.
 Voorkomen dat het kwartier chronisch besmet raakt. (Persistentie)
 Kans op transmissie naar andere koeien verminderen.
 Betere melkkwaliteit en voedselveiligheid.
Nadelen van een behandeling:
 Risico van antibioticaresiduen in de melk.
 Resistentieontwikkeling van de bacteriën waardoor ze mogelijk ook humaan minder goed werken.
 Kosten.
Soorten mastitis
Het is goed om aan de hand van de verschijnselen 3 soorten mastitis te onderscheiden:
 Mild: Alleen de melk is afwijkend, 50% van de gevallen.
 Matig: De melk is afwijkend en het uier is afwijkend (gezwollen, hard, gevoelig, warm), 35%.
 Ernstig: De melk en het uier is afwijkend en de koe is ziek, 15%.
Bij een infectie door E. Coli blijkt deze in 25% van de gevallen een milde, in 40% een matige en in 35% een ernstige
mastitis te veroorzaken. Voor Streptococcen is dit respectievelijk 40%, 35% en 25% en bij Stafylococcus Aureus (SAU)
60%, 25% en 15%.
Wanneer mastitis behandelen?
Het is duidelijk dat bij een ernstige mastitis niet gewacht kan worden en de koe direct behandeld moeten worden,
maar is dit bij een milde mastitis ook zo? Hier is veel onderzoek naar gedaan en een behandeling blijkt in veel gevallen niet nodig te zijn.
Om te kunnen bepalen of een milde mastitis een behandeling nodig heeft, is het zeer belangrijk om de veroorzaker
van de ontsteking te kennen. Het blijkt dat het niet vaak voorkomt dat een uierontsteking, die op het moment van
ontdekken als mild wordt beoordeeld, later toch nog ernstig wordt. Wanneer 24 uur later wordt begonnen met de
behandeling blijkt dit geen negatief effect te hebben op het uiteindelijk resultaat. Door Bacteriologisch Onderzoek
(BO) op de praktijk weet u na 24 (soms 48) uur welke kiem er in het spel is.
Bij een milde mastitis is dit in Nederland: 25% geen groei, 25% E. Coli, 20% Streptococcen, 10% CNS, 10% SAU en
10% overige bacteriën.
Wanneer er bij een milde mastitis geen groei is of een E. Coli (samen 50%) wordt gevonden hoeft de koe niet te worden behandeld, dit heeft geen toegevoegde waarde. Dit bespaart veel kosten t.a.v. niet geleverde melk, medicijnkosten en verlaagt het antibioticagebruik.
Bij een infectie door Streptococcen en CNS is het juist van belang deze wel te behandelen om te voorkomen dat
Juli 2016
deze kiem chronisch wordt. Wanneer een koe al vaker dan 2x aan hetzelfde kwartier is behandeld of langer dan 3
maanden een hoog celgetal heeft is de behandeling meestal niet succesvol.
Wanneer SAU de veroorzaker is hangt het succes van de behandeling af van een aantal factoren: Wanneer de kiem
Penicilline Ongevoelig (PO) is, het celgetal al langer dan 3 maanden hoog is, het kwartier al vaker behandeld, het dier
ouder is (3e lactatie of meer), meerdere kwartieren zijn aangetast of er voelbare veranderingen in het uier aanwezig
zijn is de behandeling zelden succesvol.
Wanneer een behandeling weinig kans van slagen heeft zijn er een aantal andere opties: kwartier droogzetten, koe
droogzetten, koe apart zetten (als laatste melken) of afvoeren.
Genezing van mastitis
We spreken officieel pas van genezing als de bacterie uit het kwartier is verdwenen. Dit is na een behandeling met
een injector het geval in 75% van de gevallen bij E. Coli, 50% bij Streptococcen, 55% bij CNS en 25% bij SAU. Wanneer
bovenstaande criteria worden toepast bij SAU worst het percentage verhoogd naar zo’n 60%.
Ook de behandelingsduur heeft invloed op het genezingspercentage. Bacteriën die dieper in het uierweefsel gaan zitten zijn moeilijker te bereiken met antibiotica. Langer behandelen is niet zinvol
bij E. Coli, CNS en Streptococcus Dysgalactiae, maar wel bij Strepotococcus Uberis en SAU. Een behandeling mag gedaan worden
volgens het Bedrijfsbehandelplan (BBP), langer behandelen kan
alleen wanneer de dierenarts dit voorschrijft aan de hand van een
BO. Nog een reden om meer BO te doen
Het duurt bij een mastitis gemiddeld 4-6 dagen voordat de melk er
weer normaal uitziet. Dit is onafhankelijk van het feit of het kwartier ook bacteriologisch is genezen. Het feit dat de
melk na een behandeling (meestal 2 tot 3 dagen volgens BBP) nog afwijkend is, is geen goede graadmeter om een
behandeling te verlengen of een nieuwe behandeling toe te passen.
Het behandelen van een subklinische mastitis (geen afwijkende melk, bacteriën in de melk) is vaak ook zinvol:
 Voorkomen van een klinische mastitis (30% wordt klinisch).
 Besmetten van andere koeien voorkomen, aantal uitscheiders verminderen, infectiedruk verlagen.
 Productieverlies beperken, iedere verdubbeling van het koecelgetal van 50.000 geeft een verlies van gemiddeld 1
kg melk per dag. (400.000 = 3 kg/dag).
Wanneer een koe in 2 van de 3 laatste celgetaluitslagen (maandelijkse MPR) verhoogd is (boven de 250.000), is het
aan te raden BO te doen en afhankelijk van de uitslag de koe te behandelen.
Wist u:
Dat er een nieuwe mastitisinjector in aantocht is (zomer 2016) waar alleen een 1e keus antibiotica in zit? Alle huidige
injectoren hebben 1 of meer 2e keus antibiotica. Omdat er nu nog geen alternatief is mogen ze op uw BBP staan.
Hoe de regelgeving hier mee om zal gaan is nog niet bekend, maar het is niet onmogelijk dat in de lijn van de andere
antibiotica dit middel als enige injector op uw behandelplan mag komen te staan.
Heeft u vragen?
Bijvoorbeeld naar aanleiding van deze nieuwsbrief? Of heeft u advies nodig? Wij helpen u graag verder!
Wij zijn te bereiken via: T: 06 - 46 72 53 02 E: [email protected] W: www.deoosthof.nl
Download