Opoe Wij waren bang voor opoe. Ze was zo anders dan haar enige zoon, de zachtaardige man die mijn vader was. En ook heel anders dan onze andere grootmoeder, die wij oma noemden. Van het Hogeland kwam ze. Keek ze daarom neer op de knechten die op de boerderij werkten? Een van haar boerderijen, moet ik zeggen, want ze had er drie. Rijk was ze en erg op de penning. Het enige wat ze ons soms toestopte, was een klef pepermuntje, dat naar eau de cologne rook en er ook naar smaakte. Ze woonde afwisselend bij haar dochter en haar zoon. Om de drie, vier of vijf maanden ondernam ze de tocht van veertig kilometer van de ene naar de andere boerenstee. Als ze over de laan kwam aanfietsen – we wisten nooit wanneer ze zou komen – sloeg de schrik ons om het hart. Nog voel ik de kilte van haar hand, die ze om je arm klemde, voordat ze over haar verloofde begon, altijd maar weer. Die was gestorven, voordat ze met onze grootvader trouwde – een opa, die wij nooit gekend hebben. Met een half oor luisterden we naar haar verhalen. Te jong en te ongeduldig waren we om begrip op te brengen voor het oude mens. Om ons af te vragen waarom ze zo naar deed tegen onze vriendjes en vriendinnetjes. Wat het geheim achter die boosaardigheid was. Jaren later ging ik met mijn moeder soms naar het tehuis waar opoe was opgenomen. Louter uit plichtsbesef bezochten wij het statige huis waar ze met een vijftal andere bejaarden woonde. Naar mijn vader vroeg ze na de eerste paar keer niet meer. Ze dwaalde steeds verder terug in haar herinneringen. Verwonderd luisterde ik naar haar verhalen over dansfeesten op de deel. In haar kindsheid was ze vrolijk en eindelijk bevrijd van een groot verdriet. Alzheimer gunde ons een blik op de vrouw die ze ooit geweest moest zijn. Gebruiksvoorwaarden Het werk van schrijvers en dichters op Nederland Schrijft mag gratis worden gelezen en/of gedownload voor eigen gebruik. Iedere verspreiding, openbaarmaking, verveelvoudiging of bewerking is niet toegestaan.