Hoe planten overleven Suikeroompjes De rest van de planten – met circa 95% de overgrote meerderheid – zijn ’blijvers’. Als boom, heester, bol-, knol- en wortelstokgewas moeten ze langdurig op dezelfde plaats overleven. Daarom hebben deze meerjarige planten geen eigen haarwortels, maar gebruiken ze het veel uitgebreidere bodemschimmel­ netwerk als verlengstuk van hun eigen korte, vlezige wortels. Samen met een passende schimmel van het netwerk vormen ze een zogenaamde mycorrhiza of ’schimmelwortel’. Daarmee is de toevoer van water en mineralen verzekerd, zij het in een traag tempo. En juist dat is voor langlevende planten van vitaal belang. Want door de trage aanvoer van mineralen via het schimmelnetwerk wordt de celgroei van de eraan gekoppelde meerjarige planten beperkt. Omdat hun fotosynthese wel doorgaat, zelfs gestimuleerd wordt na infectie met de schimmel, ontstaat er een suikeroverschot. Dat wordt grotendeels vastgelegd in dikke celwanden, vooral van hout. Afgestorven hout en ander strooisel is een belangrijke energiebron voor de bodemschimmels. Maar als echte suikeroompjes kunnen de meer­jarige planten uit hun suikeroverschot hun schimmelpartners ook direct belonen. De gemeenschappelijke mycorrhiza fungeert daarbij als ’marktplaats’, daar worden de suikers uitgewisseld tegen mineralen. In ruil voor energie in de vorm van nectar krijgen de planten ook ­mineralen via afval dat schimmel kwekende (en zaad verslepende) mieren naar hun nabijgelegen nesten brengen. Ook houtrotschimmels zijn voor veel langlevende bomen van belang. Samen met insecten zorgen die voor holle stammen waarin vleermuizen en vogels kunnen huizen. Ook die laten mineralen achter via hun uitwerpselen. Maar het merendeel van de mineralen komt via de mycorrhizaschimmels terug uit dood hout en strooisel dat wordt afgebroken door bacteriën en bodemschimmels (zie schema boven, de mineralenkringloop). Meerjarige planten overleven dus door samenwerking, door symbiose, waarbij energie in de vorm van hout en suikers wordt geruild tegen mineralen, bestuiving en zaadverspreiding. Via het diep doorlopende Kortlevende pionierplanten kunnen massaal kiemen zolang het bodemschimmelnetwerk afwezig is bodemschimmelnetwerk kunnen meerjarige planten altijd aan water komen. Alleen in de bovenlaag van een bosbodem kan het ’s zomers langdurig uitdrogen. De bosplanten overleven dan met een verplichte zomerrust, ze groeien en bloeien dan in de herfst en in het voorjaar. Stinzenplanten zijn daarvan een goed voorbeeld. Planten met schimmelstrategie Planten zouden tijdens de evolutie zijn ontstaan door fusie van groene algen en schimmels. Van de algen erfden ze de fotosynthese en de bijbehorende groene cellen. En van de schimmels de secundaire plantenstoffen, de ’chemie om te overleven’. En ook de ­bijbehorende langgerekte celtypen: vezels en transportvaten voor suikers, water en melksappen. Beide celtypen zijn in planten eenvoudig herkenbaar. Alle groene planten leggen energie vast via de fotosynthese, ze zijn ’fotoautotroof’. Onder omstandigheden waar fotosynthese door gebrek aan zonlicht onmogelijk is maar waar energie letterlijk voor het opscheppen ligt, zoals in diepe schaduw in bossen waar dikke pakken humus ophopen, daar kunnen saprofytische planten groeien. Die zijn evenals bodemschimmels gespecialiseerd in het gebruiken van humus als bron van energie. Ze hebben geen bladgroen, maar wel sterk ontwikkelde mycorrhiza’s. Een bekend voorbeeld is het vogelnestje, Neottia nidus-avis, een saprofytische orchidee. Ook zaailingen FOTO: ROSE-MARIE GERRITSEN overschot onder bomen en struiken FOTO: BRIAN KABBES Kortlevende akkeronkruiden Akkeronkruiden zijn de feestvierders en gifkikkers onder de planten. Ze kiemen massaal op plekken waar door verstoring van de bodem veel ­minerale voedingsstoffen, zoals fosfaat vrijkomen en (tijdelijk) voldoende water is. Bijvoorbeeld in een dynamisch kust- of rivierenlandschap, of na stormen in bosgebieden. Maar ook op bermen langs wegen, op akkers en in moestuinen wordt de bodem door ploegen en spitten danig verstoord. Daardoor verliezen de bodemschimmels tijdelijk de controle en kunnen de zaden van kortlevende onkruiden (pionierplanten) als papaver en koolzaad massaal kiemen. Deze pioniers vormen een uitgebreid en sterk vertakt wortelstelsel met veel wortelharen zodat ze optimaal van water en mineralen profiteren voordat die weglekken. Omdat hun groei niet door mineralen maar eerder door energie wordt beperkt moeten ze daar zuinig mee omgaan. Ze beschermen zich dan ook met kleine hoeveelheden sterk biologisch actieve stoffen, bijvoorbeeld om belagers buiten te houden. Ook vormen ze vooral dunwandige cellen, slechts weinig vezels om hun suiker transporterende bastvaten te beschermen en maar dunne houtvaten voor het transport van water. Het zijn dus vaak sappige, giftige planten met opvallende bloemen die snel bestoven moeten worden om veel zaden te vormen, voordat water en de vrij beschikbare voedingsstoffen schaars worden en het kiem remmende bodemschimmel netwerk zich weer vestigt. Akkeronkruiden overleven zulke voor hen ongunstige tijden als zaad in de bodem, dat weer massaal kiemt bij een volgende verstoring. Het zijn dus ’wijkers’ die in totaal slechts circa 5% van alle planten uitmaken. mycorrhizaschimmels profiteren van het energie- Een volledig parasitaire tropische Balanophorasoort. De ’plant’ zit vol met wasachtige secundaire plantenstoffen die karakteristiek zijn voor de ’schimmelchemie’ van melksapvaten van andere orchideeën groeien saprofytisch via hun specifieke mycorrhiza­ schimmels, dus ’mycoheterotroof’. Zelfs veel volwassen groene orchideeën zoals het bosvogeltje en de wespen­ orchis kunnen zo tientallen procenten van de benodigde energie uit humus­ afbraak krijgen. Dat geldt waarschijnlijk ook voor veel andere bosplanten. En zeker ook voor planten als gentiaan en Lobelia. Niet voor niets zijn deze planten zo moeilijk in tuinen te kweken. Ook parasitaire planten kunnen ­hetero­troof groeien. Ze gebruiken dan suikers uit het energieoverschot van FOTO: DAAN SMIT Dr. Wim J. Baas is chemisch ecoloog en eigenaar/beheerder van de Moeras- en Stinzenplantentuin in Westbroek (bij Utrecht-Overvecht) In de natuur is alles gericht op overleven, dus op groeien en vermenigvuldigen en daarvoor zijn water, mineralen en energie van levensbelang. Bij dieren geldt ’eten of gegeten worden’ en ’survival of the fittest’ om dat te bemachtigen. Aanvallen en vluchten zijn dan belangrijke overlevingsstrategieën, maar dat kunnen planten niet. Wel kunnen ze zelf energie vastleggen, door kooldioxide met behulp van zonlicht in suikers om te zetten (fotosynthese). Daarmee kunnen ze groeien en ook afweerstoffen maken. En met een energieoverschot kunnen ze levenslang energie aanbieden aan potentiële vijanden, in ruil voor water en mineralen. FOTO: ROSE-MARIE GERRITSEN Wim Baas Schimmelafhankelijke meerjarige planten en hum Schubwortel, Lathrea clandestina, heeft geen bladgroen en is dus heterotroof. Deze volledig parasitaire plant onttrekt niet alleen suikers maar ook water en mineralen aan de wortels van bomen waardplanten, waaraan ze met zuig­ organen (haustoria) aantappen. Een mooi voorbeeld is de paarse schubwortel, Lathrea clandestina. Die parasiteert op boomwortels en vormt in het vroege voorjaar wratachtige structuren met uitsluitend bloemen. Na het rijpen van de (door mieren verspreide) zaden gaat de plant weer in zomerrust. Het summum van de ’plant als schimmel’ is een volledig parasitaire tropische Balanophorasoort, die zeer lang voor een paddestoel werd gehouden. De ’plant’ zit vol met wasachtige secundaire plantenstoffen die karakteristiek zijn voor de ’schimmelchemie’ van melksapvaten en die verwant zijn aan antibacteriële verbindingen uit wierook. Opgerold met een lont erin is de plant direct bruikbaar als kaars! n OnzeEigenTuin/Zomer 2013 35